| |
| |
| |
Cyriel Buysse
Tantes
door Anne Marie Musschoot
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Tantes van Cyriel Buysse (* 1859 te Nevele, † 1932 te Deurle in Oost-Vlaanderen) verscheen in het najaar 1924 bij boekhandel-uitgeverij Van Rysselberghe & Rombaut te Gent. De Nederlandse uitgever C.A.J. van Dishoeck kocht zeshonderd exemplaren aan voor verspreiding in Nederland. Met Van Dishoeck - zijn voornaamste uitgever tussen 1905 en 1914 - was Buysse het eens dat diens boeken ‘oneindig veel mooier’ gedrukt waren; maar de Gentse drukken waren goedkoper, ‘en mij is het nu toch vooral te doen om in mijn eigen land wat meer gelezen te worden’ (brief van 11-12-1924 aan Van Dishoeck).
Eerder was van de roman een voorpublikatie verschenen in Groot Nederland, jrg. XXII, 1924, d. I, p. 1-33; 113-135; 232-250; 393-417. Vrij snel na zijn verschijnen werd de roman ook in het Frans vertaald door Aimé Colpaert: Les Tantes, La Renaissance du Livre, Bruxelles 1925 (Reeks: La Renaissance du Livre, nr. 32). Hierover schreef Buysses vriend Maurice Maeterlinck hem: ‘C'est une des très bonnes choses de ton oeuvre... Mais quelle épouvantable traduction!’ (brief van 31-10-1925).
Een tweede, ongewijzigde herdruk verscheen bij uitgeverij Em. Querido te Amsterdam, 1937 (reeks: De Salamander); een derde druk, samen met de tweede druk van de novelle ‘Plus-que-Parfait’, bij D.A.P. Reinaert uitgaven, te Brussel (Reinaert Romanreeks, nr. 173). De vierde druk verscheen, in gemoderniseerde spelling, in Buysses Verzameld werk, dl. 3, Brussel, A. Manteau, 1975, p. 363-482; van deze editie verscheen een aparte overdruk met een inleiding door Kees Fens (vijfde druk, Elsevier Manteau, 1981 en 1982). De zesde druk, in de bundel Cyriel Buysse, Romans en verhalen, uitgegeven door het Davidsfonds te Leuven in 1986, kende een zeer grote verspreiding.
Het is niet meer te achterhalen hoeveel exemplaren van het boek tot op heden verkocht zijn.
De roman, die in het zetsel van het Verzameld werk 118 bladzijden beslaat, omvat twintig meestal korte hoofdstukken.
| |
| |
| |
Inhoud
Max Dufour, enige zoon uit een welgestelde notarisfamilie, is in het huwelijk getreden. Als het feestmaal ten einde loopt, neemt hij met zijn vrouw afscheid. Onder de achterblijvende genodigden bevinden zich de drie Tantes, zusters van mijnheer Dufour: Clemence, Estelle en Victoire. Weldra blijkt dat deze drie zure, karikaturaal getekende verbitterde oude vrijsters de scepter zwaaien in de familie: ze zijn namelijk rijk en wie niet aan hun normen van deugdzaamheid en fatsoen beantwoordt bedreigen ze met onterving. Max zou nooit in het huwelijk zijn getreden met de vrouw van zijn keuze, indien deze tegen de zin van de Tantes mocht zijn uitgevallen.
Max neemt verder ook afscheid van zijn jeugdvriend, Raymond, een vrolijke vrijgezel en levensgenieter. Het zijn echter Max' drie zusters, Clara, Adrienne en Edmée, die de jonggehuwden uitgeleide doen. De drie meisjes, die zelf ook de huwbare leeftijd hebben bereikt, blijven vereenzaamd en doelloos achter. De afgeruimde feesttafel maakt hen bewust van de hopeloze verlatenheid van hun bestaan. In het grote dorp waar ze leven, kunnen ze met niemand omgaan. Alleen in de kerk vinden ze wat troost, wat poëzie. Maar de gedachte ‘dat zij eenmaal zouden worden en verworden als de drie oudere Tantes, was de bestendige angst en de gruwel van hun ganse bestaan’. Uit het inzicht dat Max door zijn huwelijk aan de verstikkende dorheid van het dorpsbestaan is ontsnapt, volgt bij Clara een eerste, zij het snel verdrongen, uitbarsting van opstandigheid (Hoofdstuk I).
