| |
| |
| |
Hugo Claus
Belladonna. Scènes uit het leven in de provincie
door Marcel Janssens
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Belladonna. Scènes uit het leven in de provincie (350 blz.) van Hugo Claus (* 1929 te Brugge) verscheen bij De Bezige Bij op 5 november 1994, tegelijk in een gebonden en een paperbackeditie. De oplage lag rond de 55.000 exemplaren. Gepromoot door een hectische mediacampagne, ook naar aanleiding van Claus' vijfenzestigste verjaardag, werden die heel vlot verkocht. De roman stond - zij het heel kort - eind december 1994 op nummer 1 in de Boekentoptien van het populaire weekblad Humo. De eerste 8.500 exemplaren, die op 4 november 1994 naar het distributiecentrum te Schelle bij Antwerpen werden overgebracht, waren in elk geval onmiddellijk verkocht. Op de omslag staat een schilderij van Léon Spilliaert, Vrouw op dijk (1909).
Tussen 26 augustus en 5 november 1994 ontspon zich een ongekende mediahype in een zestal fasen rond de roman waar nog niemand een regel van had gelezen. Op 26 augustus werd in de krant al een ‘gevaarlijke Claus’ aangekondigd, waar een Vlaams minister een belangrijke rol in zou spelen. Ook werd de roman aangekondigd als een ‘royale farce’ rond het Belgische koningshuis.
Claus zou pas half oktober zijn definitieve kopij bij De Bezige Bij inleveren. Op de Antwerpse Boekenbeurs, geopend op 30 oktober, was zijn roman dus niet beschikbaar. Die lacune heeft zijn uitgever op vernuftig commerciële wijze opgevuld. Het manuscript werd door Claus plechtig aan directeur Voster te Antwerpen overhandigd. Daarna volgden interviews met journalisten die drukproeven hadden mogen inkijken en ‘stoetsgewijs’ (Marc Reynebeau) naar hem kwamen luisteren in de Bourla-schouwburg te Antwerpen. De auteur ontving het eerste exemplaar, eveneens in de Bourla, op 3 november in aanwezigheid van het kruim van de Vlaamse schrijvers. Vervolgens vond een avondvullende ‘Tournée Générale’ plaats met Claus op het podium in negen Vlaamse steden van 5 tot 21 november. Na afloop van het interview- en voorleesspektakel konden de toehoorders genummerde exemplaren van de roman kopen in
| |
| |
de plaatselijke boekhandels - een ‘uitzonderlijk collector's item dus, voor snelle beslissers’. Claus handelde toen vijftien signeerbeurten in tien steden af. Voor die ‘Tournée’ verschenen vier bladzijden advertentie in De Morgen en De Standaard wijdde een uitgebreid artikel aan Claus' ‘geoliede marketing-machine’ in haar financieel-economische katern. Wie een abonnement voor een jaar nam op De Morgen kreeg de kaskraker gratis.
Het resultaat was een commercieel succes dat het Adriaan van Dis-effect rond Het verdriet van België in 1983 ver overtrof. Interviews op radio en tv, ook in Nederland, gingen aan de recensieperiode in de geschreven pers vooraf. Die recensies konden toen grotendeels alleen maar herhalen wat elke Claus-liefhebber al twee maanden ettelijke keren had kunnen lezen en horen. Belladonna werd vlug vertaald in het Frans (door Alain van Crugten, zeer gewaardeerd als vertaler van Het verdriet van België), en in het Duits (door Waltraud Hüsmert). In 2002 komt er een vertaling in het Servisch.
| |
Inhoud
Na een citaat van de dichter Rainer Maria Rilke over ‘ein Fremder unter Fremden’ als motto, begint de roman, die zich afspeelt in een vrij recent verleden, met een berucht geworden zin: ‘Twee dingen hielden de minister die ochtend bezig, zijn lichaamsgewicht en de dood’. Albert Meulemans, Vlaams minister van Cultuur, die liever minister van Landbouw was geweest, zal betrokken worden bij zeer ingewikkelde intriges rond een filmproject dat bij het ministerie voor Subsidiëring wordt ingediend. De minister heeft een Roemeense vriendin, Marie-Ange Popescu. Zij is zeer gelovig, woont al zeven jaar in Rumbeke, maar spreekt nog geen woord Vlaams. Een project rond de verfilming van de roman Villa des roses van Willem Elsschot wordt geweigerd, omdat het onderwerp niet Vlaams genoeg is. Dan komt een script rond de persoon en het werk van Pieter Brueghel de Oude, ook heer den Drol genoemd, naar voren. Daarin wordt veelvuldig ingegaan op liefdesaffaires van de schilder. Dat project zal uiteindelijk gesubsidieerd en gerealiseerd worden.
