| |
| |
| |
Renate Dorrestein
Verborgen gebreken
door P. Kralt
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Renate Maria Dorrestein (* Amsterdam 1954) publiceerde de roman Verborgen gebreken in 1996. Het idee ervoor ontstond in 1994. Zij moest toen filmen aan de Schotse westkust, had wat tijd over en stapte daarom op de boot naar Mull. Vrijwel meteen na aankomst wist ze dat ze over dit eiland een boek wilde schrijven. In een brief van 7 september 1997 meldde ze: ‘Ik heb heel veel plezier aan het schrijven van dat boek beleefd omdat ik er mijn liefde voor het Schotse landschap, waarvan Mull als het ware een geconcentreerde samenballing is, in kon botvieren.’
Er is nog een tweede ontstaansmoment. In een interview van april 1996 vertelt Dorrestein dat het begin van een roman bij haar iets heeft van een visioen. Voor Verborgen gebreken bestond dat visioen uit een oude vrouw die in haar auto rijdt en in haar achteruitkijkspiegel opeens twee kinderen op de achterbank ziet. De auteur begint zich dan van alles af te vragen en zo ontstaat geleidelijk het verhaal.
De roman heeft als motto een uitspraak van de Engelse schrijfster Virginia Woolf: ‘Dit is een onbelangrijk boek, want het gaat over de gevoelens van vrouwen in een huiskamer.’ Het motto verraadt al iets over de toon van de roman, want het is ongetwijfeld ironisch bedoeld; de auteur wil er het omgekeerde mee zeggen: dat een boek pas belangrijk is als het over flinke mannen gaat, is een typisch mannenoordeel.
Ook de zeven hoofdstukken hebben elk een motto. Ze zijn ontleend aan het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Genesis, waarin de schepping van hemel en aarde volgens de Israëlitische mythologie staat beschreven. Er is niet altijd een duidelijk verband tussen het motto en de inhoud van het betreffende hoofdstuk; men moet ze namelijk in hun totaliteit zien: als geheel zeggen ze iets over de inhoud van Verborgen gebreken. Net als het citaat uit Virginia Woolf zijn ze ironisch. In het zojuist genoemde interview zegt Renate Dorrestein er zelf het volgende van: ‘Ik heb het scheppingsverhaal gebruikt omdat ik in mijn boek eigenlijk een omgekeerde schepping toepas. De wereld van de hoofdpersonen gaat in Verborgen gebreken juist teloor.’
| |
| |
| |
Inhoud
Christine Jansen (iedereen noemt haar Chris) is het tienjarig dochtertje van Sonja, die drie kinderen heeft van drie verschillende vaders: Waldo, Chris en de kleine Tommie. Haar tegenwoordige vriend heet Jaap. De roman begint op een warme zomeravond, de avond voor het gezin op vakantie zal gaan. Chris weet dat Waldo vannacht weer bij haar in bed zal kruipen, ze is daar doodsbang voor en gedraagt zich als reactie op die angst uiterst agressief.
Eenmaal op vakantie kamperen ze bij het plaatsje Oban, in Schotland. Daar vindt de gebeurtenis plaats die een reeks opmerkelijke gevolgen zal hebben. Sonja en Jaap willen met de veerboot naar het eiland Mull vertrekken en pakken daartoe de boel in. Chris en Tommie dwalen ondertussen rond. Bij de walkant ontmoeten ze Waldo die er voor een paar dagen vandoor wil - overigens tegen de zin van zijn moeder. Hij eist van Chris dat zij hem kust. Ze geeft hem een duw, zodat hij achterover slaat, met zijn hoofd de kade raakt en in het water valt.
Het tweede hoofdstuk begint met de situatie op de veerboot van Oban naar Mull. Op die boot bevindt zich Agnes Stam, een zeventigjarige oud-onderwijzeres, altijd ongetrouwd gebleven. Ze is op weg naar het vakantiehuis Port na Bà, aan de noordkant van het eiland, eigendom van haar broer Rober, die onlangs is overleden. Ze heeft de urn met zijn as bij zich. Als ze 's middags in Port na Bà arriveert, merkt ze dat zich twee kinderen in haar auto hebben verstopt. Ze neemt vooralsnog geen maatregelen, maar gaat naar het strand en strooit Roberts as uit over zee. Wanneer ze 's avonds tegen de kinderen zegt dat ze terug naar hun ouders moeten, verzet Chris zich hier hevig tegen.
