| |
| |
| |
Marjolijn Februari
De literaire kring
door Bart Vervaeck
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De literaire kring van Marjolijn Februari (1963 Coevorden) verschijnt in maart 2007. De flaptekst noemt het boek ‘de grote Nederlandse roman over de weldenkende klasse’. Die klasse wordt gesymboliseerd door de foto op het voorplat, die de achterkant toont van een figuur in toga. De roman toont inderdaad de achterkant van de betere klasse. Het motto van Thomas Carlyle gaat over ‘the duty of staying at home’; het pleit ervoor de directe omgeving en de eigen kleine wereld als vertrekpunt te gebruiken om grotere zaken aan te pakken. Dat is wat De literaire kring doet: een klein segment van de Nederlandse maatschappij wordt behandeld als uitgangspunt voor een grootschalige kritiek op de hedendaagse maatschappij.
Het boek stond op de longlist van de AKO Literatuurprijs 2007, de shortlist van de Libris Literatuur Prijs 2008 en werd genomineerd voor de Gouden Uil Literatuurprijs 2008. Medio 2008 waren er elf drukken verschenen. De roman telt 254 pagina's en bestaat uit vijf delen (‘De ontmoeting’, ‘De herinnering’, ‘De keuze’, ‘Het boek’ en ‘De verklaring’) die onderverdeeld zijn in vijf tot acht hoofdstukjes waarin de gebeurtenissen afwisselend bekeken worden vanuit het perspectief van de verschillende personages.
Het schandaal van de vergiftigde glycerine, dat centraal staat in het verhaal, is gebaseerd op de zaak Vos B.V. Dat bedrijf uit Alphen aan de Rijn verhandelde in 1995 een partij onzuivere glycerine, die uiteindelijk in Haïti gebruikt werd door een farmaceutisch bedrijf, dat er een hoestsiroop mee maakte. Meer dan zestig kinderen stierven. In 2001 bereikte het Openbaar Ministerie een overeenkomst met het bedrijf, dat ervan afkwam met een boete van iets meer dan 200.000 Euro. De nabestaanden van de slachtoffers tekenden beroep aan, maar er werden geen schuldigen aangeduid of gestraft; de zaak werd geklasseerd als een overtreding van de wet milieugevaarlijke stoffen.
| |
| |
| |
Inhoud
In een rustig dorp in de provincie zien we een aantal vertegenwoordigers van de betere klasse aan het werk. De negenentwintigjarige Teresa Pellikaan is getrouwd met de twintig jaar oudere bankier John. Het huwelijk is overwegend een zakelijke afspraak en onder de beleefde omgangsvormen tussen de partners schuilt niet veel liefde, laat staan passie. De vader van Teresa, Randolf, is staatsrechtgeleerde en columnist. Hij is de spil van een netwerk van plaatselijke notabelen die nationaal en zelfs internationaal veel macht hebben. Maar hun macht wordt gecamoufleerd door hun fatsoenlijke levensstijl die aaneenhangt van dure en modieuze objecten, beschaafde gedragsregels en culturele activiteiten. De literaire kring die ze gevormd hebben is een kernsymbool van deze levenswijze.
Op een zaterdag in april arriveert de journalist Victor Herwig in het dorp. Hij heeft nog met Teresa op school gezeten en wil meer te weten komen over een andere vroegere klasgenote, Ruth Ackermann. Als puber had zij heel wat problemen, onder meer door de herhaalde zelfmoordpogingen van haar moeder. Nu is ze een gevierd auteur, schrijfster van de internationale bestseller De zomer van de linnen schoenen. Daarin vertelt ze het grotendeels autobiografische verhaal van een meisje dat in een psychiatrische instelling verliefd wordt op een medepatiënt. Ondanks de vele tragische momenten, is het een grappig boek dat goed afloopt. Terloops wordt ook even vermeld ‘dat de vader van het meisje een topcrimineel is die al tachtig doden op zijn geweten heeft’.
