| |
| |
| |
Remco Campert
Liefdes schijnbewegingen
door Ton Brouwers
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
In het najaar van 1963 verscheen Liefdes schijnbewegingen, de tweede roman van Remco Campert (* 1929 te Den Haag), bij uitgeverij De Bezige Bij in Amsterdam als nummer 46 in de reeks Literaire reuzenpocket. Het boek behoort tot Camperts meest herdrukte titels. Tot 1972 werd het vrijwel jaarlijks een keer herdrukt. Al deze drukken kwamen uit in dezelfde reeks, met uitzondering van de zevende (1969), die als Darboek verscheen. Tussen 1974 en 1989 volgden in de reeks BBliterair opnieuw vijf herdrukken. De zestiende druk (1994) kwam uit als BBpocket, gevolgd door de zeventiende in 1998 en een jaar later de achttiende druk. Het boek verscheen ook in krantvorm als Bulkboek en als grotelettereditie van de Stichting Uitgeverij XL. Een Engelse vertaling met als titel No holds barred kwam uit in 1965 (herdruk als paperback in 1968).
Als genreaanduiding vermeldt de titelpagina ‘een leesboek’. De roman telt in eerste druk 144 bladzijden en het verhaal is onderverdeeld in vijftien Arabisch genummerde, ongetitelde hoofdstukken, in lengte variërend van vier tot zestien bladzijden. Een enkele maal komt een witregel voor. Ook bevat de tekst vier keer een veelal uitgebreide voetnoot waarin het vertelde op een ludieke manier wordt toegelicht.
Campert heeft het boek begin jaren zestig geschreven. Hij woonde toen met zijn gezin aan de Bloemgracht in de Amsterdamse Jordaan. In een interview heeft hij zijn roman als volgt gekarakteriseerd: ‘Liefdes schijnbewegingen is in wezen helemaal geen vrolijk boek, het is alleen maar op een onderhoudende manier verteld. Een grap wordt niet geschuwd, maar het is een droevig boek.’ Over de totstandkoming ervan heeft hij gezegd dat het meer dan zijn eerste roman op een ‘plan’ is gebaseerd: ‘Mijn eerste idee was een kort verhaal te schrijven over een jongen, die in een ijskast wordt opgesloten. Maar er ontstond veel meer om dit gegeven heen. Toen heb ik de structuur bedacht voor een roman.’
| |
| |
| |
Inhoud
Het is volop zomer. Lex Trumbauer, die nog bij zijn ouders woont, heeft net een koude douche genomen en zijn teennagels geknipt als hij zijn zus Trix gaat bellen. Bronzo Kamerheer, haar vriend, weet dat het Lex is die belt en maant haar op te nemen. De 37-jarige Bronzo, eigenaar van drie winkels in verlichtingsartikelen, vraagt zich af waarom hij zich door de 25-jarige Trix heeft laten inpalmen. Zij zijn al een jaar samen en wonen in Amsterdam. Van Lex, die enige tijd in de gevangenis heeft gezeten omdat hij in een dronken bui een meisje verkracht zou hebben, moet hij niet veel hebben.
Lex belt zijn zus om te vertellen dat hij Gerard Beka, haar vroegere vriend, heeft zien fietsen. Ruim een jaar geleden heeft Gerard de paasdagen in de koelcel van de buurtslager doorgebracht. Hoe hij daar terechtkwam is nooit duidelijk geworden, maar het was een wonder dat hij nog leefde toen men hem vond. Hij is sindsdien echter niet meer de oude en ziet eruit als een veertiger. Hij woont op de zolder van een onbewoonbaar verklaard pand en werkt op de pakafdeling van een jamfabriek. Voor zijn koelcelavontuur was hij een niet onsuccesvolle jonge dichter en tegenwoordig probeert hij nog wel eens wat te schrijven, al is hij zeer vergeetachtig.
Het is die middag erg warm en omdat Bronzo en Trix zich al vervelen, gaan ze maar naar de film. Trix heeft er eigenlijk geen zin in, maar ze wil graag Bronzo's auto lenen om Gerard, die ze nooit meer heeft gezien, een keer te kunnen opzoeken.
Sinds zijn ontslag uit de gevangenis weet Sander Kolm niet veel beters te doen dan rondhangen in de stad. Omdat zijn ouders hem niet meer willen zien, woont hij bij zijn tante, die al sinds jaar en dag ruzie met zijn ouders heeft. Sander heeft twintig maanden gezeten en is serieus op zoek naar een nieuw leven. Op een van zijn zwerftochten komt hij in een café terecht. Hij raakt in gesprek met Beiderbekke, een laconieke man die voor zijn benzinestation in de buurt een pompbediende zoekt. Sander krijgt het baantje, ook al vertelt hij in alle eerlijkheid dat hij heeft gezeten wegens een overval op een benzinestation.
