| |
| |
| |
Stephan Enter
Grip
door Lars Bernaerts
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Grip, de derde roman van Stephan Enter (pseudoniem), telt 183 bladzijden en is in november 2011 verschenen bij Uitgeverij G.A. van Oorschot. In 2012 wint het boek de F. Bordewijkprijs en de prijs van de lezersjury van de Gouden Boekenuil. Het wordt ook genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. In november 2012 is de roman aan zijn twaalfde druk toe. Een Duitse vertaling van de hand van Christiane Kuby wordt gepubliceerd bij Berlin Verlag. In voorbereiding zijn een Italiaanse vertaling (bij Iperborea) en een Noorse vertaling (bij Font Forlag). De roman telt vier hoofdstukken, waarvan het eerste en het derde telkens acht genummerde onderdelen bevatten. Het motto is een haiku van de Japanse dichter Matsuo Bashô (1644-1694).
| |
Inhoud
Twintig jaar nadat ze samen bergen hebben beklommen in Noorwegen organiseren vier vrienden een reünie in Wales, waar twee van hen wonen. Paul van Woerden en Vincent Voogd reizen vanuit Brussel samen met de trein. Martin Beers en Lotte de Greve, ondertussen een getrouwd koppel met een dochter, ontvangen de twee mannen in hun woonplaats nabij Oxwich in Wales. Paul en Vincent nemen de Eurostar van Brussel-Zuid naar London, de metro naar Paddington Station, en tot slot de lokale trein naar Swansea. Eerder dan bij te praten, discussiëren Paul en Vincent in de trein over een krantenartikel dat de onsterfelijkheid van de mens in het vooruitzicht stelt. Martin neemt samen met zijn dochter Fiona de bus naar het station om zijn twee klimvrienden op te pikken. Onderweg rijdt de bus een schaap aan, maar ondanks de vertraging die daaraan te wijten is, arriveren ze op tijd om Paul en Vincent te verwelkomen.
In de bus naar Oxwich gaat de discussie over onsterfelijkheid nog even voort, nu met Martin erbij. Vanwege het mooie
| |
| |
weer beslist Martin dat ze het laatste stuk kunnen wandelen. Op het strand houden ze een tijdje halt: Paul neemt een duik in het koude zeewater, terwijl Martin op zijn dochter let en Vincent zit te mijmeren over vroeger. Zonder dat iemand het merkt, neemt het snel opkomende water van de zee Vincents koffer mee. Wanneer Vincent het ontdekt, is hij razend. Hij waadt door de zee om zijn koffer terug te halen en klimt dan op de top van een steile klif om droog te worden. Ondanks zijn alpinistenverleden is zijn klim ondoordacht, waardoor hij in een hachelijke situatie eindigt.
Door de reünie worden de gebeurtenissen van twintig jaar voordien opgerakeld. De mannen spreken niet over hun herinneringen, maar ze denken er wel de hele tijd aan terug. Als jonge twintigers trekken ze in juni met de auto door Noorwegen om er, nu eens in kleine groep, dan weer in een grotere groep, bergen te beklimmen. De beklimming van de Slogen mislukt: omdat het pad te gevaarlijk is en de sneeuw te hoog, moet het viertal rechtsomkeert maken. Op de terugweg omhelst Lotte Vincent, eerst dollend, maar dan kussen ze. Pas een paar dagen later, op de boot naar Bodø, spreken ze over het voorval en op weg naar Moskenesøya wijst Vincent Lotte af. Vincent maakt duidelijk dat hun jarenlange vriendschap niet verzoenbaar is met een relatie. Lottes reactie is fel. Haar wereld lijkt door de afwijzing ineen te storten.