De literaire kring wil de bestseller niet lezen, zogenaamd omdat het boek niet het vereiste literaire niveau haalt, maar Victor ontdekt dat de criminele vader, Erik de Winter, vroeger een lid van de kring was. Zeventien jaar geleden verhandelde hij willens en wetens vergiftigde glycerine. Hij vroeg Randolf Pellikaan en diens collega's om juridisch advies, en zij vertelden hem dat hem wettelijk niets verweten kon worden. Ze probeerden hem niet tegen te houden, integendeel, hun impliciete boodschap was dat hij gewoon kon doorgaan met de verkoop. De glycerine kwam terecht in Haïti en werd verwerkt in hoestsiroop. Toen dat leidde tot tachtig doden liet de literaire kring hun vroegere vriend vallen. Zijn dochter Ruth veranderde haar familienaam: ze koos de naam van haar moeder, die in een instelling leeft. De Winter moest ontslag nemen en dat vond het Openbaar Ministerie voldoende als zoenoffer. Het bedrijf, Bloem BV, kon volstaan met een boete van 250.000 Euro. Zeven jaar na het schandaal betaalde de Nederlandse overheid een schamele schadevergoeding aan de nabestaanden van de
| |
| |
slachtoffers, ‘een paar duizend euro per familie’. Het jaar daarop staakten de nabestaanden hun gerechtelijke procedures, in het besef dat ze machteloos stonden tegenover een corrupt systeem dat de verantwoordelijken beschermt.
Victor, die altijd iets van een wereldverbeteraar heeft gehad, probeert via Teresa het boek en de zaak van Ruth op de agenda van de literaire kring te plaatsen. Teresa krijgt steun van John en van Lucius, een briljante advocaat met genoeg principes om zich kritisch op te stellen tegenover zijn collega's van de kring, maar met te weinig moed om daadwerkelijk iets te veranderen aan die kring. Uiteindelijk wordt het boek wel gelezen maar niet besproken. De literaire kring fungeert als een perfecte ‘conspiracy of silence’.
Toch is het gevaar nog niet bezworen. De schrijfster wordt door de plaatselijke boekhandel uitgenodigd voor een lezing in de kerk. Die vindt plaats op zondag 18 mei (wat het verhaal in 2003 zou situeren). De eerste woorden van Ruth zijn zo goed als de laatste woorden van de roman. De interviewer vraagt haar hoe ze het dorp overleefd heeft en zij antwoordt: ‘Ik ben veel te verlegen om dood te gaan.’ Ook zij houdt dus vast aan de beleefdheidsregels. In haar boek rakelt ze het schandaal niet op, en dat doet uiteindelijk niemand in het dorp. Teresa is verbouwereerd wanneer ze verneemt wat Ruths vader en Randolf op hun geweten hebben, maar ze zwijgt om haar huwelijk en positie niet in gevaar te brengen. Lucius toont haar een video waarin de moeder van een glycerineslachtoffer aan het woord komt, maar ook hij doet niets om het netwerk en de literaire kring aan te vallen. Hetzelfde geldt voor Victor. Aan het eind lijkt de crisis bezworen en kan het dorp weer indommelen.
| |
Interpretatie
Thematiek
De literaire kring is een roman over goed en kwaad. Alle thema's van het boek draaien rond twee centrale vragen: hoe kunnen we bepalen wat goed en slecht is en wat kunnen we doen als we weten wat ethisch is? De eerste vraag is een filosofische kwestie, de tweede een praktische. De roman confronteert die twee dimensies: hij is bespiegelend maar toont tegelijkertijd hoe moeilijk het voor de mens is om tot actie te komen.
Een eerste groep ethische thema's heeft te maken met de voorkeur voor de kleine, eigen omgeving. In Park Welgelegen formuleert Februari ‘een simpele grondregel’ voor haar ‘doe-het-zelf-moraal: je moet in het leven altijd strenger zijn voor je vrienden dan voor je vijanden’. In De literaire kring wordt het kwaad niet gezocht bij anderen en op exotische plekken, maar
| |
| |
bij onszelf en in Nederland. Meer bepaald wordt de zogenaamd goede klasse kritisch doorgelicht, de groep die zichzelf ziet als morele gids en die meent dat het kwade slechts buiten de eigen leefwereld bestaat.
