| |
| |
| |
Marcellus Emants
Liefdeleven
door Jan van Luxemburg
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Liefdeleven van Marcellus Emants (* 1848 te Voorburg; † 1923 te Baden, Zwitserland) beschrijft het problematische huwelijk van Christiaan Duyts en Mina Boswijk. Na publicatie in vier afleveringen van het tijdschrift De gids in 1915 verscheen Liefdeleven in 1916, met een aantal tekstwijzigingen, in boekvorm bij Van Holkema en Warendorf te Amsterdam. Emants wilde, getuige het voorwoord in deze boekuitgave, na de wijzigingen de tekst die in De gids had gestaan niet langer voor zijn verantwoording nemen. Liefdeleven telt drie delen met respectievelijk vier, zeventien en veertien hoofdstukken. De eerste druk is in twee banden uitgegeven en telt totaal 415 pagina's. Bovendien is in de tweede band een eerder in De gids gepubliceerd artikel van Emants opgenomen: ‘Pathologie in de litteratuur’, een reactie op een gelijknamig artikel van de criticus Carel Scharten.
Nog tijdens Emants' leven verscheen, in 1919, een tweede druk, eveneens bij Van Holkema en Warendorf. Verdere drukken zijn ongenummerd en verschenen in 1935 bij Querido in de Salamanderreeks, in 1965 bij Van Oorschot in de reeks Witte Olifant en in 1982 weer bij Van Oorschot. In 1986 publiceerde L.J. Veen in de serie Amstel Klassiek de zesde druk, voorzien van een nawoord van Nop Maas. Deze laatste druk heeft, anders dan de andere naoorlogse uitgaven, weer de oorspronkelijke spelling gebezigd.
| |
Inhoud
Deel een I
Christiaan Duyts woont op een kasteeltje vlak buiten een dorp. Hij schildert en is tevreden met zijn vrijgezellenbestaan op het platteland. Toch voelt hij behoefte aan vrouwelijke warmte. Hij vertelt zijn vriend Lodewijk Diepe, de dorpsdokter, zijn plan te gaan trouwen met Mina Boswijk, die hij op een feest bij notaris Vlascoop heeft ontmoet. Christiaan stoort zich aan de terughoudende reactie van zijn vriend. Hij ervaart Die- | |
| |
pe als koel en te sober levend en denkt dat het hem tegenvalt dat hij wil trouwen; maar Diepe verzekert hem dat hij alleen maar verbaasd is. Bij thuiskomst vindt Christiaan een brief.
| |
II
Een paar dagen later bezoekt Christiaan een bal bij Vlascoop. Daar geeft Mina hem uitleg over de brief waarin ze hem heeft afgewezen. Ze zegt dat ze regelmatig een onweerstaanbare behoefte heeft onaangenaam te zijn. Ook brengt ze naar voren dat ze niet kan trouwen omdat ze met haar vioollessen haar moeder onderhoudt, die na de dood van haar man behoeftig is. Christiaan verzekert haar dat hij bij een huwelijk voor een lijfrente zal zorgen en vertelt dan zijn eigen geschiedenis: na de dood van zijn ouders heeft hij de fabriek verkocht en is voor weinig huur in het kasteel gaan wonen om daar buiten te leven en te kunnen schilderen. Mina geeft zich gewonnen en aan de vaart gezeten kussen ze elkaar langdurig.
| |
III
Christiaan houdt op Mina's verzoek de trouwplannen geheim tot aan de trouwdag van de notarisdochter. Ze gaan naar Den Haag om haar moeder om de hand van haar dochter te vragen. Mina heeft geen behoefte aan contacten met mensen en wil alleen wat vrienden en kennissen van haar moeder bezoeken. Wanneer Christiaan haar vraagt of ze zich wel in het dorpsleven zal kunnen schikken is haar antwoord: ‘Ik zal me immers in alles dienen te schikken.’
Christiaan maakt nu in het dorp zijn huwelijksplannen bekend. Mina schikt zich in wat bezoeken aan dorpsgenoten en verbergt daarbij haar onverschilligheid. Wel schrikt Christiaan daarna van haar soms scherpe uitvallen over mensen. Na het kerkelijke huwelijk zegt Mina dat ze nu alles bereikt heeft en wel wil sterven. Dat zou het beste zijn.
| |
Deel twee I
Na de Italiaanse reis komen de jonggehuwden op het landgoed Heijdestein. Mina is onder de indruk van het landgoed, maar negeert het personeel dat haar opwacht. Pas later laat ze zich het personeel voorstellen: Trijn, haar zoon Dirk en diens vrouw Anna, die twee kinderen heeft. Ze doet hen af met een flauwe glimlach en een knikje. Wel laat ze zich verrukt rondleiden door het kasteeltje, waarbij ze al gauw over smaken strijdt met Christiaan en hem een ‘grofbesnaard individu’ noemt. Op haar aandringen hebben ze gescheiden slaapkamers. Wanneer het eten klaar is, vraagt Christiaan haar nog wat meer aandacht te besteden aan het personeel. Dit wordt aanleiding voor een heftige ruzie. Uiteindelijk weigert Mina te gaan eten. Krijsend ligt ze over de vloer en Christiaan geeft haar een veronal.
