| |
| |
| |
Willem Elsschot
Lijmen en Het been
door Guido Goedemé
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De vierde roman van Willem Elsschot (pseudoniem van A.J. de Ridder, *1882 te Antwerpen, †1960 te Antwerpen), Lijmen (253 blz.), verschijnt met de opdracht ‘Aan Jeanette Joséphine Schuerwegen, mijne vrouw’ in drie afleveringen in De Vlaamsche Gids, Nieuwe reeks, jaargang XI, 1922-1923. In 1924 verschijnt hij, typografisch slecht verzorgd, als achtste nummer in de Keur-serie van de Antwerpse uitgeverij L.J. Janssens en Zonen. Voor de boekuitgave bewerkt Elsschot de tekst: hij wijzigt het laatste hoofdstuk, versobert de tekst, voorziet de hoofdstukken van titels en last in de aforistische ‘Business’-toespraak van Boorman een korte passage in (p. 292-293). De tweede druk verschijnt te Amsterdam bij de Mij. voor Goede en Goedkope Lectuur in 1932. Hij is verlucht met negen houtsneden van Henri van Straten. Pas in deze derde publikatie wordt de naam Bohrman gewijzigd in Boorman. Werd deze figuur aanvankelijk als een Duitser gedacht? De wat vreemde, niet gewijzigde uitspraak ‘... maar ik ben mijn vreemd accent nog niet geheel kwijt’ (p. 275) lijkt erop te wijzen.
Het been (131 blz.), zijn achtste roman, verschijnt met de opdracht ‘Aan Menno ter Braak’ in Groot Nederland van september 1938. Hetzelfde jaar komt hij uit bij P.N. van Kampen en Zoon N.V. te Amsterdam, met een korte inleiding van Ter Braak. Uit brieven blijkt dat Ter Braak een eerdere versie in manuscript heeft gelezen. Op zijn aanraden wijzigt Elsschot het manuscript en tracht de restitutie-obsessie van Boorman aannemelijker te maken door de dood van zijn vrouw in te voeren. De auteur schrijft het boek op aandringen van Ter Braak: ‘Ik zou ontzaglijk graag willen, dat je de “lijn Boorman” nog eens doortrok, d.w.z. den grooten zwendelaar, die tevens de “redder der wereld” is’ (brief van 15-12-1937). Naar inhoud en compositie kan deze roman worden beschouwd als een vervolg op Lijmen. De tweede druk van Het been verschijnt in 1943 in één band met de vierde druk van Lijmen. Sindsdien zijn beide werken altijd samen uitgegeven, tot en met de 20e druk (Querido) in 1987. In 1957 verschijnt het verzameld werk bij Van Kampen (6e druk in 1963) en in 1976 bij Querido (5e druk in 1986). In beide uitgaven
| |
| |
volgt Het been op Lijmen. Van Manuel van Loggem verschijnt in 1961 een toneelbewerking en in 1970 bezorgt de avro-regisseur Walter van der Kamp een tv-bewerking.
| |
Inhoud
Lijmen
De ontmoeting. Een ik-figuur ontmoet toevallig in een café een gesoigneerde heer die zijn jeugdvriend Laarmans blijkt te zijn, vroeger een haveloze en dichterlijke Vlaamse voorvechter. Aangemoedigd door een dure tractatie informeert hij naar diens tegenwoordige bezigheden. Laarmans zal hem verhalen hoe hij zakenman in dienst van Boorman werd, hoe hij mensen lijmt. Praktijk en theorie. Als kantoorklerk zonder maatschappelijke vooruitzichten ontmoet hij de gehaaide zakenman Boorman, een dominerende en keiharde persoonlijkheid, maar ook een psycholoog die de zwakheid en ijdelheid van zijn medemensen weet uit te buiten. Boorman exploiteert het Wereldtijdschrift voor Handel, Nijverheid, Financiën, Kunsten en Wetenschappen, waarvan elk nummer een stereotiepe beschrijving van een of ander bedrijf bevat, een bombastische ‘studie’ die ‘niets om het lijf heeft, maar dan ook niets’ (p. 284). Dezelfde ronkende aanbevelingen gelden immers voor materialen, ‘voor fabrieken, pensionaten, klinieken, transportondernemingen en dergelijke’ (p. 284). In werkelijkheid is het een goedkoop drukwerk zonder abonnees dat hij de betrokken bedrijven door imponerend vertoon en mooie woorden weet te verkopen in tienduizenden exemplaren. Laarmans wordt zijn secretaris en krijgt ten huize van Boorman een voorsmaakje van Boormans verleidingskunst wanneer deze twee agenten uitnodigt voor een borrel. Onmiddellijk daarop leert hij de meedogenloze gang van zaken kennen wanneer de ziekentransportonderneming Korthals door Boorman wordt gelijmd, nadat deze door die firma zelf was opgelicht. De eerste ochtend blundert de onervaren Laarmans met de Engelsman Wilkinson die de lege nepfirma snel doorziet. Om dergelijke blunders te voorkomen doet Boorman omstandig uit de doeken hoe hij ‘business’ bedrijft. Tijdens de eerste lijmtocht met Laarmans moet ook Boorman het echter afleggen tegen de
meubelfabrikant Van Ganzen die werkelijk een rechtschapen zakenman is.