De aandacht voor het gewone wordt in de roman een vrouwelijke eigenschap genoemd. Zo bewondert Gabriëlle, lid van de literaire kring, de klassieker Trifles van Susan Glaspell. Dat boek gaat over ‘de eeuwige tegenstelling tussen de mannen, met hun gewichtige uiteenzettingen over de wet, en de vrouwen met hun simpele verhalen over schone handdoeken en zelfgemaakte jam’. Zaak is, dat die vrouwen beter begrijpen wat goed en slecht is, en dat ze hun begrip ook makkelijker in daden weten om te zetten. Ruth Ackermann volgt dezelfde werkwijze: onder het mom van een herkenbare, komische liefdesgeschiedenis vertelt zij een tragisch verhaal dat de lezer wil aanzetten tot een andere visie, misschien zelfs een andere levenswandel. Een man als Randolf Pellikaan eist dat de literatuur ‘een bijdrage aan de politieke cultuur van een land’ levert, maar ‘Ruth Ackermann zou tegenwerpen dat er vanuit de schrijver gezien geen politieke cultuur bestaat, geen wereldgeschiedenis en geen tragedie, het enige wat zij in literatuur kan ontdekken is de individuele reactie erop, de psychologische redding van de fictie’. Ook Teresa heeft diezelfde gerichtheid op het kleine, waardoor zij soms in botsing komt met John, haar man, bijvoorbeeld wanneer ze hem vraagt wat er nu zo interessant is aan nine eleven.
De spanning tussen het hoogdravende en het bescheiden niveau wordt in de roman onderstreept door de vele culturele referenties, die nu eens uit hoogstaande literatuur afkomstig zijn (W.B. Yeats, A. Oz, A.S. Byatt, Ch. Lamb), en dan weer uit de populaire traditie van popsongs (Tom Waits, René Froger) en publieksfilms (The Love Bug en Four Weddings and a Funeral). Meer dan eens doorkruisen die twee werelden elkaar, bijvoorbeeld wanneer een taxichauffeur in Amsterdam over de oneindigheid filosofeert. Deze ‘taxichauffeur met zijn gemillimeterde hoofd’ is een cameo van de filosofische schrijver Gerrit Krol, die onder meer Het gemillimeterde hoofd en De chauffeur verveelt zich publiceerde.
De tegenstelling tussen de kleine en grote wereld wordt in De literaire kring verbonden met de twee centrale vragen: de definitie van goed en kwaad en de gepaste reactie daarop. Op kleine schaal toont het verhaal hoe Teresa gaandeweg ontdekt wat goed en slecht is in haar omgeving, en hoe ze daarop reageert. Op wereldschaal lijkt het veel moeilijker te ontdekken wat goed en slecht is. Maar in feite is dat grote niveau een aaneenknoping van kleine niveaus. Zoals de kennissenkring van
| |
| |
Randolf steeds verder uitdeint in een netwerk van macht en nepotisme, zo plant de lokale macht zich voort over de hele wereld. De moeder van een van de glycerinedoden zegt het duidelijk: ‘Er zijn wortels van het kwaad die aan de ene kant van de wereld hun begin hebben en aan de andere kant van de wereld bovengronds komen.’ De grootte van dat netwerk en systeem wordt vaak gebruikt als excuus om niets te doen tegen al het onrecht. ‘Het had te maken met de verminderde greep op het leven [...] dat mensen zich niet meer verantwoordelijk voelden. Het kwam door de globalisering met al die netwerkeconomieën en ketencompany's.’ De ethische reactie wordt overgelaten aan andere grote instituten: ‘Het was mooi dat er systemen waren om de verantwoordelijkheid van mensen over te nemen.’
Een tweede groep ethische thema's verbindt de moraal met de economie. In de wereld van de literaire kring valt ‘goed’ samen met ‘gegoed’. De rijken zouden moreel hoogstaander zijn dan de armen, net zoals mannen politiek correcter zouden zijn dan vrouwen. Er is een ‘ingenieuze wisselwerking tussen de deugd, als de verworven neiging het goede te doen, en een zakelijk talent’. Wie het (financieel) goed doet, doet goed. Wie ‘nooit geld’ heeft gehad, getuigt van ‘morele minderwaardigheid’. De ‘morele elite’ is in feite een economische elite, maar ze heeft de macht om van geld deugd te maken: zij kan het financiële omzetten in het ethische.
