| |
| |
| |
Anna Enquist
De verdovers
door Ton Anbeek
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
In de lente van 2010 werd Anna Enquist (pseudoniem voor Christa Widlund-Broer, * 1945 in Amsterdam) benaderd door het medisch centrum van de Vrije Universiteit (VUmc) in Amsterdam met de vraag of ze deel wilde nemen aan het project ‘Schrijvers op de afdeling’. Zij zou mee mogen lopen op een afdeling van het ziekenhuis om daar een boek over te schrijven. (Eerder had Bert Keizer in Onverklaarbaar bewoond een beeld gegeven van zijn ervaringen op de afdeling neurochirurgie.) Enquist koos meteen voor de anesthesiologie. Wat haar al langer fascineerde was de tegenstelling tussen haar eigen vak, de psychoanalyse, waarin het gaat om het aan het daglicht brengen van verborgen gevoelens (angsten, remmingen, verdringing) en de taak van de anesthesist die juist bestaat in het verhullen van de pijn tijdens een chirurgische ingreep.
In de herfst van 2010 en een deel van 2011 liep zij een paar dagen in de week mee met de anesthesiologen, waarbij zij alle gelegenheid kreeg stafleden en assistenten in opleiding te interviewen, zij was in de operatiekamer aanwezig, enzovoort.
Deze ervaringen werden verwerkt in de roman De verdovers, die in oktober 2011 aan pers en publiek werd gepresenteerd in het VU medisch centrum. Daarbij werd het omslag van het boek, dat een slapende zwaan laat zien, nog even afgedekt.
De verdovers verscheen ook als e-book en als luisterboek.
In maart 2013 waren er 85.000 exemplaren van de roman verkocht.
| |
Inhoud
I Expositie
De roman begint met een scène waarin de psychiater Drik de Jong, als therapeut verbonden aan de opleiding voor psychiaters, bij zijn spreekkamer wacht op een nieuwe patiënt (dat wil zeggen: een student die psychiater wil worden). Hij is zenuwachtig en onzeker want heeft meer dan een halfjaar niet gewerkt. In die periode werd hij volledig in beslag genomen door
| |
| |
de terminale ziekte van zijn vrouw Hanna. Daarbij heeft hij veel steun gehad van zijn vier jaar jongere zus Suzan die van beroep anesthesioloog is. Ze is getrouwd met Peter, die ook een functie heeft binnen het medische bedrijf: hij is coördinator van de verplichte leertherapie die aankomende psychiaters moeten doorlopen. Het is Peter die zijn zwager Drik aan een nieuwe patiënt helpt nu hij na de rouwperiode weer met zijn praktijk wil beginnen.
Terwijl Drik wacht denkt hij somber terug aan zijn kinderloze huwelijk, ‘door het falen gekleurd al spraken zij daar nooit over’. Ook Driks ideeën over de psychoanalytische vereniging die verantwoordelijk is voor de opleiding die hij coördineert, zijn weinig positief: volgens hem is het een sekte.
Een lichtpunt in de afgelopen zware maanden is Roos geweest, de dochter van Peter en Suzan, die altijd al een sterke band met Hanna had gehad. Maar: ‘elke gehechtheid is een bron van verdriet’: de ziekte en dood van Hanna hebben Roos zwaar aangegrepen. De relatie met haar moeder Suzan is verstoord, ze heeft het ouderlijk huis verlaten om op zichzelf te gaan wonen.
De nieuwe patiënt van Drik komt te laat en stelt zich voor als ‘Allard Schuurman’. In de maanden die volgen lukt het Drik niet een goede relatie met hem op te bouwen. De jongen reageert het ene moment agressief of komt juist met een pasklare verklaring voor zijn problemen die te glad overkomt. Drik vermoedt bij deze patiënt een grote angst, maar kan hem niet in contact brengen ‘met zijn echte gevoel’. De bijeenkomsten blijven daardoor frustrerend.