Maar wie is de auteur van het scenario? Axel den Dooven, vroeger veelbelovend dichter onder zijn schuilnaam Dirk van Munster en nu directeur van het museum Theodoor Schellen, wordt een van de hoofdpersonages van het verhaal. Hij heeft immers ooit als ghostwriter het scenario geschreven voor het eindexamen van een studiegenoot aan de filmacademie. Axels
| |
| |
museum zal worden opgedoekt en vervangen door een ‘cultureel polyvalent multiform centrum’. Daarbij zal Axel ontslagen worden. De filmproducent Walter Oorslag wil de Breughelfilm realiseren, tot ergernis van Jean-François Marigaal, baas van radio en tv en lid van de ministeriële commissie. Vroeger was Marigaal docent aan de academie en heeft hij het Brueghelscenario goedgekeurd. Nu moet hij toezien hoe Oorslag met zijn product wegloopt.
Rond die min of meer centrale personages wentelen tientallen nevenfiguren, bijvoorbeeld de vrouw Roberte, die Axel verliet, of de acteur Herman Grootaers, die de hoofdrol in de Brueghelfilm zal spelen, familieleden, vrienden, maîtresses, kompanen en vijanden in de Vlaamse culturele jungle. Iedereen ondermijnt zijn of haar gezondheid met te veel seks, drinken en smullen. In het gevecht om subsidie speelt de Commissie ter Bevordering van de Nederlandstalige Culturele Audiovisuele Expressie (CONECU) een even belangrijke als duistere rol. De commissie bestaat uit onbenullige, debiele, machtsgeile arrivisten, zogezegd experten, maar het zijn drankzuchtige waterhoofden en parasieten, die barsten van de eigenwaan. Hun enige drijfveer is eigenbelang, de spil van de corrupte Vlaamse vriendjespolitiek en baantjesjacht. Zij teren op perverse compromissen en praten geldverduisteringen listig goed.
De bejaarde Oorslag versiert tal van secretaressen en wordt vaak gezien in de sm-tent van de hoer Malle Moe. Over dergelijke seksuele escapades van ongeveer alle medespelers in dit Breugheliaanse verhaal wordt dikwijls en veel uitgeweid. Zo vrijt de geile acteur Grootaers met Claire, de tweede vrouw van Axel. De vraatzuchtige directeur is eigenlijk doof voor al wat om hem heen gebeurt, in de culturele sector evenzeer als in zijn gezin en in zijn seksuele relaties (ook met zijn nymfomane schoondochter).
Grootaers (met zijn ‘grote aars’) lijdt aan een onstelpbare diarree. Dergelijke randverschijnselen gaan het project van de verfilming stilaan overschaduwen. Het scenario is inmiddels al zo dikwijls herschreven, dat er van het oorspronkelijke script nog weinig overblijft. De première van de film wordt door de pers op hoongelach onthaald, maar zijn commerciële succes is meer dan bevredigend. Na afloop antwoordt de kroonprins aan Axel, die met zijn vraag wat de prins ervan denkt het protocol overtrad: ‘Hmm, heel schone landschappen.’ We beluisteren ook een huiselijk gesprek tussen de koning en de koningin ten paleize.
Axel heeft een zoon Just, een yuppie van het zuiverste water. Zijn hallucinerende buurvrouw, de joodse Inge-Maria Gersch- | |
| |
wein die de kampen heeft overleefd, laat haar hond elke dag een drol leggen op Axels stoep. Grootaers deponeert dan zijn stoelgang vóór de deur van Gerschwein, en daar zal Axel op uitglijden met bijna dodelijke gevolgen. Grootaers terroriseert de joodse dame in een hallucinante Himmler-vermomming.