De Lofoten, een eilandengroep in het noorden van Noorwegen, zijn het voornaamste doel van de klimreis. Daar, op het noordelijkste punt van hun reisweg, beleven de vier het gelukkigste moment van hun leven, diep onder de indruk van het landschap wanneer ze de eerste top bereiken. Maar het moment is ook dramatisch. Hun leven neemt er een beslissende wending. Het besef van ultiem geluk schijnt Lotte weemoedig te maken. Bij de afdaling nemen Lotte en Paul een voorsprong. Opeens maakt Lotte een onverstandige keuze: ze loopt over een strook sneeuw die kennelijk onstabiel is. Ze zakt door de sneeuw en blijft hangen boven een diepe put. Paul snelt haar te hulp en redt haar, met enige moeite omdat ze eerst niet mee lijkt te werken. Alles wijst erop dat Lotte niet gered wilde worden, ook al stelt ze het voorval als een ongeluk voor. Door haar val heeft Lotte een gebroken arm en moet de groep terugkeren naar Nederland. Het lot bepaalt dat Martin Lotte vergezelt bij de vliegreis, terwijl Paul en Vincent de auto nemen. Bij Reine, een plaatsje in Noorwegen, beleven Lotte en Martin samen de midzomernacht voor ze vertrekken. Ze raken dronken, kussen elkaar en dat is meteen de start van hun relatie.
De herinneringen aan de klimtocht zijn meteen ook karakterschetsen van de vier personages. Paul, die uit een welvarend
| |
| |
gezin met een protestantse achtergrond komt, wordt geportretteerd als een estheet. Hij denkt veel aan vroeger en is gefascineerd door de werking van het geheugen. Vincent is de stoere strever, die zich vaak arrogant opstelt. Voor zijn omgeving lijkt hij ‘van alles een grijpbaar en afgerond beeld’ te hebben. Anders dan Paul wordt hij vooral aangetrokken door de fysieke dimensie van de klimtocht. Hij komt uit een Zeeuws protestants gezin, maar heeft zich schijnbaar losgewrikt uit die context. Ook Martin heeft zich afgewend van zijn familie, zowel in geografische als in sociale zin. Hij woont in het buitenland en werkt als hoogleraar, terwijl hij uit een lager sociaal milieu komt. Door de andere personages wordt hij gezien als een lichtgeraakte maar betrouwbare vriend. Lotte, ten slotte, is een kunstenares. Als twintiger doet ze zich voor als een bij momenten onuitstaanbare en wispelturige sarcast. Haar karakter maakt haar onvatbaar voor de anderen.
| |
Interpretatie
Titel en motto
De titel verwijst naar het motief van het klimmen en staat symbool voor de centrale vraag in de roman: heeft de mens zijn bestaan in de hand? De vraag heeft betrekking op twee kerngegevens: enerzijds de moeilijkheid om grip te krijgen op de ander en anderzijds de betrachting om grip te krijgen op de tijd en dus een antwoord te bieden op de vergankelijkheid. In het boek haken die twee gegevens op elkaar in en ze worden via allerlei motieven en metaforen gerealiseerd. Het motto verwijst naar de spanning tussen de levenskracht van de natuur en de onafwendbaarheid van de dood: ‘Niets in het zingen der krekels/ Verraadt hoe vlug ze sterven.’
| |
Opbouw
De roman bestaat uit vier delen van ongelijke omvang. Elk deel stelt de beleving en de herinneringen van een van de personages centraal. Het eerste en het derde deel, die beide uit acht genummerde paragrafen bestaan, focussen op de ervaring van respectievelijk Paul en Vincent, de twee personages die van Brussel naar Swansea reizen. In het tweede deel, dat uit één geheel bestaat, volgt de lezer Martin tijdens zijn rit naar het station van Swansea. Het vierde deel, een epiloog, beslaat slechts drie bladzijden en volgt opnieuw Paul. Lotte is het enige (hoofd)personage waartoe de lezer geen directe toegang krijgt. Zij is als het ware het verdwijnpunt van de roman. Om het met een motief uit de roman te zeggen, Lotte is de zon waar de andere personages als planeten omheen draaien, maar ze blijft zelf onzichtbaar. Zoals een zon maakt ze de dingen zichtbaar, maar kan ze zelf niet gezien worden. In die zin is het
| |
| |
logisch dat niet zij maar haar dochter Martin vergezelt naar het station om Paul en Vincent te ontvangen. Lotte blijft buiten beeld. Paul verschijnt dan weer aan het begin en het einde van de roman en bepaalt daardoor in grote mate de manier waarop de lezer de gebeurtenissen ziet.