Max en diens echtgenote Marie sturen berichten van hun huwelijksreis, waarbij ze onder meer een indrukwekkend bezoek aan de Paus hebben gebracht. Naar aanleiding van deze berichten brengen de Tantes een bezoek aan de familie Dufour. Er wordt gepraat over het schandelijke gedrag van Edmond en Evarist Verstratsjes, vrienden van Raymond. Adrienne, die een heimelijke verliefdheid voor Raymond koestert, beseft dat de Tantes zich tegen een verbintenis met deze losse, te weinig ingetogen man zouden verzetten (II).
Als Max en Marie terugkeren van hun huwelijksreis is Marie zwanger (III). De hele familie gaat op bezoek bij de Tantes, om het grote nieuws te vertellen; de jonggehuwden hebben voor iedereen een door de Paus gewijde rozenkrans meegebracht. Op de terugrit ontmoeten ze Raymond die, voor Adrienne, een eenheid vormt met de schoonheid van de natuur (IV). Raymond ontvangt de Verstratsjes, die hem wijzen op de verliefdheid van Adrienne, waarna hij zelf contact met haar probeert te leggen (V-VI). De Tantes verzetten zich heftig tegen de ontluikende
| |
| |
liefde (VII), maar Raymond dringt aan met een brief, waarna Adrienne haar liefde bekent (VIII). Het eerste kind van Max, een zoon, wordt tegen de zin van zijn vrouw naar Tante Clemence genoemd. Op het doopfeest wordt de ‘afgrond’ beklemtoond tussen de jonge moeder ‘en die andere, verdorde vrouwen’ (IX).
Raymond zoekt opnieuw toenadering tot Adrienne en maakt een afspraak in de tuin (X). Adrienne gaat biechten; ze ervaart de penitentie als een verzachtende lafenis (XI), maar ze blijft Raymond heimelijk ontmoeten, waardoor ze erg onder gewetenswroeging te lijden krijgt (XII). De twee geliefden sturen elkaar brieven. Adrienne, fel veranderd door angst en spanning, besluit in opstand te komen en samen met Raymond te vluchten (XIII).
Max wordt tot provinciaal raadslid verkozen; hij wordt ook vader van een dochter, die de namen krijgt van de tantes Estelle en Victoire. Tante Victoire sterft in aanwezigheid van de hele familie (XIV) en wordt met grote praal en pracht begraven. Ook Raymond is hierbij aanwezig (XV).
Raymond neemt op zijn beurt het besluit te vluchten (XVI). Hij neemt afscheid van zijn honden en paarden en van zijn huishoudster. Net als hij op het punt staat Adrienne af te halen, ontvangt hij het bericht dat zij krankzinnig is geworden (XVII). Na weken en maanden van wanhopig treuren hervat Raymond zijn gewone leven; op de familie Dufour blijft echter ‘de wrede tragedie met al haar vernielende kracht’ zwaar drukken (XVIII). Clara en Edmée bezoeken Adrienne in het krankzinnigengesticht. Ze leeft onverschillig, ingesloten in haar eigen wereld, en herkent haar zussen niet (XIX). Als de twee meisjes naar huis terugkeren zijn de twee Tantes bij mijnheer Dufour op bezoek. Clara barst los en zegt in een opwelling van verkropte emoties de waarheid: zij, de Tantes, hebben zich vergist in hun veto tegen een liaison van Adrienne en Raymond, maar hun oordeel werd door iedereen ontzien uit berekening. Max holt de woedende Tantes achterna en beide zussen blijven snikkend achter (XX).
| |
Interpretatie
Thematiek
Centraal in de thematiek staat de poging om los te breken uit de bekrompenheid en dorheid van het deftige burgerlijke bestaan op het platteland - een motief dat door Buysse al in vroeger werk werd behandeld (bijvoorbeeld in Sursum corda!, 1894). Hier is de problematiek verder uitgewerkt rond een contrast dat kenmerkend is voor Buysses latere, naoorlogse romans, name- | |
| |
lijk de tegenstelling tussen jong en oud, tussen twee generaties. Een belangrijk motief is ook de fatale verdringing van de liefde; levensonvermogen (bij de verzuurde, verkwezelde tantes) wordt tegenover levensverlangen en levensdrift (bij de drie nichtjes) gesteld. Als het verlangen naar het volle leven, naar passie, verdrongen wordt, volgen ontreddering en krankzinnigheid.