Op het eind van de roman wordt de eigenlijke betekenis van ‘belladonna’ als nachtschadeachtig wolfskruid toegelicht. Grootaers zegt dat hij in een schattig slaapkamertje bij Axel een flesje belladonna heeft laten staan, een ‘toverflesje’ voor de ogen. Axel doet er zelf ook druppels van in zijn ogen en drinkt het flesje leeg. Hij krijgt er, met zijn onstelpbare libido, levensgevaarlijke hallucinaties van, wanneer hij door de straat strompelt tot bij een verkeersopstopping, veroorzaakt door een als jood verkleed jongetje.
In die horrorscène bekijkt hij de wereld helemaal als schijn. In een surrealistisch uit zijn voegen geraakte wereld, waar personages en scènes in elkaar overvloeien, neemt hij tot slot zijn kat Florian in de armen. De laatste woorden worden gesproken door de kat, die tegen Axel zegt: ‘Kom, kom, naar huis.’
| |
Interpretatie
De roman kan gelezen worden als een satire op het culturele bestel en beleid in Vlaanderen na de Tweede Wereldoorlog, vooral in de jaren 1980 en 1990. De satire vertakt zich in ‘driedubbele lagen’, aldus Hugo Claus. Hij maakt om te beginnen het ministeriële beleid inzake cultuur belachelijk. De CONECU is de carnavalszotten van Pieter Brueghel waardig. Belladonna is geen echte sleutelroman, maar de travestie van het culturele wereldje is doorzichtig. Naast de banaliteit van het regeringsbeleid worden ook ondermaatse machinaties in de literaire wereld gehekeld. In de behandeling van allerlei corruptieschandalen, bijvoorbeeld in de reclamewereld, krijgt het scenario thrillerallures. Ook worden literaire programma's en andere talkshows op de tv met de grond gelijk gemaakt. Befaamde cineasten (als Visconti, Godard, Spielberg) worden vermeld. De roman is, volgens Claus' eigen getuigenis geen echte afrekening die uit zijn eigen mislukkingen (met zijn films en sommige toneelstukken) zou zijn voortgekomen. Nochtans klinkt een onmeedogende spot door in de voorstelling van Vlaanderens ‘provinciale’ wanstaltigheid. Werkelijk alles wordt op de hak genomen. Wanneer Axel den Dooven onder invloed van het flesje belladonna op het eind door de straat loopt, herinnert hij zich zijn grootmoeder, die blind geworden was. Daar staat: ‘Wie te veel wil zien, ziet niets’ (p. 339). De au- | |
| |
teur van Belladonna laat werkelijk alles zien van Vlaanderens cultureel verdriet en laat daar niets van heel.
| |
Opbouw
De roman bestaat uit 92 stukjes tekst, gescheiden met een sterretje en met een blanco op de rest van de pagina. Die stukjes zijn doorgaans anderhalve bladzijde lang, ze kunnen ook een halve bladzijde of maar zeven regels lang zijn (het telegram van Oorslag aan A. den Dooven op p. 181), of ze kunnen zeven tot meer dan tien bladzijden beslaan. Een bladzijde kan helemaal gevuld worden met een dialoog, zoals op bladzijde 21, zelfs zonder vermelding van de sprekers, of op de bladzijden 30-34, waar de namen van de sprekers wel genoemd worden. Dialogen, ook wel telefoongesprekken, brieven, telegrammen, dagboekfragmenten, beschrijvingen en innerlijke monologen - de meest verscheidene genres vullen de tekst. De lezer heeft de indruk dat hij het script leest van een film of een tv-serie met ultrakorte shots, die van de hak op de tak springen in een hectisch montageritme. De dialogen lijken uit een filmscenario afkomstig.
De roman gaat van start met de minister, maar verspringt dan scène na scène naar Walter Oorslag, Jean-François Marigaal, Frank Verbauwen, Axel den Dooven, diens vrouw Claire en zoon Just, kunstschilder Theodoor Schellen, Paul Verachtert en de antiquair Armand Roosen, en de acteurs en de auteurs in hun omgeving. Rond elk mannelijk personage cirkelt wel een vrouw. Die nieuwe gezichten leveren telkens een of meerdere scènetjes op.
