| |
| |
| |
Hugo Claus
Het verdriet van België
door Paul Claes
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Het verdriet van België van Hugo Claus (* 1929 te Brugge) verscheen op 19 maart 1983 in de serie BBLiterair van De Bezige Bij in Amsterdam. In de tot nu toe verschenen herdrukken zijn door Claus geen wijzigingen aangebracht. Van het boek zijn tot op heden 148 000 exemplaren verkocht. De Franse vertaling Le chagrin des Belges (waarvoor de vertaler Alain Van Crugten in 1988 de Nijhoff-prijs kreeg) werd een verkoopsucces in Frankrijk, nadat de auteur een opvallend optreden had gemaakt in het tv-boekenprogramma Apostrophes van Bernard Pivot op Antenne 2. Ook een Duitse vertaling verscheen, en een Engelse vertaling is in voorbereiding.
Claus heeft vele jaren met onderbrekingen aan de lijvige roman gewerkt. Voorpublikaties verschenen ondermeer in Avenue en de Nederlandse Playboy. De novelle De verzoening (1980) is een nevenprodukt van het schrijfproces. De titel zelf is twintig jaar oud.
Een grootscheepse promotiecampagne begeleidde het boek. De verschijning werd aangekondigd door posters; de auteur gaf tientallen interviews voor kranten, weekbladen, radio en televisie; de revisietekst werd vooraf naar de meest vooraanstaande dagbladcritici in Nederland en Vlaanderen gestuurd, zodat praktisch onmiddellijk na het verschijnen recensies te lezen waren. Uiteindelijk werden een zestigtal recensies, meestal in lovende zin, geschreven. Zo is Het verdriet van België niet alleen een media-evenement, maar ook het grootste commerciële succes van de auteur geworden: een roman die men ‘gelezen moest hebben’. (Al bekenden velen dat zij er niet helemaal doorheen waren gekomen.) Een officiële bekrachtiging van deze publieke bijval was de bekroning van dit werk met de Belgische Staatsprijs voor Proza in 1984; meteen de eerste staatsprijs voor proza van deze veelgelauwerde auteur. Een kleine smet op de prijs was de schoolmeesterachtige opmerking van de jury dat hij alleen voor het eerste deel van het werk toegekend was.
De roman, die inclusief het voorwerk en de inhoudsopgave 775 bladzijden telt, bestaat uit twee delen. Het eerste deel, getiteld ‘Het verdriet’, omvat 27 genummerde en getitelde hoofd- | |
| |
stukken; het tweede deel, getiteld ‘Van België’, valt uiteen in bijna 200, door wil van elkaar gescheiden fragmenten zonder rangnummer of titel.
Op de stofomslag van het boek is een doek van James Ensor afgebeeld: ‘Muziek in de Vlaanderenstraat’ (1891, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen). Claus heeft met Ensor de fantastische en karikaturale benadering van de Belgische werkelijkheid gemeen.
| |
Inhoud
Deel I
Louis Seynaeve is de zoon van de drukker Staf Seynaeve en zijn vrijgevochten echtgenote Constance Bossuyt. In 1939, op het ogenblik dat de roman begint, is hij elf jaar oud. In het jongenspensionaat in Haarbeke, waar strenge en puriteinse nonnen de scepter zwaaien, heeft hij een geheim genootschap opgericht, waarvan behalve hij nog een viertal andere ‘Apostelen’ deel uitmaken (Dondeyne, Byttebier, Vlieghe, Goossens). De ‘Verboden Boeken’, die dit genootschap vereert, zullen een tegengif blijken voor de devote geschriften en reglementen, waarin Louis tot dan toe geloofd heeft.