De innige band van Trix met haar broer heeft Bronzo altijd geërgerd. Hij ziet ook eigenlijk geen toekomst meer in zijn relatie en wil met haar breken. Na terugkeer van een werkbezoek aan een van zijn winkels leent Trix zijn auto. Zij is benieuwd naar Gerard en wil hem opvangen als hij van zijn werk komt. Haar broertje gaat vanzelfsprekend mee en onderweg doen ze nog een café aan. Even later, in de buurt van de fabriek, zien ze Gerard inderdaad fietsen, maar in de drukte van het spitsuur
| |
| |
verliezen ze hem weer uit het oog. Hij ziet er vreemd uit en Trix vraagt zich af wat er met hem gebeurd kan zijn.
Sander heeft zijn werkweek erop zitten en op een drukkende vrijdagavond gaat hij de stad in. Daar loopt hij Lex tegen het lijf die hij kent uit de gevangenis. Ze duiken een café in. Diezelfde avond is er in dancing New York de Miss Maagdverkiezing. Net als Bronzo zit Lex in de jury, want hij kent de baas van de dancing. In het café ontmoeten ze de zestienjarige Ria Wegebree, degene die al bij voorbaat tot winnares van de missverkiezing is gekozen. Sander blijkt diep onder de indruk van haar.
Trix voelt zich doelloos en droefgeestig. Ze heeft al aardig wat gedronken en mijmert over haar relatie met Gerard. Bronzo is tegen haar zin naar de New York voor de missverkiezing en later die avond gaat Trix ook maar, al vindt ze het onzinnig. In de New York is het stampvol. Trix treft er broer Lex aan en ziet Bronzo met iemand dansen. Het laat haar koud en zij denkt terug aan haar tijd met Gerard en hoe hun relatie, vlak nadat ze een abortus had ondergaan, ineens voorbij was zonder dat ze begreep waarom. De nieuwe Miss Maagd krijgt uit handen van jurylid Willem Vrugt, eigenaar van een jamfabriek, een grote pot jam aangeboden. Het is Gerard die hem die pot aanreikt om onmiddellijk weer van het toneel te verdwijnen. Maar Trix heeft hem herkend en snelt hem achterna. In een donkere steeg treft ze hem aan bij zijn fiets.
Het is net of Gerard haar niet herkent, en tot een gesprek komt het nauwelijks. Wat Trix hem vertelt over hun relatie maakt niks in hem los. Uiteindelijk wendt hij zich af, stapt op zijn fiets en rijdt weg. Wanhopig vraagt Trix zich af wat ze bij hem heeft aangericht.
De avond valt alsnog in het water. In de open auto van Bronzo maakt de doorweekte Miss Maagd een rondrit. Sander bekent haar zijn liefde, maar Lex wil ook wel wat met haar. De inmiddels naar huis teruggekeerde Trix heeft Bronzo de wacht aangezegd. Het is een opluchting voor hem.
De volgende dag om twaalf uur worden Lex en de Miss Maagd wakker in hun hotelkamer. Hij zit onder de krassen en schrammen, want zij heeft niet aan zijn wensen toegegeven. Ze was met hem meegegaan omdat haar moeder had gezegd dat ze haar kans moest grijpen. Maar Ria geeft niks om Lex. De andere jongen, Sander, vond ze een stuk aardiger. Die heeft de hele nacht bij de auto staan wachten en als ze hem daar uitgeput aantreffen, vraagt Lex of ze nog met hem meegaat. Ria negeert zijn vraag en daarom rijdt hij maar weg.
Later die dag belt Lex zijn zus om te melden dat hij weet waar Gerard woont. Hij heeft het adres via medejurylid Vrugt
| |
| |
weten te achterhalen. Diezelfde middag nog gaan ze bij Gerard langs. In eerste instantie zegt hij opnieuw weinig, maar dan begint hij te bazelen over jam en de verschillende soorten die er zijn. Aan het eind van zijn opsomming werpt hij zich plotseling op Trix en begint haar te wurgen. Lex slaat hem met een whiskyfles op het hoofd, waardoor hij ineenzakt. De fles blijkt nog heel en omdat Lex bang is hem te hebben gedood, vluchten ze weg.
Uren later komt Gerard bij. Hij heeft barstende hoofdpijn, weet niet waar hij is en herinnert zich helemaal niets van het voorval. Maar hij weet wel dat hij zo snel mogelijk naar huis toe moet. Hij vermoedt dat Trix wel woedend zal zijn.
| |
Interpretatie
Thematiek
Liefdes schijnbewegingen richt zich in eerste instantie op de ‘strijd tussen de seksen’ en de daarbijbehorende schermutselingen en afleidingsmanoeuvres. De personages zijn allemaal verwikkeld in één of meerdere relaties met leden van het andere geslacht. Hoewel de centrale inzet daarbij ‘liefde’ lijkt te zijn, gaat het feitelijk steeds om frivole en banale interacties en confrontaties, waarbij allerlei onderhuidse spelletjes in het geding zijn die vooral draaien om macht en het manipuleren van de ander.