| |
II-III
Wanneer het dag wordt, denkt Christiaan na over de ruzies, de door hem gevreesde ‘scènes’, tijdens de huwelijksreis. Deze ontstonden bij de geringste aanleidingen. Hij vindt dat hij misschien wel eens ondiplomatiek is, maar dat de schuld niet bij hem ligt.
| |
| |
Mina verschijnt dan op het bordes met een pakket. Christiaan gaat haar achterna en is er getuige van dat ze uiterst vriendelijk de cadeaus aan Anna en haar kinderen geeft. Dan steekt ze haar hand in de zijne en, zoals zo vaak, wint zijn verliefdheid het weer. Hij laat haar zijn Arabische en Japanse verzamelingen zien en ze stelt voor een ‘echt’ Japans en Arabisch kamertje te laten maken om daar samen in kostuum koffie te drinken. Wanneer Christiaan zegt dat dat te duur is en dat ze als huurders geen muren mogen wegbreken, is ze weer totaal verstoord.
| |
IV
Een periode van opleving en vrolijkheid volgt. Mina toont belangstelling voor Christiaans schilderen en is vriendelijk tegen Trijn. Ze speelt ook weer viool. Vol enthousiasme organiseert ze een partijtje voor dorpsgenoten. Ze laat Christiaan echter wel weten dat ze niet om die mensen geeft. Met één man zou Mina graag wel op wat vertrouwelijker voet zijn gekomen, Diepe, maar deze vertoont zich niet op Heijdestein en Mina ervaart dat als een krenking.
| |
V
Trijn komt zich bij Christiaan beklagen dat mevrouw zo veeleisend is en Christiaan biedt haar een hulpmeisje aan. Wanneer hij dat aan Mina voorlegt verwijt ze hem in een zoveelste ‘scène’ dat hij partij voor Trijn trekt en niet om haar geeft. Wanneer ze gaat gillen en slaan omklemt Christiaan met zijn ‘sterke vuistboei’ haar beide handen en na aanvankelijk medelijden voelt hij kilheid.
| |
VI
Mina zinkt nu weg in lethargie, blijft lang op bed liggen en eet weinig. Christiaan deinst er voor terug Diepe te raadplegen, omdat hij zijn ongelijk niet wil bekennen. Dan stelt hij Mina voor haar moeder uit te nodigen en deze leeft alleen al bij de gedachte daaraan op. Ze zegt dat het beter zou zijn uit elkaar te gaan, omdat, hoewel ze van elkaar houden, ze alleen maar negatief kan zijn. Verzoend, maar verkoeld leven ze naast elkaar voort.
| |
VII-VIII
Moeder Boswijk komt op bezoek. Zij blijkt in alles Mina's bondgenote en beklaagt zich bij Christiaan over Trijn. Maar Christiaan zegt haar dat veel aan Mina te wijten is. Deze laatste komt later op de dag zijn atelier binnen, duidelijk uit op een ‘scène’ en verwijt hem dat hij de schuld op haar heeft geschoven. ‘Als mama weg gaat, wat gauw genoeg gebeuren zal... ga ik met haar mee.’ Christiaan zegt haar dat ze misschien beter kunnen scheiden. Hij zal financieel voor haar blijven zorgen. Na een nieuwe ‘scène’ zegt ze dat ze zo ongelukkig is en hij verzekert haar dat hij, ondanks alles, van haar houdt.
| |
IX
Mevrouw Boswijk vertrekt, alleen. Christiaan overweegt dat Mina bezigheden moet hebben en dat hij Trijn moet ontslaan. Mina wordt voorlopig weer ‘tot het zachte, zinnelik-aanhalige vrouwtje, dat voor niets anders scheen te leven dan om
| |
| |
haar man te behagen’. Christiaan stuurt Trijn zo tactvol mogelijk met pensioen, maar deze laat hem weten dat dat niet de problemen met Mina zal oplossen.
| |
X-XI
Anna en Dirk gaan uit eigen beweging ook weg. Mina verandert van leveranciers; de vorige, beweert ze, hadden haar in samenspanning met Trijn bedrogen. Ze is nu druk in de weer en oppert het plan van de twee slaapkamers er één te maken. Wanneer Christiaan zegt daar toestemming voor nodig te hebben, wordt ze weer kwaad en wantrouwig. Maar Christiaan vindt dat de toestand vooruit gaat: ‘wat leert ze zich kennen en... beheersen’.
| |
XII
Mina aanvaardt, gevraagd voor een bezoek bij Vlascoop, pas na een nieuwe ‘scène’ met Christiaan de uitnodiging, maar ze kleedt zich wel bijzonder aantrekkelijk aan. Aanwezig zijn dominee en mevrouw Vlis, Diepe en Ines Vopel, Christiaans oud-leerling en ooit voor een korte tijd een vlam van hem.