Twee domeinen zijn cruciaal in deze omzetting. Ten eerste het juridische. De wet en het gerechtelijke apparaat maken het mogelijk het kwaad te vergoeden met geld. Dat is het principe van de schadevergoeding. Voor de doden die Erik de Winter op zijn geweten heeft, hoeft hij niet naar de gevangenis. Zijn bedrijf moet compensatie betalen en hij verliest zijn baan - dus zijn geld. Het tweede domein is de kunst, die de rijke klasse een culturele superioriteit schenkt. De betere klasse koopt de juiste boeken en kunstwerken, ze dragen het juiste parfum, de betere mode en rijden in de gepaste auto's. De literaire kring staat vol van dergelijke statussymbolen en onderstreept daardoor dat literatuur ook zo'n symbool is.
| |
Titel
De literaire kring van Randolf Pellikaan gebruikt de literatuur om hun economische macht te maskeren en te vertalen tot culturele kennis. Goedegebuure heeft erop gewezen dat een literaire kring geen leesclub is. Het gaat om een andere klasse, in alle betekenissen van dat woord. De sociale en economische klasse wordt dankzij de literatuur een distinctief teken van ‘echte’ klasse. Literatuur en cultuur functioneren volgens De literaire kring ‘als morele witwasorganisaties, waar de leden van de culturele elite konden laten zien dat ze een ziel hadden’. De
| |
| |
rijken ‘lezen omdat ze er beter van worden, in immaterieel opzicht dan tenminste’. Bovendien laat cultuur hun ook toe de boze buitenwereld in verteerbare vorm tot zich te nemen: ‘Ze lezen om al die dingen te leren kennen die buiten hun bereik zijn gebleven.’ Ze willen wel over armoede lezen, maar er niet mee geconfronteerd worden; ze willen ethische kwesties wel onderzoeken in een roman, maar niet in hun leven. De kring uit de titel verwijst naar de besloten wereld van de literatuur, die zorgt voor een fraai masker op de realiteit, en die de kringgenoten toelaat de buitenwereld op afstand te houden.
Als dusdanig is de literaire kring het symbool van het kwade. Volgens Teresa staat het literaire gezelschap symbool ‘voor alles wat maar fout was aan het establishment!’ Hun voorkeur voor fatsoenlijke literatuur is in feite een voorkeur voor het burgerlijke fatsoen; hun afwijzing van niet-complexe literatuur is een afwijzing van de lagere klasse; hun aandacht voor het literaire gehalte wijst op hun onwil het realiteitsgehalte te zien.
Die aanval op de literaire kring geldt ook de lezer van De literaire kring. Zoals Februari (onder meer in gesprek met Fleur Speet) zegt, is de literaire lezer per definitie een lid van de morele elite. Februari wil haar lezer niet het comfort en de gewetensrust gunnen die de leden van de literaire kring wel voor zich opeisen. Daarom bevat haar boek heel wat expliciete verwijzingen naar reële economische en politieke conflicten (als de strijd in Kabul en Kirgizië, de fraude bij Enron en Volkswagen, de zaak Vos) en is het verhaal geschreven in een vorm en stijl die sterk leunen op de ‘banale’ genres waar de elite zich tegen afzet.
| |
Stijl
De literaire kring gaat niet alleen over een pulpromannetje, het boek neemt er soms ook de stijl van over. Als Victor en Teresa elkaar weerzien, staat er: ‘Wat een dag voor hereniging, wat een weer voor blijdschap!’ De ironie is niet ver weg: Teresa ‘zag er nog steeds even sprookjesachtig mooi uit. Maar er was in de afgelopen tien jaar heel veel rijkdom aan die schoonheid toegevoegd. Dat kon je zien aan haar gebit, aan de pen die achteloos voor haar op tafel lag.’ Ook foute constructies, zoals ‘De ironie zit van jongs af aan in haar genen’, worden met de nodige spot overgenomen. Soms blijft die spot achterwege, bijvoorbeeld wanneer de verteller een onhandige formulering gebruikt als de volgende, met een vermenging van tegenstrijdige tijdsaanduidingen: ‘Op een moment dat ze zich van de gesprekken kon afzonderen wandelde Teresa even later vanuit de kamer de serre in.’
