| |
| |
| |
Hugo Claus
Omtrent Deedee
door Paul Claes
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
In 1963, het jaar waarin Hugo Claus (*1929 te Brugge) zijn volumineuze roman De verwondering publiceerde, liet hij ook zijn kortere, 30 000 woorden tellende roman Omtrent Deedee verschijnen. Dit vijftigste deel van de serie Literaire Reuzenpockets werd uitgegeven door De Bezige Bij in Amsterdam en Ontwikkeling in Antwerpen. De tiende druk verscheen in 1970 als Darboek. Tot nu toe zijn er 17 drukken geweest. Daarin werden door de auteur geen wijzigingen aangebracht.
De wijze waarop Claus het gegeven van dit werk steeds opnieuw heeft opgenomen, wijst niet alleen op zijn talent om teksten te hergebruiken, maar ook op zijn fascinatie door het thema. Oorspronkelijk was Omtrent Deedee een filmscenario, dat echter door omstandigheden nooit werd verfilmd en daarom door de auteur als roman werd herschreven. Die roman is in 1971 bewerkt tot het toneelstuk Interieur. In 1989 kreeg de stof uiteindelijk toch nog haar filmische gedaante, toen de auteur zijn eigen scenario onder de titel Het sacrament regisseerde.
De roman, die inclusief het voorwerk 165 pagina's telt, bestaat uit zeven hoofdstukken, die telkens de naam van het personage hebben gekregen dat daarin centraal staat. Het motto, ontleend aan Centuries of Meditation van de Engelse ‘metaphysical poet’ Thomas Traherne, luidt: ‘He can never therefore be reconciled to your sin because sin itself is incapable of being altered; but he may be reconciled to your person, because that may be restaured.’ Doordat God niet wordt genoemd, is het verleidelijk de ‘Hij’ te identificeren met de in de roman optredende priester/vaderfiguur, die evenwel minder vergevingsgezind en liefhebbend blijkt te zijn dan God.
De omslagtekening stelt een tak met twee vruchten voor en verwijst naar de passage op p. 150, waarin Claude fantaseert over de castratie van de priester: ‘twee overrijpe perziken (...), twee, die van Deedee, opgezet.’ Hiermee is de seksuele ondertoon van het boek gezet. Volgens Weverbergh ontwierp de auteur het omslag zelf.
| |
| |
| |
Inhoud
In het Westvlaamse dorp Memmel komt op een zondag in augustus in de late jaren vijftig de familie Heylen uit Schilferinge bij elkaar voor de jaarmis die door de dorpspastoor wordt opgedragen voor de zeven of acht jaar daarvoor overleden moeder (‘Moederke’). De ware naam van de pastoor wordt niet genoemd, maar hij laat zichzelf op deze herdenkingsdag Deedee (D.D., een afkorting voor ‘dienstdoende’) noemen. De priester draagt de Heilige Mis op en ontvangt de familie daarna voor een feestmaal in de pastorie. Zeven familieleden zijn aanwezig: de ongehuwde Natalie, de huishoudster van de pastoor; Jeanne, haar zuster, met haar echtgenoot, de Italiaan Giaco(mo); Albert, de oudste, met zijn onechte zoon Claude (diens moeder Taatje is thuisgebleven, omdat ze niet presentabel is); Antoine, de tweede zoon, met zijn vrouw Lotte. Ook Madame Tilly Hoorebeke, een kennis, en het keukenhulpje Lutje spelen een rol.
| |
Natalie
Natalie, de honderdentwee kilo wegende huishoudster, ontvangt haar gasten in de pastorie. De rosharige priester, die zich heeft opgedoft, begroet de familie. De twintigjarige Claude, die pas sinds een maand niet meer in psychiatrische behandeling is voor zijn homoseksualiteit, gedraagt zich vreemd. De familieleden begeven zich naar de kerk voor de Mis.