Toch zijn er overeenkomsten tussen Allard, wiens vader weggelopen is toen hij vijf was, en Drik, die zijn moeder verloor toen hij vier was. Ze is van een klif gevallen in Engeland toen ze met haar man op vakantie was. Wat er precies gebeurd is, wordt ondanks een politieonderzoek (in zulke gevallen verplicht) nooit opgehelderd. In de familie wordt er niet over deze fatale gebeurtenissen gesproken, niet door de vader en niet door de kinderen Drik en Suzan, en ook niet door Leida, de tweelingzuster van hun vader, een kordate maar weinig warme vrouw, die de opvoeding van de kinderen overneemt. Door het geringe gevoelscontact met hun vader en hun tante richten de kinderen zich vooral op elkaar (‘Drik’ is de afkorting van ‘Diederik’, zoals haar broer eigenlijk heet). De vader heeft de val van zijn vrouw nooit kunnen verwerken, hij wordt nu getypeerd als ‘verwarde oude man in stinkende huiskamer van verpleeghuis’, die in de waan leeft dat hij in een gevangenis zit omdat hij zijn vrouw van een rots heeft geduwd.
| |
| |
Suzan heeft intussen haar eigen problemen. Ze is een zeer krachtdadige en opgewekte anesthesiologe, die door haar collega's hoog wordt gewaardeerd. Haar vak is haar passie: ‘Het gevecht met de pijn geeft haar de meeste voldoening.’ Ze geniet van de geconcentreerde aandacht bij moeilijke chirurgische ingrepen. Maar de moeizame relatie met haar dochter Roos knaagt aan haar zelfverzekerdheid. Wanneer er een meisje dat een ernstig verkeersongeluk heeft gehad wordt binnengedragen, is ze ervan overtuigd dat het om Roos gaat en valt flauw.
Het werk van de anesthesiologen blijkt toch niet zo probleemloos te zijn als ze dacht. Het hoofd van de afdeling wijst op de resultaten van een onderzoek naar zelfmoord onder medisch specialisten. Boven aan de lijst staan de ‘verdovers’, die ook al een verhoogde neiging hebben tot verslaving en depressie. Het afdelingshoofd dringt daarom aan op meer en waakzamer contact tussen de collega's. Suzan kan zich deze waarschuwing aantrekken, want kort daarop komt haar beste vriendin en collega Simone op de Intensive Care terecht. Suzan denkt dat het om een zelfmoordpoging gaat: ze heeft deze vriendin verwaarloosd en geen aandacht gegeven aan de onrustbarende signalen. (Maar het blijkt later een hartinfarct.)
| |
II Doorwerking
Drik weet niet wat hij met Allard aan moet. ‘De jongen (...) geeft hem op subtiele wijze te kennen, dat hij de interpretatie die Drik aandraagt gekunsteld en belachelijk vindt, dat hij psychotherapeuten en hun vak veracht.’ Hij ziet veel meer in de praktijk van de anesthesiologie, waarmee hij kort daarvoor kennis heeft gemaakt - hij blijkt zelfs al voor die discipline gekozen te hebben!
Toch blijft hij op het spreekuur met Drik komen. En dan vertelt hij hoe blij hij is met zijn nieuwe hoofdrichting: ‘Suzan heet ze.’ Drik kan daar niet op reageren, gebonden als hij is door zijn zwijgplicht als medicus. Om dezelfde reden kan hij er evenmin met zijn zus over praten.
Suzan is ongelukkig omdat haar broer hoe langer hoe meer zelfstandig wil zijn. In de periode van Hanna's ziekte en de rouw die daarop volgde, kwam Drik vaak bij Suzan en Peter eten, nu ziet hij daar steeds meer van af. Zij voelt zich door haar broer in de steek gelaten, voor de tweede keer (de eerste keer: toen Drik ging studeren).
Tijdens een zware operatie laat Suzan zich onder de operatietafel (!) kussen door de assistent in opleiding Allard die zij moet begeleiden. De jongen, die zichtbaar is opgeknapt, vertelt dit voorval enthousiast aan zijn psychiater en vervolgens doet hij uit de doeken dat hij een verhouding met Suzan heeft gekregen. Drik is verbijsterd: met zijn zus, de vrouw van zijn
| |
| |
beste vriend! En hij denkt: ‘Wat dóén die anesthesisten? Wat een rare mensen!’ Hij beseft dat hij voortaan in aanwezigheid van Suzan op zijn woorden moet letten, ze mag niet weten dat Allard een patiënt van hem is.