Er zijn in het boek ook verschillende passages waarin de religie, of de religiositeit, wordt beschreven als een compensatie of sublimering. In de kerk vinden de meisjes een dieper leven, ‘een soort bedwelmende, mystisch-sensuele extase’. De kerk is ‘hun enige troost en toevlucht’ en zij bezoeken die geregeld tweemaal daags, ‘zo getrouw en zo geregeld als de notabele drinkebroers hun vaste herbergen bezochten’, voegt de verteller er ironisch aan toe. Buysse spot verder openlijk met de dweepzieke vroomheid van de Tantes, die de vorm aanneemt van ‘een hysterisch gezucht en geschrei’ als ze een door de Paus gewijde rozenkrans ontvangen. Ook de almacht van de pastoor over de kwezels (zoals eerder in Het Ezelken) en vooral de almacht van het fortuin, immers de basis van de almacht van de Tantes, worden met lichte, afstandelijke ironie verduidelijkt.
| |
Opbouw
De roman begint medias in res en is opgebouwd rond vrij doorzichtige parallellen en contrasten. Het parallellisme (tussen de Tantes en hun nichtjes) en het contrast (tussen de broer en zijn zussen) zijn al volledig gepresenteerd in het eerste, uitvoerige, tafereel; ze vormen de inzet van de handeling. De intrige wordt verder ontwikkeld door, via flashbacks, verduidelijkende elementen uit de voorgeschiedenis in te voeren en door de verschillende personages te typeren in hun reacties op het gebeuren.
Het verhaal is geconcentreerd rond enkele markante gebeurtenissen en wordt traditioneel chronologisch verteld. Ruimtelijke elementen worden door Buysse heel summier en niet structurerend weergegeven: ze fungeren als suggestieve sfeeraanduidingen. Hoewel Kees Fens heeft gesteld dat de natuur in de roman ‘meestal hoogstens decor’ is, kan worden gewezen op enkele belangrijke beschrijvende passages, waarin de natuurgebeurtenissen de sombere, trieste of desolate stemming van de personages weerspiegelen (bijvoorbeeld in hoofdstuk IV).
Vooral de Tantes worden nadrukkelijk getypeerd, met een paar rake maar stereotiepe trekjes, die ook telkens worden herhaald. De oudste Tante, Clemence, is een ‘vinnige mannenhaatster’ met een hard en stug gelaat; Tante Estelle daarentegen, is goed en zacht en liefelijk, maar haar leven is lang ontredderd geweest door een pijnlijk liefdesverdriet; de jongste, Tante Victoire, ziet eruit alsof ze de oudste was: ze is lastig, bleek en lelijk,
| |
| |
en ze heeft een grote, voortdurend door een vals gebit blazende mond.
Van de jongere generatie Dufour krijgt Adrienne - ze is de mooiste van de drie meisjes - de meeste psychologische diepgang. Ze is erg gevoelig en romantisch; haar ideaal is een harmonisch huiselijk leven, met echtgenoot en kinderen. Haar verliefdheid op Raymond veroorzaakt een uitzichtloze gewetensstrijd, waaronder ze uiteindelijk bezwijkt. In haar ontwikkeling naar waanzin toont Buysse aan dat ook voor de jongere generatie geen perspectief op een beter bestaan is weggelegd. Bij de zusjes wordt weliswaar ruimte gelaten voor een poging tot opstandigheid en tot ontsnapping, maar op het einde lijkt het erop dat de cirkel gesloten zal blijven. ‘Een somber noodlot had het zo gewild’ - zo laat de verteller Raymond denken. Toch wordt de afloop van de geschiedenis in de slotscène open gelaten.
| |
Vertelsituatie
De gebeurtenissen worden sober en vrij objectief beschreven, maar de alwetende auctoriale verteller is voelbaar aanwezig in de keuze van de adjectieven. Hij kiest partij voor de levenslustigen: Raymond is de geïdealiseerde buitenstaander, gekenmerkt door ‘flinke voortvarendheid’ en ‘frisse levensblijheid’; terwijl de Tantes ‘drie oude gedrochten’ worden genoemd. Opvallend zijn de vele scenische passages, met levensechte dialogen in directe rede. De focalisatie ligt afwisselend bij de verteller, bij Adrienne en bij Raymond.