Het geval Lauwereyssen. De wat armzalige smederij Lauwereyssen wordt geleid door de zuster van de smid, een naïeve volksvrouw die een kwaal heeft aan het linkerbeen waaraan zij zich ‘bijna dood heeft gedokterd’ (p. 315). Deze zaak blijkt goed voor 100 000 exemplaren. Te laat komt de vrouw tot het besef dat ze zich heeft laten beetnemen. Het afgesloten contract voor publi- | |
| |
citeit staat niet in verhouding tot haar zaak, evenmin tot haar financiële mogelijkheden. Door bemiddeling van haar broer tracht ze de overeenkomst nog ongedaan te maken. Maar het bonnetje is getekend. Op een vroege morgen worden 200 kisten voor de smederij afgeladen. De zwaarste proef voor Laarmans bestaat erin de maandelijkse termijnen te incasseren. Boorman wil vrouw Lauwereyssen de laatste termijn kwijtschelden, maar zij weigert hooghartig.
Het afscheid. Op de vraag van de ik-figuur of Laarmans nog verzen schrijft, antwoordt deze ontkennend. Op zijn beurt informeert hij naar het loon dat zijn vriend ‘per krukuur’ verdient bij de ‘Gemeente’ (p. 361). Met de overrompelende Boormantactiek tracht hij hem te overhalen zijn secretaris te worden. De ik-figuur vlucht echter.
| |
Het been
Het wederzien. De ik-figuur wenst de directeur van The General Marine and Shipbuilding Company te spreken. Tot zijn verbazing verschijnt Laarmans als loketbediende bij deze firma. Hij wordt uitgenodigd diens ‘malle geschiedenis’ (p. 366) te komen vernemen.
De obsessie. Boorman heeft het directeurschap aan Laarmans overgelaten, maar maandelijks ontmoeten de heren elkaar. Boorman raakt in een labiele gemoedstoestand als gevolg van het overlijden van zijn vrouw. Tijdens een wandeling op de markt glijdt hij uit en sleept in zijn val een vrouw met een houten been en een kruk mee. Hij herkent vrouw Lauwereyssen. Zij weigert zijn hulp, onder verwijzing naar de eerdere diensten die Boorman haar heeft bewezen. Na dat incident wordt het been voor Boorman een ware obsessie. Hij wordt gekweld door de gedachte dat zij het geld, besteed aan de exemplaren, beter had kunnen gebruiken voor een verantwoorde doktersbehandeling. Laarmans doet al het mogelijke om niet mede verantwoordelijk te worden gesteld. Boorman zoekt hulp en Laarmans suggereert hem ‘een zeer sympathieke halve neef die plotseling pastoor geworden was’ (p. 373). Voor deze neef, Jan, ligt de oplossing in het restitueren van het ontvangen geld. Hij prijst Boormans ethische bekommernissen en verwijt Laarmans dat hij in Boormans gewetensnood niet wenst te worden betrokken.