Hugo Claus vertelde zelf in de interviews die aan de echte publicatie voorafgingen, dat het verhaal bestaat uit ‘kleine fragmenten met een wisselend perspectief’ en dat het ‘verspringt van personage naar personage’. Dat is uit de inhoudsopgave al wel gebleken. Claus zei dat Belladonna een maniëristisch verhaal is, ‘niet met een begin, een zwelling en een einde, maar met allerlei uitwassen’. In het begin van de roman verwijst Claus overigens zelf naar de scenische opbouw van het stuk Mistero Buffo van Dario Fo. Zo worden in Belladonna plots twee scènes met homo's ingelast (pp. 254-258) die heel ver afstaan van de centrale intrige rond de Brueghelfilm. En op bladzijde 234 daagt nog onverwacht een personage op, drs. Gerard Bouillon, de directeur op de normaalschool waar Axel studeerde. Dit boek overvalt de lezer als een opeenvolging van verschuivingen, wat voor de auteur een metafoor is voor de onzekerheid en de onvatbaarheid van het bestaan. De roman overweldigt je ‘als een wervelende circusvoorstelling’, in een overdonderend ‘sneltreintempo’ (Gerrit Jan Zwier). De opbouw kan als barok gekarakteriseerd worden. De verteller zapt met bravoure van de ene shot naar de andere met korte, snedi- | |
| |
ge rukken. Voor een dergelijke grillige structuur worden termen gebruikt als: fuga, hinkstapsprong, groteske, maskerade, vol trucs, citaten, allusies en mythologische referenties. De verhaalopbouw is niets minder dan een puzzel, waar de lezer zich - zoals de auteur - kostelijk mee kan amuseren. Zo'n kettingroman, met veelvuldige lagen, verwijzingen en registers noemt Claus zelf ‘een rattenkoning’. In dit fresco gaat slapstick samen met filosofische overpeinzingen. De betekenis van de intrige ligt er verborgen onder veel beschermende lagen, versplinterd in flitsende fragmenten, die ‘als dominostenen’ (aldus
Marc Reynebeau) elkaar opvolgen en verdringen, een echt ‘patchwork’, een symbool van onze wereld vol kaleidoscopische versplintering en vol zijwegen en uitweidingen.
| |
Vertelstandpunt
Belladonna wordt verteld door een auctoriële verteller, die zelf buiten het verhaal staat, maar die als outsider verdwijnt doordat hij met zijn camera's en microfoons zo dicht in het gebeuren betrokken wordt. ‘Hij’ en ‘ik’ worden dan ook op de meest verrassende wijze gemengd, zodat in veel gevallen niet direct valt uit te maken wie nu die ‘hij’ of die ‘ik’ is. De gezichtspunten versplinteren zich even veelvuldig als de scènetjes in het script. In het verhaal van Inge-Maria Gerschwein (‘zij’) gaat ‘ik’ over in ‘hij’, waarbij het gezichtspunt op den duur moeilijk valt te identificeren. De verteller verschuilt zich ook achter personages door een ‘ik’ zonder verdere toelichting aan het woord te laten in een fragmentje van het draaiboek, al of niet met een commentaar van een buitenstaander. In het laatste fragment, dat draait om Axel, staat: ‘Hij, ik dus: ging gaat de straat op.’ (p. 339) Daar is het vertelstandpunt hallucinant vertroebeld tot in de laatste woorden die de kat Florian miauwend zegt tot de ‘hij’: ‘Kom, kom, naar huis.’ (p. 350)
| |
Stijl
Hugo Claus bespeelt in Belladonna een scala van stijlen en toonaarden, evenals van taalregisters: van het Vlaamse dialect over de tussentaal van de soap op tv en de gesofisticeerde gewichtigdoenerij van ministers en hun ambtenaren, tot het precieus-maniëristische Nederlands van de artistieke beau monde. Dat ‘sponsachtige Nederlands’ (Cyrille Offermans) is zijn handelsmerk.