Mina houdt zich tijdens het bezoek nogal stil, maar wanneer ze zich later in het gesprek mengt, ziet Christiaan kans met Ines te praten en zich te verontschuldigen voor het feit dat hij haar zo verwaarloosd heeft. Mevrouw Vlascoop vraagt naar het vertrek van Trijn en Anna. Nu breekt de hel los. Mina beschuldigt Trijn en haar familie van onbeschoftheid en diefstal. Christiaan zegt dat ze daar geen bewijs voor heeft.
| |
XIII
De volgende dag staat Mina pas laat in de middag op. Ze kondigt aan zich helemaal terug te willen trekken en het huishouden aan het nieuwe personeel te willen overlaten. Dan verwijt ze Christiaan kwaad van haar gesproken te hebben. Het is een van de weinige passages waar de verteller beider visie weergeeft: ‘Nu schetterden ze beiden tegelijk door, niet meer luisterend naar elkanders woorden, ieder zijn eigen grieven maar luchtend, om eindelik eens alles uit te zeggen, het overkropt gemoed volkomen te luchten, de volle waarheid te doen klinken. Ze voelden zo goed, dat ze elkander nodig hadden voor hun geluk en juist dit konden ze elkaar niet vergeven.’
Christiaan zegt alles uit liefde gedaan te hebben. Mina zegt vroeger een zinvolle functie gehad te hebben en toegejuicht te zijn op concerten. Ze raakt steeds opgewondener en dreigt zichzelf met haar servet te wurgen.
| |
XIV
Twee dagen later gaat Christiaan naar Diepe. Hij vertelt uitgebreid over zijn liefde voor Mina en alle problemen en ruzies. Hij zegt, na een suggestie van Diepe, zijn eigen ongelijk niet in te zien en dus niets te bekennen te hebben. Diepe suggereert dan dat Mina naar een kind verlangt. Haar taak is haar immers afgenomen. Christiaan is niet overtuigd en zelfs geërgerd over wat hem onwetenschappelijk toeschijnt. Dan gaat Diepe nog verder: ‘Vrouwen, m'n goeie vrind, zijn voortbren- | |
| |
gingsmasjienes. Wezens in wie 't altruïsme egoïsme is.’ Mina, stelt Diepe, mist de verstandelijke rem op haar emoties en hij moet verstandiger zijn. Diepes weldenken ergert Christiaan. Ook ergert hem zijn minachting voor vrouwen. Overigens is Diepe van mening dat in een huwelijk de echtelieden de andere naar eigen idealen proberen te vormen. De ideale vrouw bestaat alleen in de fantasie.
| |
XV
Na een tijdje bloeit nog eens de hartstocht op. Kleine botsingen lopen niet meer uit op ‘scènes’. Diepe komt een paar keer langs voor Mina en vraagt haar voor een vereniging van goede werken. Ze neemt een arm kind ter verzorging in huis, waar ze mee speelt, maar dat ze niet graag aanraakt. De kinderverzorging wordt haar gauw te veel en het kind verdwijnt weer. Op een avond vlak daarna wordt Mina 's avonds weer aanhalig en het komt weer regelmatig tot genot. Kort daarna vertelt Mina dat ze zwanger is.
| |
XVI
De lente brengt Christiaan geen lentestemming. Hij is wat vooringenomen tegen de komst van een kind. Diepe komt vaak langs, wat Christiaan begrijpt, maar wat hem niet helemaal zint. Mina zegt dat hij komt voor raadgevingen en ze vindt hem een van de weinige mannen die vrouwen begrijpen. Dan vertelt Christiaan haar dat Diepe vrouwen masjienes heeft genoemd en haar stemming ten aanzien van de arts slaat om. Bovendien beseft ze dat Christiaan over haar gepraat heeft.
| |
XVII
Mina geeft te kennen dat zij naar Den Haag wil. Ze heeft daar zelfs al via haar moeder een huis gehuurd en een dokter gekozen. Christiaan ziet aan haar wisselende stemming tegenover Diepe hoe de ‘waardering van een vrouw’ verloopt. Ze zegt dat hij niet mee hoeft naar Den Haag. Toch lijkt ze blij wanneer Christiaan aankondigt mee te zullen gaan.
| |
Deel drie I-II
Het bevalt Mina perfect in Den Haag, maar Christiaan vindt het er benauwd. Hij mist Heijdestein. Mina verwijt hem dat hij het niet naar zijn zin heeft ‘omdat ik hier juist zo naar m'n zin ben...’. Op haar aanraden gaat hij drie weken naar de Karpaten, die echter niet de inspiratie tot schilderen bieden die Heijdestein bood. Terug in Den Haag merkt hij dat mevrouw Boswijk weliswaar een goede invloed op Mina's humeur heeft, maar dat ze hem ergert in haar aanwezigheid en gepraat.
| |
III-V
Johan, Jantje, wordt geboren. Christiaan heeft vol angst de bevalling afgewacht en het ontgaat hem niet ‘dat het wurmpje erg nietig was’. Vanaf nu heerst het kind en in naam van het kind heersen de zuster en mevrouw Boswijk. Mina zegt Christiaan dat hij niet gelukkig met haar is; ze denkt dat ze vroeg zal sterven en laat hem beloven alleen te zullen hertrouwen met een vrouw die goed voor Jantje zal zorgen.