Bij een bezoek van zijn vader en zijn grootvader, de schoolinspecteur Hubert Seynaeve, verneemt Louis dat zijn moeder er niet bij is, omdat ze van de trap gevallen is. Later onthult een zuster hem dat zijn moeder in feite zwanger is. Gedurende de daaropvolgende paasvakantie mag Louis weer naar het ouderlijke huis in Walle. Zijn verliefdheid op zijn moeder neemt toe. Hij hoort meer over het oorlogsgevaar en over de Belgische politiek (zijn vader sympathiseert met rex, de autoritair gezinde beweging van Léon Degrelle). We maken kennis met familieleden: Bonmama, vaders invalide moeder, Nonkel Florent, Nonkel Robert, Tante Hélène. Een opvoering van Het land van de glimlach maakt grote indruk op Louis, die de aria Toujours sourire als lijfspreuk neemt.
Ouder en wijzer geworden keert de hoofdfiguur naar het pensionaat terug. De vijf apostelen ondernemen een nachtelijke expeditie naar de kamer van de oude Zuster Sint Gerolf, die in Louis' fantasie tot mythische dimensies is uitgegroeid. Hij neemt een bikkel van haar nachttafeltje weg.
Twee weken voor de grote vakantie meldt vaders zuster, tante Nora, dat Louis' moeder een miskraam heeft gehad. Zij zal een rustkuur in de Alpen ondergaan, terwijl hij de vakantie doorbrengt bij haar moeder, Meerke (petite mère), in Bastegem. Daar wonen ook nonkel Florent en tante Violet, nonkel Omer en nonkel Armand, die verliefd is geweest op Madame Laura.
| |
| |
Ook Louis wordt door die mysterieuze kasteelvrouw-van-lichte-zeden en door haar ruige knecht, André Holst, aangetrokken.
Bij zijn terugkeer in de school raakt Louis in onmin met zijn geliefde medeleerling Vlieghe, die zich van zijn leugenachtige verhalen distantieert. Als wraak laat hij hem door de andere Apostelen gevangennemen en steekt hem zelf de bikkel van Zuster Sint Gerolf in de aars. Wanneer zijn moeder hem begin 1940 voor de oorlogsdreiging uit het gesticht weghaalt, krijgt hij van Vlieghe een ivoren pennehouder (symbool van zijn komend schrijverschap?) ten afscheid mee. Daarmee eindigt het eerste, zogenaamd door Louis zelf in 1947 geschreven deel van de roman.
| |
Deel II
We maken kennis met tante Berenice en haar echtgenoot, de Bulgaarse jood Firmin Debeljanov. België capituleert, terwijl Louis naar het college in Walle wordt gestuurd. Zijn leraar Latijn en godsdienst is de ascetische Jezuïet Evariste de Launay de Kerchove, door de leerlingen ‘de Kei’ genoemd. Met zijn boezemvriend Maurice de Potter bezoekt Louis de Vlaamse letterkundige Marnix de Puydt. Ook hij wil nu schrijver worden. Maurice sterft door met zijn oog in een hekpunt te vallen. Louis wordt wegens zijn onhandelbaarheid tijdelijk van het college weggestuurd.
Tante Nora stuurt haar echtgenoot Nonkel Leon als arbeider naar Duitsland. Omdat de drukkerij niet goed loopt, wordt moeder secretaresse bij de erla, het Frontreparaturbetrieb (een fabriek waar vliegtuigonderdelen worden hersteld). Louis meldt zich uit bewondering voor de Duitse discipline aan als lid van de Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen (nsjv). Hij betrapt zijn moeder op een verhouding met haar chef, de Duitse officier Dr. Henny Lausengier, en verklapt dit aan zijn vader. Louis zelf raakt vervreemd van zijn jeugdvriendin, de volkse Bekka Cosijns, en wordt verliefd op de apothekersdochter Simone Paelinck.
Een bom verwoest het pensionaat van Haarbeke, zodat Zuster Sint Gerolf bij Bonmama in Walle moet worden ondergebracht. Zij sterft daar na het eten van bedorven vlees. Terwijl Louis voor een vakantie door de Erweiterte Kinderlandverschickung naar Strelenau in Mecklenburg wordt gestuurd, wordt Lausengier tot wanhoop van Constance naar het Oostfront gestuurd.