| |
Jeanne
Jeanne wordt door haar man Giacomo Romagna, een vrome vegetariër, herinnerd aan haar vroegere verhouding met Marc Schevernels (de sjofele Albert draagt diens geklede jas), terwijl de Heylens naar de pastorie lopen. Na het middageten verklapt Natalie haar dat zij een bebloed onderhemd van Deedee heeft gevonden. Giacomo maakt ruzie met de familie en verlaat het huis.
| |
Antoine
Na de koffie wordt er geklaverjast en gepraat. De 46-jarige Antoine, die zich wat boven de familie verheven voelt, observeert het gezelschap, en denkt terug aan een avontuurtje dat hij met een Engels meisje heeft gehad.
| |
Albert
Albert trekt met zijn zoon Claude naar de wijnkelder, om er voor Taatje een paar cognacflessen te stelen. Door het overvloedige alcoholgebruik stijgt de stemming. Deedee en Natalie, die in de zomer naar Griekenland zijn geweest, verschijnen in vakantiekleding en verzoeken de anderen het zich ook gemakkelijk te maken. De gasten doen enkele kledingstukken uit, de dames staan in hun onderkleding.
| |
Lotte
Op voorstel van Natalie worden er charades gespeeld, waarbij het gezelschap telkens moet raden welke figuren worden voorgesteld. Deedee en Natalie spelen Roodkapje en de Wolf; Lotte en Antoine imiteren Hitler en Churchill; Albert
| |
| |
en Tilly beelden de Gentse Mammelokker uit (een grijsaard, die als ‘zuigeling’ van de hongersdood wordt gered door de melk van een jonge vrouw); Claude en Jeanne zorgen voor de apotheose: de geboorte van Afrodite uit het zaad van ‘Postijdong’ (Poseidon). Deedee beweert betweterig dat er een ‘oudere, authentiekere versie’ van deze mythe bestaat: die waarbij Afrodite ontstaat uit de in het water gegooide testes van de ontmande Kronos. Claude voelt zich door de priester verraden en maakt een scène.
| |
Claude
Met een Draculamasker op vlucht Claude de nacht in. Hij ziet een landbouwmachine die hem aan een beest ‘met scharen en klauwen en vleugels’ doet denken. Wanneer hij terugkeert, vindt hij Giacomo bij de Mariagrot in de tuin van de pastorie. Claude is getuige van de scène waarin Deedee als een epilecticus op zijn rug ligt en bij het zien van het geslacht van Jeanne uitroept: ‘Ik ben blind geslagen van de zon.’ Giacomo maakt een eind aan de orgie. Claude slaapt in, maar wordt door Deedee gewekt en naar diens ‘studiekamer’ gebracht. In het daaropvolgende gesprek doet Claude een poging om met de priester in contact te komen, maar deze weert hem af.
| |
Natalie
De volgende morgen ruimt Natalie de rommel op. Door het sleutelgat van de studiekamer ziet zij hoe de priester zich kastijdt. Wanneer Lutje arriveert, gaat Natalie op een divan liggen en denkt aan haar jeugd en aan Vader. Albert belt haar dat Claude zich verhangen heeft. Wanneer zij het nieuws aan Deedee meldt, reageert die met de woorden: ‘Dikke koe.’ Zij vlucht naar de grot in de tuin.
| |
Interpretatie
Titel
De woorden ‘omtrent Deedee’ keren driemaal terug in een innerlijke monoloog van Claude op p. 136. Deze blijkt door de priesterfiguur gefascineerd, hoewel ze voor hem onvatbaar blijft. Hetzelfde geldt ook voor de andere personages, die elk op hun manier de ongenaakbare Deedee proberen te begrijpen.
| |
Vertelsituatie
In die zin verwijst de titel ook naar de vertelsituatie, die alleen met betrekking tot dit personage indirect is (terwijl de andere hoofdpersonages ook van binnenuit worden getekend). Wij komen veel te weten ‘omtrent’ Deedee, maar ‘binnen’ Deedee komen wij nooit.