Het derde hoofdstuk beschrijft de gebeurtenissen van de volgende dag, maar onderbreekt dat verslag twee keer voor herinneringen van Agnes. Zij bezoekt onder andere met de kinderen de Flynts, het boerengezin dat op het vakantiehuis past wanneer er niemand is. Daar hoort ze dat Roberts weduwe het huis aan toeristen wil verhuren; ze wist daar niets van en de mededeling maakt haar erg achterdochtig. Haar eerste herinnering gaat terug op een dolle dans met haar broers, zo dol dat ze met haar oog in het handvat van een fiets valt. Sindsdien heeft ze een glazen oog. De tweede herinnering betreft de eerste keer dat ze met haar broers naar Mull ging, nu vijftig jaar geleden. Robert kocht toen Port na Bà.
Het vierde hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd als het derde: twee herinneringen van Agnes onderbreken de beschrijving van de derde dag op het eiland. Agnes speelt met de
| |
| |
kinderen een spel waarbij ze zich moeten verkleden. Wanneer er een inspecteur van Scotland Yard met foto's van de twee verdwenen kinderen langskomt, herkent hij door die verkleding Chris en Tommie niet. Als hij weg is, smeekt Chris Agnes hen niet terug te sturen. Agnes denkt daardoor dat de kinderen door hun ouders mishandeld worden en ze besluit ze voorlopig bij zich te houden. In de krant leest ze dat in de haven van Oban het lijk van een jongen is ontdekt; bovendien leest ze een bericht over de twee ‘ontvoerde’ kinderen en de vermelding dat de broer van de twee naar het eiland Skye is vertrokken. Agnes' herinneringen betreffen het huwelijk van twee van haar broers, beiden zijn niet bepaald gelukkig getrouwd.
In hoofdstuk vijf is de vierde dag aan de beurt. Agnes hoort van de Flynts dat er een brief is gekomen van Roberts weduwe. Hun functie van huisbewaarder zijn ze kwijt; bovendien komen zaterdag al de eerste toeristen in het vakantiehuis. Wanneer later op de dag Agnes met de kinderen op het strand is, vertelt ze dat in de krant stond dat Waldo naar Skye is. Chris reageert uitbundig op die mededeling. De belangrijkste herinnering van Agnes in dit hoofdstuk is haar ontdekking dat ze verliefd is op haar broer Robert. Zij en haar broers werkten aan het huis; ze zag hem staan in een grijze korte broek en een hemd met een streepje en ze was op een onverklaarbare manier volmaakt gelukkig.
Dan nemen, in hoofdstuk zes, de gebeurtenissen een dramatische wending. 's Nachts gaan Chris en Tommie naar de slaapkamer van Agnes, waar Chris onder het bed het geweer ontdekt dat de oude vrouw daar op de dag van aankomst verstopt heeft. 's Morgens komt er een inspecteur van Island Rentals, de firma die het huis aan toeristen zal verhuren. Chris denkt dat hij Agnes wil meenemen; ze wil haar tegen de man beschermen. Wanneer Agnes hem uitlaat, even voorbij de deur, op het grintpad, dringt het tot haar door dat ze eruitziet als een vod: ongewassen, ongekamd, haar glazen oog uit de oogholte. Ze dreigt te vallen, de inspecteur weet haar nog net op te vangen. Op dat moment verschijnt Chris in de deur, het geweer in haar handen. ‘Hands up,’ schreeuwt ze. Tommie komt aanrennen en botst tegen haar op. Het geweer gaat af.