| |
Vertelsituatie
De opbouw en de vertelsituatie van de roman hangen samen. Elk deel heeft een personele verteller. Dat wil zeggen dat het perspectief van een personage consequent gevolgd wordt, zonder dat het personage zelf verteller is. In Grip worden de gebeurtenissen, zowel de klimtocht als de reünie twintig jaar nadien, vanuit drie verschillende perspectieven beschouwd: dat van Paul in het eerste en vierde deel, dat van Martin in het tweede en dat van Vincent in het derde deel. De vertelde gebeurtenissen overlappen elkaar gedeeltelijk, waardoor de delen over elkaar heen schuiven, zoals aardplaten wanneer er bergketens gevormd worden. Die vergelijking houdt des te meer steek omdat de verhaalmomenten die in de overlappende delen zitten, pieken vormen in het verhaal en in het leven van de personages. Door de overlappingen worden bovendien de verschillen en gelijkenissen duidelijk tussen de ervaringen van de personages. Elk nieuw perspectief werpt daarbij een nieuw licht op de klimtocht, omdat de lezer steeds meer informatie krijgt. De opbouw en de vertelwijze demonstreren zo de brokkeligheid van het bestaan. Zoals de verklaring van de titel liet zien, houdt dat de moeilijkheid in om grip te krijgen op de tijd en op de ander.
| |
Thema
De titelverklaring suggereert dus al dat de roman een filosofisch thema heeft. De situatie van de vier vrienden doet de lezer reflecteren over herinnering en het voorbijgaan van de tijd, over vriendschap en geluk. De herinneringsarbeid reguleert het bestaan, omdat hij typisch is voor de menselijke omgang met de tijd. Het leven van de vier personages is met name fundamenteel bepaald door de klimtocht en de herinnering daaraan. Vincent sluit door zijn afwijzing een leven met Lotte uit en zorgt indirect voor de vereniging van Martin en Lotte. Paul blijft de tocht, vooral dan Lottes val, als een ijkpunt zien in zijn leven. Lotte zou omgekomen zijn als Paul haar niet gered had. In hun jeugd worden de personages dus gevormd voor het leven. Zo nemen de personages ook aan dat de herinnering aan weleer niet gemarginaliseerd maar opgeblazen wordt wanneer de mens ooit onsterfelijk zou worden.
Het letterlijke topmoment op de Lofoten is ook een mentaal en biografisch hoogtepunt voor de personages. De reis is een ervaring die niet meer overtroffen kan worden. Vanuit Pauls perspectief klinkt het bijvoorbeeld zo: ‘Soms leek het of het voorval met Lotte alles wat daarna kwam had bepaald. De
| |
| |
kans is groot, dacht hij, dat ik nooit meer zoiets meemaak.’ Voor Vincent is de tijd in Noorwegen ‘een doorgang naar - iets onmetelijks, een aangrijpende verlorenheid die hij niet eerder had ervaren’. Het leidmotief dat dat idee uitdrukt, is een uitspraak van Lotte die in verschillende vormen herhaald wordt: ‘Zo gelukkig zullen we nooit meer worden.’ Voor het determinisme dat spreekt uit die overtuiging, kunnen we een symbolische uitdrukking vinden in de naam van het afwezige vrouwelijke hoofdpersonage: Lotte als ‘het lot’. Uitspraken zoals het zojuist geciteerde ‘Soms leek het of het voorval met Lotte alles wat daarna kwam had bepaald’, leggen een direct verband tussen Lotte en het lot als determinerende factor. Ook in de locatie van de klimreis, de Lofoten, zit dat veelbetekende woord. In Grip is het determinisme echter getemperd, want lot en toeval gaan samen. De manier waarop de vier levens vorm krijgen, is immers bepaald door een opeenvolging die ook anders had kunnen uitpakken. Wanneer Lotte terug moet keren met een gebroken arm, wordt er bijvoorbeeld met een spelletje (‘ploffen’) beslist wie haar zal vergezellen.