Christiaan vindt dat Jantje er niet goed uitziet, maar dokter
| |
| |
Giers verzekert dat alle organen goed zijn en dat stelt Mina gerust. Op oudejaarsavond vraagt ze hem of ze Jantje kan laten dopen. Hij ziet nu dat ze aan God en kind genoeg heeft. Jantje's doop wordt gevierd. Mina drinkt daarna tevreden een aantal glazen champagne. De volgende morgen krijst het kind. De dokter zegt hij dat hij het gewicht onvoldoende vindt. Hij denkt niet dat de champagne kwaad heeft gekund voor het zog. Toch neemt Mina zich voor geen druppel meer te zullen drinken en ze verwijt Christiaan haar daar niet eerder vanaf gehouden te hebben.
| |
VI-XIII
Alles is nu voor het kind. Christiaan gaat, met Mina's enthousiaste instemming, naar Parijs, waar hij met een toevallig ontmoete bekende een relatie voor een nacht heeft en dan gaat hij door naar de Rivièra. Wanneer hij terug komt in Den Haag, heeft Mina weinig belangstelling voor zijn reis en vindt ze dat hij weinig actief naar het kind vraagt. De dagen verlopen verder in een niet onaangename sleur en 's avonds spelen ze een partijtje Jasje. Een enkel maal kruipt zij zelfs op zijn schoot, waarbij hij zich beheersen moet niet te aanhalig te worden.
Spoedig besteedt ze weer alle tijd en aandacht aan Jantje. Ze verwaarloost kleding en uiterlijk. De ter consultering geroepen Professor Vliethuis onderzoekt het kind, maar ziet geen reden de zaak zwart te zien. De koorts bij Jantje komt echter terug. De darmen zijn nu ontstoken, maar Mina blijft rustig en gelooft in komende beterschap. Christiaan ziet het kind echter achteruit gaan en hij vreest het noodlot. Op een dag, wanneer hij terugkeert uit het bierhuis, waar hij wat afleiding zoekt, wordt het kind plotseling slechter en na een ernstige doodstrijd sterft het. Mina valt in zwijm.
| |
XIV
Een paar maanden later, eind september, komt Christiaan aan op Heijdestein, dat hij ontwend is. Hij wil het huwelijk vergeten. De mens is immers eenzaam. Ook in het huwelijk, waar de een iets anders wil dan de ander, de een een middel is voor de ander, de ander middel voor de een en ‘samen ook weer middel zijn, door 'en onbekende macht aangewend voor 'en onbekend doel’. Hij wil vergeten man en vader geweest te zijn. Anderzijds wil hij de mooie herinneringen niet ontkennen en die komen ook boven wanneer hij door het huis dwaalt. Hij beseft nu dat hij in het huwelijk eenzaam is geweest. Hij en Mina beoogden ieder een ander ideaal.
Na de dood van Jantje was Mina versteend geraakt en dag en nacht bij het lijkje blijven zitten. Aan Christiaan had ze verweten dat ze nooit had moeten trouwen en dat hij nu zijn zin had. Deze onrechtvaardigheid had hij ondragelijk gevonden.
Na de begrafenis, waar Mina rustig was geweest, was ze volslagen apathisch geworden en ze had gepoogd zich te verhan- | |
| |
gen. Ze was naar een sanatorium gegaan en Christiaan had Dirk en Anna (hun moeder is inmiddels overleden) gevraagd alles in de staat van voor zijn huwelijk terug te brengen. Hij heeft hun gevraagd, zo besluit Christiaan zijn overpeinzingen, niet naar de ziekte van mevrouw te vragen en hij wenst dat ook anderen dat niet doen.
| |
Interpretatie
Titel
De titel leent zich voor meer dan één uitleg. Men kan Liefdeleven als een ironische of zelfs cynische titel opvatten: kijk eens waar liefde, en met name liefde in een huwelijk, op neer komt; het is onmacht elkaar te bereiken, ruzie en een noodlottig einde. Maar men kan de roman ook opvatten als een koele en exemplarische, naturalistische analyse van hoe verschillend de liefde is van man en vrouw en wat een kind daarbij betekent. Dan krijgt de titel meer een analytisch of wetenschappelijk karakter. De keuze kan beter gemaakt worden wanneer we de liefdes- en huwelijksopvatting in de roman bezien hebben.
| |
Thematiek
In een enquête van het blad Eigen haard uit 1916, het jaar waarin Liefdeleven verscheen, gaf Emants antwoord op de vragen naar de voornaamste fouten die man en vrouw in vele huwelijken maken. Voor de man was zijn antwoord: ‘Ten eerste dat hij trouwt en ten tweede, dat hij zich verwondert over de ontnuchtering, die volgt op de verliefdheidsroes.’ De vrouw doet alsof ze een man begeert, terwijl ze in werkelijkheid een kind wil. Ten tweede geldt ‘dat zij het bovenstaande eerst niet inziet en naderhand vanzelfsprekend acht’. Deze opvattingen lijken in de roman geïllustreerd te worden en worden in Christiaans slotoverpeinzingen bijna letterlijk onder woorden gebracht. Christiaan beseft, zo hebben we gezien, dat in het huwelijk de een het middel is voor de ander en de ander voor de een en ‘dat ze samen ook weer middel zijn, door 'en onbekende macht aangewend voor 'en onbekend doel...’.