Het laatste hoofdstuk brengt de afwikkeling. Agnes ligt naast de inspecteur; ze ziet de bloedrode vlek op zijn borst en beseft dat ze naast een dode ligt. Zelf heeft ze een lichte beroerte gehad, haar linkerbeen weigert dienst. Chris is totaal overstuur, slaat in huis de boel kort en klein, zwemt een eind in zee en keert dan, enigszins gekalmeerd, terug naar Agnes. Ze brengt haar naar de kamer en legt haar op de bank. Daarna wil ze de dode man wegslepen, maar die blijkt verdwenen.
| |
| |
Agnes stuurt de kinderen weg met een briefje ‘Please take us to the Western Isles Hotel in Tobermory’. Ze krijgen spoedig een lift en zijn niet veel later in het hotel waar een dolgelukkige moeder Sonja hen omarmt. Ze luistert nauwelijks naar wat de kinderen te vertellen hebben, maar haar vriend Jaap vindt dat ze naar Port na Bà moeten om Agnes te spreken. Hij belt eerst nog de inspecteur van Scotland Yard; die is echter onbereikbaar; hij is in het ziekenhuis bij een man die met een schotwond langs de weg is gevonden.
Ondertussen heeft Muriel Flynt de hulpeloze Agnes mee naar haar eigen huis genomen om haar daar te kunnen verzorgen. Ze veronderstelt dat Agnes haar ‘nichtje’ en ‘neefje’ terug naar Nederland heeft gestuurd. Wanneer Jaap en Sonja bij het vakantiehuis arriveren, is daar dus niemand en ze gaan onverrichter zake terug. Jaap heeft nogmaals geprobeerd de inspecteur te bereiken en toen gehoord dat de gewonde man is overleden. Sonja wil naar Skye omdat ze bang is dat Waldo iets is overkomen. Ze gaan op weg. Chris is dolblij. (De lezer moet achter al deze mededelingen de juiste toedracht reconstrueren. Dat Waldo op Skye zou zijn, berust natuurlijk op een misverstand: zijn lijk is in de haven van Oban opgedregd. De vreugde van Chris is dus onterecht. De inspecteur was aanvankelijk niet dood, zoals Agnes en Chris dachten. Hij is op weg gegaan, maar onderweg bezweken, na enige tijd gevonden, naar het ziekenhuis gebracht en daar overleden.)
Dit hoofdstuk bevat een herinnering van Chris die bij haar bovenkomt wanneer ze in zee zwemt. Waldo was een keer bij Tommie in bed gekropen. Het ventje had om hulp geroepen en Waldo had Chris beloofd het jongetje niet meer lastig te zullen vallen als zij hem ‘compensatie’ bood.
| |
Interpretatie
Structuur / Personages
Verborgen gebreken bevat drie essentiële elementen: de verhaallijn Chris Jansen, de verhaallijn Agnes Stam en de sfeerbeschrijvingen van het eiland Mull. De vraag die naar het centrale thema van de roman leidt, is: hoe verhouden deze drie elementen zich ten opzichte van elkaar?
Chris is een meisje dat door haar oudere halfbroer wordt misbruikt en daarop reageert met bravoure en agressief gedrag. Haar gevoelens ten opzichte van Waldo zijn complex en tegenstrijdig. Ze is bang voor hem, haat hem, maar ze is ook dankbaar voor de aandacht die ze van hem krijgt. Ze heeft spijt van de duw en voelt zich dolgelukkig als Agnes haar vertelt dat Waldo op Skye is.
| |
| |
De verteller karakteriseert Chris en haar situatie door middel van het leidmotief van de wraakengel. Zes keer komt het in de roman voor. De opvallendste plaatsen zijn die als Chris Waldo de fatale duw geeft en wanneer ze zich voorneemt Agnes te beschermen tegen de man van Island Rentals, wat tot het dodelijke geweerschot zal leiden. Ze voelt zich ‘een engel met een tweesnijdend zwaard’, een ‘Engel van de Gerechtigheid’. Het motief is ontleend aan het Bijbelse scheppingsverhaal: als Adam en Eva het paradijs moeten verlaten, stelt God aan de ingang twee engelen met een flikkerend zwaard op, zodat niemand de tuin zal betreden. Eén keer brengt de verteller het motief in verband met Agnes' afhankelijkheid van haar schoonzuster. Daardoor krijgt het een brede betekenis: het duidt op mensen in een afhankelijke positie die daartegen in verzet komen en rechtvaardigheid willen.