Zo sterk is de impact van het verleden, dat het heden gezien wordt als een fragmentarisch geheel van echo's uit het verleden. Wanneer de vrienden elkaar terugzien, herkennen ze de twintigers in de veertigers. Voor de drie personages triggert de reünie de ene na de andere terugblik. De herinneringen zijn eerder fragmentarisch en associatief dan dat ze een complete continuiteit tussen toen en nu suggereren, maar in hun brokkeligheid zorgen ze ervoor dat de personages zijn wie ze zijn. De essentie van menszijn is volgens Grip dus de tijdsbeleving en meer bepaald de herinnering, want een identiteit bouw je op met herinneringen. Het geheugen is daarom ‘superieur ten opzichte van je intellect en je bewustzijn’. Of zoals Vincent het ziet, het ik is ‘een samenstel van particuliere herinneringen en gedachten, geperst in een particulier lichaam’.
Vooral in Pauls hoofdstukken wordt dat gegeven zichtbaar in reflecties over het herinneren zelf. Paul is gefascineerd door de werking van het geheugen. Niet alleen de impact maar ook het mechaniek van de herinnering wordt via zijn blik geschetst. Het herinneren is een raadselachtige activiteit die deels oncontroleerbaar is: de indrukken uit het verleden keren terug wanneer een zintuiglijke ervaring in het heden ze oproept. In het geheugen worden oudere lagen toegedekt met recentere gebeurtenissen, en toch kunnen oudere herinneringen vaak makkelijker opgeroepen worden. Bovendien zet de ene herinnering de andere in gang: ‘want herinneringen wortelden altijd dieper, zo bleek wanneer je ze stevig omhoogtrok’. Geregeld geeft de ene herinnering in Grip uitzicht op een nog oudere herin- | |
| |
nering. Zo denkt Paul terug aan een ongemanierd etende Martin in Noorwegen, een scène die hem vervolgens doet denken aan een klasgenote van hem, een viertal jaren voordien.
Aangezien het leven bepaald wordt door de herinnering en aangezien de herinneringsarbeid fragmentarisch werkt, is ook het bestaan zelf brokkelig en glibberig. Het leven bestaat uit gevaarlijke klippen en kloven, zoals die in de roman. Het motief van de kloof dat dit idee overbrengt, vinden we in de episode van Lottes val en Vincents laatste scène, maar ook in de vertelstructuur (Lottes perspectief als een verdwijngat) en in de verwijzing naar het ‘Mind the gap’ dat men in de Londense metro kan horen. Zowel tussen het heden en het verleden als tussen mensen liggen zulke kloven, waardoor het onmogelijk is om vat te krijgen op de werkelijkheid en op de ander: ‘zo was het om elkaar terug te zien!’, denkt Paul, ‘Grillig, gefragmenteerd als de blik in een gesprongen spiegel - met haarscherpe splinters en blinde vlakken.’
De idee van onvatbaarheid vinden we ook in het ruimtegebruik van de roman. De personages zijn altijd in beweging, altijd onderweg. In het verleden maken ze een klimtocht, in het heden zijn ze op weg naar elkaar met het oog op de reünie. De eigenlijke reünie, de ontmoeting met Lotte, vindt in de roman nooit plaats. Aangezien er geen moment is waarop de grip op het leven en het be-grip van de ander volledig is, blijft de mens altijd symbolisch onderweg. De lezer komt evenmin tot een definitief begrip van de gebeurtenissen omdat het perspectief alsmaar verandert en het mogelijk doorslaggevende perspectief van Lotte ontbreekt.
Het verhaal speelt zich volledig af buiten Nederland, zowel in het verleden als in het heden. Zoals het geval was met Lotte, geldt ook hier: wat de personages verbindt, blijft onzichtbaar. Hoewel ze elkaar in Nederland leren kennen, vinden alle gebeurtenissen elders plaats. Vincent woont en werkt lange tijd in Japan. Martin en Lotte wonen eerst in Lyon en de VS, en vestigen zich vervolgens in Wales. Het buitenland wordt voorgesteld als de ruimte waar verse indrukken kunnen ontstaan, waar de wereld (vaak ook de natuur in het bijzonder) zich met nieuwe stelligheid aandient. In de beleving van Paul: ‘je kwam één keer in het buitenland en het maakte voorgoed deel van je uit, anders dan met plekken in Nederland waar alles even eenvormig en vergeetbaar was’. De natuur en de zintuiglijkheid zijn essentiële facetten van die nieuwe ervaringen.