Mislukkingen volgen elkaar op: de tekenlessen bij de Vlaamse kunstenaar Dolf Zeebroeck zijn een fiasco; Simone is Louis ontrouw voor Jacques van de Sompel; Louis blijft zitten. Van Holst en zijn minnares Madame Laura krijgt hij door de Duitsers verboden boeken, die hem van zijn nationalisme zullen ge- | |
| |
nezen. ‘De Kei’ wordt wegens zijn verzetswerk naar Duitsland weggevoerd en laat Louis een Franse vertaling van de Griekse Anthologie na.
Na de landing in Normandië (6 juni 1944) ontmoet Louis opnieuw zijn oude vriend Vlieghe als nsjv-er. Nadat hij door tante Nora in de liefde is ingewijd, gaat hij ook met Bekka en later met de oudere Michèle naar bed. Nu de Duitsers wegtrekken, vlucht vader uit vrees voor represailles van de Witte Brigade naar de streek van Veurne, terwijl de rest van het gezin in Glijkenisse en later in Bastegem onderduikt. Hij komt in het gevangenkamp Flandria terecht. Louis wordt leerling-drukker bij de Broeders Hiëronymianen in Waffelgem en schrijft de novelle Het verdriet, waarmee hij een prijsvraag van de krant Het Laatste Nieuws zal winnen.
Vlieghe pleegt zelfmoord, omdat hij een geslachtsziekte heeft opgelopen. Holst vermoordt Madame Laura, die zijn vrouw is geworden. Louis wordt op de literaire dagen van Mercurius als een wonderkind ontvangen. Hij ontmoet er het alter ego van Hugo Claus in de gedaante van een experimentele dichter.
| |
Interpretatie
Titel
De titel Het verdriet van België slaat in de eerste plaats op de jonge Louis, die zijn omgeving veel leed berokkent, en in de tweede plaats op de sociale en politieke misère in Vlaanderen. Daarmee zijn twee interpretatielijnen voor de roman gegeven: die als ontwikkelingsroman (Bildungsroman) en die als maatschappelijk bewogen roman.
| |
Vertelsituatie
In het eerste deel van het boek laat de personale vertelsituatie in de derde persoon (soms met oversprongen naar de eerste persoon) de gebeurtenissen door de ogen van de held beleven. Zo wordt de lezer ertoe gebracht de roman als een persoonlijk ervaren evolutieproces op te vatten. In het tweede deel wordt het vertelperspectief veel grilliger, met dialogen (soms zonder duidelijk aangegeven sprekers), monologen, innerlijke monologen, brief- en dagboekfragmenten, objectieve beschrijvingen enzovoort. Die vertelwijze maakt het mogelijk de belevenissen van het hoofdpersonage in een ruimer sociaal, politiek en economisch kader te plaatsen.
| |
Thematiek
Op het eerste gezicht is Het verdriet van België een puberteitsroman, die de geestelijke ontwikkeling van Louis Seynaeve van zijn elfde tot zijn twintigste jaar beschrijft (van 1939 tot 1948). De traditionele ingrediënten daarvan ontbreken niet: het doorbreken van de kinderlijke naïviteit, de opstand tegen het
| |
| |
vaderlijke en schoolse gezag, het seksuele ontwaken, de jeugdvriendschappen, de inwijding in de liefde, de (schrijvers)roeping.