Of dergelijke constructies intentioneel door de verteller gebruikt worden, valt niet steeds uit te maken. Misschien zijn het gewoon stilistische onvolkomenheden. In ieder geval zorgen ze
| |
| |
ervoor dat de lezer zich niet even zorgeloos als Randolf en zijn collega's over kan geven aan de vormperfectie van een puur literaire tekst. Tegelijkertijd zorgen ze voor een (al of niet gewenst) komisch effect, dat aansluit bij de soms potsierlijke gedragingen en uitspraken van de morele elite, die meent dat de wereld goed is als hun BMW goed rijdt.
Net als de roman van Ruth Ackermann, kiest De literaire kring er dus voor een tragedie op een komische manier te beschrijven. Maar de ernst is nooit ver weg en wordt soms onversneden opgediend, bijvoorbeeld in het gesprek met de moeder van een glycerineslachtoffer. Ook de vele morele discussies gaan, ondanks de soms komische effecten, de ernst niet uit de weg.
| |
Thematiek
Die dubbelzinnigheid sluit perfect aan bij de ethische thema's van het boek. De literaire kring toont dat er niet één wereld of groep is die goed is en één die slecht is. Zo beseft Victor ‘dat de wereld goed en slecht is’ en verfijnt Lucius dat inzicht wanneer hij ontdekt dat er vele werelden zijn die allemaal een beetje goed en slecht zijn: ‘Er is niet slechts één parallelle wereld, die van de immigranten die bezig zijn met hun ondoorgrondelijke levens, er is een hele rij van parallelle werelden, de wereld waarin Lucius rondwandelt is er een van en niet de slechtste.’
Het blijkt onmogelijk om in het algemeen te bepalen wat goed en slecht is. Het is afhankelijk van het effect (een goede bedoeling kan een desastreus gevolg hebben), maar ook van de oorzaak. Zo kon het ministerie de oorzakelijke band tussen de onzuivere glycerine en de massale sterfte niet aantonen, en daarom kon het ook geen rechtszaak aanspannen tegen De Winter. Wat goed en slecht is, hangt bovendien af van de afstand: hoe verder weg, hoe minder goed, zoals blijkt uit het geloof dat de corruptie vooral in exotische landen heerst. En natuurlijk hangt ethiek af van kennis: kun je kwaad doen zonder dat te weten? De roman stelt deze vragen en gaat discussies aan, maar biedt geen kant-en-klare antwoorden.
| |
Genre
De literaire kring is ten dele een ideeënroman, waarin de personages symbolen of dragers zijn van filosofische en ethische problemen. Victor is de niet al te overtuigde wereldverbeteraar die op zoek blijft gaan naar onrecht; Lucius is de afstandelijke intellectueel die zijn omgeving en zichzelf kritisch bekijkt; Randolf de sluwe opportunist die in elk machtig mens een middel ziet om zijn eigen macht uit te breiden; Teresa de bijna wereldvreemde schoonheid die met haar schijnbaar naïeve blik toch tot diepere inzichten komt dan de intellectuelen. Gemeenschappelijk aan alle figuren is hun onvermogen iets te veranderen aan het kwaad dat ze constateren. De confrontatie
| |
| |
van de personages zorgt voor de filosofische discussie.
Naast een ideeënroman is De literaire kring een parodie op de soap en de pulpliteratuur, en een satire op de hedendaagse maatschappij, een zedenroman. Ook in dat genre worden personages en objecten (zoals auto's en kleren) symbolen. Zo staat de journaliste Kiki Jansen symbool voor de sensatiebeluste pers die steeds zoekt naar de kleine menselijke werkelijkheid achter de glamour. De roman spot met heel wat hedendaagse fenomenen, zoals de verslaving aan digitale spelletjes, de afhankelijkheid van consumentengoederen en de gezondheidsmanie. Ook de ecologische problemen, het wetenschappelijk onderzoek, de bouwwoede, de dierenmishandeling, de orgaanhandel en de behoefte aan een nationale identiteit passeren de revue.