Chris Jansen en Agnes Stam contrasteren in zeker opzicht. Waar Chris door haar broer bedreigd wordt, heeft Agnes steeds bescherming van haar broers ontvangen. Bovendien is haar verliefdheid op en liefde voor haar broer Robert niet angstaanjagend; integendeel: ze maken haar gelukkig. Maar er is nog iets anders met Agnes aan de hand - iets wat haar op een heel bijzondere manier met Chris verbindt. Het is de manier waarop ze haar ouderdom ervaart. Aanvankelijk is ze nog vol energie. De kinderen hebben hun toevlucht bij haar gezocht en zij besluit hen voorlopig bij zich te houden. ‘Omdat ze nog steeds iets te verliezen wil hebben’, staat er. Maar als ze de inspecteur van Island Rentals het huis laat zien, komt er een moment dat ze haar situatie scherp beseft: ‘ze is een vod, ze is louter nog obstakel’. Chris schiet de inspecteur neer; Agnes krijgt een lichte beroerte. Enige uren later, in haar huis, schuifelt ze over de grond en probeert ze zich iets van vroeger te herinneren. Dat lukt niet. Dan weet ze dat het gedaan is. De verteller formuleert haar gedachten als volgt: ‘Haar innerlijk universum zal worden ontvolkt en leeggeplunderd.’ De angst alles te verliezen overvalt haar: haar zelfstandigheid, haar herinneringen. Door wat er deze morgen met haar gebeurd is, komt ze als het ware in een situatie als die van Chris terecht: afhankelijk van (boosaardige) anderen, onbeschermd.
| |
Titel
Wat de twee natuurlijk ook verbindt, zijn de verborgen gebreken: verdorvenheden die geheim zijn en blijven. Waldo's misbruik van zijn zusje is daarvan het grofste voorbeeld. Maar ook Agnes voelt zich bedreigd, in dit geval door haar schoonzusters die naar haar mening van alles achter haar rug bedisselen. Dan zijn er de misverstanden. Agnes dacht dat Robert nog steeds met heel zijn hart aan het bezit van Port na Bà hing, maar nu hoort ze dat hij tegen Ben Flynt had gezegd
| |
| |
dat het huis een molensteen om zijn nek was. Zij denkt ook dat Chris en Tommie door hun ouders mishandeld worden. Chris, op haar beurt, meent dat Agnes een geweer heeft, alleen om haar, Chris, te beschermen en zij ziet in de inspecteur van Island Rentals een deurwaarder die Agnes mee wil nemen.
| |
Ruimte / Perspectief
Dit verhaal van Chris Jansen en Agnes Stam is geplaatst in de ruimte van het eiland Mull. De lezer ziet het landschap uitsluitend door de ogen van Agnes, die van het land houdt en er iedere zomer komt. Hoe bedrieglijk dit perspectief is, blijkt uit het tegenperspectief bij de beschrijving van het vakantiehuis. Agnes houdt van dat huis en op de dag dat ze aankomt, heet het ‘vriendelijk’ en ‘sereen’ en geeft het lage plafond een aangenaam gevoel. Maar Chris ziet vochtvlekken, ziet het behang krullen en de verf bladderen. En de inspecteur van Island Rentals vindt dat het in deze staat niet verhuurd kan worden.
Met deze tegenstelling in gedachten moeten we de natuurbeschrijvingen lezen: ze krijgen daardoor het karakter van een paradijselijke droom. Hoe reëel ze ook aandoen, onwillekeurig hebben ze iets onwerkelijks, omdat Agnes' ‘zicht’ niet volstrekt betrouwbaar is. Dat blijkt ook wel uit de elementen en aspecten ervan. Mull is een eiland ten noorden van het Schotse vasteland. Mist en regen zijn er niet zeldzaam. Die komen ter wille van de couleur locale ook wel in Verborgen gebreken voor, maar ze zijn niet sfeerbepalend. Sfeerbepalend zijn kleur, uitgestrektheid en onveranderlijkheid.