De situatie spitst zich toe wanneer hij met Suzan en Peter naar een concert gaat waar Roos zal optreden. Roos' ouders vermoeden allang dat de mysterieuze vriend van Roos een lid van het ensemble is. Dat klopt, want deze vriend is de cellist: Allard. Ook Peter herkent de jongen die hij bijna een jaar geleden aan de hoede van Drik heeft toevertrouwd - maar hij weet natuurlijk niets van de amoureuze complicaties. Suzan veinst in paniek buikpijn om een ontmoeting te ontlopen met de jongen die ook de minnaar van haar dochter blijkt.
De volgende dag belt Drik Suzan in het ziekenhuis omdat de toestand van hun vader verslechtert. Ze rijden naar het verzorgingshuis, maar ook op de terugweg komt het niet tot een open gesprek tussen broer en zus. Suzan is wanhopig.
Drik is door zijn onmogelijke positie tegenover Allard zijn zelfvertrouwen kwijt. Zijn patiënten merken zijn verwarring en blijven weg. Allard meldt, volkomen overstuur, dat Suzan haar relatie met hem heeft verbroken. In een restaurant heeft Drik een ontmoeting met Roos die vermoedt dat haar vriend [Allard] een ander heeft. Drik moet zich opnieuw verbijten, maar ook nu laat hij zijn zwijgplicht voorgaan. Wel raadt hij haar aan met Allard openlijk over diens zwijgzaamheid te praten.
Suzan vraagt de overplaatsing van Allard naar een andere begeleider. Ze wordt op de trap door hem overrompeld, maar blijft bij haar besluit om de relatie te beëindigen. Allard gaat mee met de traumahelicopter die op het dak van het ziekenhuis staat. Als hij terugkeert van een (desastreus verlopen) expeditie gaat hij op de rand van het dak zitten, wat in het ziekenhuis paniek zaait: een zelfmoordenaar. Er moet een psychiater bij geroepen worden, en via Peter wordt dat Drik, die op de jongen inpraat (‘Ik kom je halen’) en hem ten slotte in zijn armen sluit.
| |
III Reprise
Later bedankt Allard zijn redder, maar hij ontkent dat hij zelfmoord heeft overwogen. Hij zou namelijk een paniekaanval hebben gekregen.
Bij een pauze in een uitputtende operatie trekt Allard Suzan in een rommelkast waar hij haar betast. Ze worden betrapt door Kronenburg, een even irritante als onbekwame collega; Suzan heeft hem aangeraden in therapie te gaan. Kronenburg volgt zowaar deze raad op en komt ongelukkigerwijs bij Peter terecht. Wanneer Suzan thuiskomt vindt zij een woedende echtgenoot die van Kronenburg gehoord heeft dat ze ‘in alle
| |
| |
hoeken en gaten van de afdeling ligt te vozen met die jongen Schuurman’. Suzan ontkent alles. Maar dan komt 's avonds laat hun dochter Roos binnenstormen die Driks raad heeft gevolgd: ze heeft haar vriend (Allard) gedwongen te praten over zijn andere liefde en zo heeft ze gehoord dat Allard een relatie had met haar moeder. Haar vader, Peter, is vooral gekwetst omdat zijn vrouw eerder glashard gelogen heeft.
Suzan voelt zich verraden door haar broer omdat die zijn beroepsgeheim boven haar welzijn heeft gesteld; als hij haar gewaarschuwd had, zou alles anders zijn gelopen.
Op de afdeling vindt men Allard in het rommelkamertje; hij heeft het verdovingsmiddel fentanyl (sterker dan morfine) opgespaard en zich daarmee van het leven beroofd. Suzan denkt: ‘Tot hier, (...) tot hier brengt ons de liefde voor de verdoving. Dit is de verlossing, de uitweg, de rust.’
| |
IV Coda
Na de dood van Allard belandt Drik in een niemandsland. Peter en Roos weigeren met hem te spreken. Het contact met zus Suzan breekt af. Hij beëindigt zijn praktijk en trekt zich terug op het platteland waar hij zich verdooft met drank.
Ook Suzan is ongelukkig: Peter is in een psychiatrische kliniek in Tanzania gaan werken, Roos is caissière in een supermarkt. Beiden zijn woedend op haar. Suzan voelt zich opnieuw door haar broer in de steek gelaten.