Wat Claus' puberteitsroman (hijzelf noemt het wel zijn ‘familieroman’) een speciaal karakter geeft, is de sterke nadruk die op leugen en fantasie valt. Louis wordt in zijn jeugd voortdurend geconfronteerd met onwaarheden (de mythomanie van zijn vader, de vrome leugens van de nonnen, de oneerlijkheid van zijn medemensen). Na een eerste periode waarin hij een gewillig slachtoffer van al dit bedrog wordt, zal hij zich spoedig zelf tot een bedrieger ontwikkelen: ‘Louis the Imposter’ (p. 640). Uit protest tegen de hypocrisie van zijn omgeving huichelt hijzelf en zet een glimlachend masker op (Toujours sourire); hij dist zijn makkers en de volwassenen fantastische verhalen op en liegt, om zichzelf uit de moeilijkheden te houden. Dit thema maakt van Het verdriet van België een schelmenroman. Zoals de picareske held van bedrogene bedrieger wordt, zo zal ook de listige Louis het masker van de wereld afrukken.
Het ontwikkelings- en bedrogthema vinden elkaar in het thema van het leren schrijven. Schrijven is immers ook een soort van liegen: een mythologiseren van de werkelijkheid om op een paradoxale wijze in fictie toch de waarheid te zeggen. Die moeilijke kunst van Dichtung und Wahrheit maakt Louis zich in de loop van het boek eigen, eerst door schaamteloos anderen af te schrijven, later door zijn eigen belevenissen vervormd te beschrijven.
Het min of meer autobiografisch karakter van deze roman is een uitstekende illustratie van dit ‘liegen alsof het gedrukt staat’. Louis Seynaeve heeft vele trekken met Hugo Claus gemeen: beiden zijn geboren op 5 april 1928, beiden zijn intern in een nonnenpensionaat, lopen college en doubleren, beiden hebben een vader die drukker is en een grootvader die inspecteur is. Verhalen die we hier over de familie van Louis lezen, vertelt Claus elders in zijn ‘familiekroniek’ (opgenomen in de bundel Natuurgetrouwer, 1969). In het Walle van de roman herkennen we moeiteloos het Kortrijk van Claus' jeugd (Walle is in feite de naam van een wijk in Kortrijk); Haarbeke, Hulle, Wakkegem, Waffelgem en Bastegem zijn min of meer doorzichtige vermommingen van Aalbeke, Heule, Wakken, Avelgem en Astene, gemeenten in West-Vlaanderen. Vlaamse kunstenaars als Jos Speybroeck en Willem Putman verschijnen als Dolf Zeebroeck en Marnix de Puydt in de roman. Maar hier en daar wordt de autobigrafische laag door romaneske fictie doorbroken. Weinig realistisch zijn de romantische relatie van Louis met zijn moeder, het nachtelijk bezoek aan zuster Sint Gerolf en het sprookjesachtige kasteel van Madame Laura. Het is geen toeval dat het
| |
| |
in deze drie gevallen om drie moederfiguren gaat. De sterk geïdealiseerde moeder is de enige persoon van wie de held zich niet echt los kan maken.
We kunnen Claus' betiteling van Het verdriet van België als een ‘familieroman’ dan ook lezen met in het achterhoofd datgene wat Sigmund Freud in een artikel van 1909 ‘Der Familienroman der Neurotiker’ noemde. De neurotische mens blijft door belemmeringen in zijn psychische ontwikkeling in imaginaire relaties met zijn ouders verstrikt. Door een onverwerkt Oedipus-complex blijft hij de moeder als liefdesobject behouden en slaagt er niet in volwassen relaties met vrouwen aan te gaan. Ook Louis is niet vrij van neurotische trekken: castratieangst (p. 415), travestieneigingen (p. 415), mythomanie (door het hele boek heen), hallucinaties (p. 39), fascinatie voor oudere vrouwen (Bonmama, Meerke, Madame Laura). Zijn ontmaagding door tante Nora en zijn relatie met de oudere Michèle lijken substituties voor de moederliefde. Uit geen van de verhoudingen die hij met meisjes en vrouwen heeft, spreekt een echte emotionaliteit. Daarentegen zijn de homoseksueel getinte verhoudingen met zijn jeugdvrienden Vlieghe en De Potter veel intenser. Zijn ambigue verhouding tot de Jezuïeten-pater verraadt een ‘Vatersuche’ (zoektocht naar de vader). Het opmerkelijke is dat de jonge Louis, ondanks zijn verzet tegen de leugenachtigheid van zijn echte vader, op het einde van het boek in dat opzicht een getrouwe kopie van hem is geworden: het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
De auteur legt een link tussen de psychologische en sociale dimensie van zijn roman, door zoals Günter Grass in Die Blechtrommel (1959), te laten zien hoe oedipale bindingen de weg openen voor fascistische tendensen. Als elfjarige richt Louis met zijn Apostelen al een genootschap op, dat met zijn autoritaire leider en moederlijke geborgenheid een surrogaat is voor het - in het pensionaat afwezige - gezin. Eenzelfde groepsideaal zoekt hij zelf later in de nsjv. Alleen door zijn anarchistische levensinstelling en intellectueel inzicht slaagt hij erin zich aan de fascinatie van het fascisme te onttrekken.