In interviews heeft Claus zich agressief afgezet tegen de stijl van Willem Elsschot. Een interview in de Volkskrant van 11 november 1994 draagt zelfs als titel: ‘Straks eindig ik nog als Elsschot’. De stijl van Elsschot schildert hij af als ‘pure armoe’. Hijzelf houdt meer van ‘uitwassen, voluten, spiralen en ornamenten’. Welnu, met dergelijke stijlvariaties leeft hij zich uit in Belladonna. Woordspelingen en taalspelletjes uit de volksmond, maar evenzeer geleerde mythologische referenties, literaire citaten en allusies komen veelvuldig voor. Lange, geleerde
| |
| |
zinnen, waar hij die onbenullen met zo'n hoge dunk van zichzelf mee te kijk stelt, wisselen af met plat dialect. De taal van de verteller klinkt als die van de schrijver Jules Spanoghe (die trekken vertoont van Louis Paul Boon): ze is tegelijk volks én subtiel. Die scala van stijlen bevat ook een flinke dosis satire. Claus kent het wereldje van de schrijvers even degelijk als de fauna van de cultuur, de journalistiek, de beeldmedia en dergelijke. Ieder spreekt daar zijn of haar eigen taal op belachelijke wijze.
| |
Titel
In de titel Belladonna. Scènes uit het leven in de provincie staat ‘Belladonna’ niet voor de naam van een (mooie) vrouw, hoewel er ‘mooie deernen’ genoeg rondlopen in de roman, maar voor ‘atropa belladonna’, het kruid wolfskers of dolkruid (ook nog doodkruid of lijkbes geheten). Dat kruid behoort tot de nachtschadeachtigen, die sterk hallucinogene eigenschappen hebben. Het wordt gebruikt om pupillen te verwijden, maar bij een te grote dosis kan het de ogen ernstig beschadigen en blindheid veroorzaken. Bij de presentatie van het eerste exemplaar op 3 november 1994 ontvingen de aanwezigen een flesje Belladonna, een ‘homeopathisch geneesmiddel van het merk Hugo Claus bereid volgens HABI’. Op dit flesje stond: ‘Niet te gebruiken na juli 1999’ (allicht was bedoeld dat het boek langer zou meegaan...). Een oude mevrouw Inge-Maria Gerschwein pijnigt in haar verbeelding haar buurman Alex den Dooven door zijn pupillen met een ‘aftreksel van wolfskers’ (p. 105) te verbranden (wat zich op het einde ook zal voordoen). Ook verder wordt supporters van een voetbalteam afgeraden ‘op de wolfskers te plassen’ (p. 159). Op het einde van de roman wordt de term ook nog in die zin gebruikt: ‘Wie te veel wil zien, ziet niets.’ (p. 339) Dat slaat natuurlijk op de eerste plaats op de schadelijke werking van de wolfskers op de pupil, maar de minister en al die onbenullen rond hem, ook de vrouwen, de echtgenoten en de liefjes, kunnen wel eens ‘te veel zien’ en daardoor ‘niet meer zien’. Dat is dan de symbolische betekenis van ‘belladonna’: een beschadiging van stuntels die zich in die Vlaamse carnavalparade met zoveel onbenullige zaken bezighouden, dat ze het ware leven niet meer zien. Te veel maakt hen belachelijk.
De ondertitel verwijst naar ‘Scènes vie de province’, de titel van een afdeling van de romancyclus La commédie humaine van Honoré de Balzac, evenals naar Toergenjev, Jane Austen en naar De dode zielen van Tolstoj, waar ook zoveel halvegaren in rondlopen, aldus Claus in een interview. De verwijzing naar de ‘menselijke komedie’ van Balzac is veelbetekenend. De ‘provincie’ is duidelijk Vlaanderen, waar zich dolkomische situaties voordoen, veroorzaakt door omhooggevallen dommeriken. Na
| |
| |
het verdriet van België heeft Claus hier het verdriet van cultureel Vlaanderen breeduit geschilderd, zij het met groteske poppenkastallures op de maat van die mini-provincie, zijn bloedeigen Vlaanderen, waar hij zo'n ambivalente haat-liefderelatie mee onderhoudt. Claus zelf noemde die scènes ‘emblemata’ of ‘middeleeuwse zinnebeelden’ van Vlaanderens onbenullig provincialisme, uitgestald met de satirische agressiviteit van een Bosch of een Brueghel. De kerk en de godsdienst heeft hij opvallend genoeg in die scènes uit de provincie niet betrokken. Van dat soort kritiek op Vlaanderen had de auteur zelf in 1994 al genoeg.