De centrale figuur is Trix Trumbauer. Zij is een knappe, ongevoelige, egocentrische jonge vrouw: ze heeft alles van een femme fatale. De roman geeft een beeld van de psychologische motivering voor haar handelen. Zij heeft namelijk pas een gevoel van eigenwaarde als ze door een man wordt begeerd; zij slaat mannen aan de haak en onderhoudt relaties om zo haar macht te doen gelden: ‘Ik ben niets, als een man niet meer hebzuchtig op me is.’ (p. 117) Voor vrouwen als Trix is omgang met een man niet louter een speelse of vrijblijvende aangelegenheid, maar een avontuur waarbij het zaak is om steeds zelf degene te zijn die aan de touwtjes trekt. Liefdes schijnbewegingen is een ironiserende ontmaskering van haar werkwijze. Het verhaal suggereert dat zij zich bij gebrek aan maatschappelijke ontplooiing vooral wijdt aan het manipuleren van de man, een spel waarbij zeker de man met romantische illusies over liefde onvermijdelijk het onderspit delft.
De roman belicht deze problematiek aan de hand van twee relaties van Trix, die met zakenman Bronzo Kamerheer en dichter Gerard Beka. De eerste relatie krijgt gestalte in het vertelheden. Aan het begin van de roman bevindt de relatie met Bronzo zich al in een eindfase. Uit niets blijkt dat zij van hem
| |
| |
houdt, iets wat hij volledig beseft en hij wil dan ook graag bij haar weg, maar hij is daartoe niet in staat. ‘Maar bij Trix was hij alleen in bed man en buiten bed een kind aan moeders rokken. Enig initiatief kon hij in haar nabijheid niet ontwikkelen. Als ze hem niet meer kon gebruiken, zou ze hem weggooien (...) Gebeurde het maar gauw, dacht hij steeds vaker.’ (p. 17) Bronzo is een tragikomisch karakter, want hij heeft goed door hoe Trix in elkaar zit, maar hij kan zich niet aan haar manipulaties onttrekken. Hij weet dat zij hem als een hond aan het lijntje houdt om zelf te kunnen beslissen hoe en wanneer hun relatie zal worden beëindigd: ‘als er aan de dijk gezet werd, deed zij het en niet andersom.’ (p. 20) Dit laatste is voor haar cruciaal, want zo blijft zij heer en meester over het spel en kan ze zich vervolgens op weer een nieuw slachtoffer richten.
De relatie met Bronzo wordt gespiegeld in de eerdere relatie met Gerard, die ook ongeveer een jaar heeft geduurd. Het gedrag van Trix rond de nasleep ervan brengt haar ontmaskering in feite in beeld. Haar probleem is namelijk dat niet zij maar Gerard die relatie heeft afgebroken. Net voordat zij hem aan de kant zou zetten, bereikte zijn radeloosheid om zijn relatie met haar een hoogtepunt. Hij was haar gaan haten om haar losbandige gedrag en haar ongevoeligheid tegenover hem en probeerde haar zelfs te wurgen, maar net als Bronzo was hij niet in staat haar te verlaten. Hij zag geen andere uitweg dan zichzelf een paar dagen te laten insluiten in de koelcel van de buurtslager. En met het gewenste resultaat, want zo bleek hij in staat om uit haar leven te verdwijnen. De afkoelperiode heeft echter een volledig ander mens van hem gemaakt: zijn geheugen en spraakvermogen zijn zodanig ondermijnd dat hij alleen nog op eenvoudig, associatief niveau kan denken. Door het voorval verliest hij bovendien zijn toekomst als dichter, en is een baan als inpakker in een jamfabriek het hoogst haalbare voor hem geworden. Maar in ieder geval is hij bevrijd van Trix en haar spel met hem.
Trix op haar beurt is hierdoor juist met een probleem blijven zitten: zij voelt zich afgewezen en door het plotselinge verdwijnen van Gerard is er een leegte ontstaan, heeft zij haar spel met hem niet kunnen afmaken. Ook al is zij een relatie met Bronzo begonnen, de spoorloze verdwijning van Gerard heeft al die tijd aan haar geknaagd en daarom is zij ook een en al oor als haar broer Lex belt met de mededeling dat hij Gerard heeft zien fietsen. Daarom wil ze hem zo graag ontmoeten en voor zich winnen, om haar macht weer over hem te laten gelden: ‘het idee dat ze hem binnenkort zou zien prikkelde haar aangenaam. Wat zou hij doen, hoe zou hij geworden zijn, zou hij alleen zijn? God weet was hij getrouwd! Dat leer ik hem dan wel
| |
| |
af, dacht Trix vastberaden.’ (p. 41) Wanneer het uiteindelijk tot een ontmoeting komt, in de donkere steeg bij de dancing, weet Gerard niet wie hij voor zich heeft. Maar bij de tweede ontmoeting op zijn kamer - Trix heeft zich in haar meest verleidelijke kleren gestoken - begint er iets te dagen in zijn geheugen, laat hij zich meesleuren door zijn basale emoties en opnieuw probeert hij haar in een opwelling te wurgen. De hierop volgende klap op zijn hoofd met de whiskyfles heeft in vergelijking met de koelcel-episode het tegenovergestelde effect: de schok ervan brengt Gerard weer terug in ‘ontdooide’ toestand, in zijn oude geestelijke staat, en wel die van zijn volledige aanhankelijkheid ten aanzien van Trix. De slotzin van het boek, ‘Trix zou wel woedend zijn’, is derhalve uiterst dramatisch en suggereert dat hij weer volledig in haar ban is.