Christiaan is aanvankelijk tevreden met zijn leven van tamelijk welgestelde vrijgezel en kunstenaar. Toch mist hij de warmte van een vrouw, en wil hij trouwen, een beslissing, die de sceptische Diepe stilzwijgend aanhoort. Diepe is verbaasd over Christiaans beslissing en wat hij vindt, zo zullen we zien, kan staan voor veel van Emants' opinies. Het huwelijk is voor Christiaan, via wie we de gebeurtenissen meestal waarnemen, een deceptie. De aandacht die hij gezocht heeft, krijgt hij niet. In plaats daarvan ontstaat er ruzie na ruzie, de gevreesde ‘scènes’, waar Christiaan meestal de meer beheerste partij is en die ook Mina wel betreurt, maar die de verhoudingen steeds ver- | |
| |
der ondermijnen. Mina geeft door haar gedrag en woorden te kennen dat ook voor haar het huwelijk weinig te bieden heeft en zij is de eerste die van een scheiding rept.
Wanneer Mina in verwachting is en na de geboorte wordt het Christiaan duidelijk dat het kind hem van de eerste plaats, voorzover hij die ooit heeft ingenomen, verdrongen heeft. Wanneer Jantje sterft, vervalt Mina tot doffe wanhoop en krijgt ze een inzinking die de waanzin nabij komt; het bestaan van een echtgenoot lijkt in de crisis van geen belang.
| |
Titel
Men kan deze visie op de huwelijksrelatie een cynische ontkenning van liefde binnen het huwelijk noemen en dan is de titel van de roman even cynisch en ironisch: wederzijdse liefde bestaat immers niet, althans niet tussen man en vrouw. Men kan echter, zoals gezegd, deze beschrijving van de liefde ook een koele wetenschappelijke analyse achten. Goed inzicht leidt tot een scherpe visie op liefde en huwelijk. Hoewel beide echtelieden wel beter zouden willen, zijn de aard en daarmee de verwachtingen van man en vrouw zo verschillend, dat een huwelijksgeluk weinig kans krijgt. De seksualiteit, die voor de man een belangrijke rol speelt en die in de roman ook vrij expliciet wordt uitgebeeld, lijkt voor de vrouw van marginaal belang.
| |
Motieven
De relatie tussen Mina en haar moeder is op de meeste momenten intenser en belangrijker dan de relatie tussen de echtelieden, zeker nadat Mina ook moeder is geworden. De vrouw is kind van de moeder en moeder van het kind. De vrouw die door Diepe een ‘voortbrengingsmasjiene’ wordt genoemd ziet haar eigen situatie echter niet in en ondermijnt zowel door haar wezen als door haar gebrek aan inzicht de kansen voor een goed huwelijk. Wanneer Mina een kind heeft, is ze pas waar ze wil zijn. Het moederschap is belangrijker dan het huwelijk tussen man en vrouw.
Naar aanleiding van een terloopse opmerking in De gids van de criticus Carel Scharten publiceerde Emants het essay ‘Pathologie in de litteratuur’, dat aan het einde van de roman is opgenomen en betrokken kan worden in de interpretatie van de romans. Scharten ziet een overeenkomst tussen Een coquette vrouw (1915) van Carry van Bruggen en Liefdeleven. Beide lijken beschrijvingen van ziektegevallen, die niet in dienst staan van de ‘litteraire schoonheid’. Hoewel Scharten deze kritiek op Emants in de volgende alinea al weer sterk afzwakt, gaat deze laatste er wat gepikeerd op in. Emants stelt dat beschrijvingen van ziekteverschijnselen dienstig kunnen zijn voor het beschrijven van de door de ziekte en de situatie ontstane gedachten en gevoelens van de betrokkenen en de beschrijving van die gevoelens is wel degelijk de taak van de kunstenaar. Zich beroepend op de arts G.J.B.A. Janssens wijst hij ook op de we- | |
| |
derzijdse relatie tussen karakter en ziekte. Afwijkingen van het normale vinden we overal en het gaat niet aan deze ‘met één pennestreek uit de kunst te verbannen’. Hoewel Emants geen direct verband legt met zijn roman, maakt de tekst van het artikel toch wel duidelijk dat hij de emoties van Mina eerder als abnormaal dan als pathologisch beschouwt. Hij bevestigt dat nog eens in een brief aan Scharten, waar hij zegt dat Mina volstrekt niet ziek, maar wel abnormaal is. In minder extreme gevallen, stelt Emants verder in zijn artikel, hoeft het verschil tussen man en vrouw in een huwelijk niet te beletten dat men tot een modus vivendi komt. Bij meer extreme emoties dreigt het vreedzame leven te stranden en komen zaken naar voren die in hun extremiteit tonen wat van algemeen menselijk belang is. Een kunstenaar die zulke extremen beschrijft, heeft het voordeel dat kunstenaars hebben die mensen beschrijven uit de meer ongeremde ‘zogenaamd
lagere klassen’. Maar de grens tussen normaal en abnormaal valt moeilijk of niet te trekken en het is zeker niet zo dat Emants Mina alleen als een psychiatrisch geval presenteert. Haar emoties zijn fel en extreem, grenzen soms aan abnormaliteit; niettemin is het geval Christiaan-Mina zeker van belang voor een meer algemeen inzicht in de man-vrouwrelatie.