Elk hoofdstuk presenteert een nieuw personage (de naam die de hoofdstuktitel vormt, wordt telkens in de eerste zin herhaald), dat verder in de derde persoon enkelvoud optreedt. De verteltechniek is personaal: in elk hoofdstuk krijgen wij een
| |
| |
nieuwe, subjectieve kijk op de getoonde werkelijkheid. Dit is het best te merken op die plaatsen waar een zelfde gebeurtenis diverse keren uit een ander gezichtspunt wordt bekeken (bijvoorbeeld de mis). De personale techniek omvat nog verschillende schakeringen. Nu eens wordt filmisch (als bij een subjectieve cameravoering) getoond wat een personage ziet, dan weer wordt in een innerlijke monoloog of in vrije indirecte rede verteld wat een personage denkt of voelt. Een enkele keer horen we de auctoriële stem, waardoor wij dingen vernemen die de personages op dat ogenblik zelf niet weten (bijvoorbeeld de vooruitwijzing naar de toekomst op p. 166).
Over het algemeen is de vertelwijze chronologisch, hoewel er ook flashback en (zelden) flashforward voorkomen. De ruimtelijke bewegingen zijn weinig talrijk. Bijna alle gebeurtenissen spelen zich af in de pastorie en in de kerk. Alleen Claude ontsnapt even aan deze besloten ruimte (een symbolisch ‘Huis clos’ als in het toneelstuk van Sartre) en dwaalt rond in een bijna surrealistisch landschap. De eenheid van plaats en tijd maakte de roman erg geschikt voor een toneelbewerking en gaf de filmadaptatie wel iets theatraals.
| |
Thematiek
Weverbergh heeft in zijn baanbrekende studie over Omtrent Deedee duidelijk gemaakt dat deze roman op een drievoudig vlak gelezen kan worden: als een psychologisch verhaal, als een moraliserend (of maatschappijkritisch) geschrift en als een symbolische roman.
In een psychologische benadering wordt Claude het hoofdpersonage van de roman. Hij is een typisch Claus-personage, doordat hij getekend is door het Oedipuscomplex. Als onecht kind heeft hij zijn vader, een Engelse matroos, nooit gekend. Albert, de werkloze echtgenoot van zijn moeder, is een zwakkeling, die geen echte vaderfiguur kan zijn. In zijn zoektocht naar een vader zoekt Claude toenadering tot de priester Deedee, die een ‘dienstdoende’, plaatsvervangende vader zou kunnen zijn. De geestelijke wijst evenwel alle vertrouwelijkheid af (hoewel zijn houding tijdens de ‘orgie’ iets anders liet vermoeden), zodat Claude in opperste verwarring niets anders overblijft dan zelfmoord te plegen. Uit een psychoanalytisch perspectief zijn ook de moederbinding van Claude (waarbij Natalie als een tweede moeder dienst doet), zijn homoseksualiteit en zijn geestelijke labiliteit verklaarbaar.
Bij een aandachtige lezing blijkt dat alle personages min of meer door seksuele frustraties worden bewogen. Natalie heeft een vaderbinding en is daarom ongetrouwd gebleven; de ongenaakbare priester is voor haar een tweede vader. Jeanne heeft een mislukte relatie achter de rug, is getrouwd met een ascetische man en heeft een speciale relatie met Claude. Lotte, die
| |
| |
onbevredigd is in haar huwelijk, heeft seksuele wensdromen (p. 112-113). Albert, de lieveling van zijn moeder, is door haar gedwongen tot een huwelijk met een zwanger meisje, terwijl hij op de dienster uit een bodega verliefd was; zijn huwelijk is een puinhoop. Antoine is ondanks zijn slippertje (p. 80) en zijn schuine moppen (p. 110) een gefrustreerd man (p. 126). Alleen de vreemde Tilly heeft een ongeremde persoonlijkheid. Deedee zelf is blijkens zijn hypocrisie en zijn dubbelzinnige houding tegenover de familie niet echt in het reine met zichzelf. Er wordt gesuggereerd dat vrees voor seksualiteit en latente homoseksualiteit zijn relatie met Claude vertroebelen. Eén ding is duidelijk: wij bevinden ons in Clausitanië, het land van Claus, waar iedereen getekend is door onlust.