De ondergeschikte verhaallijn rond Lex, Ria en Sander biedt een thematische variatie op de hoofdlijn rond Trix, Bronzo en Gerard. Lex is als broer van Trix in principe geen potentieel slachtoffer van haar en hij fungeert dan ook als haar handlanger. Hij is voortdurend aan haar zijde te vinden en diverse malen wordt gezinspeeld op de altijd innige band tussen broer en zus die teruggaat op hun gezamenlijke kindertijd. Lex deelt met zijn zus de illusieloze opvatting over relaties en interesseert zich verder alleen voor seks. Als hij merkt dat Trix zich bij de eerste ontmoeting met Gerard laat meeslepen door emoties, roept Lex haar onmiddellijk tot de orde: ‘We hebben de sentimenten nu de vrije loop gelaten, dat doet goed, dat lucht op, nu moeten we de werkelijkheid weer onder ogen durven zien.’ (p. 123) In die werkelijkheid hebben gevoelens geen plaats. Zoals zijn nacht met Ria bewijst, heeft hij er zelf geen enkel probleem mee om afgewezen te worden. Sander daarentegen blijkt een even naïef, romantisch en dus kwetsbaar type als Gerard: hij levert zich volledig uit aan Ria, overrompeld als hij is door haar schoonheid. Het lijkt erop dat hij Ria voor zich weet te winnen en dit lijkt een positieve, romantische ontknoping. Maar als de nieuwe Miss Maagd zich als een Trix zal ontplooien, dan is Sander even ver van huis als Gerard en Bronzo.
| |
Titel / Thematiek
De roman speelt aldus verschillende perspectieven op relaties en liefde tegen elkaar uit. De ontknoping suggereert de kracht van de processen die daarbij in het geding en dat ze zich steeds opnieuw herhalen. De strijd tussen de seksen en de daarbijbehorende machtsspelletjes maken van de liefde een illusie. Zoals Trix weet: ‘Liefde is altijd ergens anders, een watervlugge bokser met prachtig voetenwerk en oogverblindende schijnbewegingen, die nooit toeslaat en die niet te slaan is.’ (p. 121) Wie dit niet beseft, zal automatisch degene zijn die de klappen ontvangt. Anderzijds heeft het personage Trix ook tra- | |
| |
gische trekken. Zij is niet slechts de gevoelloze vrouw die enkel leeft om haar prooi te strikken. Dat zij helemaal niet zo gelukkig is met haar rol blijkt uit haar monoloog waarin ze vertelt over haar fantasieën en het verlangen om ‘oud te zijn’, ‘alles achter de rug te hebben’ (p. 118-120).
| |
Thematiek
Behalve een beeld van de strijd tussen de seksen, schetst de roman een beeld van de eigentijdse jongerencultuur. De personages zijn overwegend twintigers, bezig met relationele perikelen en verder nogal eenzelvig. Hun innerlijk leven is niet bijzonder rijk en ze hebben weinig of geen maatschappelijke idealen. Lex en Trix leven vooral in een kinderlijke fantasiewereld als het gaat om hun beeld van de eigen toekomst. Trix denkt wel na over haar sociale positie als vrouw, maar blijft hangen in haar gerichtheid op mannen en haar streven naar macht op het vlak van relaties. De wat oudere Bronzo, een relatief geslaagde zakenman met zijn drie winkels, heeft in emotioneel en relationeel opzicht zo weinig greep op zijn leven dat hij zelfs een grotesk figuur is. Een gedachte van Bronzo als ‘De zaken gingen goed, het waren verlichte jaren, de zestiger jaren’ (p. 57) kan alleen maar ironisch worden gelezen, zeker als hij net belangrijke besluiten heeft genomen omtrent de beëindiging van zijn relatie met Trix waarvan de lezer al weet dat hij die toch niet zal uitvoeren. In het op jongeren en hun gedragsvormen gerichte tijdsbeeld van de roman past ook de aandacht voor de opkomende massamedia. Het uitgebreid beschreven bioscoopbezoek van Trix en Bronzo (hoofdstuk 4), de met het oog op reclame gehouden missverkiezing, het nieuwe vriendinnetje van Bronzo dat bij de televisie werkt - de spottende manier waarop die werkelijkheid wordt beschreven onderstreept het ironische wereldbeeld in de roman.