De enige die profiteert van de veranderingen blijkt de onaangename collega die Suzan verraden heeft te zijn, want die verdient nu emmers met geld in een botoxkliniek.
Ten slotte is het een vrouw die een bijrol vervult, Leida - de tante die Drik en Suzan heeft opgevoed nadat hun moeder was overleden - die het contact tussen broer en zus weer weet te herstellen. Ze brengt Drik ertoe zijn zuster te bellen, waarbij hij erkent fouten te hebben gemaakt.
| |
Interpretatie
Structuur
De roman heeft de structuur van een sonate meegekregen: expositie-doorwerking-reprise-coda.
Ook in de lopende tekst wordt aan de muziek gerefereerd door een vergelijking die het hoofd van de afdeling anesthesiologie maakt: ‘We moeten samen met de operateurs een team vormen. De anesthesioloog is de aanvoerder, die heeft het beste overzicht. Vergelijk het met de concertmeester in een orkest.’ En verder: ‘Ik had het over de concertmeester zonet, maar je kan eigenlijk beter denken aan een strijkkwartet als het gaat om een operatieteam. De operateur is natuurlijk de primarius, die doet het moeilijke kunstje. Maar als de cello daar niet een
| |
| |
volle en zuivere baslijn onder speelt klinkt het nergens naar! Dankzij de cello kan de eerste viool schitteren. Dat is wel een mooie vergelijking, vind je niet?’ Het is niet alleen een mooie, maar ook een toepasselijke vergelijking omdat niet lang daarna een concert beschreven wordt waarin Roos optreedt als altviolist. En wie geeft daar een prachtige cellosolo weg? Allard, de minnaar van Roos én van haar moeder. Het is een cruciale scène omdat daarna de plot op hol slaat, naar het dramatische einde toe.
| |
Vertelwijze
In de oneven hoofdstukken van de roman volgen wij de gebeurtenissen door de ogen van Drik, in de even hoofdstukken is Suzan het centrale personage. In beide gevallen gaat het om de personale vertelsituatie, al komen er in de beginhoofdstukken wat auctoriale zinnen voor die algemene informatie moeten geven, zoals: ‘Alle arts-assistenten moeten verplicht een periode in leertherapie en Peter coördineert dat deel van de opleiding.’
Alleen het laatste hoofdstuk wijkt verteltechnisch af, omdat daar het perspectief verschillende keren wisselt (Drik-Suzan-Drik-Suzan). Deze versnelling spiegelt daarmee mogelijk iets van de verwarring aan het slot.
| |
Thematiek
Dat het verhaal juist vanuit deze twee personages verteld wordt correspondeert met de antithese die in de roman wordt uitgewerkt: twee medische disciplines, psychoanalyse en anesthesiologie, worden tegen elkaar afgewogen. De psychiater (Drik) probeert de patiënt van zijn pijn te verlossen door met hem te praten en zo de spanningen aan het licht te brengen. Het is een proces van zoeken en aftasten waarbij de therapeut zelf niet buiten schot blijft want hij onderzoekt en beoordeelt ook zijn eigen reacties.
Volstrekt anders is het puur praktische werk van de anesthesioloog (Suzan), die de patiënt voor korte of langere tijd bewusteloos moet houden om daarmee het besef van pijn weg te nemen. De verdover hoeft zich niet te verdiepen in de zieleroerselen van de patiënt. Hij/zij spreekt die patiënt alleen heel kort vóór de operatieve ingreep om hem gerust te stellen; na de operatie neemt een andere afdeling vrijwel meteen de opvang over. Vaak onthoudt de anesthesioloog de naam van de patiënt niet, zoals de behandelde zieke later niet meer weet wie hem verdoofd heeft.
Het specialisme van de anesthesist is in hoge mate technisch, het resultaat van zijn handelen is voortdurend zichtbaar op de instrumenten die de lichamelijke reacties meten. Het is juist dit tastbare, controleerbare van de arbeid dat Suzan aantrekt, het beroep van haar broer is zoveel vager. Tegen haar vriendin zegt ze: ‘Hij is psychiater, hij denkt na. Dan leef je
| |
| |
heel langzaam, weet je. Hij staat stil bij dingen. Ik draaf liever door.’ Opvallend is dat haar man Peter juist het directe gedrag van zijn vrouw bewondert: ‘Ik vond dat zo aantrekkelijk, (...) iemand die volstrekt ongevoelig is voor gepsychologiseer, die geen begrip heeft voor hoe wij [Drik en hij] zijn op z'n slechtst - afstandelijk, beschouwend uit angst ergens in te stappen. Verfrissend was dat.’