| |
Context
Belladonna. Scènes uit het leven in de provincie verscheen vijf jaar na het Boekenweekgeschenk De zwaardvis uit 1989. Het was dus voor Claus al betrekkelijk lang geleden dat hij een boek publiceerde. Met zijn uitgever heeft hij er zich deskundig op toegelegd om de nieuwe roman (nu toch al elf jaar na de vorige kaskraker Het verdriet van België) de passende commerciële weerklank te geven in het jaar van zijn vijfenzestigste verjaardag. De auteur sluit aan bij het niet zo goed gerenommeerde wereldje van de cultuur in Vlaanderen, incluis de politiek en al het onbenullige gesjacher daaromheen, tot in de journalistiek en de tv-talkshows. Belladonna zou een ‘cultureel verdriet van Vlaanderen’ worden. Hij maakte er een verdoken sleutelroman van met behulp van ‘Mischpersonen’, vermommingen of ‘doorschijnende persiflages’ van herkenbare reële personages in Vlaanderens cultureel bestel. Koning Boudewijn wordt als een ‘prins’ opgevoerd in de scène na de première van De leeuw van Vlaanderen, door Claus zelf verfilmd. De minister van Cultuur, theaterregisseurs, acteurs, producenten, recensenten, parlementsleden en kabinetsmedewerkers... die hele jetset van vadsige koningen is door de insiders wel identificeerbaar. Zo speelt ook Louis Paul Boon samen met zijn vrouw Jeanneke mee in de vermomming van Jules Spanoghe en diens vrouw Mireille. De herkenning van reële achtergronden in die romaneske ‘zinnebeelden’ vormt een bijkomende attractie voor de lezer.
Tot die context behoort ook Hugo Claus' eigen filmcarrière, die niet zo succesrijk was. De leeuw van Vlaanderen was zonder meer een flop - volgens Claus zelf te wijten aan een gebrekkige financiering. Hij weet heel goed hoe het kan reilen en zeilen rond de subsidiëring van filmprojecten. Zelf heeft hij zowel voor de film als voor de tv ettelijke scenario's geschreven.
| |
| |
De opbouw van een script met honderd ultrakorte shots is voor hem geen lastige klus. Hij heeft Belladonna volgens die versnipperende montageprincipes opgebouwd.
Pieter Brueghel en Jeroen Bosch horen vanzelfsprekend ook bij de context. Claus beschouwde het als een groot compliment wanneer men Belladonna een ‘Bruegheliaans boek’ noemde. In die Brueghel-onderlaag mengt de verteller de vreemdste eigentijdse materies, vooral corruptie en seks. Brueghels karikaturen worden nog verlelijkt in een carnavaleske maskerade van plattelanders en vervormd tot een spotbeeld van Vlaanderens cultureel verdriet. Belladonna trekt voorbij als een ‘brallende karnavalsroes’ (Tjerk de Reus).
Vlaanderen wordt in die groteske lachspiegels te kijk gesteld (of ‘te kakken gezet’, zoals Claus zei in een interview) als mini-provincie, niet echt het model van een volwassen staat. Die afbeelding van Vlaanderen als Lilliput of als apenland past in Claus' zeer ambivalente haat-liefde voor zijn moederland. In tal van interviews heeft hij benadrukt dat hij zijn agressie in Belladonna nog danig heeft afgeremd en er geen rancuneuze afrekening van heeft gemaakt, want de vergelijking van het culturele bestel in Vlaanderen is werkelijk te gortig om nog geloofwaardig uitgebeeld te kunnen worden, zei hij. Alles is immers ‘echt gebeurd’, maar milder voorgesteld. Alleen op de kerk wou hij met zijn afkeer niet blijven doordrammen, want, aldus Claus, ‘je moet niet gaan zeuren’. Daarom geen enkele pastoor in Belladonna.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Vóór de publicatie was er vooral in Vlaanderen, maar ook in Nederland journalistiek al zoveel aandacht aan Belladonna besteed, dat recensies - nochtans nog altijd vrij talrijk - meestal alleen maar konden herhalen wat al zo vaak in de interviews en de reportages van de Tournée Générale werd geschreven. Nederlandse critici, die de commerciële soap vóór de publicatie niet zo intens hadden meegemaakt, gaan opvallend uitvoeriger op de roman in dan hun collega's in Vlaanderen. In tijdschriften die pas een eind in 1995 over het boek rapporteerden, is de belangstelling nagenoeg al weggeëbd.