| |
Stijl
Door de afwisseling van scenisch gepresenteerde taferelen met korte samenvattingen van de tussenliggende gebeurtenissen door de verteller, ontstaat een filmisch aandoende directheid en wordt de ontwikkeling van de handeling versneld. Hierdoor komt dan weer extra nadruk te liggen op de ‘vertragende’ passages waarin het innerlijke van de protagonisten Adrienne en Raymond in korte innerlijke monologen wordt weergegeven.
| |
Context
In Buysses latere werk vormt Tantes de eerste van een reeks van drie romans die duidelijk samen horen, ofschoon ze geen trilogie vormen. Met de twee volgende romans, Uleken (1926) en De schandpaal (1928), vertoont het boek opvallende gelijkenissen, zowel in de inhoud als in de structuur. In ieder van deze romans worden vertegenwoordigers van twee generaties tegenover elkaar gesteld en de opbouw van de handeling is telkens gebaseerd op de ontwikkeling van contrasten en parallellen. Deze laatste techniek werd ook al gehanteerd in vroeger werk (bijvoorbeeld in Het leven van Rozeke van Dalen, 1906), maar wordt hier, en
| |
| |
vooral in Tantes, veel strakker en schematischer toegepast.
Tantes is representatief voor het klassiek-beheerste psychologisch realisme van Buysses naoorlogse proza. De sombere, zwartgallige kijk van zijn vroegere, naturalistische werk (De biezenstekker, Het recht van de sterkste, Schoppenboer, Het gezin Van Paemel), had omstreeks 1905 al plaats gemaakt voor een veel mildere levensvisie, getemperd door meewarige en liefdevolle ironie. In de lijn van het naturalisme ligt nog het voorstellen van het lot van Adrienne als een noodlot. Maar de uitwerking van het op zich nochtans melodramatische, in ieder geval tragische gegeven, is niet meer naturalistisch, maar realistisch. Het gegeven is immers niet uitgewerkt als de studie van een pathologisch geval zoals dat bij de naturalisten gebruikelijk was (vergelijk Couperus' Eline Vere, Van Edens Van de koele meren des doods, Van Deyssels Een liefde, Buysses eigen Mea culpa, Wroeging of Het volle leven). Er is geen uitrafeling van de diepste roerselen van het zieleleven; de psychologische analyse blijft sober en beheerst, beperkt tot de meest prominente drijfveren in het gevoelsleven van Adrienne en Raymond.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Een algemene waardering voor Buysses werk is heel lang uitgebleven. Nadat hij met Het recht van de sterkste (1893) een succès de scandale had geoogst, werd hij door het grote, in hoofdzaak conservatief-katholieke publiek in Vlaanderen als ‘pornograaf’ gebrandmerkt. Slechts in vrijzinnige kringen kon hij een vaste groep lezers vinden. De anticlericale elementen in zijn werk bleven voor velen aanstootgevend. Anderen verweten hem zijn laatdunkende houding tegenover het flamingantisme, hoewel hij deze zelf vrij snel openlijk heeft betreurd.
Tantes bracht een kortstondige kentering in de waardering; de roman werd door de eigentijdse kritiek vrijwel unaniem verwelkomd als een belangrijk en zelfs ‘meesterlijk’ boek. Het werd ook meteen tot zijn beste werk gerekend. Toch zou Buysse, kort na het verschijnen van juist deze algemeen gewaardeerde roman, nog af te rekenen krijgen met een zeer scherpe aanval in de invloedrijke Boekengids (jrg. 5, nr. 4, mei 1927). In deze anonieme bijdrage werd hij veroordeeld als een ‘perverse decadent’ en over zijn werk werd een banvloek uitgesproken die zijn invloed nog heel lang zou doen gelden in de katholieke bibliotheken in Vlaanderen.
In de jaren zestig ontstond een vernieuwde belangstelling voor Buysse. Er werd een begin gemaakt met de ernstige studie van zijn werken, er verschenen herdrukken - nu ook bij uitge- | |
| |
verijen van christelijke origine - en er werd gewezen op de actuele en ‘klassieke’ waarde van zijn boeken.