Tegenover de ongrijpbaarheid van de verleden tijd staat het streven om de tijd te controleren en om de levenstijd te verlengen. Die betrachting is altijd problematisch. Zo zien Paul en Vincent boven de perrons in het Verenigd Koninkrijk onder- | |
| |
weg geen klokken; die staan voor de menselijke beteugeling van de tijd. Pauls horloge raakt beschadigd wanneer hij Lotte redt; twintig jaar later draagt hij nog steeds het horloge met de oude barst. De meest expliciete voorstelling van dit thema is het gefragmenteerd gevoerde gesprek over onsterfelijkheid. In het gesprek en in de gedachten van de personages daarover wordt de samenhang van de roman duidelijk. Vincent vat het zo samen: onsterfelijkheid bestaat niet, want leven is sterven. Hij denkt: ‘doodgaan was niks anders dan voor de zoveelste keer afscheid nemen van iemand die je niet langer kon zijn; en misschien was wat hij deed, zijn tegenzin dat beeld van Lotte los te laten, nog het meeste dat aan verzet mogelijk was’. Door de herinnering aan de Lotte van vroeger te koesteren manipuleren de personages de tijd. Grip krijgen op de tijd staat dus gelijk met grip krijgen op de ander.
| |
Structuur
De spanning tussen kloktijd en ervaringstijd manifesteert zich in de structuur en de stijl van de roman. Er zijn twee centrale tijdslagen, de laag van de herinnerde reis en de laag van de tocht naar Wales. De ene reis is letterlijk en figuurlijk verticaal: de klimtocht houdt namelijk een verticale verplaatsing in en voor de vrienden in het heden is hij toegankelijk door een figuurlijke afdaling in het geheugen. Het horizontale tijdsverloop van de weg naar de reünie wordt voortdurend onderbroken door die verticale herinnering. Ook in dat opzicht is de mens voortdurend in beweging, namelijk in temporele zin. De herinnering aan de klimreis verschijnt niet als één blok in het bewustzijn, maar in flitsen die opgeroepen worden door zintuiglijke indrukken, een woord, een gezichtsuitdrukking van de ander, een deuntje, een gedachte. Doordat de reistijd van de vrienden de verteltijd (183 bladzijden) benadert, wordt de lezer bovendien dichter bij de tijdservaring van de personages gebracht.
| |
Stijl
In het verlengde van de thematiek legt de stijl de nadruk op natuur, melancholie, herinnering en karaktertekening. Concreet houdt dat ten eerste in dat beschrijvingen van de natuur - bergen en licht in het bijzonder - en van de vier karakters in het oog springen. Ten tweede komen er veel oorspronkelijke metaforen voor die de natuur en de werking van het geheugen in beelden vatten. Mensen worden vaak als dieren voorgesteld: Martin heeft iets ‘van een gekooid dier’, Lotte is als een ‘zeldzame vogel die maar niet loskwam van de grond’ en een koppel in de trein is als ‘twee uilen’. Vaak dienen ruimtelijke metaforen om te beschrijven hoe herinneringen werken: ‘in elke la van je geheugen lagen er tientallen die het vermogen bezaten je met één vleugelslag terug te voeren naar hun herkomst’, het geheugen is ‘tot de rand gevuld [...] met onbeduidende en on- | |
| |
esthetische plekken’. De beschrijvingen, de metaforen en de karakterschetsen van de personages zijn gedetailleerd en frequent.
De stijl van Grip vertoont een grote precisie en maakt de verhaalwereld concreet voorstelbaar. Zo scheppen de woordkeuze en de figuurlijke taal de indruk van een inleefbare wereld en geloofwaardige personages. Een belangrijk middel zijn de geschakeerde voorstellingen van zintuiglijke waarneming. De verteller geeft ons toegang tot de ervaring van de personages via alle kanalen van de perceptie: kleuren en licht, geluiden, geuren en smaken. Zoals de lezer zich op die manier kan verplaatsen in het personage, zo verplaatsen de personages zich via die weg naar hun verleden: ‘Hij wist ook nog precies hoe laat het was geweest. En dat links naast hem een pol botergele bloemetjes stond te trillen. En hoe de lucht aanvoelde. En dat het naar stokvis rook. En dat hij een volle blaas had gehad.’ Door alle aspecten van de waarneming op te roepen, creëert de verteller een volledig beeld van de ervaring van het personage.