Restitutie. De smid is overleden en met de smederij gaat het slecht. Aanvankelijk tracht Boorman vrouw Lauwereyssen het geld te doen aanvaarden door te stellen dat er een vergissing in de prijsofferte is gemaakt. De vrouw weigert het geld en de creditnota. Met zijn typische verbeten vitaliteit gaat Boorman verder en schakelt deurwaarder Van Kamp in. Maar vergeefs. Het geld wordt dan gedeponeerd in de Consignatiekas. De vrouw
| |
| |
wordt gedagvaard: mocht zij het proces verliezen, dan kan zij het geld ophalen; weigert zij dit dan komt het geld na dertig jaar aan de gemeenschap. Tijdens de rechtspraak ontstaat opschudding wanneer blijkt dat het hier gaat om een eiser die wenst te betalen en een verweerder die weigert te ontvangen. De uitspraak wordt vier maanden uitgesteld. Door bemiddeling van Van Kamp komt Boorman opnieuw in het bezit van zijn geld. Iets later leest hij toevallig in de krant dat de smederij openbaar wordt geveild, inclusief ‘ongeveer vier duizend vijf honderd kilogram oud papier (p. 396), uiteraard de exemplaren. Na een laatste bod van 300 frank biedt Boorman er op de veiling 8 500 frank voor, het bedrag dat hij wil restitueren. Hij wordt naar de psychiatrische afdeling van ‘het gasthuis’ (p. 402) gebracht. Door bemiddeling van neef Jan komt Boorman vrij. Nu blijkt dat vrouw Lauwereyssen een bekende van de neef is. Hij zal Boorman met haar in contact brengen. De confrontatie verloopt uiteindelijk gunstig: de vrouw accepteert het geld en Boorman raakt van ‘het been’ verlost.
Het Wereldtijdschrift for ever. De ik-figuur vraagt waarom Laarmans opnieuw klerk werd. Laarmans antwoordt dat de tijdelijke zwakheid van Boorman hem heeft doen inzien dat er zeker ‘van een halfbakken soldaat’ niet veel te verwachten valt ‘vooral wanneer die aan trouwen denkt’ (p. 409). Het contract heeft hij aan Boorman teruggezonden. Boorman neemt de leiding van het tijdschrift opnieuw op en ‘zal pas rust vinden in de dood’ (p. 410).
| |
Interpretatie
Twee titels: één verhaal?
Al wordt Het been pas veertien jaar na Lijmen geschreven, toch kunnen de beide werken als één dubbelroman worden beschouwd. De gelijkende structuur van de beide romans wijst erop: de verhalen van Laarmans aan de ik-figuur in een cyclische uitwerking die in Lijmen nog wordt geïntensiveerd door een herhaling. Laarmans stelt de ik-figuur voor bij hem in dienst te komen, net zoals hem dat werd voorgesteld door Boorman. De cyclus zou dus opnieuw kunnen beginnen. En al ontvlucht de ik-figuur Laarmans op het einde van Lijmen, toch wordt in Het been gesuggereerd dat juist deze ik-figuur op zijn beurt tot zakenman is geëvolueerd, daar waar Laarmans naar het burgerlijke leven terugkeert.
De romans zijn aan elkaar gekoppeld door het laatste hoofdstuk ‘Het afscheid’ en het eerste hoofdstuk ‘Het wederzien’. Ook inhoudelijk bestaat er een sterke verbondenheid. Het is duidelijk dat Elsschot veronderstelt dat Lijmen bekend is aan de
| |
| |
lezer van Het been. Maar of die verbondenheid werkelijk uitgroeit tot een intrinsieke eenheid wordt op onderscheiden wijzen geëvalueerd. De samenhang is zwakker wanneer de vereenzelviging Laarmans-Elsschot wordt benadrukt; een zienswijze waarvoor argumenten worden gevonden in de latere evolutie van Laarmans, onder andere reeds in Kaas. De rol van Boorman wordt echter door een dergelijke identificatie onderschat. De eenheid is hechter wanneer de gelijkwaardigheid van Boorman en Laarmans als componenten van Elsschot wordt erkend. De consequentie van Boormans karakter in Het been bestaat erin dat hij met de onverbiddelijke logica van het lijmen zijn schuld wil afbetalen. Toch stelt onder andere Stuiveling daartegenover dat Boorman in Het been een vervorming betekent ten opzichte van Lijmen. Hij is er enkel nog de gelijkwaardige tegenspeler van vrouw Lauwereyssen. In deze zin is de innerlijke eenheid van de beide werken dan weer minder sterk.
| |
Thematiek
Een gevoelsmens, i.c. Laarmans, moet alle scrupules en alle gevoelens van medelijden met zijn slachtoffers neutraliseren, wil hij succes in zaken hebben. Een zakenman handelt meedogenloos. Zijn moraal richt zich op de praktijk: lijmen van zakenlui en alles doen wat in dienst staat van een winstgevende handelstransactie. Deze centrale gedachte krijgt vlees en bloed in Boorman en Laarmans, twee figuren die met elkaar verwant zijn, maar toch ook met elkaar in oppositie staan.