| |
Stijl / Thematiek
Deze dimensie is tevens van invloed op de gepresenteerde relatiethematiek. De allesoverheersende luchtige toon relativeert het gedrag van de personages en degradeert ze tot naïeve, karikaturale wezens. Het lichtvoetige karakter van het verhaal doet het belang dat zij eventueel aan hun onderlinge strijd om liefde hechten, volledig teniet. Op iedere bladzijde wordt met andere woorden het realisme van de vertelling doelbewust ondergraven door de voortdurende aandacht voor de taal en het vertellen zelf. De roman maakt als het ware zichzelf onschadelijk. Door de humor en de rijke variatie aan kunstgrepen waarvan de auteur zich tot het einde toe blijft bedienen, verdwijnt het ‘liefdesverhaal’ steeds meer naar de achtergrond. Door de opeenstapeling van effecten op het gebied van taal, tekst en vorm wordt de lezer gedwongen zich gaandeweg meer en meer op de dynamiek tussen schrijver en lezer te bezinnen. Bij nader inzien gaat de roman dan ook niet slechts over de schijnbewe- | |
| |
gingen en manipulaties tussen de personages op het vlak van de liefde, maar evenzeer over de schijnbewegingen en manipulaties van de schrijver op het vlak van de literatuur, in zijn spel met de lezer.
| |
Stijl
Op het niveau van taal en tekst wemelt het van de humoristische en parodistische elementen die steeds de aandacht van het verhaal in enge zin afleiden en de kunstmatigheid van het proza beklemtonen. Het meest opvallend zijn de voetnoten, die op speelse wijze het verhaal aanvullen of de logica ervan doorbreken, en de regelmatige spellingverdraaiingen in de trant van ‘En dan wildunnie geld hebben’ en ‘Twassummallummaallevenlief’. Ook de gehanteerde namen zijn veelal speels: Bronzo doet denken aan een merk hondenbrokken, Trumbauer en Beiderbekke verwijzen naar blanke jazzmusici uit de jaren twintig, de jamfabriek waar Gerard werkt heet Frux. Voorts bevat de roman talloze details die vanuit een traditionele verhaalopvatting irrelevant zijn. De handeling wordt af en toe stilgelegd door uitvergrote, niet terzake doende beschrijvingen, zoals van hoe iemand op een fiets stapt en welke handelingen daarbij achtereenvolgens nodig zijn. Op het niveau van de taal komen er voortdurend kleine variaties op bestaande uitdrukkingen en zegswijzen voor. Bijzondere taalgevoeligheid blijkt ook uit melige commentaren op de handeling: ‘“Vind je?” zei Trix, in alle talen zwijgend, behalve in het Nederlands.’ (p. 40)
De regelmatige terzijdes van de verteller ondersteunen het kunstmatige karakter van het vertelde. Ze onderbreken de loop van het verhaal en verhogen het slapstickgehalte van de plot, maar zij wijzen ook op een bijzondere gevoeligheid voor details, taalconventies en populaire mediataal. Zet Gerard zijn fiets in het hok, dan volgt bijvoorbeeld tussen haakjes de opmerking: ‘altijd weer lastig om het voorwiel goed in de gleuf te krijgen’; wordt Lex beschreven als ‘goedgebouwd’ dan volgt tussen haakjes de opmerking: ‘let op de fraaigevormde sleutelbeenderen’; of als er staat ‘Maar voor Bronzo kon antwoorden’, dan volgt tussen haakjes een uitgebreide beschrijving van wat hij gezegd zou hebben als hij daadwerkelijk de kans had gekregen om te antwoorden. In het volgende voorbeeld wordt de onbenulligheid van televisiecommentaar geparodieerd: ‘In de kamer (dat is misschien wel aardig om even te vertellen, kijkers) is het een grote bende.’ (p. 127) Ook voorziet de verteller de gebeurtenissen regelmatig op speelse wijze van uitleg door middel van overdrijving, omkering en herhaling.