| |
Context
Door de uitwerking van het verhaal, de psychologisering en de stijl kan Grip in de eerste plaats met de modernistische traditie verbonden worden, in het bijzonder met Marcel Proust, Virginia Woolf, S. Vestdijk en Willem Frederik Hermans. Met Prousts À la recherche du temps perdu deelt Grip het principe van de mémoire involontaire: herinneringen verschijnen spontaan door waarnemingen in het heden. Het bekendste beeld daarvoor uit Prousts werk is het koekje ondergedompeld in de thee, dat het hoofdpersonage transporteert naar het verleden. W.F. Hermans komt in Grip één keer expliciet voor. Lotte leest tijdens de klimtocht Nooit meer slapen (1966), een roman die twintig jaar vóór de tocht van de vier personages (en dus twee maal twintig jaar vóór de reünie) werd gepubliceerd. Net zoals Enters roman speelt Hermans' boek zich af in Noorwegen en benadrukt het de dreigende pracht van de Noorse natuur. Wat overweldigend mooi en eeuwig is, is ook hier levensbedreigend voor de personages. Zoals in Grip wordt het horloge, en dus de kloktijd, in Nooit meer slapen aangetast door de reis: door waterschade werkt het horloge van hoofdpersonage Alfred Issendorf niet meer. Ook thema's zoals de zin of onzin van de wetenschap en de fundamentele verlatenheid van de mens hebben de twee romans gemeenschappelijk.
Grip kan in verband worden gebracht met andere genres, zoals het reisverhaal en de Japanse natuurpoëzie. Een groot
| |
| |
deel van de roman gaat over een tocht in een vreemd land en de impact ervan op de personages. In dat opzicht wordt het stramien van een reisverhaal gevolgd. De haiku van Matsuo Bashô die als motto gebruikt werd, wijst op een affiniteit met literatuur die natuurbeelden vooropstelt en met de boeddhistische denkwijze. Een andere haiku van dezelfde auteur is verwerkt in het derde deel van de roman, zoals Enter zelf heeft aangegeven. Wanneer Vincent mijmerend stenen in het water werpt, staat er: ‘Hij werd gebroken, en weer gebroken - toch bleef de zon in het water.’ In de originele haiku is het niet de zon, die naar Lotte verwijst, maar de maan waarvan de weerspiegeling gebroken wordt. De haiku's roepen een visie op waarin de natuur een grote schoonheid en creativiteit vertoont en waarin de cyclische tijd de dood overwint (bijvoorbeeld door hergeboorte).
Een aantal thema's en stilistische kenmerken uit de vorige boeken van Stephan Enter keren terug in Grip. Precieze natuurbeschrijvingen en oorspronkelijke metaforen komen zowel voor in Winterhanden (1999) als in Lichtjaren (2004) en Spel (2007). In Lichtjaren en Spel kijken de personages vaak met een melancholische blik naar het verleden. Het toppunt van geluk wordt in het verleden gesitueerd, waarbij de nadruk op de herinneringsarbeid komt te liggen. Spel verbindt die thematiek met het fysiek onderweg zijn in een trein, een motief dat in Grip verder uitgewerkt wordt. In de compositie van Lichtjaren ontstaan zoals in Grip twee tijdslagen door de herinnering. De samenhang met Enters vorige werk is dus sterk op het vlak van de thematiek en de stijl.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Het vierde boek van Enter wordt bijna uitsluitend met veel lof ontvangen. Recensenten beschouwen Grip als de doorbraak van Enter en geven te kennen dat de auteur tot wasdom is gekomen. Ze voorzien al een plaats voor hem in de literatuurgeschiedenis: hij is de ‘coming man van de Nederlandse letteren’ volgens Dirk Leyman, een van de ‘belangrijkste schrijvers van zijn generatie’ volgens Maria Vlaar en ‘een van onze betere schrijvers’ volgens Rob Schouten. Arie Storm verwondert zich erover dat Enter niet vaker genoemd wordt als ‘grote schrijver’. Men beschouwt Grip als het beste bewijs voor het grote talent van Enter.
