drijving, extravagantie, surprise’ en ‘vol hartstochtelijke intellectualiteit’.
Paradoxen (samenvoegingen van schijnbare tegengestelden) krijgen we bij haar in overvloed: ‘na één daglangen oogenblik’, ‘eeuwig, maar kort’ (Zon). De ‘analytische methode, of het gedetailleerde ontleden van één ogenblik, één idee’ vinden we haast overal terug in de vorm van uitputtende opsommingen. Zo beschrijven de adjectieven in de eerste strofe van ‘Domus’ allemaal verschillende aspecten van een woonhuis: besloten, toebedekt, gebogen, gewield, gewiekt, doorwateraderd, sidderend, stoomend, paarbaar, beveld, verdampt, ruchtbaar.
Vreemde woorden bezigt D'haen veel meer nog dan Achterberg. Bijvoorbeeld in haar ‘Epithalamion’: penetralia, virginale (Latijn), hiërophanten (Grieks), châlen (Frans), Armada (Spaans), kornaks (Singalees), howdahs (Indisch), alambics (Arabisch), sôma (Indisch), gearmureerd (Frans), triumphator (Latijn), samurai (Japans), corrida, matador, toro (Spaans), hallali, pastourelle (Frans), jatisvaram, varnam, padam (Indisch). Overigens zorgt de dichteres voor noten, waarin woordverklaringen zijn opgenomen.
Omzettingen, inversies in antieke trant, syntactische puzzels vinden we alom. Het ‘Grafgedicht voor Bérénice’ begint zo: ‘Des Januarius dezes jaars primipare eerstgeboren doode’. De vooropgeplaatste genitieven noodzaken tot syntactische ontleding, zoals bij oude teksten. Een hyperbaton (overspannen constructie) krijgen we in ‘Gabrielle, (niet bij de jacht geveld / wel door de kinderkramp), parelen in 't haar, / d'Estrées’. Dergelijke woordplaatsing maakt een snelle, oppervlakkige lezing onmogelijk.
Verbluffende metaforen duiken bijvoorbeeld op in ‘Zee-interludium’: ‘De ramen zwellen van de zee’, ‘'t zijn glazen zeilen’, ‘mazen waarin marine rilt’, ‘Osiris troont en duizend priesteressen / zalven de zuivere huid met zoeten honing’, ‘zeef en hark zijn schrijfgerei’. Ongelijkheid in toon, woordkeus en beeld vertoont het gedicht ‘De tweede verdieping’: ‘rijke gesternten der automobielen’; ‘Daartusschen schuift de bus in regenruisch, / verlicht, geschilderd en gewield Nirwana, / gevuld gelijk een zoete taart met tranen’.
En hyperbolen? In zekere zin is alles in het werk van Christine D'haen hyperbool. Typisch zijn woorden als ‘niets’, ‘alles’, ‘altijd’, ‘nimmer’, ‘eeuwigheid’, ‘diepste’, ‘laatste’, ‘onovertroffen’, ‘eindloos’, ‘altijddurende’, ‘volmaakte’. In het gedicht ‘Roos’ treffen wij de volgende reeks superlatieven aan: onspreekbaar, extremen, onverbrekelijke, volstrekt, volkomenheid, onweerhoudbaar, totaal.
Omdat deze stijl zo nadrukkelijk op effect gericht is, zou