Zoals in al zijn ‘Vlaamse’ romans (De verwondering, Het verlangen, Het verdriet van België) is er in Omtrent Deedee een sterke maatschappijkritische tendens aanwezig. ‘De familie Heylen,’ zo stelt Weverbergh, is een staalkaart ‘van de kleine Vlaamse bourgeoisie: afgunst, nijd en onderdrukte levensdrift beheersen hun leven.’ Deze kritiek is geïntegreerd in het verhaal. Claus moraliseert niet expliciet, maar citeert en kopieert om de voosheid van dit kleinburgerlijk bestaan voor zichzelf te laten spreken.
Het spreken van deze mensen is een ‘veld vol gemeenplaatsen’ (p. 52): ‘“Ja.” “Jaja.” “Wat dacht je.” “Het is allemaal dat niet.” “Maarre.” “Wat ik wilde zeggen...” “Ik wou het net zeggen.”’ (p. 53) Tot werkelijke communicatie komen zij nooit, zelfs niet binnen de clan die zij vormen. De andere, of het nu een vreemdeling is, zoals Giacomo, of een vrijgevochten vrouw als Tilly, of een homoseksueel, zoals Claude, wordt uitgestoten. Wantrouwen en bekrompenheid beheersen elk sociaal contact. Claude, die dit spel niet mee kan spelen, gaat aan deze tot norm verheven hypocrisie ten onder.
Claus heeft zijn personages sterk lokaal gesitueerd, zodat zijn kritiek op heel specifieke Vlaamse toestanden is toegespitst. De familie Heylen stamt uit een Westvlaams boerengezin. Zij hebben de agrarische sector verlaten voor handel en kantoor en zijn van landbouwers kleinburgers geworden, zonder daarmee hun conservatieve, dorpse mentaliteit te verliezen. Politiek en cultureel leven gaan hun grotendeels voorbij: kaarten, voetbal, televisie, cafébezoek, toto vullen hun vrije tijd. Echt religieus gevoel hebben zij niet, hoewel de katholieke moraal hun leven bepaalt. Tegenover deze onderontwikkelden staat de priester als would-be intellectueel. Zijn ideologie komt uit de Vlaamse, katholieke krant De Standaard. De portretten van de Paus en de koning hangen in zijn eetkamer. Hij slaagt er niet in zijn religie buiten de institutionele katho- | |
| |
lieke Kerk te ontwikkelen en haar een echt christelijke dimensie te geven. In hem tekent Claus de Vlaamse intellectueel die de afstand tussen hem en het volk niet kan of wil overbruggen. Claude behoort tot de nieuwe, naoorlogse generatie, voor wie de oude waarden geen betekenis meer hebben. Als exponent van deze losgeslagen jeugd (vgl. de nozems, teddy-boys, blousons noirs van de jaren vijftig) is hij de enige die zich tegen de sociale, morele en seksuele conventies van zijn omgeving verzet. Zijn Vespa, zijn transistor, film, drugs en seks zijn zijn enige uitlaapkleppen. Achter zijn branie gaat behoefte aan echte communicatie schuil. Via zijn personages geeft Claus een overtuigend sociologisch beeld van het naoorlogse Vlaanderen en tilt zo zijn roman boven het zuiver psychologische uit.