| |
Vertelsituatie
De verteller hanteert zowel de stijl van een filosofische roman als die van de soap. Dat maakt hem (of haar) even dubbelzinnig als het verhaal en de moraal. Wanneer hij fouten maakt, zoals de vermelding van Ravels strijkkwintet - dat moet een strijkkwartet zijn - kan dit gewoon een vergissing zijn. Maar de lezer kan zich afvragen of ook dit tot de strategie van ontregeling behoort. Misschien speelt de verteller met de hooghartige kennis van zijn lezers. In ieder geval is hij op een ouderwetse manier alwetend en beoordeelt hij af en toe zijn personages. Zo looft hij Johns ‘onschuld en beminnelijkheid’ en noemt hij Teresa ‘een betere [dochter] dan [haar moeder] Iris ooit zou beseffen’. Af en toe richt hij zich tot de lezer, bijvoorbeeld met een formulering als ‘Maar geef toe’.
Toch neemt deze traditionele alwetendheid en lezersgerichtheid nooit extreme proporties aan. De verteller blijft over het algemeen op de achtergrond. Op de voorgrond staan de personages, die elk op hun beurt het centrum van waarneming zijn; de lezer ziet alles door hun ogen, en slechts sporadisch door die van de verteller.
| |
Structuur
De nadruk op de waarnemingen van de personages sluit niet alleen aan bij de thematische gerichtheid op het kleine en het concreet menselijke, maar schraagt ook de structuur van de roman. Die kan prismatisch genoemd worden. De gebeurtenissen worden immers belicht vanuit telkens veranderende invalshoeken: in elk hoofdstuk treedt een andere figuur op die zijn of haar visie aan de lezer toont. De veelkantigheid die daardoor ontstaat, sluit aan bij de thematiek van de vele, parallelle werelden.
De hoofdstukken stofferen de vijf delen van de roman. De titels van die delen ogen zeer traditioneel, ze bestaan steeds uit een lidwoord en een substantief, en ze wekken de indruk dat het verhaal chronologisch gepresenteerd wordt, van het weerzien tussen Victor en Teresa tot de lezing van Ruth Acker- | |
| |
mann. Maar die rechtlijnigheid wordt onderbroken door voortdurende terugblikken, onder meer op de zaak Bloem, en door de voortdurende wisseling van perspectief. Ook hier wordt bij de lezer een traditionele verwachting gewekt die vervolgens onderuit wordt gehaald. De vijf delen herinneren aan de bedrijven van een klassieke tragedie, die hier in haar kleine, lichtvoetige maar daarom niet minder tragische versie opgevoerd wordt.
| |
Context
De zaak Vos had Februari al eerder ter sprake gebracht in een column in de Volkskrant. De tekst ‘Een stuiterend oog’ werd ook opgenomen in Park Welgelegen (2004), volgens de ondertitel ‘Notities over morele verwarring’. De literaire kring is een romaneske transpositie van de morele problemen die Februari in die bundel bespreekt. Over de schikking in de zaak Vos schrijft ze in Park Welgelegen: ‘Bij het nemen van de afzonderlijke beslissingen is alleen aan Vos gedacht - hé jij daar - en niet aan de samenleving waarbinnen zo'n beslissing betekenis zou krijgen. Want hoe kun je als samenleving nu van straatjongens eisen dat ze normen en waarden laten prevaleren boven hun economisch belang, als de overheid omwille van efficiëntie voor 500.000 gulden schikt in een drama met meer dan zestig doden?’
Binnen het fictionele werk van de schrijfster is De literaire kring haar tweede roman. Achttien jaar scheidt dit boek van haar debuut, De zonen van het uitzicht. In vergelijking met dat debuut oogt De literaire kring veel traditioneler en toegankelijker. Wordt De zonen van het uitzicht vaak als een typisch postmodern experiment beschouwd, de kritiek spreekt over De literaire kring herhaaldelijk als van Februari's eerste klassieke roman. Met veel moeite zou men de parodiërende vorm, de ironische toon, de mix van hoog en laag en het onzekere einde kenmerken kunnen noemen die ook in een postmoderne roman optreden. Maar dan gaat het om een erg toegankelijke en expliciet ethisch geïnteresseerde versie van dat postmodernisme. De toegankelijkheid verbindt Februari zelf met de Angelsaksische traditie van de zedenschets: auteurs als Oscar Wilde gaan uit van het kleine en bespottelijke om hun grote en ernstige maatschappelijke satire concreet en lichtvoetig te houden.