De ‘mediakanonnade’, vooral dan via de Tournée Générale, had er in Vlaamse dagbladen al duchtig van langs gekregen eer het echte recensiewerk van wal stak. Toen het boek van de pers rolde, was het al, doodgeknuffeld, doodbesproken’ (Bernard Dewulf). 1994 werd een ‘annus mirabilis’ voor Hugo Claus, ook met tournees en interviews in Nederland. Gust Gils con- | |
| |
stateerde: ‘Hugo Claus is stilaan murw geëerd’ (misschien was de lezer op 5 november 1994 ook al murw bestookt?). De Standaard schreef op zijn financiële pagina een artikel ‘De schrijver en de marketingmuze’, met als ondertitel ‘Belladonna drijft op mediastorm’. In de recensies is die storm zeker niet meer zo heftig en lang niet zo positief waarderend geweest. Allicht had die ‘overexposure’ tijdens het mediacircus dat drie maanden lang had rondgetrokken, voor een verzadiging gezorgd. In de recensies komen clichés uit de vóórpublicatietijd, zowel wat de thematiek, de opbouw als de stijl betreft, steevast terug.
Belladonna moge dan het epische elan van Het verdriet van België missen, de roman wordt toch over het algemeen vrij positief onthaald door de meeste Vlaamse recensenten. Het cavalcadegehalte wordt meestal geprezen, hoewel het ook als ‘overdone’ wordt aangevoeld. De heisa rond het boek in de ‘provincie’ Vlaanderen blijkt een verlengde geweest te zijn van de gekke scènes uit de provincie binnen het boek. Zijn inhoud geeft blijk van een ‘teleurstellende thematische eenduidigheid’ met een overdreven karikaturale voorstelling van Vlaanderens cultureel provincialisme, maar de auteur schopt toch met de nodige klasse als ‘geciviliseerd anarchist’ tegen de gevestigde orde, vindt Jeroen Overstijns. Een teveel aan satire, maar met brio verwoord en als filmscenario versneden, dat is de algemene toonaard van de recensies. De Vlaamse culturele poppenkast wordt op den duur ‘onvoorstelbaar banaal’ ('t Pallieterke).
De toon in Nederlandse recensies was terughoudender, door de band kritischer en afwijzender dan in de Vlaamse pers. De recensenten brengen respect op voor de filmische structuur van de roman met ongeveer honderd spotjes, met wisseling van gezichtspunten en standpunten, met een veelvoud van vertelwijzen en genres en met een scala van talen en taaltjes in dat gekke Vlaanderen. Het ‘verbale genie’ van Claus wordt algemeen geprezen. De ‘hoge amusementswaarde’ van Belladonna, incluis de scatologische bijzonderheden, staat buiten kijf, aldus Gerrit Jan Zwier.
Nederlandse recensenten herkenden niet zo makkelijk reële personen, instellingen of anekdoten in de grotesk aangeklede sleutelroman, maar zij amuseerden zich toch met die ‘superieure soapserie’, waarin Claus zijn filmisch talent breed en gevarieerd heeft kunnen verbeelden (T. van Deel). Dat ‘tableau van zotten’ kon in Nederland alleen leiden tot ‘schaterend lachen’. Carel Peeters en Jaap Goedegebuure vonden die burleske ‘reidans’ op den duur eentonig en afmattend. Met de uitstalling van ‘zoveel bouffonnerie’ in zo'n omvattend ‘démasqué’ van de Vlaamse politieke en culturele fauna en flora is er toch ook een vermoeiende overdrijving gemoeid. Is die ten top gedreven
| |
| |
schijnwereld nu echt Vlaanderen, vroeg ook Tjerk de Reus zich af.
Een paar Frans-Belgische critici vonden de voorstelling van het Vlaamse culturele beleid een kostelijke farce. Vooral dat knotsgekke letterwoord CONECU als benaming van die stupide commissie van het Vlaamse ministerie, met haar ware naam: Commissie ter Bevordering van de Nederlandstalige Culturele Audiovisuele Expressie, was in hun ogen een rake vondst. In het Frans uitgesproken klinkt het letterwoord als ‘con et cu’, wat ‘kloot en kont’ betekent. De recensent van de Frankfurter Allgemeine, die de Duitse vertaling had kunnen lezen, maakte brandhout van het boek. Alweer om dezelfde reden: te veel sarcasme over alle denkbare onderwerpen schaadt de geloofwaardigheid van de kritiek. De bittere grol van de auteur heeft de criticus ervaren als een belachelijk gemis aan zelfkritiek.