Omtrent Deedee is bovendien een symbolische roman, waarin de gebeurtenissen buiten hun realistische betekenis ook een rituele en mythische betekenis hebben. Op p. 33 wordt het feest van de Heylens een ‘jaarlijkse boerenkermis’ en een ‘carnaval’ genoemd. De herhaling wijst op rite, het carnaval op een ontregeling van de maatschappelijke orde (in roes, uitspatting, zelfverlies, spot, waanzin, dans, extase, overtreding). Het feest is een pendant van de officiële cultus, de Heilige Mis. Het wordt dan ook niet gevierd voor God de Vader, maar voor de agrarische Moeder(godin). De matriarchale mysteriën zijn een parodie van de patriarchale eredienst: Claude en zijn vader slaan de flessen miswijn kapot in de kelder; in plaats van gewijde verhalen worden er obscene charades gespeeld; de vleeswording van Christus wordt vervangen door de geboorte van Afrodite, de communie door een bacchanaal, de aanschouwing van het Heilig Sacrament door het zien van het vrouwelijke geslacht. Deze heiligschennis is als alle vormen van overtreding een bevestiging van het geparodieerde, wat verklaart waarom Deedee zowel in de officiële als in de heidense rite een hoofdrol speelt. De functie ervan is te vergelijken met de carnavaluitspattingen vlak voor de vasten. De Heylens kunnen daarom ook rustig naar huis gaan, wanneer de jaarlijkse orgie is afgelopen. Alleen de wanhoopsdaad van Claude, die tegen deze hypocrisie protesteert, maakt de rite reëler dan gepland was. Hij, de ‘zoon van God’ (p. 132), sterft als Jezus Christus, gehangen.
Behalve dit ritueel bevat de roman ook allusies op antieke mythen. Claude (Latijn ‘Claudius’, de hinkende) die reeds in zijn naam een zinspeling op de manke Oedipus meedraagt, hinkt ook werkelijk door het veld (p. 129-130) en ontmoet daar een landbouwmachine die met haar ‘scharen en klauwen en vleugels’ aan de gevleugelde Sfinx herinnert. Ook Deedee is
| |
| |
door het Oedipuscomplex getekend, want hij heeft in zijn kamer een kroonkandelaar met een schaduw van ‘klauwen en vleugels en scharen’ en voelt zich verblind als hij het mysterie van de vrouw aanschouwt.
Deze oedipale thematiek wordt nog uitgediept in de charade van Claude en Jeanne. Hij mimeert daarbij de zeegod Poseidon (zijn vader, zeeman) en brengt al masturberend (beeld van onvolwassen seksualiteit) de liefdesgodin Afrodite voort. Door Poseidons naam te verbasteren tot Postijdong identificeert hij die met de tijdgod Kronos, die door Deedee wordt geïncarneerd (op diverse plaatsen wordt op zijn horloge gewezen). Deedee aanvaardt deze versie van de mythe niet en geeft er een die zijn eigen fantasieën blootlegt: Kronos wordt gecastreerd en uit zijn afgesneden testes ontstaat Afrodite. Deze toespelingen op scheppingsmythen plaatsen het oedipale thema in een ruimer cultureel kader. De heidense liefdesgodin Afrodite wordt geplaatst tegen de aseksuele tijdgod, zoals heidendom tegenover christendom. In een gesprek met Wim Hazeu heeft Claus Omtrent Deedee dan ook gekarakteriseerd als ‘het vervangen van het christelijke ritueel door een heidens’.
| |
Stijl
Claus laat zich in deze roman kennen als een schrijver in het volledige bezit van zijn mogelijkheden. Hij wisselt met groot gemak trefzekere filmische beschrijvingen af met meer poëtiserende passages of met kostelijke volkse dialogen. Dirk de Witte vindt het een fout dat de stijl niet varieert in de vanuit verschillende personages geschreven hoofdstukken, maar het was duidelijk niet Claus' bedoeling om realistische innerlijke monologen te schrijven.
| |
Context
Samen met De verwondering luidt Omtrent Deedee die periode van Claus' schrijverschap in waarin hij de individuele problematiek terugdringt voor een meer sociale interesse. Die wending is een vroege uiting van de roep om engagement in de jaren zestig. Als studie van de kleinburgerlijke ideologie in Vlaanderen loopt de roman vooruit op de veelomvattende maatschappijkritiek in Het verdriet van België.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De receptie van Omtrent Deedee heeft beslist te lijden gehad onder de slechte timing van de verschijning, bijna gelijktijdig met de ambitieuzere, dieper gravende roman De verwondering.
| |
| |
Geen van beide boeken kreeg de staatsprijs, die naar De komst van Joachim Stiller van Hubert Lampo ging.