Voor de in zijn idealisme ontgoochelde Laarmans wordt Boorman de identificatiefiguur. Diens incidentele zwakheid in Het been ondergraaft de onverbiddelijkheid van Laarmans' mercantiele zekerheden. Hij stuurt het contract terug en zoekt opnieuw bescheidener werk. De cirkel is gesloten. Boorman blijft zichzelf, de belichaming van het reclamebedrijf dat in de klant alleen de buit ziet. Zijn moraal en filosofie worden bepaald door een scherpzinnige, amorele en niet-emotionele verkooptechniek. Hij heeft gevoelens, maar houdt ze onder controle. Hij is zich ervan bewust dat zijn verkooptechniek voor anderen vernietiging kan betekenen. Maar hij is zo uniek als vertegenwoordiger van een wreed systeem, van een ‘superieur Reynaertachtige techniek van wandaden’ (Stuiveling), dat hij in de beide verhalen de sympathie van de lezer blijft behouden. Steeds meer ontdekt Laarmans de Boorman in zichzelf, maar ook de gevoelsmatige bezwaren ertegen. Mededogen en elementair fatsoen blijven hem hinderen. Dat deze ontgoochelde idealist cynisch doet, is psychologisch verantwoord. Dergelijk cynisme ontstaat uit een gevoeligheid voor humane waarden. Boormans cynisme daarentegen is vrij onbevangen en afstandelijker omdat hij deze waarden niet verrekent. In Het been wijst Laarmans alle medeverantwoordelijkheid af, hoewel ook zijn geweten be- | |
| |
zwaard is. Voor hem betekent het restitutie-avontuur een voortdurende confrontatie met de eigen lafheid en met de erkenning van zijn beperkte Boorman-formaat.
Over het standpunt dat Elsschot inneemt zijn drie interpretaties mogelijk. Zijn visie valt ongeveer samen met die van de ik-figuur (F. Smits). In gesprek met de ik-figuur (de auteur) bevindt Laarmans zich als het ware tegenover zijn spiegelbeeld. De sympathie van de auteur zou uitgaan naar Laarmans. Ter Braak daarentegen meent dat Elsschot opteert voor Boorman. Hij zou zich in beide werken vereenzelvigen met Boorman omdat deze stelling neemt tegen al wat sentimenteel is en wat dupe wordt van gevoelens. Juister is wellicht dat Elsschot zichzelf in zekere zin ongrijpbaar heeft gemaakt door verschillende visies, waartussen hij niet wil of niet kan kiezen, in verschillende personages te projecteren (G. Marks-Van Lakenveld). Doordat hij een evolutie doormaakt, heeft Laarmans als verhaalpersonage beslist een dramatisch belang, dat echter slechts optimaal functioneert in vergelijking met de standvastige onverbiddelijkheid van Boorman.