Het land is kleurrijk: het strand is wit, de rotsen micakleurig, de brem vlammend geel, een pol hei kakelend paars. Het land is ook uitgestrekt. Dat wordt niet gezien als troosteloos (wat toch heel goed zou kunnen), maar als imposant. Er zijn op Mull (staat er te lezen) ‘zoveel overdonderende vergezichten, dat zelfs zij, met haar ene oog, er een onmetelijk gevoel van ruimte, breedte en diepte van kreeg’. En ten slotte is het landschap oud en onveranderlijk. Weliswaar wisselt het van lieflijk naar onherbergzaam, van massiviteit naar versmelting in mist, maar ‘Mull blijft altijd Mull, onaantastbaar, groots, adembenemend. Altijd zichzelf, onder alle omstandigheden’. De rotsformaties zijn ‘zo oud als de schepping zelf’; ze zijn nooit geweken, op dit eiland horen ze thuis.
| |
Thematiek
Brengen we nu de verschillende romanelementen met elkaar in verband, dan valt allereerst op dat een aantal elementen naar het scheppingsverhaal uit Genesis leidt. De rotsen zijn oud als de schepping, het landschap is als een paradijselijke droom, de motto's eindigen met de tekst ‘En God zag dat het goed was’; zelfs het gedachtespel van Chris over de Engel der Gerechtigheid herinnert aan het paradijsverhaal. Al deze gegevens
| |
| |
scheppen als het ware een kader van volmaaktheid, een raamwerk dat volkomenheid suggereert.
Maar dit alles is hoogst bedrieglijk. Er is een scherp contrast tussen kader en wat plaatsvindt. In tweeërlei opzicht. In de eerste plaats staat tegenover de schepping het verval. Aan het eind van de roman weet Agnes dat ze Port na Bà nooit zal terugzien. Ze is zelfs bang haar herinneringen eraan te verliezen. Die menselijke achteruitgang contrasteert met de onveranderlijke, onder alle omstandigheden zichzelf blijvende rotsen, oud als de schepping. In de tweede plaats staat tegenover de paradijselijke droom van het kleurrijke, imponerende landschap de menselijke boosaardigheid, culminerend in wat Waldo zijn zusje aandoet.
Het verzet tegen het verval is vergeefs. Hoe flink Agnes ook is, ze verliest de strijd. Het verzet tegen de boosaardigheid heeft gruwelijke gevolgen. Chris heeft de dood van Waldo niet gewild, zeker ook niet die van de inspecteur van Island Rentals. Haar Engel van de Gerechtigheid veroorzaakt nieuwe ongerechtigheid. Het is zoals Dorrestein het in het interview zei: ze past in haar boek eigenlijk een omgekeerde schepping toe.
| |
Context
In Verborgen gebreken gaat het om de belevingswereld van het kind. De roman staat daarmee in een tamelijk rijke traditie: de literaire verbeelding van de kindertijd. Doorgaans is in deze romans de kinderfantasie het centrale thema; dat is onder andere het geval in klassieke werken als Woutertje Pieterse van Multatuli (verspreid gepubliceerd in zijn Ideeën, 1862-1877), Kees de jongen van Theo Thijssen (1923) en Sint Sebastiaan van S. Vestdijk (1939), romans die alle drie geschreven zijn vanuit het perspectief van het kind: Woutertje, Kees en Anton.