Deze ‘Buysse-renaissance’ kan worden gesitueerd in een algemeen herleefde belangstelling voor de literatuur en de cultuur van het fin de siècle (symbolisme, naturalisme, art nouveau, decadentisme). Deze ruime aandacht bleef doorwerken in de jaren zeventig en tachtig, met nieuwe edities, herdrukken, opvoeringen, televisiebewerkingen en zelfs een verfilming (Het gezin Van Paemel). In dit licht kan ook het grote succes worden bekeken van de televisiebewerking van Tantes, volgens een scenario van Rudy Geldhof. Het feuilleton werd uitgezonden in de reeks ‘Made in Vlaanderen’ op de brt op 28 oktober 1984 en overgenomen door de Nederlandse televisie op 26 oktober 1985. In Nederland heeft ook de bijdrage van Jeroen Brouwers, ‘De beroemde onbekende Cyriel Buysse’ (1980) geleid tot een hernieuwde aandacht.
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Cyriel Buysse, Tantes. In: Verzameld werk, dl. 3, Manteau, Brussel 1975, overgedrukt met inleiding door Kees Fens, Elsevier Manteau, 1981 en 1982, vijfde druk.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Spectator, Cyril Buysse, Tantes. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 13-12-1924. |
An. In: Het Laatste Nieuws, 31-12-1924. |
G.V.M. [=G. Walschap], Cyril Buysse, Tantes. In: Dietsche Warande en Belfort, 25 (1925), 2, p. 91. |
Emmanuel de Bom, Cyril Buysse. Zijn jongste boek ‘Tantes’. In: De Volksgazet, 14/15-3-1925. |
Herman Robbers, Cyril Buysse, Tantes. In: Kroniek. Boekbespreking. In: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, 35 (januari-juli 1925), 69, p. 356-357. |
Herman Middendorp, Cyril Buysse. Tantes. In: Bibliographie. In: De Nieuwe Gids, 40 (1925), 1, p. 742-743. |
Johan Koning, Tantes, door Cyril Buysse; Het recht van den sterkste, door Cyriel Buysse. In: Kroniek. In: Nederland, 67 (1925), 1, p. 361-370. |
Lode Monteyne, Vlaamsche Kroniek. In: De Vlaamsche Gids, 13 (1924-1925), 10, p. 470-472. |
Franz Hellens, Les Tantes par Cyrille Buysse. In: Les Nouvelles Littéraires, 6-2-1926. |
Georges Marlow, Cyriel Buysse: Les Tantes. In: Revue de la Quinzaine; Chronique de Belgique. In: Mercure de France, 190 (1926), p. 468-470. |
A.M. de Jong, Cyriel Buysse, Tantes. In: Het Volk, 12-6-1928. |
Lode Monteyne, Tantes. In: De Dag, 20-3-1938. |
A. van Elslander en A.M. Musschoot, Inleiding tot: Cyriel Buysse, Verzameld werk 3, Manteau, Brussel 1975, p. XIX-XX. |
Jeroen Brouwers, De beroemde onbekende Cyriel Buysse. In: Vrij Nederland. Boekenbijlage, 5-1-1980. Ook in: De bierkaai. Kladboek 2, Synopsis, 1980. |
Rob Schouten, Het lot van tantes en nichten. In: Trouw/Kwartet, 15-8-1981. |
Hans Warren, Cyriel Buysse opnieuw voor het voetlicht. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 22-8-1981. |
Michel de Koning, ‘Tantes’ door Cyriel Buysse, verhaal van een tragedie. In: Brabants Nieuwsblad, 30-9-1981. |
Marjolijn Pouw, Provinciale zeden. In: NRC Handelsblad, 23-10-1981. |
G.D. [=Gaston Durnez], Meester Cyriel Buysse leeft nog. In: De Standaard, 29-10-1981. |
Ton Anbeek, Het unieke gebrek aan zwaarwichtigheid. Cyriel Buysses voortreffelijke novelle herdrukt. In: Vrij Nederland. Boekenbijlage, 21-11-1981. |
Raymond Vervliet, Cyriel Buysse tussen historiciteit en actualiteit. Terugblik op een halve eeuw receptie in Vlaanderen. In: Ons Erfdeel, 25 (1982), 4, p. 538-548. |
Anne Marie Musschoot, Tantes: Cyriel Buysses meesterwerk? In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, 35 (1982), 2, p. 331-336. Ook in: Kritisch akkoord 1983, ed. J. Goedegebuure e.a., Manteau, Antwerpen 1983, p. 29-37. |
lexicon van literaire werken 3
oktober 1989
|
|