Joris Gerits, Cyrille Offermans, Willy Devos en Daan Carstens oordeelden in de tijdschriften gematigd positief. Koen Vermeiren ergerde zich aan de hypocrisie van zovele recensenten die, volgens hem, wel bedenkingen hebben bij de ‘nieuwe Claus’ maar die dat niet zwart op wil durven neerschrijven.
Voor deze bespreking werd gebruikgemaakt van:
Hugo Claus, Belladonna. Scènes uit het leven in de provincie, Amsterdam 1994.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Marc Reynebeau, Naar huis zei de kat. In: Knack, 2-11-1994, pp. 26-27. |
Luc Lannoy, Clausiana en Belladonna, In: Gazet van Antwerpen, 6-11-1994. |
B[ernard] D[ewulf], Hoe sterk is de eenzame lezer? Hugo Claus en de mediakanonnade. In: De Morgen, 7-11-1994. |
JS, De Schrijver en de marketingmuze. ‘Belladonna’ drijft op mediastorm. In: De Standaard, 8-11-1994. |
L. Oomens, Haalt België het jaar 2000? Nieuwe Claus als soapserie. In: Algemeen Dagblad, 16-11-1994. |
T. van Deel, Heb je dan geen enkel gevoel voor mij? In: Trouw, 11-11-1994. |
Carel Peeters, Grote pupillen, slecht zicht. In: Vrij Nederland, 12-11-1994. |
Irene Verhiel, Hugo Claus. Grootsheid past bij mijn persoon. In: De Limburger, 15-11-1994. |
Patrick Cornillie, Waarheid en wanstaltigheid. In: Brugsch Handelsblad, 18-11-1994. |
Jos de Man, Circus Claus. In: HP/De Tijd, 18-11-1994. |
Ingrid Hoogervorst, Hugo Claus rekent af met Vlaanderen. In: De Telegraaf, 18-11-1994. |
Jaap Goedegebuure, Giftige schoonheid. In: HP/De Tijd, 18-11-1994. |
Gerrit Jan Zwier, De corrupte middelmaat. In: Leeuwarder Courant, 25-11-1994. |
Jeroen Overstijns, Schoppen tegen de façade. In: De Standaard, 9/10-12-1994. |
Doeschka Meijsing, Marionetten in vlammen op. Verbale genialiteit bij Hugo Claus. In: Elsevier, 17-12-1994. |
Luc Lannoy, Belladonna in de cinema? In: LeesID, nr. 0, december 1994, p. 4. |
Judith Rikken, Het circus Belladonna. In: HN Magazine, 17-12-1994. |
Daan Carstens, Stemmen die zien. In: Kunst & Cultuur, januari 1995, jrg. 28, p. 48. |
Tjerk de Reus, Belladonna. Scènes uit het leven in de provincie. In: Nederlands Dagblad, 4-2-1995. |
Dieter Lesage, Brute gedachten (I). In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 1, 1995, pp. 148-151. |
Joris Gerits, Wie te veel wil zien, ziet niets. Belladonna van Hugo Claus. In: Streven, nr. 2, februari 1995, pp. 158-161. |
Koen Vermeiren, Logboek. In: Kreatief, nr. 2, 1995 jrg. 31. |
Cyrille Offermans, Scènes uit de provincie van de kunst. Over ‘Belladonna’ van Hugo Claus. In: Ons Erfdeel, nummer 2, maart-april 1995, jrg. 38, pp. 266-268. |
Hein Leferink, Gesprek over de zin van het lezen. Postmodernisme in Nederlands proza. In: Bulletin, nr. 241-242, december-januari 1996-1997, pp. 9-17. |
Marc Reynebeau, Receptie-geruchten. In: De Vlaamse Gids, nr. 5, 1996, pp. 45-49. |
| |
| |
Bert Vanheste, Hoe grotesk is het verdriet van Vlaanderen? Hoe grotesk is het verdriet van Vlaanderen? Twee lezingen van Hugo Claus ‘Belladonna’. In: Kreatief, nr. 1, maart 1997, jrg. 33, pp. 4-15. |
lexicon van literaire werken 55
augustus 2002
|
|