De gewone Vlaming blijkt een des te gemakkelijker slachtoffer van het fascisme, omdat hij nog gedeeltelijk in een agrarische wereld leeft, waaraan de moderne industriële ontwikkelingen ongemerkt zijn voorbijgegaan. Zijn religie houdt hem het beeld voor van een patriarchale God, een matriarchale kerk en een Christus-Koning. Antisocialisme, racisme en traditionalisme zijn stevige pijlers van zijn vooroorlogse katholieke ideologie. Zijn Vlaams nationalisme, dat in feite alleen bestaat uit angst voor het vreemde en het nieuwe, maakt hem blind voor de sociale en economische belangen waarvoor zijn naïef politieke
| |
| |
idealen misbruikt worden. Deze knoedel van kleinburgerlijke ideologie lijkt alleen zucht naar gemakkelijk gewin en afkeer voor intellectuele diepgang te verbergen: dat is het sociologisch gezicht van het verdriet van België.
| |
Stijl
Het knappe van deze roman is dat Claus deze ideologische analyse niet in de vorm van theoretische uiteenzettingen of moralistische commentaren doorvoert, maar door een eenvoudig stilistisch middel: het citaat. Onophoudelijk citeert de tekst de sterk ideologisch geladen opmerkingen van de gewone man. Duizenden zegswijzen, spreuken, dooddoeners, gemeenplaatsen passeren de revue. Zij herkauwen de oude waarheden, zonder nieuwe ideeën de kans te geven door te dringen.
Sommige lezers hebben zich geërgerd aan het Vlaams dat in de roman wordt gesproken; dat Vlaams is bijna een dialect. Zij hebben niet begrepen dat het procédé van het citeren staat of valt met de authenticiteit van de geciteerde woorden. Dit mengsel van ‘barbarismen, archaïsmen, provincialismen en andere rariteiten’ (Geerts) is een getrouwe weergave van de Babelse spraakverwarring die de Vlaamse spreektaal is. Deze kopieerlust is er niet terwille van de ‘couleur locale’, maar dient de ideologiekritiek. ‘De taal is gans het volk,’ zegt een bekende flamingantistische leus; ‘De taal is de ideologie,’ leert dit boek.
| |
Poëtica
Behalve een boek over Vlaanderen en zijn bewoners is Het verdriet van België ook een boek over kunst en literatuur. Verwijzingen naar auteurs, boeken en plastische kunstenaars zijn legio. Louis doet niet veel anders dan lezen, en ook andere personages citeren uit wat ze gelezen hebben. Zowel uit de evolutie van Louis' literaire smaak als uit het conflict van zijn smaak met die van zijn omgeving is een poëtica te distilleren.