Het werk van Renate Dorrestein vertoont een opmerkelijke variant op dit algemene beeld. In de eerste plaats kent het, in tegenstelling tot de drie hierboven genoemde voorbeelden, naast het kinderlijk perspectief (Chris) ook een volwassen perspectief (Chris' moeder Sonja een enkele keer en vooral Agnes, door wier ogen de lezer een groot deel van het gebeuren ziet). Maar belangrijker dan dit verschil in constant en wisselend perspectief, is dat het in haar romans over dit onderwerp altijd neerkomt op de dreiging die van (een van) de ouders of verzorgers uitgaat. Dat komt zijdelings in romans van anderen ook wel voor (Vestdijks kinderpersonage Anton Wachter, bijvoorbeeld, heeft een angstdroom over zijn moeder), maar bij Dorrestein is het hoofdzaak. Het thema hangt samen met dat van
| |
| |
het ‘verzet’, dat bij Dorrestein een belangrijke rol speelt. Er is in bijna al haar romans sprake van een machtspositie (van een mens of van een groep). Anderen voelen zich daardoor afhankelijk en komen in verzet. Vanuit dit algemene thema kan men niet alleen de feministische tendens in haar werk verklaren, maar ook de voortdurende aandacht voor de positie van het kind. Het kind is immers in hoge mate afhankelijk, vooral van zijn ouders, die voor het kind moeten zorgen. Het is tekenend voor Dorresteins benadering van deze thematiek, dat ‘zorg’ bij haar een negatieve klank heeft. Het is ‘liefde’ waaraan het kind ten onder gaat of waaraan het alleen door verzet kan ontkomen.
In haar roman Ontaarde moeders (1992) is de negatieve zorg tot in het extreme doorgevoerd. Het meisje Meyken is verkracht. Ze baart een dochtertje, Bonnie. De moeder van Meyken neemt de zorg voor Bonnie op zich: maar die zorg is niets dan heerszucht. Meyken wordt daarvan het slachtoffer: ze eet zich vet, weegt ten slotte meer dan tweehonderd kilo. Bonnie ontworstelt zich aan haar grootmoeders heerszucht en wordt een zelfbewuste, onafhankelijke vrouw.
Ook in de na Verborgen gebreken verschenen roman Een hart van steen (1998) is de afhankelijke positie van het kind het centrale gegeven. Zoals Dorrestein in haar latere werk vaker doet, gaat ze in dit boek uit van actuele feiten die in de belangstelling staan: dit keer een moeder die haar kinderen ombrengt en daarna de hand aan zichzelf slaat. Het gebeuren wordt beschreven vanuit een van de twee kinderen die de gruwel hebben overleefd: Ellen van Bemmel, nu zevenendertig jaar en zwanger, probeert een antwoord te vinden op vragen die haar kind haar ooit zal stellen. Zij wil begrijpen hoe haar moeder tot haar daad kwam en waarom haar vader zich er niet tegen verzette. Die behandeling van het thema is uitermate kenmerkend voor Dorrestein: ze wil de psychologische achtergrond van de negatieve zorg (van de heerszucht) begrijpelijk maken.
In haar boek Het geheim van de schrijver (2000) heeft ze deze tendens van haar fictionele werk nog eens onderstreept. Daar noemt ze de machtsverhoudingen tussen ouders en kinderen ‘het hart van mijn eigen thematiek’ en spreekt ze haar afschuw uit over het gezin, ‘die ogenschijnlijk veilige haven’.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Verborgen gebreken is druk besproken. Vier aspecten van de roman kregen de meeste aandacht: de intrige, de geloofwaardigheid, de thematiek en de stijl.
| |
| |
Voor de intrige hadden de recensenten over het algemeen veel waardering. Marjo van Soest typeerde het verhaal als ‘knap geconstrueerd’; een oordeel dat in allerlei variaties voorkwam. Zo schreef Karel Osstyn: ‘Verborgen gebreken leest als een psychologische thriller. De kompakte intrige die Dorrestein heeft verzonnen, is bijna te mooi om waar te zijn, en toch klopt ze als een bus.’ En Hans Warren noteerde: ‘De schrijfster heeft een groot talent voor het verzinnen van even bizarre als logische plots.’