| |
Poëtica
Dat Elsschot veel zorg besteedt aan de vormelijke uitwerking en aandacht heeft voor de inhoudelijke component blijkt uit beide werken. De inleiding tot Kaas biedt een van de zeldzame ogenblikken waar de auteur zich literair theoretisch heeft uitgesproken: ‘Uit de hoogste stijlspanning wordt het tragische geboren. In 's mensen lotsbestemming zelf is alles tragisch’. (p. 413) Het is de taak van de auteur de tragiek door zijn benaderingswijze scherp te stellen. Uit dezelfde inleiding blijkt dat hij opteert voor een zuivere economie van het verhaal, voor een doelgericht schrijven, met onderschikking van stijl en structuur aan dat doel. Het is opvallend dat Elsschot zich geleidelijk aan meer concentreert op de essentie. Het veertien jaar later geschreven Het been getuigt daarvan: het verhaal is aanzienlijk korter dan Lijmen, alhoewel er niet minder gebeurt en de hoofdstukken compacter zijn. In Lijmen beschrijft Elsschot figuren van het tweede plan nog vrij uitvoerig. In Het been vermijdt hij die beschrijvingen. Compositorisch wil de auteur een zeker verwachtingspatroon creëren, waaraan hij al dan niet kan beantwoorden. Door Lijmen loopt een rode draad van Laarmans' steeds groeiende identificatie met Boorman. Deze identificatie krijgt een culminatiepunt in de slotzin van Laarmans: hij bedient zich daar vrijwel letterlijk van Boormans woorden. Bepaalde wijzigingen aan de oorspronkelijke versie (De Vlaamsche Gids) zijn trouwens aangebracht om de onontkoombaarheid van deze identificatie duidelijk te maken. Het lijmen van drie zaken wordt chronologisch verteld, maar deze chronologie is niet toevallig. Ze illustreert dat de keuze van Laarmans voor Boor- | |
| |
man steeds heviger op de proef wordt gesteld. In de zaak Korthals zijn de twee partijen aan elkaar gewaagd. De nederlaag van Boorman in de zaak Van Ganzen stelt de
superieure lijmer in een ongunstig daglicht. Het geval Lauwereyssen heeft duidelijk morele implicaties. Ook in de ontwikkeling die Boorman en Laarmans in Het been doormaken is een bewuste opbouw te onderkennen. Boorman beleeft drie fasen: zijn inzinking, zijn handelen tegen de bestaande orde, de bevestiging van de oude Boorman. Parallel daaraan verloochent Laarmans hem driemaal: bij Neef Jan, op de veiling en wanneer hij het contract zonder meer terugzendt. Door Jo Datema wordt dit in verband gebracht met het bijbelse verhaal van Petrus' verloocheningen.
Elsschot zelf heeft de autobiografische kant van zijn literatuur sterk benadrukt. Zijn verhalen zouden louter en alleen op de werkelijkheid berusten. Een exacter inzicht in zijn werkmethode leert dat hij in Lijmen feiten en ervaringen uit het eigen leven en dat van anderen herschikt en combineert tot een nieuwe werkelijkheid. Boorman en Laarmans zijn projecties van een psychische dualiteit waaraan Elsschot zelf laboreerde; toch zijn ze geïnspireerd door reële modellen. Zijn vriend Jules Valenpint bijvoorbeeld staat model voor Boorman. Samen met hem geeft Elsschot van 1911 tot 1914 de Revue Continentale Illustrée uit. Het Wereldtijdschrift is geïnspireerd op deze listige onderneming. Als jonge secretaris van een Argentijns zakenman in Parijs constateert hij dat een hele staf personeel enkel op papier kan bestaan. Ook Boorman past een dergelijke techniek toe. Laarmans herinnert aan De Ridder (Elsschot) als student aan de Handelshogeschool te Antwerpen. De gebeurtenissen in Het been zijn meer verzonnen, zuiverder fictie. In feite heeft de auteur met dit werk een literaire brug willen slaan tussen Lijmen en de daarop volgende werken. Hij neemt de zaak Lauwereyssen weer op en bouwt ze uit met een reeks vrijwel fantastische gebeurtenissen die moet leiden tot de breuk tussen Boorman en Laarmans. Het been is een humoreske, een burlesk verhaal, een cerebraal spel dat fungeert als kritiek op de werkelijkheid, de bureaucratie, de jurisprudentie, de burgerlijkheid en het zakenleven.
De spanning tussen realisme en idealisme resulteert in de beide werken in vormen van cynisme. Lijmen is een hard en wreed, maar ook een teder en gevoelig boek, waarin een figuur als Boorman met een ironische en afstandelijke scherpzinnigheid en zonder enig vooroordeel cynisch is; maar waarin ook de Lauwereyssens lichtelijk spottend maar met een mateloos medelijden achter de spot worden getekend. Met een verbeten, spottende ergernis ontleedt de auteur de ijdelheid en het bedrog in het lijmen; hij erkent meteen ook de superieure kwaliteiten van de
| |
| |
fielt Boorman die het geoorloofde en ongeoorloofde consequent en logisch, maar eigendunkelijk door elkaar haspelt. Door de spot heen blijft voortdurend een kies medelijden met de arme bedrogen drommels. Het cynisme in Het been heeft een iets andere kleur door de burleskere invalshoek. Door zijn heersersnatuur wordt Boorman er als het ware toe geleid zijn schuldgevoelens te exploiteren. Een grandioos spel dat echter minder deernis wekt. Ook de hooghartigheid van vrouw Lauwereyssen laat minder ruimte voor vormen van medeleven.