Drik kent ook zijn twijfels, want hij overweegt: ‘Misschien ben ik wel jaloers op Suzan. Haar vak is duidelijk: als de bloeddruk stijgt schuif je nitroglycerine in, als hij daalt kom je met epinefrine. Mijn vak is een moeras van vaagheden waar je op intuïtie doorheen moet manoeuvreren. Het lukt me niet meer. Ik kan niet eens mijn eigen zus begrijpen.’ Ironisch is dat later zijn patiënt Allard, op wie hij geen vat krijgt, om precies dezelfde reden de psychiatrie verruilt voor de helderheid van de anesthesiologie.
Op het eerste gezicht lijkt het erop dat de verdovers het winnen van de psychiaters. De therapeutische behandeling van Allard die een jaar geduurd heeft, eindigt in een echec. (Bij herlezing krijgt de volgende overweging van Drik bij de tweede ontmoeting met Allard een bijna sinistere bijklank: ‘Zou hij [Allard] er zelf beter aan toe zijn als hij de radeloosheid toeliet die hij [Drik] achter zijn alledaagse gedrag vermoedt? (...) Hij weet het eigenlijk niet meer.’) Ook valt het op dat zowel Drik als zijn beste vriend Peter zich zeer sceptisch uitlaat over de psychoanalytische vereniging waar ze bij horen. De wekelijkse bijeenkomsten daarvan worden belachelijk gemaakt of genegeerd.
Aan de andere kant heeft ook de anesthesiologie zijn duistere kanten. Die komen aan het licht in het statistiekonderzoek waaruit blijkt dat zelfmoord, verslaving en depressies opvallend vaak voorkomen bij de verdovers. De psychische verwarring waarin Suzan terechtkomt lijkt daarvan een illustratie: ze slaagt er niet in om een goed contact te krijgen met haar dochter Roos en ‘herkent’ haar in een verkeersslachtoffer dat wordt binnengedragen. Mede door deze verwarring geeft ze toe aan de amoureuze benaderingen van Allard. Als verdover behoedt ze anderen voor de pijn, maar ze kan de onrust in zichzelf niet beheersen.
| |
Personages
Het is duidelijk dat de leden van de familie De Jong allemaal worstelen met een onverwerkt verleden. In de eerste plaats is er de mysterieuze dood van Fenny, de moeder van Drik en Suzan. Is ze door haar man van een rots geduwd? Leida, nota bene de tweelingzuster van die echtgenoot, acht het niet onmogelijk. Hij was immers jaloers op de aandacht die zijn vrouw aan de kinderen gaf. Bovendien was het een drift- | |
| |
kop. Leida oppert ook dat er een vloek op de familie rust: ‘Fenny's ongeluk heeft een schaduw gelegd over alles wat daarna kwam. Wij hechten ons niet. Wij zijn bang voor het verlies. Dus wij durven ons niet voort te planten.’ Al op een van de eerste bladzijden denkt Drik: ‘Elke gehechtheid is een bron van verdriet’, en hij geeft daarvan als voorbeeld de sterke band die er bestond tussen Roos en haar tante Hanna, de nu overleden vrouw van Drik.
Maar de angst voor het zich hechten in deze familie kan ook leiden tot bittere eenzaamheid. Zo is Driks vader na de val van zijn vrouw nooit meer dezelfde geweest, verteerd als hij was door al of niet terechte schuldgevoelens. Hij kan geen contact meer krijgen met zijn omgeving en sterft eenzaam in de deprimerende omgeving van een verzorgingshuis. Aan het eind van de roman lijkt zijn zoon Drik dezelfde kant op te gaan wanneer hij zich op het platteland terugtrekt en bezig is zijn vervallen boerderij nog verder te isoleren met een omheining van palen. Maar het is zijn tante Leida, vrij onopvallend in het verhaal maar toch aanwezig op cruciale momenten, die hem aanzet om het contact met zijn zus weer op te nemen.