In het begin leest Louis de heiligenlevens en andere vrome geschriften die de nonnen hem geven. Ook ridder- en avonturenromans zijn hem niet onbekend. De ‘Verboden boeken’, die door de Apostelen worden meegebracht, doorbreken die canon. Later komt Louis in de ban van de geschriften van de ‘Vlaamse koppen’, de vooroorlogse successchrijvers. Onder hun invloed besluit hij zelf schrijver te worden. Pas door het contact met buitenlandse literatuur, en met name van de door de nazi's verboden joodse en impressionistische schrijvers leert hij het versplinterde modernisme kennen, dat zijn nieuwe ideaal wordt. Ook op het gebied van de plastische kunsten maakt hij een soorgelijke evolutie door: hij verlaat de klare lijn van kunstenaars als Dolf Zeebroeck voor de troebele kunst van iemand als Hans Bellmer (p. 554).
| |
Opbouw
Niet toevallig zit een soortgelijke evolutie van constructie naar destructie in de structuur van de roman zelf: het eerste deel is mooi in hoofdstukken en onderwerpen ingedeeld, terwijl het
| |
| |
tweede deel in tientallen onduidelijke fragmenten uit elkaar valt. Deze poëtica was niet besteed aan de jury van de Belgische Staatsprijs, die alleen het eerste deel bekroonde.
| |
Context
In zeker zin is de roman een ‘remake’ van De verwondering, die een soortgelijke analyse van de Vlaamse ideologie bevat. Beide boeken behoren tot de naoorlogse vorm van modernisme die postmodernisme wordt genoemd en die onder meer gekenmerkt wordt door het gebruik van citaat en allusie. Het verdriet van België verwijst zowel naar motieven uit ander Claus-romans als naar mythen (Oedipus, Graallegende) en riten (de Vrijmetselarij).
| |
Waarderingsgeschiedenis
Het boek is vooral door Nederlandse recensenten juichend onthaald: ‘een van de mooiste boeken die ik ooit heb gelezen’ (C. Peeters), ‘de beste Nederlandse roman van de laatste jaren’ (C. Offermans). Alleen K.L. Poll en H. Warren waren niet onverdeeld enthousiast, blijkbaar omdat zij het geheel als een psychologische roman hebben willen lezen. Enig gepruttel was er ook over het Vlaamse dialect (Ten Braven), dat onbegrijpelijk voor Nederlanders heette. Minder lovend was de Vlaamse kritiek, vooral in de katholieke kranten De Standaard en De Gazet van Antwerpen; geen wonder, gezien de antiklerikale strekking van het boek.
De recensenten hadden oog voor de complexiteit van het werk: ‘subtiele ideologie-kritiek’ (P. Hoste), ‘bitterzoete operette’ (J. Goedegebuure), ‘multi-instrumentalistische virtuositeit’, ‘grandioze recycling van alles wat Claus eerder heeft geschreven’ (C. Offermans), een ‘groteske fantasmagorie’ (P. Claes).
Universitair commentaar is vrij beperkt gebleven. Te signaleren zijn alleen drie artikelen die Prof. G. Geerts schreef over de taal van het boek, en de artikelen die het echtpaar Weisgerber-Van Berlaer wijdde aan de Vrijmetselaarsachtergronden en de postmodernistische stijl ervan.
In 1986 verscheen in de voor scholieren bestemde Memoreeks een boekje van G. Boomsma, dat meteen de beste synthese is van wat tot nu toe verscheen over dit veelzijdige werk.