| |
Vertelsituatie
De gespletenheid eigen aan vormen van cynisme wordt effectief opgevangen in de structuur van de beide kaderverhalen. De schijnbare onbewogenheid van deze cynicus en de spanning die daaruit resulteert kunnen adequaat en zeer actief in een dergelijke structuur worden uitgewerkt. In de eerste en laatste hoofdstukken vertelt een anonieme ik-figuur over zijn ontmoetingen met Laarmans. Door de wijze waarop hij Laarmans bij de lezer introduceert en beoordeelt, typeert hij zichzelf. Zijn identiteit is in Lijmen duidelijker dan in Het been. Voor de eerste indruk van Laarmans is de lezer aangewezen op de visie van de ik-figuur. In Lijmen zal Laarmans van tijd tot tijd, maar steeds minder, contact leggen met zijn toehoorder. In Het been is daarvan geen sprake meer. De lezer zal de verhalen van Laarmans overwegend als zelfstandige verhalen ervaren door de opbouw en de uitwerking ervan: geledingen in hoofdstukken, de lengte van het verhaal, de letterlijke weergave van Boormans monologen.
Ook Laarmans' verhalen staan in de ik-vorm. Het perspectief wordt bepaald door de vertellende ik, maar ook door de belevende ik die het verhaal voorziet van commentaar. Als commentator is zijn functie te vergelijken met die van de auctoriële verteller. In Het been is de relatie tussen verhaal en beleving van Laarmans zeer intens: zijn commentaar beperkt zich hier hoofdzakelijk tot een krampachtig afwijzen van medeplichtigheid.
| |
Stijl
Elsschots stijl is sober. Door woordkeuze en woordschikking wil hij op een koele, beheerste wijze waarden ontluisteren. Wezenlijk echter maskeert hij daardoor een meelevende tederheid. Het is een corrosieve stijl die edele gevoelens schijnbaar aanvreet, maar in feite beveiligt. Zinsbouw en woordgroeperingen, de opbouw van passages zijn doortrokken van speldeprikjes waardoor opgeblazen gemeenplaatsen en fraaie, lege overdrijvingen worden onttakeld, bijvoorbeeld de variatie van nietszeggende publiciteitsteksten in Lijmen (p. 285-286). Deze stijl is zakelijk maar ook dualistisch: de elementen van vergelijkingen en tegenstellingen staan in een groteske verhouding tot elkaar door de discrepantie tussen het belang van bepaalde ervaringen en de wijze waarop ze ironiserend worden uitgewerkt. Het gro- | |
| |
teske der tegenstellingen wordt in Het been nog opgevoerd. Elsschot bereikt komische effecten door het triviale op te blazen tot iets van levensbelang en tegelijkertijd wordt juist met dat quasi-belangrijke de spot gedreven. Soms echter zijn vergelijkingen en metaforen enkel komisch door hun beeldend karakter. De verhalen van Laarmans zijn gesteld in een levendige, spontane spreekstijl die meteen ook onberispelijk proza is.
| |
Context
In Lijmen worden de zakenwereld en haar usurperende aspecten in vrij radicaal opzicht op de korrel genomen; Het been sluit daarbij aan en evolueert tot een vermakelijke persiflage op de moderne samenleving. Soms terloops, soms nadrukkelijker komt dat zakenleven ook reeds in de eerste romans aan bod. Kaas, de eerste roman tien jaar na Lijmen, belicht dit thema ook, maar heel wat milder. Kaas biedt een eerste aanzet tot een groter aandeel van het burgerlijk-bescheiden familieleven dat in het latere werk het zaken doen doorkruist. Naast deze beide werken vertoont ook Het tankschip nog ergens de structuur van het kaderverhaal en past het de techniek van opsplitsing in twee hoofdfiguren toe. Deze drie werken zijn vormtechnisch de meest pregnante uitdrukkingen van de innerlijk gespleten, cynisch-gevoelige auteur.