De recensies waren over het algemeen lovend. Opmerkelijk is dat een roman die in vele opzichten zo kritisch is voor de Kerk, toch heel begrijpend ontvangen werd door katholieke critici als Bernard Kemp en Fons Sarneel. De jonge Claude werd daarbij zelfs als een eigensoortig godzoeker opgevat.
Weverbergh riep Omtrent Deedee in zijn eenmanstijdschrift Bok uit tot een meesterwerk en wijdde een lange, gedetailleerde analyse aan de roman. Zijn benadering is gewild subjectief, maar anderzijds toch ook heel pertinent. Nog voordat de academische kritiek zich met de allusiekunst bij Claus ging bezighouden, ontdekte Weverbergh de mythologische symboliek van deze roman.
Dirk de Witte heeft in twee artikelen sterk uitgehaald naar Weverberghs vergissingen en slordigheden. Hij betrapt ook Claus op een aantal onnauwkeurigheden in de chronologie. Naar zijn gewoonte heeft Claus die in latere drukken niet proberen recht te zetten.
Ikzelf heb in mijn studie De mot zit in de mythe geprobeerd de mythologische allusies in het boek systematischer te onderzoeken en in een Freudiaans kader te interpreteren.
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Hugo Claus, Omtrent Deedee. 16de druk. Amsterdam/ Antwerpen 1981.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Pierre H. Dubois, Het werk van Hugo Claus, Fenomeen van creativiteit. In: Het Vaderland, 4-5-1963. |
Rico Bulthuis, Hugo Claus doet stap terug om zich te vernieuwen. In: Haagsche Courant, 18-5-1963. |
Jan Walravens, Schitterend geschreven boek van Hugo Claus. In: Utrechts Nieuwsblad, 11-7-1963. |
Hans Warren, Hugo Claus: Omtrent Deedee. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 24-8-1963. |
B.F. van Vlierden, La dolce vita op de pastorie. ‘Omtrent Deedee’ door Hugo Claus. In: Streven, 1962-1963, jrg. 16, p. 1065-1071. |
Jan Emiel Daele, Hugo Claus: Omtrent Deedee. In: Yang, nr. 3, 1963, jrg. 1, p. 43-44. |
Fons Sarneel, Verwondering omtrent Claus. In: Raam, nr. 1, oktober 1963, 50-56. |
Willem Brandt, Hugo Claus, Omtrent Deedee. In: Keurschrift. Amsterdam 1963, p. 205-208. |
C.J.E. Dinaux, Twee beklemmende romans van Claus, een twintigste-eeuwse Jeroen Bosch. In: Haarlems Dagblad, 14-12-1963. Ook in: C.J.E. Dinaux, Weerklank. Hasselt 1965, p. 118-122. |
Weverbergh, De petroleumlamp en de mot: ik ontleed Omtrent Deedee. In: Bok, nr. 3, 1963-1964, jrg. 1. Ook in: Weverbergh, BokBoek. Amsterdam 1965, p. 43-89. |
Dirk de Witte, Een omelet bakken op een puinhoop. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, 1970, jrg. 23, p. 806-830; 1971, jrg. 24, p. 990-1022. |
H. van Stralen, Omtrent Claude. In: Spiegel der Letteren, nr. 4, 1983, jrg. 25, 308-312. |
Paul Claes, De mot zit in de mythe. Amsterdam 1984, p. 117-120, 128-135. |
lexicon van literaire werken 8
november 1990
|
|