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Hugo Claus, Het verdriet van België, 1e druk, Amsterdam 1983.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
J. Borré, Een magistrale roman van Hugo Claus over het verdriet van België. In: De Morgen, 12-3-1983. |
P. Sterckx, Hugo Claus publiceert slechts 774 bladzijden van zijn ‘verdriet’. In: De Nieuwe Gazet, 16-3-1983. |
P. Hoste, Claus' schetsboek van Vlaanderen. In: de Volkskrant, 18-3-1983. Herdrukt in een herziene versie in: Red. H. Dütting, Over Hugo Claus. Via bestaande modellen, Baarn 1984, p. 214-219. |
K.L. Poll, Hugo Claus over de Vlamingen in oorlogstijd. Klaagzang van een wrokkige jongen. In: NRC Handelsblad, 18-3-1983. |
W. Hazeu, Een groot en groots boek. Hugo Claus en het verdriet van België. In: Hervormd Nederland, 19-3-1983. Herdrukt in Red. H. Dütting, a.w., p. 220-225. |
G. Boomsma, Een weg uit de weerloosheid. In: De Waarheid, 23-3-1983. |
C. Offermans, De waarheid stinkt. Hugo Claus' gecompliceerde liefde voor Vlaanderen. In: De Groene Amsterdammer, 23-3-1983. Herdrukt in: Red. H. Dütting, a.w., p. 226-234 en in: C. Offermans, De mensen zijn mooier dan ze denken, Amsterdam 1985, p. 226-236. |
C. Peeters, Het verdriet van België: ook waar het iets minder is, is het perfect. In: Vrij Nederland, 26-3-1983. |
T. van Deel, Een gobelin van taal. In: Trouw, 31-3-1983. |
F. de Vree, De roman van de leugen. In: Hollands Maandblad, maart 1983, p. 36-41. |
W. de Moor, De krolse waarheid van Hugo Claus. In: De Tijd, 1-4-1983. |
J. Goedegebuure, België als operette. In: Haagse Post, 2-4-1983. Herdrukt in Red. H. Dütting, a.w., p. 235-241. |
H. Warren, Het Verdriet van België. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 16-4-1983. |
A. Nuis, Hoogtepunt. In: Intermagazine, april 1983. |
F. De Schutter, De nieuwe kleren van de keizer. In: De Standaard, 16-4-1983. |
G. Claes, Bijna achthonderd bladzijden maar geen meesterwerk. In: Gazet van Antwerpen, 30-4-1983. |
S. van Elzen, Que faire, Robert, met zo'n situatie? Het monument van Hugo Claus. In: Knack, 4-5-1983. |
P. Claes, Omtrent Het verdriet van België. In: Streven, mei 1983, p. 720-728. Herdrukt in: Kritisch Akkoord, Antwerpen 1984, p. 122-132, en in: P. Claes, Claus-reading, Antwerpen 1984, p. 167-178. |
H. van Buuren, Oedipus in Vlaanderen. In: Ons Erfdeel, november-december 1983, p. 663-670. |
H. Bousset, Hugo Claus' spotziek verdriet. In: Kreatief, december 1983, p. 23-34. |
M. Janssens, Nakaarten over ‘Het verdriet van België’. In: Dietsche Warande en Belfort, januari 1984, p. 50-56. |
G. Walschap, Het verdriet van België. In: Dietsche Warande en Belfort, juli-augustus 1984, p. 448-452. |
| |
| |
J. Weisgerber, Het verdriet van België of het gemaskerd bal. In: De Gids, juli 1985, p. 376-386. |
D. & J. Weisgerber, Couleurs, chiffres et des lettres: Het verdriet van België, un palimpseste maçonnique de Hugo Claus. In: Red. G. Debusscher en J.P. van Noppen, Communiquer et traduire. Hommages à Jean Dirickx, Brussel 1985, p. 269-276. |
D. & J. Weisgerber, Hugo Claus en de kinderen van Saturnus: Het verdriet van België. In: Spiegel der Letteren, nr. 3, 1986, jrg. 28, p. 161-190. |
G. Boomsma, Hugo Claus. Het verdriet van België, Apeldoorn 1986 (Memoreeks. Analyse en samenvatting van literaire werken). |
G. Geerts, Hugo Claus en de taal van België. In: Dietsche Warande en Belfort, januari 1986, p. 11-32. |
Ten Braven, Verdriet van mijn Vlaams. In: Vrij Nederland, 23-8-1986. |
G. Geerts, Taalproblemen in Het verdriet van België. In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1987, afl. 1, p. 1-12. |
G. Geerts, De taal van Het verdriet van België, In: Ons Erfdeel, september-oktober 1987, p. 555-562. |
lexicon van literaire werken H
januari 1989
|
|