Elsschots nuchtere zakelijkheid, doordrongen van het kritische cynisme hem eigen, is bij het verschijnen van Lijmen een uniek verschijnsel in het Vlaamse literaire veld. Deze roman, reeds in 1924 geschreven volgens de inzichten van de Nieuwe Zakelijkheid, wekt vooralsnog bevreemding; het boek staat buiten een Vlaamse traditie. Daarom wordt het vrij laat algemeen als waardevol erkend. De vervreemding tegenover het buitengewone van Elsschots werkwijze en thematiek speelt in 1938 bij het verschijnen van Het been geen belangrijke rol meer.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De literaire geschiedschrijving toont aan dat Elsschots oeuvre pas erkenning begint te genieten als Ter Braak en Vestdijk, redacteuren van het tijdschrift Forum (1932-1935), zich voor hem inzetten. Lijmen blijft in 1924 echter vrijwel onopgemerkt. Het krijgt enkele oppervlakkige besprekingen in onder andere De Vlaamsche Arbeid, De Stem en Groot Nederland. Urbain van de Voorde bespreekt het werk voor de eerste maal vrij uitvoerig, in de Nieuwe Rotterdamse Courant van 10-1-1925. Het debuut Villa
| |
| |
des roses is voor hem echter waardevoller. In dezelfde krant (1-8-1925) wordt Elsschot zelfs met Balzac vergeleken. Tijdsomstandigheden en de literaire afzijdigheid van Elsschot hebben een algemene waardering ongetwijfeld gehinderd. De reputatie van Lijmen wordt bovendien niet gediend door de povere Antwerpse uitgave. Het werk wordt vrijwel doodgezwegen tot 1932, het jaar dat Greshoff erin slaagt het over te brengen naar de Wereldbibliotheek te Amsterdam. Het is vooral door de enthousiaste promotie van Greshoff dat Lijmen bekendheid verwerft. Ter Braak erkent in Elsschot een typische Forum-auteur. In Vlaanderen zijn de nog vrij sporadische besprekingen na de tweede druk toch in het algemeen positief. Een duidelijk negatieve evaluatie brengt Joris Eeckhout.
Bij zijn verschijnen krijgt Het been ruime en welwillende aandacht. In het algemeen valt de vergelijking met Lijmen nadelig uit voor Het been. De kritiek richt zich voornamelijk op de ongeloofwaardigheid van het gebeuren en de zogenaamde ommekeer van Boorman die niet als overtuigend wordt ervaren (Roelants, Smits, Stuiveling). Bert Samson spreekt zelfs over een gebrek aan ‘gaafheid van karaktertekening, waarin Lijmen zo sterk is’. Ter Braak waardeert het werk onvoorwaardelijk positief, maar vergelijkt het niet met Lijmen. Hij heeft, net als Vestdijk, vooral bewondering voor Boorman.
Recentere benaderingen, onder andere die van Karel van het Reve, zijn vrijwel uitsluitend positief voor de beide werken; ze hebben vooral oog voor de stilistische en structurele kwaliteiten, voor de bijzondere humor en de cynisch-tedere gespletenheid. De beide werken genieten de laatste decennia onbetwistbaar een groot aanzien. Ze worden zelfs wel eens het voorwerp van vrij spitsvondige verklaringen; volgens bijvoorbeeld Bert Samson zou de relatie Boorman-Laarmans gebaseerd zijn op de traditionele voorstellingen rond het duivelscontract.
De Constantijn Huygens-prijs, Elsschot als eerste Vlaming in 1951 toegekend, en de postume louwering met de Vijfjaarlijkse Staatsprijs ter bekroning van een literaire loopbaan, hebben uiteraard betrekking op het gehele oeuvre, maar Lijmen en Het been bekleden daarin een centrale plaats.