| |
Thematiek
De opvattingen in de roman over het huwelijk en over de natuur van man en vrouw hebben een sterk deterministisch accent, dat past in de naturalistische opzet van de roman. Algemene uitspraken over man, vrouw en huwelijk worden vooral in de mond van Diepe gelegd en krijgen zo de sanctie van een in strenge causaliteit gelovende wetenschap. De naturalistische kunstenaar Christiaan zoekt de schuld voor wat er gebeurt ook bij het noodlot en deze invocatie van een blinde macht versterkt het deterministische karakter van Liefdeleven. Geloof in een onafwendbaar noodlot komt vooral naar voren in het derde deel van de roman, waar Christiaan vanaf de geboorte van Jantje overtuigd is van de geringe levensvatbaarheid van het kind. Alle artsbezoek en het inroepen van de hulp van een specialist lijken eigenlijk overbodige stappen. Bij de geboorte constateert Christiaan ‘dat het wurmpje erg nietig was en er uitzag als een heeloud ventje’. Het kind is al bij de geboorte vlak bij de dood en heeft zo nauwelijks een kans op overleven, niet in het leven, maar ook niet in de roman. Mina ziet de macht van het noodlot niet in. Ze verwacht een lang en lieflijk leven voor haar en haar kind en dat vervult Christiaan met ‘een machteloze woede [...] tegen de verraderlike macht die haar met verblinding sloeg’.
| |
Motieven
Zoals in veel naturalistische romans speelt het geloof in de wetenschap een belangrijke rol. De vertegenwoordiger van die wetenschap is Diepe, die door zijn uitspraken over de natuur
| |
| |
van man en vrouw, op strategische plekken in de tekst, aan het begin en in crisissituaties, veel gezag krijgt.
Men heeft verondersteld dat Diepe Emants' visie weergeeft. Enerzijds moet men dit relativeren. De shockerende uitspraak van Diepe over vrouwen als ‘voortbrengingsmasjienes’ wordt weliswaar door Christiaan gebruikt om Mina tegen Diepe in te nemen (en zelfs in een context waar Mina aan een naaimachine werkt), maar Christiaan neemt ook distantie van deze beledigende taal en van Diepes opvattingen over vrouwen. Deze distantie heeft een negatief effect op Diepes gezag tegenover de lezer. Niettemin wordt bijna alles wat Diepe zegt bewaarheid door de afloop en Diepes visie dat Christiaan verliefd is en dus blind, lijkt ook Emants' visie te zijn.
Een andere opvallende wetenschapper in de tekst, de te hulp geroepen professor, krijgt weinig krediet. Hij is eerder een bewijs van de uiteindelijke kracht van het noodlot tegenover menselijk tegenstreven.
| |
Stijl
De stijl van Liefdeleven is deels zakelijk-realistisch, zeker in de dialogen tussen Christiaan en Mina, maar in een aantal beschrijvingen van de natuur treft men de in het naturalisme zo geliefde écriture artiste aan, rijk aan herhalingen, alliteraties en neologismen. Een voorbeeld biedt de beschrijving van het landschap in het eerste hoofdstuk van deel een:
‘Dof-zwart strakte rechts van de straatweg naar het melkigdoorwolkte zwerk de dichte massa omhoog van Zuidwijk's oud geboomte, terwijl links in de laagte, onder het flets-verhelderend maneschijnsel, in vlakke strekking, verdoofd weidengroen, door ijle damplaag overzilverd, weggrijsde naar de verre einder.’
Een zelfde amplificatie vinden we bij de beschrijving van Jantjes dood: ‘Maar weer grimassen de lipjes over elkaar heen; een geknepen kreetje ontsnerpt de plots-gapende mond. In de ogen, die wijd opengaan, trekken de pupillen omhoogdraaiend een brede strook wit onder zich op. Dun schuim vlokt over de leikleurige lippen; smakkend gaat het mondje open... dicht... weer open... dicht. Een trekking... een snik...’
Bij verschillende gelegenheden hebben de gekozen adjectieven een symbolische strekking zoals het vrolijke ‘roze tintelend’ of ‘fonkelend [gestraal]’ in de beschrijving van Heijdestein wanneer Christiaan na zijn huwelijksreis op zijn geliefde kasteel terugkeert. De beschrijving van dezelfde omgeving wordt, wanneer Christiaan na Jantjes dood op Heijdestein terugkomt, gekenmerkt door werkwoorden (zoals ‘loggen’ en ‘doven’) en bijvoeglijke naamwoorden (‘vergeeld’, ‘grauwe’) die passen bij een sombere stemming.
Voor de weergave van de woorden van Trijn gebruikt
| |
| |
Emants een dialect met de trekken van het Utrechts: ‘ik zee maar... mevrouw mot redelik zijn’, terwijl notaris Vlascoop een bekakt spraakje heeft met veel ‘motten’ en ‘vrinden’.
| |
Vertelsituatie
De verteller kan men personaal noemen. Hij is extern, staat buiten de geschiedenis en vertelt het overgrote deel van het gebeurde vanuit één visie, die van Christiaan. We krijgen de emoties en gedachten van Christiaan te horen, terwijl we op een enkele uitzondering na de gevoelens en opinies van Mina moeten afleiden uit haar gedrag, haar woorden en de speculaties van Christiaan.