| |
Opbouw
Het ‘gemaakte’ karakter van de roman wordt evenmin verdoezeld in de opbouw ervan. Het verhaal bestaat aanvankelijk uit drie geheel losse strengen, die beurtelings aan de orde ko- | |
| |
men. Vanaf het tiende hoofdstuk raken ze echter met elkaar verknoopt. In het hoofdstuk over de missverkiezing zijn de zes belangrijkste personages allemaal aanwezig in de dancing. De vertelde tijd in de roman omvat maximaal enkele weken tijdens een hete zomer aan het begin van de jaren zestig, maar de plotontwikkeling spitst zich toe op de vrijdagavond van de missverkiezing en de dag erna, de stof van de laatste zes hoofdstukken. Tal van verhaalelementen ondersteunen de eenheid van het vertelde en geven zo structuur aan het geheel. Regelmatig wordt bijvoorbeeld de drukkende zomeravondsfeer gememoreerd. Een telefoontje van Lex aan zus Trix over Gerard staat centraal in zowel het eerste als het laatste hoofdstuk. Verschillende gebeurtenissen komen vanuit een ander perspectief terug in het verhaal. De lotgevallen van sommige bijpersonages bieden een variatie op de liefdesthematiek, zoals Beiderbekkes verhaal over zijn relatie met zijn overspelige vrouw, en de lange voetnoot over Marcel en zijn vriend Nicolas. De fragmenten over deze bijfiguren fungeren als een mise en abyme, als een verhaaltje-binnen-het-verhaal, en zij dragen zo bij aan de samenhang ervan.
| |
Vertelwijze
De alwetende verteller verbergt zijn bestaan allerminst en vestigt diverse malen expliciet de aandacht op zijn aanwezigheid. Dat gebeurt al in het eerste hoofdstuk, bij de introductie van de personages, met de woorden ‘we noemen hem Lex’ en ‘we noemen haar Trix’, alsof het om een geboorteaankondiging gaat. De verteller speelt niet alleen met taalconventies, maar betrekt zichzelf direct bij het handelen van de personages. Zo wordt over Gerard gemeld: ‘Hij scheurde de beschreven velletjes uit de bloknoot, stopte ze onderin de hutkoffer en ze kwamen er niet meer uit. En daar laten wij ze voorlopig ook in.’ (p. 32) In het dertiende hoofdstuk toont de verteller zijn absolute macht over het verhaal door achtereenvolgens van alle belangrijke personages te beschrijven wat zij op dat moment aan het doen zijn op de verschillende locaties. ‘Omdat we per slot almachtig zijn (hier in ons romantische zolderkamertje met uitzicht op de straat waarin Gerard Beka woont) laten we de tijd pas op de plaats maken en gaan we zien wat dat oplevert.’ (p. 124) De verteller is bovendien volop bekend met wat er in de hoofden van de personages omgaat. Zij worden allemaal wel eens van binnenuit beschreven, wat bijdraagt aan hun karakterisering, met name omdat zo de vaagheid of oppervlakkigheid van hun denkwereld tot uitdrukking komt. Gerard behoudt daarentegen een zekere ongrijpbaarheid, wat past bij zijn ongewone mentale toestand. Zijn heden en verleden (de voorgeschiedenis van zijn relatie met Trix) krijgen gestalte aan de hand van verteltekst, dialogen tussen de andere personages
| |
| |
en hun flashbacks. Pas aan het einde wordt Gerard zelf van binnenuit beschreven, wat op de valreep zorgt voor een verrassende wending in het verhaal. Zijn slotgedachte - ‘Trix zou wel woedend zijn’ - zet een hele nieuwe dynamiek in gang, hoezeer die ook door een herhaling van zetten zal worden gekenmerkt.
| |
Poëtica
De kunstgrepen en de vertelstrategieën in de roman vestigen de aandacht van de lezer vooral en voortdurend op het proza en op het medium van de taal zelf, en zij dragen aldus bij aan de ondermijning van de illusie van realisme. Zij voorzien de beschreven problematiek rond liefde en relaties en ook het geboden tijdsbeeld van een tragikomische lading. Ondanks de almachtige verteller wordt die problematiek overigens nergens in morele zin be- of veroordeeld. De schrijver laat voldoende open plekken in zijn verhaal en werkt de psychologie van de personages slechts schetsmatig uit. Door het spel met literaire conventies wordt men als lezer gedwongen zich letterlijk op iedere bladzijde actief te blijven opstellen. De volgende korte passage suggereert het belang van zo'n houding in een notendop: ‘Een haastige wolk vrat het maanlicht aan en op. “...” begon Trix (vul zelf in) en wist toen niet meer wat ze zeggen moest.’ (p. 113) In twee luttele zinnen ontvouwt zich hier een spel met conventies op het vlak van taal, handelingslogica, literaire beschrijving, romandialoog, de rol van de auteur en de taak van de lezer. Behalve een roman over de relatieperikelen van eigentijdse jongeren is Liefdes schijnbewegingen dan ook een uitnodiging aan de lezer om mee te bewegen - en de roman uitdrukkelijk als ‘kunstwerk’ te blijven opvatten.