Dat de geloofwaardigheid van de gebeurtenissen in Verborgen gebreken in nogal wat besprekingen aan de orde werd gesteld, hing waarschijnlijk samen met het min of meer fantastische karakter van Dorresteins vroegere romans. Een van de kernideeën van haar werk is dat de verbeelding een grotere rol in een mensenleven speelt dan de realiteit. Inge van den Blink haakte in haar recensie daarop in. Ze sprak van ‘subtiel realisme’ en meende dat de essentiële vraag die Dorrestein in Verborgen gebreken stelt, is: ‘Hoe goed of slecht is het om in een fantasiewereld te leven?’ Arjan Peters daarentegen verwierp het boek op grond van zijn ongeloofwaardigheid; volgens hem is het verhaal ‘ingestort onder de ongerijmdheden’.
Bijna alle recensenten gingen in op de thematiek van de roman. Daarbij beperkte men zich niet tot ‘incest’ en ‘ouderdom’, maar trachtte men veelal tot een omvattende beschrijving te komen. Marc Reugebrink sprak van het ‘intieme gebied van de familierelaties waar idealiter een haast paradijselijke veiligheid heerst’; Alle Lansu zag in Verborgen gebreken een roman waarin vrouwen in het reine proberen te komen met ‘hoe de dingen onherroepelijk gelopen zijn’. Net als alle andere recensenten die over dit aspect schreven, prezen de twee de auteur, omdat ze zich van moralistisch commentaar onthouden had.
Ook Dorresteins stijl kreeg ruime aandacht. Daarbij ging het vooral om haar laconieke manier van schrijven. Hans Goedkoop stelde in zijn recensie de stijl centraal. Hij signaleerde een ontwikkeling: vroeger schreef Dorrestein op een toon van ‘boosaardige vrolijkheid’, nu weet ze steeds vaker te ontroeren. Maar ze wil volgens Goedkoop toch nog te veel amuseren en daardoor wordt Verborgen gebreken nergens hartverscheurend. Doeschka Meijsing kwam tot een ongeveer gelijk oordeel: de kortademigheid van Dorresteins proza houdt de lezer op afstand, meende zij. Maar er waren ook andere geluiden. Van den Blink en Lansu, bijvoorbeeld, waren ook op dit punt zeer positief in hun oordeel.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Renate Dorrestein, Verborgen gebreken, tweede druk, Amsterdam 1996.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Hans Goedkoop, Een urn op de voorbank. Renate Dorrestein blijft staan op de drempel van de ernst. In: NRC Handelsblad, 9-2-1996. |
Marc Reugebrink, Jezus eikel, God bestaat, weet je. ‘Verborgen gebreken’ van Renate Dorrestein. In: Nieuwsblad van het Noorden, 16-2-1996. |
Johan Diepstraten, Renate Dorrestein: ‘Verborgen gebreken’. In: De Stem, 22-2-1996. |
Karel Osstyn, Voorbij misdaad en schuld. De rebelse natuur van Renate Dorrestein. In: De Standaard, 29-2-1996. |
Arjan Peters, Stom oud wijf dat de Gysbreght niet kent. Fier motto sneuvelt onder ongerijmdheden in nieuwe roman. In: de Volkskrant, 1-3-1996. |
Doeschka Meijsing, Actuele koeien. Nieuwe roman van Renate Dorrestein. In Elsevier, 2-3-1996. |
Alle Lansu, Leve de leuke tantes. In: Het Parool, 8-3-1996. |
Hans Warren, Elke klucht wordt een dwingende tragedie. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 8-3-1996. |
Jeroen Vullings, De prijs van de intimiteit. In: Vrij Nederland, 9-3-1996. |
Inge van den Blink, Een rij rubberen laarsjes in de gang. Renate Dorrestien en het nut van tantes. In: Amersfoortse Courant, 9-3-1996. |
Marjo van Soest, Een afschuwelijk geheim. In: Opzij, nr. 3, maart 1996, jrg. 24, p. 90. |
Renske Schriemer, Ik zou over mijn doodsbed nog een klucht kunnen schrijven. De vrolijke motoriek van Renate Dorrestein. In: Leeuwarder Courant, 26-4-1996. (interview) |
P. Kralt, Renate Dorrestein: ‘Verborgen gebreken’, Laren 1997. |
lexicon van literaire werken 72
december 2006
|
|