Ook Diepe wordt ons vanuit Christiaans visie gepresenteerd, wat soms zijn ‘auteursgezag’ ondermijnt. Toch krijgen, zoals gezegd, zijn woorden door hun positie in de tekst veel gewicht. Hij geeft een noodzakelijke correctie op Christiaans opinies. Ook krijgt de lezer de mogelijkheid uit de confrontaties tussen beide echtelieden zijn eigen conclusies te trekken over Christiaans relatie met Mina. Mina is niet ‘weggeschreven’, al laat de roman als geheel toch eerder het standpunt van de man zien.
| |
Context
Liefdeleven is de laatste roman van Emants en past goed in de lijn van zijn belangrijkste romans. In ruime zin geldt dat voor Emants' terugkerende belangstelling voor het huwelijk. In zijn bekendste roman, Een nagelaten bekentenis (1894), loopt het huwelijk zelfs uit op moord. In ieder geval behoort de roman Waan (1901), die eveneens de illusie van wederzijdse liefde aan de orde stelt, binnen één traditie met Liefdeleven. Nop Maas constateert zelfs een duidelijke parallel met de meer dan vijfendertig jaar eerder geschreven novelle Fanny, uit Een drietal novellen (1879), een verhaal dat ‘een voorstudie had kunnen zijn van de roman’: ook daar een nerveuze, opgewonden vrouw, die door haar man niet in goede banen geleid kan worden. De bundel Monaco (1878) vertoont, evenals Liefdeleven, wat Jaap Harskamp ‘de fatale greep van de man op de vrouw’ noemt. Het in 1906 geschreven en in 1916 voor het eerst opgevoerde toneelstuk Om de mensen (Door de praatjes) geeft ook een portret van een ‘banaal’ huwelijk.
De roman past, zoals we al even zagen, ook bij de buitenliteraire uitspraken van Emants, in Eigen haard of in zijn correspondentie met mevrouw Browne-Hartogh Heys van Zouteveen, waar het heet: ‘Geen man heeft een vrouw lief en geen vrouw een man. Beiden zijn verliefd op een beeld in hun fantazie.’ Dubois is dan ook van mening dat Emants bij Liefdeleven
| |
| |
ook van zijn eigen huwelijkservaringen heeft gebruikgemaakt.
Het geloof in het noodlot, de aandacht voor de wetenschap en, stilistisch, de écriture artiste vindt men ook in ander werk van Emants en het is dan ook begrijpelijk dat Anbeek de tekst deel acht van de naturalistische stroming, ook al was die stroming in 1916 in Nederland en zeker in overig Europa al ver op haar retour.
Emants' roman past ook in een periode waarin de discussie over man en vrouw veel belangstelling kreeg. Het rabiate proza van Otto Weininger in Geschlecht und Charakter uit 1903 is daarvan een extreem voorbeeld en hoewel we de ideeën in dit werk bepaald niet bij Emants terugvinden, is het wel zo dat er in Liefdeleven een idee van mannelijke superioriteit te vinden is. In zijn essay ‘Pathologie in de litteratuur’ wijdt Emants een noot aan de algemene opvatting dat de vrouw ‘onlogieser is dan de man’. Ter sprake kwam al de in het naturalisme gebruikelijke belangstelling, die ook Emants heeft, voor de relatie tussen lichaam en geest, waarbij Emants het gezag van de arts Janssens inroept.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Dubois, Anbeek en Maas geven een overzicht van de belangrijkste contemporaine reacties op Emants' Liefdeleven. Er kwamen merendeel positieve reacties, onder meer van Kloos, Coenen, Robbers, Middendorp, Lapidoth en Ritter, hoewel verschillende van die critici Emants' negatieve visie op het leven geenszins deelden. Dat geldt bijvoorbeeld voor Frans Coenen, die ironisch voorstelt de titel te veranderen in Ruzieleven. De belangrijkste negatieve reactie is die van Carel Scharten, eerst terloops in De gids, later nog eens in De telegraaf. Schartens voornaamste bezwaar betreft de overdaad van pathologie in de roman. Gerard van Eckeren steunt in zijn recensie Scharten in diens afwijzing van de pathologische romanfiguur Mina.
Ook onder de overigens positieve critici zijn er die Mina als een pathologisch geval benaderen. Dat geldt voor Ekhards recensie in Haagsche post en ook weer voor Coenen. Anderen zien Mina echter niet als een ziektegeval.
Van de publicaties uit latere tijd zijn vooral de reeds genoemde studies van Dubois, Anbeek en Maas van belang. Verdere opmerkingen over de roman vindt men alleen terloops in literatuurgeschiedenissen en in enige artikelen.
Een artikel van A.H. Unger over Emants ter inleiding van een bloemlezing uit zijn werk noemt de roman ‘littérature à thèse’ en ‘niet zoo boeiend of zoo menschelijk als het voor- | |
| |
gaande werk’. Unger is er verbaasd over dat men, in een tijd na Freud en D.H. Lawrence, zo veel opheft maakt van de pathologie in de roman. Gerard Knuvelder schaart Mina met Juffrouw Lina, en Termeer in Een nagelaten bekentenis onder pathologische gevallen, De Vooijs en Stuiveling achten de typering van de mens in de roman ‘somber en wrang’.