Wat zijn dan de motieven om Grip als een literair meesterwerk voor te stellen? Ten eerste zijn er inhoudelijke motieven. Of recensenten het boek nu beschouwen als een psychologi- | |
| |
sche, een filosofische, een generatie- of een reis- of ideeënroman, ze zijn het erover eens dat de thematiek filosofisch van aard is. Niet de actie, maar de reflectie en de aanzet daartoe maken van Grip een geslaagde roman. De roman is zonder moeilijkdoenerij diepzinnig over zingeving, onkenbaarheid en sterfelijkheid. Arjen Fortuin vindt in dat opzicht de existentiële en metafysische dimensie van de roman belangrijk en neemt een religieuze ondertoon waar. Een enkele recensent vindt die dimensie eerder vervelend: Joost de Vries spreekt van ‘het omslachtige gefilosofeer van Enters personages’.
De filosofische inzichten worden voortgebracht door concrete situaties en door geloofwaardige personages. Dat laatste is meteen een bijkomende, vaak genoemde kwaliteit: Enters personages komen tot leven, waardoor het boek ‘menselijke diepgang’ (Rob Schouten) krijgt. Er is veel waardering voor de accurate portrettering van de vier personages. Koen Rymenants noemt de personages typisch voor het werk van Enter: ze laveren tussen heden en verleden en zoeken naar houvast.
Ook voor de compositie en de stijl is de waardering groot. De spanning wordt slim en treffend opgebouwd, waardoor de roman ‘buitengewoon spannend’ (Teunis Bunt) is en een ‘schitterende climax’ (Arjen Fortuin) heeft. Men prijst ook de rake observaties van de verteller. De natuur, het karakter van de personages en hun gewaarwordingen worden op een verfijnde manier vormgegeven. De stijl krijgt in elke bespreking positieve aandacht: Enter is een ‘schrander stilist’, zegt Dirk Leyman; een ‘meester in mooie, trage zinnen’, schrijft Sonja de Jong. Zijn stijl wordt ook klassiek genoemd, waarbij men verwantschap ziet met ‘klassieke’ modernisten als Woolf, Hermans en Vestdijk.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Stephan Enter, Grip, zesde druk, Amsterdam 2012.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Arie Storm, Avontuur, reizen, onderweg! In: Het Parool, 16-11-2011. |
Teunis Bunt, We zijn maar krekels. In: Nederlands Dagblad, 25-11-2011. |
Arjen Fortuin, Let op het gat onder de sneeuw. In: NRC Handelsblad, 25-11-2011. |
Rob Schouten, Drie reiskameraden zoeken houvast. In: Trouw, 26-11-2011. |
Dirk Koppes, Stephan Enter overwint de tijd. In: Dagblad De Pers, 6-12-2011. |
Joost de Vries, Als het vuur gedoofd is. In: De Groene Amsterdammer, 7-12-2011. |
Greta Riemersma, Het hart van alle dingen zoeken. In: de Volkskrant, 10-12-2011. |
Sonja de Jong, Meester in mooie zinnen. In: Haarlems Dagblad, 14-12-2011. |
Maria Vlaar, Dromen in kreeftengang. In: De Standaard, 16-12-2011. |
Jaap Goedegebuure, Goede vrienden van weleer maken zich op voor reünie. In: Het Financieele Dagblad, 17-12-2011. |
Koen Eyckhout, Cliffhangers. In: Dagblad De Limburger, 28-12-2011. |
Tjerk de Reus, Een zojuist gekraakte schatkist. In: Reformatorisch Dagblad, 10-1-2012. |
Arjan Peters, Interview. In: de Volkskrant, 28-1-2012. |
Dirk Leyman, Stephan Enter en de voorbijglijdende tijd. In: De Morgen, 11-2-2012. |
Jann Ruyters, Ik wil me bewijzen als schrijver. In: Trouw, 15-3-2012. |
Harold van Dijk, Dingen die langer duren dan mensen. Op: deReactor.org. Platform voor literaire kritiek, 29-3-2012. |
Mark Schaevers, ‘Grip’ Stephan Enter. In: Humo, 30-4-2012. |
Koen Rymenants, De kunst van het loslaten. Recent proza van Stephan Enter. In: Ons Erfdeel, nr. 3, 2012, p. 142-144. |
lexicon van literaire werken 98
mei 2013
|
|