| |
Context
Samen met het eerdere Het leven is vurrukkulluk (1961) en het latere Tjeempie! of liesje in luiletterland (1968) behoort Liefdes schijnbewegingen tot de nieuwe romankunst van de jaren zestig. Op lichtvoetige dan wel onderkoelde wijze staat hierin de belevingswereld van jongeren en hun relatie tot drank, relaties, seksualiteit, ouders en de toekomst centraal. De personages in Camperts romans lijken veel op elkaar: het zijn veelal tieners en twintigers die zich in een artistiek, stedelijk milieu bewegen en die eerder op elkaar gericht zijn dan op werk, carrière of gezinsvorming. In al zijn romans komt wel een schrijvende figuur voor en speelt aandacht voor vormaspecten een belangrijke rol, maar Liefdes schijnbewegingen heeft misschien de meest uitgewerkte plot. Camperts grote belangstelling voor taal en humor komt overigens eveneens tot uitdrukking in zijn verhalen, gedichten en columns. Vooral de titelverhalen in Alle da-
| |
| |
gen feest (1954), De jongen met het mes (1959) en Een ellendige nietsnut (1960) zijn qua sfeer en thematiek verwant aan de hier behandelde roman. De roman Het gangstermeisje (1965) is somberder van toon. Na de jaren zestig heeft de auteur met uitzondering van De Harm en Miepje Kurk story (1983) en Somberman's actie (1985) geen romans meer geschreven.
Liefdes schijnbewegingen staat als literaire constructie volledig op eigen benen, maar juist in de combinatie van vormspel, verteltechniek en thematiek geeft de roman - net als Camperts andere romans uit dezelfde periode - een boeiend tijdsbeeld; het losse, bevrijdende, experimentele, anti-autoritaire element komt tot uitdrukking in vorm en inhoud. Andere bekende en voor dezelfde periode typerende Nederlandse romans, zoals Kort Amerikaans (1962) van Jan Wolkers en Ik Jan Cremer (1964), manifesteren zich in dit verband voornamelijk alleen op inhoudelijk vlak.
De jaren-zestigromans van Campert zijn in menig opzicht verwant aan de niet-realistische romans van de Amerikaan Richard Brautigan, met name A Confederate General from Big Sur (1964), Trout Fishing in America (1967), In Watermelon Sugar (1968) en The Abortion (1971). Net als Campert heeft Brautigan een ongewone verbeelding, een scherp oog voor tekstconventies, een bijzondere taalgevoeligheid, aandacht voor de tijdgeest en een voorkeur voor eenzelvige humor. Als bron van inspiratie heeft Campert zelf regelmatig gewezen op het werk van de Fransman Raymond Queneau.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De waardering voor Liefdes schijnbewegingen onder de recensenten van het boek loopt sterk uiteen: het wordt bewonderd om zijn taal dan wel afgedaan als een ‘ballon zonder ballast’. De gevoeligheid voor Camperts humor en zijn de stilistisch vermogen lijkt steeds in hoge mate van invloed op het oordeel.
De besprekingen van C. Buddingh', Pierre H. Dubois en Anne Wadman zijn overwegend negatief. De opvolger van het op dat moment al herhaaldelijk herdrukte Het leven is vurrukkulluk is volgens Buddingh' een ‘wel vermakelijk, wel koddig, wel licht-nostalgiek, wel lakoniek bitterzoet geheel’, maar daar blijft het bij. Hij vindt de figuren niet alleen ‘schetsmatig en gestroomlijnd’ maar ook ‘als het ware “vacuum-packed”, direct uit voorraad leverbaar’ en daarom is het ‘in wezen een zeer teleurstellend boek’. Het bezit naar de mening van Buddingh' geen ambitie, het is ‘zomaar een Spielereitje’. Volgens Dubois gaat de roman over ‘jonge mensen die of op zoek zijn naar een
| |
| |
passende volwassenheid of deze met opzet de rug toekeren.’ Het is ‘vlot, luchtig, amusant’ geschreven, maar de woordgrapjes ‘doen nogal flauw aan’: ‘Het geheel is een beetje “melig” en dat is teleurstellend bij een schrijver die over zoveel eigen middelen kan beschikken.’ Voor Wadman is het boek ‘een gezocht en gekunsteld draakje’.
De besprekingen van Adriaan van der Veen, C.J. Kelk, L.Th. Lehman en Alain Teister behoren tot de gunstige kritieken van het boek. Van der Veen prijst de ‘vitaliteit’ van het proza en waardeert het dat de ‘morele implicaties’ van het verhaal ‘ver op de achtergrond’ blijven. Kelk betrekt vooral de vertelstijl en thematische lading in zijn oordeel en stelt dat de afgepaste zinnen, de vlotte dialogen en de korte hoofdstukken een ‘verholen virtuositeit’ suggereren. Het is een ‘contrastrijk’ en daardoor ook ‘amusant’ boek, ‘licht en zonder dat men er iets donkers of zwaars uit meeneemt. Want men vertoeft al lezend in het Lunapark van het heden onder de straling van honderden gekleurde lampen. Maar toch is alles voortgekomen uit de donkerte eromheen.’ Lehman waardeert de bondigheid, helderheid en elegantie van het proza in de roman en schenkt veel aandacht aan het belang van thematische elementen als de broer-zusrelatie en de opsluiting-bevrijdingsproblematiek. Het verhaal van Gerard vindt hij ‘net iets te onwerkelijk’, maar dat van Trix ‘meesterlijk’. Volgens Teister zijn de personages ‘incompleet als karakter’, maar desondanks ‘volstrekt herkenbare figuren.’ Hij noemt het een ‘uniek’ boek, ‘intelligent en voortreffelijk geschreven’ en ook vermakelijk: Campert is een ‘meester in het mengen van malligheid met melancholie.’