De morele en filosofische kern van De literaire kring is een constante in het werk van Februari. Zij studeerde rechten en filosofie, en heeft herhaaldelijk gezegd dat literatuur voor haar de lezer wakker moet schudden. Dat bleek ook uit haar proef- | |
| |
schrift-annex-zedenroman, Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek (2000). Net als in De literaire kring werd in dat boek een concrete liefdesgeschiedenis (in dit geval uit de achttiende eeuw) geconfronteerd met filosofische beschouwingen. Maar toen zorgde die confrontatie voor een expliciete spanning tussen de twee tekstsoorten, die onder meer door de lay-out strikt van elkaar gescheiden werden. In De literaire kring daarentegen lopen de soorten door elkaar in een vlot verhaal.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De kritiek reageert bijna zonder uitzondering positief. De meeste waardering oogst de combinatie van filosofische diepgang met lichtvoetige humor. Jaap Goedegebuure noemt de roman ‘een buitengewoon vermakelijke zedenschets’. Jeroen Vullings spreekt van ‘kostelijk amusement’, Daniëlle Serdijn van een ‘aangename mix van eruditie en luchtigheid’, Herman Jacobs van een ‘onderhoudend’ en ‘geestig boek’ dat ‘vele boeiende (en gewoonlijk ook lastige) vragen’ opwerpt. ‘Het komische is gewaarborgd en je krijgt er de tragiek en de morele dilemma's gratis bij,’ aldus Pieter Steinz. Dat is Jeroen Overstijns met hem eens: ‘Erg sterk is trouwens hoe dit boek met complexe personages en complexe morele dilemma's toch een vrolijke kant heeft.’
Door de lichtvoetige verteltrant weet Februari de drammerige moralisering te vermijden. Ook dat wordt vaak geprezen; woorden als ‘subtiel’ en ‘genuanceerd’ duiken herhaaldelijk in de besprekingen op. De maatschappijkritiek en de filosofie blijven, dixit Jann Ruyters, ‘mooi impliciet’ omdat ze via ‘geraffineerde omwegen’ worden aangebracht. De stijl krijgt daarbij meer dan eens een speciale vermelding. Volgens Fleur Speet is die ‘uitermate verzorgd’ en ‘poëtisch’. Kees 't Hart noemt De literaire kring ‘een wonderlijk mooi boek’, ‘prachtig geschreven’.
De kritiek waardeert voorts de toegankelijkheid van de roman, die sommige recensenten verrassend noemen voor deze schrijver. De herkenbare psychologie, het spannende verhaal, de vernuftige opbouw en dosering van informatie - dat alles kan op ruime goedkeuring rekenen. Ook Februari's aandacht voor de actualiteit en voor de eigen, Nederlandse situatie, oogst lof. Thomas van den Bergh gewaagt van ‘een behartigenswaardige moraal van een prikkelende, actuele roman’. Nogal wat critici (onder hen Goedegebuure, Jacobs, Overstijns en Vullings) noemen De literaire kring het beste boek van Fe- | |
| |
bruari en/of een van de beste boeken van het jaar. Vervaeck omschrijft het werk als ‘een uitstekende roman die getuigt van groot vakmanschap en van een scherpzinnige intelligentie’.
Negatieve kritiek is uitzonderlijk. Lies Schut looft de humor en zegt dat de schrijver ‘juist in die schijnbare luchtige passages’ boven zichzelf uitstijgt, maar ze vindt het jammer dat die passages zeldzamer worden naarmate de roman vordert. Arie Storm meent dan weer dat er soms te weinig ernst overblijft. Max Pam waardeert Februari omdat ze ‘het ambacht in de vingers’ heeft en omdat De literaire kring een geslaagde psychologische roman is, maar hij stoort zich aan de al te grote eruditie en aan de vermenging van genres, die het de lezer moeilijk maken een duidelijke houding te bepalen.