Pierre H. Dubois publiceerde in 1964 de meest uitgebreide studie over Emants: Marcellus Emants. Een schrijversleven. Dubois gaat uitgebreid in op de discussie tussen Scharten en Emants, waarbij hij het gelijk bij Emants legt. Hij stemt in met Coenen dat Emants uitstijgt boven de onderscheiding ziek-gezond, gewoon of ongewoon en tot het wezen der dingen gaat. Dubois legt ook een vrij eenduidige relatie tussen Emants' ervaringen met zijn neurotische vrouw en Liefdeleven. Emants legt overigens, zegt Dubois, de oorzaak van het mislukkende huwelijk niet bij de vrouw. De schepping, het leven is verantwoordelijk.
Ton Anbeek stelt dat Emants twee kanten van de zaak wil laten zien, maar dat het probleem is dat de Mina-kant ‘alleen bij zeer zorgvuldige lezing sterker naar voren komt’. De vertelwijze bevoordeelt de man. Toch is er een relatieve onpartijdigheid, die aan bijna alle critici is ontgaan, zelfs aan Frans Coenen, ‘toch niet de eerste de beste’. Anbeek benadrukt de overeenkomsten tussen de roman Waan en Liefdeleven. Waan laat zien hoe verliefdheid op een wederzijdse illusie berust, Liefdeleven maakt duidelijk dat in een huwelijk man en vrouw iets geheel anders zoeken. Anbeek noemt, zoals gezegd, Emants ook uitdrukkelijk een naturalistische schrijver, voor welke mening hij een aantal argumenten heeft. Hij verzet zich daarmee tegen Dubois, die Emants juist aan het naturalisme wil onttrekken.
Nop Maas heeft een nawoord bij de zesde druk geschreven dat ook de nadruk legt op de Schartendiscussie, wat nog eens duidelijk maakt hoe weinig er eigenlijk over Liefdeleven (en over Emants) geschreven is. Maas benadrukt dat de tegenstrijdige reacties die Emants' werk oproepen te wijten kunnen zijn aan de onwil van de critici Emants' pessimisme te aanvaarden: ‘Voor de personages van Liefdeleven geldt, net als voor andere personages in andere romans, verhalen en toneelstukken, dat ze allemaal op hun beurt het slachtoffer zijn van de verblinding die aan het mensenbestaan inherent is.’ Dit lijkt een conclusie die recht doet aan het meest wezenlijke van Liefdeleven.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Marcellus Emants, Liefdeleven. Zesde druk, Amsterdam/Utrecht 1986.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Carel Scharten, Pathologie in de litteratuur. In: De gids, nr. iv, 1915, jrg. 79, p. 357-362. |
Marcellus Emants, Pathologie in de litteratuur. In: De gids, nr. i, 1916, jrg. 80, p. 492-502; ook in de eerste en tweede druk van Liefdeleven en in: Marcellus Emants, Pro Domo. Essays. Uitgegeven door Pierre H. Dubois. Amsterdam 1967, p. 142-156. |
Frits Lapidoth, [recensie]. In: De nieuwe courant, 24-9-1916. |
Ekhard, [recensie]. In: Haagsche post, 14-10-1916. |
Carel Scharten, [recensie]. In: De telegraaf, 18-10-1916. |
P.H. Ritter Jr., [recensie]. In: Het vaderland, 21-10-1916. |
Herman Middendorp, [recensie]. In: De tijdspiegel, 1916, 111, p. 334-343. |
Gerard van Eckeren, [recensie], In: Den gulden winckel, 1916, jrg. 15, p. 161-164. |
Frans Coenen, [recensie]. In: Groot Nederland, 1917, 1, p. 94-103. |
Willem Kloos, [recensie]. In: De nieuwe gids, 1917, 1, jrg. 32, p. 503-509. |
Herman Robbers, [recensie], In: Elsevier's geïllustreerd maandschrift, nr. 53, 1917, jrg. 27, p. 74-80. |
A.H. Unger, Marcellus Emants als romancier. In: Groot Nederland, 1943, 1, p. 193-208. |
C.G.N. de Vooys en G. Stuiveling, Schets van de Nederlandse letterkunde. Groningen 1959. |
Gerard Knuvelder, Handboek tot de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde. Deel iv. 's-Hertogenbosch 1961. |
Pierre H. Dubois, Marcellus Emants. Een schrijversleven. Tweede, herziene druk, 's-Gravenhage 1980. |
Marcellus Emants, Pro Domo. Essays. Uitgegeven door Pierre H. Dubois. Amsterdam 1967. |
Ton Anbeek, Over de romanschrijver Marcellus Emants. Amsterdam 1981. |
Marcellus Emants. Schrijversprentenboek. Amsterdam 1984. |
Nop Maas. Nawoord. In: Marcellus Emants, Liefdeleven. Zesde druk, Amsterdam/Utrecht 1986, p. 263-278. |
Jaap Harskamp, Madonna or Magdalen. The Female Image in the Work of Emants, Van Deyssel and Van Eeden. In: Dutch Crossing, 1992, jrg. 46, p. 47-61. |
Marcellus Emants, Voor mij blijft het leven een krankzinnigheid. Een portret in brieven. Geselecteerd en toegelicht door Nop Maas. Amsterdam/Antwerpen 1995. |
lexicon van literaire werken 41
februari 1999
|
|