Het enige geheel aan de roman gewijde artikel, van Michel Dupuis uit 1975, analyseert het meer vernieuwende, experimentele karakter ervan. Dupuis gaat uitgebreid in op de formele rijkdom van het verhaal, zoals de gebruikte filmtechnieken in de beschrijvingen, de vertelmethode, de clichéachtige elementen en het inbrengen van opzettelijk functieloze elementen. Camperts spel met taal, interpunctie en vorm is volgens Dupuis ingegeven door het verlangen ‘om het fictieve verhaalplan uit zijn oude voegen te rukken’. Het boek is geen psychologische liefdesroman, maar een ‘anti-roman waarvan het enig overblijvende onderwerp de zelfontluistering, het ineenstorten van het eigen wezen is’.
Na het artikel van Dupuis is er weinig of geen kritische belangstelling voor de roman geweest. Ook in literatuuroverzichten heeft men nauwelijks aandacht geschonken aan Liefdes schijnbewegingen. Ten onrechte, vindt Ton Anbeek bijna veertig jaar na de verschijning ervan, omdat Camperts proza uit begin jaren zestig ‘wel degelijk vernieuwend’ was; het ‘brak
| |
| |
met de op dat moment overheersende stroming van het deprirealisme’ en zijn romans uit die tijd geven bij uitstek de geest van de jaren zestig weer.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Remco Campert, Liefdes schijnbewegingen. Een leesboek, tweede druk, Amsterdam 1964.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
C.J. Kelk, Gevarieerd vertellen. Campert - Michiels. In: De Groene Amsterdammer, 5-10-1963. |
C. Buddingh', Een echt Remco-boek. In: Het Parool, 19-10-1963. |
Alfred Kossmann, [recensie]. In: Het Vrije Volk, 19-10-1963. |
M.L. Nijdam, Liefdes schijnbewegingen. In: De Nieuwe Linie, 9-11-1963. |
Adriaan van der Veen, Remco Campert: licht, luchtig en virtuoos. In: NRC, 11-11-1963. |
L.Th. Lehmann, [recensie]. In: Vrij Nederland, 23-11-1963. |
Pierre H. Dubois, Nieuwe namen in roman- en vertelkunst van heden. In: Het Vaderland, 26-11-1963. |
Alain Teister, Campert, watervlugge bokser. In: Hollands Maandblad, nr. 196, november 1963, jrg. 5, pp. 39-42. |
F. Boenders, Schijnbewegingen. In: De Standaard, 14-12-1963. |
Jaap Harten, Klare koffie met Campert. In: Het Parool, 4-4-1964. (gebundeld in Hans Dütting, Archief de Vijftigers, Baarn 1983, pp. 27-30) |
Anne Wadman, Schrijvers schijnbewegingen: romanvormig leesboek van Remco Campert. In: Leeuwarder Courant, 3-10-1964. |
Walter van den Broeck, Understatement-literatuur in noord en zuid. In: Heibel, nr. 2, 1965, jrg. 1, pp. 16-21. |
J. Bernlef en K. Schippers, Interview. In: De Gids, 1965, jrg. 128, pp. 42-57. (gebundeld in J. Bernlef en K. Schippers, Wat zij bedoelen, Amsterdam 1965, pp. 134-160, en in Hans Dütting, Archief de Vijftigers, Baarn 1983, pp. 31-55) |
Kees Fens, Panorama, een korte literatuurgeschiedenis over de periode 1961-1966. In: Kees Fens, H.U. Jessurun d'Oliveira en J.J. Overstegen, Literair Lustrum. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1961-1966, Amsterdam 1967, p. 55. |
Michel Dupuis, Neo-realisme en experiment met verhaalvormen: Remco Camperts Schijnbewegingen. In: Spiegel der Letteren, nr. 2, 1975, jrg. 17, pp. 81-112. |
F. van Campenhout, Remco Campert. Grote Ontmoetingen, Brugge 1979, pp. 35-37. |
Ton Anbeek, Slordige levens, stijlvolle zinnen. Over het proza. In: Daan Cartens (red.), Remco Campert. Al die dromen al die jaren (schrijversprentenboek 46), Amsterdam/Den Haag 2000, pp. 89-98. |
lexicon van literaire werken 61
februari 2004
|
|