Dat lijkt een gelukkig einde, maar de laatste zin van het boek, die het ontwaken van een patiënt uit een verdoving beschrijft, klinkt als een somber slotakkoord: ‘Traag zal hij uit de verdoving omhoog zwemmen en bovenkomen in een onbegrijpelijke, gruwelijke wereld.’ Suzan lijkt niet immuun voor de verlokking van een definitieve verdoving (vergelijk hiermee ook haar eerste reactie wanneer de dood van Allard door zelf-toegebrachte narcose wordt geconstateerd: ‘Tot hier, (...) tot hier brengt ons de liefde voor de verdoving. Dit is de verlossing, de uitweg, de rust.’
| |
Stijl
In de roman komen nogal wat woorden voor die betrekking hebben op de medische discipline van de beide hoofdfiguren. In het geval van de psychiater Drik is dat niet problematisch, omdat het psychologenjargon alom in de samenleving is doorgedrongen. Veel minder bekend zijn de termen die in de dagelijkse praktijk van Suzan gebruikt worden: ‘epiduraal’, ‘elektrolyten’, ‘paroxismale tachycardie’, enzovoort.
Het lijkt erop dat Enquist met deze technische aanduidingen speelt. De eerste keer dat het perspectief van Suzan wordt weergegeven staat er: ‘Ze palpeert haar fietsbanden en knipt vervolgens het licht in de schuur uit.’ ‘Palperen’ betekent volgens het woordenboek: ‘met de handen betasten en bekloppen, bij een geneeskundig onderzoek’; dat een medische term wordt gebruikt voor het knijpen in een fietsband (om te zien of die hard genoeg is) zou als een knipoog naar de lezer kunnen worden opgevat.
| |
| |
| |
Genre
Op de omslag van het boek wordt De verdovers ‘een onvervalste, maar ook onconventionele doktersroman’ genoemd. Het woord ‘onconventioneel’ duidt aan dat het om een dubieuze typering gaat. Het klopt natuurlijk dat grote delen van het verhaal zich in een ziekenhuis afspelen, maar verder is er weinig overeenkomst met de Bouquetreeksboekjes waarin een lieve verpleegster de knappe dokter krijgt. De uitvoerige beschrijvingen van medische handelingen doen eerder denken aan Amerikaanse ziekenhuisseries als ER. Er is nog een ander element dat aan televisieseries herinnert, namelijk de snelle afwisseling van scènes waarin verschillende personages centraal staan. Echt toneelmatig is de dramatische ironie die ontstaat wanneer Allard op de afdeling anesthesiologie gaat werken: de lezer weet dan wat er zal (kunnen) gebeuren, de personages beseffen dat niet. Hier maakt Enquist gebruik van een beproefd spanningverwekkend procedé dat zowel in blijspelen als in tragedies de emoties van het publiek kan bespelen.
| |
Context
In een interview met Knack zegt Enquist: ‘Pas nu de roman klaar is en ik terugkijk, besef ik dat dit verhaal eigenlijk net hetzelfde is als mijn vorige boeken. Het gaat altijd over mensen die op jonge leeftijd in de steek gelaten zijn door hun ouders en de enorme impact daarvan. De vorm is heel nieuw en anders, maar de kern blijft hetzelfde.’ En inderdaad is De verdovers een typisch Enquist-boek over verlies en verdriet.
Ook typerend voor het oeuvre van de schrijfster is het belang van de muziek. Dat element lijkt in De verdovers in eerste instantie minder sterk aanwezig dan in Het meesterstuk, Het geheim of in Contrapunt. Maar zoals gezegd duiden de hoofdstuktitels de delen van een sonate aan en vindt er tijdens een concert een cruciale onthulling plaats.
Er zijn natuurlijk Nederlandstalige romans waarin als hoofdfiguur een medicus optreedt, maar dat is dan veelal een huisarts (Vestdijk, De dokter en het lichte meisje; Koch, Zomerhuis met zwembad). Maar wat betreft de nauwkeurig in het jargon van de operatiekamer beschreven medische handelingen is De verdovers uniek in de Nederlandstalige literatuur.