De enige uitsluitend negatieve bespreking komt van Sofie Gielis. Zij vindt dat Februari haar vroegere literaire durf heeft ingewisseld voor ‘rechtlijnig proza’, dat ‘niet meer [is] dan een verhaal en bovendien geen goed verhaal’. De filosofie is voor Gielis te expliciet, de moralisering te drammerig. Humor, zegt zij, ‘is zo goed als afwezig’. Februari reageerde in De Groene Amsterdammer op Gielis' kritiek. Volgens Februari wordt in deze tijd een ander soort experiment van de auteur verwacht dan in de tijd van haar debuut: ‘Vijftien jaar geleden probeerde de schrijver met zijn experimenten uit te vinden hoe de taal werkte, nu zijn de deuren en ramen open gewaaid en is het de vraag of het werkt wanneer je als een amateur-Zarathustra de wereld intrekt om op dorpspleinen met iedereen te gaan praten. Nieuwe situaties wekken nieuwe verwachtingen, nieuwe problemen, nieuwe doelen, een nieuw publiek.’ Daniël Rovers reageert dan weer op deze reactie, door te wijzen op bepaalde poëticale standpunten die Februari vroeger wel aanhing, maar nu zou hebben opgegeven. Zo zou ze in De literaire kring haar voorkeur voor de theorie en het hiaat hebben laten varen.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Marjolijn Februari, De literaire kring, eerste druk, Amsterdam 2007.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Geke van der Wal, Te weinig romans gaan over de machtigen. In: de Volkskrant, 23-2-2007. |
Jeroen Vullings, ‘Is er geen eetclub of zo?’ In: Vrij Nederland, 24-2-2007. |
Kees 't Hart, Dochter van de misdadiger. In: De Groene Amsterdammer, 28-2-2007. |
Daniëlle Serdijn, Macht die zich aan het oog onttrekt. In: de Volkskrant, 9-3-2007. |
Jaap Goedegebuure, Ons kent ons. In: Brabants Dagblad, 17-3-2007. |
Pieter Steinz, De wet, die ben je zelf. In: NRC Handelsblad, 17-3-2007. |
Arie Storm, Het kwaad van de lolligheid. In: Het Parool, 22-3-2007. |
Jhim Lamoree. Een gesprek met Marjolijn Februari: ‘Ik stop alles in mijn werk en raak daardoor uitgeput.’ In: Het Parool, 22-3-2007. |
Max Pam, Kafka in een taxi. In: HP/De Tijd, 23-3-2007. |
Lies Schut, Satire op weldenkende klasse. In: De Telegraaf, 23-3-2007. |
Thomas van den Bergh, Lastige vragen. In: Elsevier, 24-3-2007. |
Jann Ruyters, Wél een netwerk, maar geen principes. In: Trouw, 24-3-2007. |
Fleur Speet, Écht engagement gaat over de lezer. In: Het Financieele Dagblad, 31-3-2007. |
Janet Luis, De literaire kring. In: Opzij, 1-4-2007. |
Herman Jacobs, Een schuimlaag van ranzigheid. In: Knack, 23-5-2007. |
Fleur Speet, Wij, heren van stand. In: De Morgen, 23-5-2007. |
Sofie Gielis, Vlees noch vis. Marjolijn Februari's literaire spiraal. In: Ons Erfdeel, nr. 3, augustus 2007, jrg. 50, p. 169-171. |
Marjolijn Februari, Schrijven met een open raam. In: De Groene Amsterdammer, 19-10-2007. |
Daniël Rovers, Wie gemein ich bin! Over de auteur die zijn eigen lezer wordt. In: De Witte Raaf, nr. 131, januari 2008. |
Jeroen Overstijns, Eenvoudig en ongevaarlijk. In: De Standaard, 7-3-2008. |
Bart Vervaeck, Het ergste is waar: de boosaardige brille van Februari. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 2, april 2008, jrg. 153, p. 331-339. |
lexicon van literaire werken 84
november 2009
|
|