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Willem Elsschot, Verzameld werk, 3e druk, Amsterdam 1957.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Urbain van de Voorde, Willem Elsschot: Lijmen. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 10-1-1925. |
E. Elias, Willem Elsschot: Lijmen. In: De Groene Amsterdammer, 10-9-1932. |
Het meesterwerk van Willem Elsschot. In: De Telegraaf, 16-12-1934. |
G.H. 's-Gravesande, Sprekende schrijvers, Amsterdam 1935, p. 193-204. |
J. Greshoff, Critische Vlugschriften, Den Haag 1936, p. 32-38. |
Elsschot-nummer Groot Nederland, juli 1937. |
De novelle Het Been. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 12-4-1938. |
M. Roelants, Willem Elsschot, ‘Het Been’. In: De Telegraaf, 7-12-1938. |
F. de Pillecijn, Willem Elsschot ‘Het Been’. In: De Standaard, 10-12-1938. |
Lode Monteyne, Een nieuw verhaal van Willem Elsschot: de epiloog van ‘lijmen’: Het Been. In: De Dag, 24-12-1938. |
Achilles Mussche, Het Been, het nieuwe werk van Willem Elsschot. In: Vooruit, 25-12-1938. |
Joris Eeckhout, Litteraire Profielen VIII, Antwerpen 1939, p. 5-25. |
F.V. Toussaint van Boelaere, Willem Elsschot: Het Been. In: Amsterdamsche Algemeen Handelsblad, 18-2-1939. |
Frans Smits, Willem Elsschot. Zijn leven, zijn werk en zijn beteekenis als prozaschrijver en dichter. Geïllustreerd met photo's en facsimile's van handschriften benevens een aanhangsel als proeve van omwerking van waarheid tot verdichting en een bibliographie van en over het werk van den schrijver, Brussel-Rotterdam 1942, p. 65-88 en passim (2e dr. 1952, p. 47-65.) |
A. Westerlinck, Luister naar die stem, Brugge 1942, p. 209-238. |
A.L. Maarten, Een waardevolle herdruk, Willem Elsschot: Lijmen gevolgd door Het Been. In: De Gazet, 19-1-1944. |
Rik Lanckrock, Confrontatie, Gent 1946, p. 29-31. |
F.V. Toussaint van Boelare, Litterair Scheepsjournaal III, Brussel 1946, p. 403-407. |
Frans Buyens, Willem Elsschot. Een inleiding tot zijn werk, Borgerhout 1951, passim. |
A. Westerlinck, Willem Elsschot. In: Dietsche Warande en Belfort, april-mei 1957, p. 255-264. |
V.E. van Vriesland, Onderzoek en Vertoog I, Amsterdam 1958, p. 330-343. |
Garmt Stuiveling, Willem Elsschot, Brussel 1960, p. 5-26. |
Garmt Stuiveling, Uren Zuid. Drie dozijn ontmoetingen over de grens. Hasselt 1960, p. 38-44. |
C.J.E. Dinaux, Gegist Bestek II, Den Haag 1961, p. 56-64. |
| |
| |
Ben van Eysselsteyn, Zorgvuldige Elsschot bewerking met ondertoon van ironie. In: Haagse Courant, 25-1-1961. |
Jeanne van Schaik-Willing, Theater speelt Elsschots Lijmen. In: De Groene Amsterdammer, 11-2-1961. |
H.L., Elsschot op de planken. In: Volksgazet, 27-4-1961. |
J. Ce., Lijmen van Willem Elsschot door Manuel van Loggem. In: Het Toneel, 24-11-1961. |
A. Westerlinck, Alleen en van geen mens gestoord, Leuven 1964, p. 179-203. |
Bob Cantré, Met Boorman en Laarmans op zoek naar Elsschot. In: De Nieuwe Gids, 4-12-1971. |
Eelke de Jong, Jacob Groot, Schrijversportretten uit de Haagse Post, Amsterdam 1974, p. 47-61. |
Bert Samson, Boormans ware aard. Oude duivelsmotieven in Lijmen-Het been. In: Tirade, nr. 218, 1976, jrg. 28, p. 517-524. |
Karel van het Reve, De miskenning van Elsschot. In: Bzzlletin nr. 45, 1977, jrg. 5, p. 10-21. |
Geertrui Marks-van Lakerveld, Over lijmen/Het Been van Willem Elsschot, Amsterdam 1977. |
Themanummer over Willem Elsschot. Bzzlletin, nr. 45, april 1977. Beschouwingen en interviews. |
Over Willem Elsschot. Redactie Annemarie Kets-Vree, 's-Gravenhage 1982. (Met bronvermelding.) |
Willem Elsschot, de non-conformist vluchtte tussen de burgers. In: Haagse Courant, 8-5-1982. |
Kees Fens, Over Vlaanderen hing een doodse stilte. In: de Volkskrant, 27-12-1982. |
Boris Rousseeuw, Van hier tot Peking. Over Willem Elsschot, Antwerpen 1983. |
Marc Somers, Willem Elsschot en het Wereldtijdschrift, Antwerpen 1983. |
Bernard-Frans van Vlierden, Willem Elsschot (met een appendix door Marc Somers), 6e dr., Antwerpen 1984, passim. |
Simon Carmigelt, Ontmoetingen met Willem Elsschot, Amsterdam 1985, passim. |
lexicon van literaire werken H
januari 1989
|
|