Er is wel een interessante overeenkomst met een detail in De aanslag van Harry Mulisch. De hoofdpersoon Anton Steenwijk, die aan het eind van de oorlog zijn ouders en broer verliest, kiest later het vak van anesthesist. Mulisch laat zien hoe Anton lange jaren zijn trauma verdringt, parallel met de houding van heel Nederland in de jaren vijftig. Door historici
| |
| |
werd dit tijdvak later dan ook de ‘periode van de coma’ genoemd. Drik in Anna Enquists roman zou Steenwijks beroepskeuze een vlucht hebben genoemd: ‘Anesthesie! Een schuilplaats van de neurose!’
| |
Waarderingsgeschiedenis
Over het algemeen werd De verdovers positief ontvangen. Er zijn wel wat bezwaren tegen de wat schematische opzet van de roman. Zo schrijft Irene Start: ‘Door alle symboliek wordt de roman soms topzwaar, de personages zijn eerder schaakstukken dan mensen’, en ook Jann Ruyters ziet ‘de schematische opzet iets te veel door de inhoud heen schemeren’. Deze kritiek klinkt ook door bij Jaap Goedegebuure, die niettemin zijn recensie afsluit met lof voor ‘de indringende manier van vertellen waar romanschrijver Enquist het patent op heeft’. Jasper Henderson heeft zelfs een nog positiever slotakkoord: ‘een strak gecomponeerde, ouwerwetse good read’. En ook Lies Schut vindt in De Telegraaf dat Enquist ‘opnieuw een persoonlijk getint boek over de diepste roerselen van de mens’ geschreven heeft.
Verdeeld is het oordeel over de technische beschrijvingen van medische ingrepen die vooral in het eerste deel van de roman voorkomen. Daniëlle Serdijn merkt daarover op: ‘Poëzie schuilt in onbegrijpelijke taal waarin woorden weerklinken als “femurpen” en “heparine” en waarin “perfusieploegen slangen oprollen”.’ Filip Rogiers heeft juist bezwaar tegen de uitgebreide en weinig functionele beschrijvingen: ‘De dichteres Anna Enquist huist niet in deze roman.’
Marja Pruis geeft overigens een mogelijke verklaring voor het verschil tussen het meer zakelijke eerste deel en de ontwikkelingen in het tweede deel: de kalme stijl dekt de emotionele conflicten toe die later onbeheersbaar naar buiten komen. Om die reden noemt zij het boek ‘verontrustend’.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Anna Enquist, De verdovers, negende druk, Amsterdam 2012.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Piet Piryns, Het operatieteam als strijkkwartet. In: Knack, 19-10-2011. (interview) |
Stefanie van den Broeck, En dan moet het kind nog een naam hebben. In: Knack, 19-10-2011. |
Marjon Kok, Keuze voor verdoving. In: De Twentsche Courant Tubantia, 20-11-2011. (reportage) |
Janet Luis, Verdoven met verhalen. In: NRC Handelsblad, 21-10-2011. |
Jaap Goedegebuure, Onverwerkt verlies leidt tot slachtoffers in de familie. In: Het Financieele Dagblad, 22-10-11. |
Daniëlle Serdijn, Observeren achter het glas van de OK. In: de Volkskrant, 22-10-2011. |
Jann Ruyters, In nood handelen mensen instinctief. In: Trouw, 22-10-2011. |
Irene Start, Bron van verdriet. Slimme ‘doktersroman’ vol wapengekletter. In: Elsevier, 22-10-2011. |
Jasper Henderson, Iedereen is psychisch verwond. In: Het Parool, 26-10-2011. |
Marja Pruis, Ophouden met denken. In: De Groene Amsterdammer, 27-10-2011. |
Filip Rogiers, Zonder te raken. In: De Standaard, 28-10-2011. |
Dries Muus, Buiten westen. In: HP/De Tijd, 4-11-2011. |
Lies Schut, Intrigerende doktersroman. In: De Telegraaf, 4-11-2011. |
Mieke Wilcke-van der Linden, Verdoven of voelen? In: Nederlands Dagblad, 18-11-2011. |
Tjitske Mussche, Doktersromans. In: VPRO-gids, 28-1-2012. (interview) |
André Kruijf, Traumatische ervaringen voelen of verdoven. In: Reformatorisch Dagblad, 3-2-2012. |
lexicon van literaire werken 101
februari 2014
|
|