| |
| |
| |
Cyriel Buysse
Het gezin Van Paemel
door Jaak van Schoor
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Het toneelstuk Het gezin Van Paemel van Cyriel Buysse (*1859 te Nevele - †1932 te Afsnee (bij Gent)) verscheen eerst in 1902 in het Tweemaandelijksch tijdschrift, viiiste jg., dl. 1 (jan.-febr.), p. 64-91 en 179-202. Het handschrift was voltooid in het najaar van 1901. In 1903 (jaartal niet vermeld) kwam er een tweede uitgave met vele zetfouten als Drama in vier bedrijven bij de Volksdrukkerij te Gent. In 1930 werd het stuk met ander toneel, zoals Driekoningenavond, Sususususut! en De plaatsvervangende Vrederechter te Gent bij Van Rysselberghe en Rombaut uitgegeven. Die uitgave sloot aan bij de tekst van het Tweemaandelijksch tijdschrift. In 1967 werd Het gezin Van Paemel in de Tweede Cyriel Buysse Omnibus (Brussel, D.A.P. Reinaert Uitgaven, Amsterdam L.J. Veen's Uitgeverij nv) opgenomen (p. 167-212). In 1980 kwam het stuk in deel zes van Cyriel Buysse's Verzameld werk terecht (Brussel, A. Manteau, p. 767-821) en werd het met een inleiding en aantekeningen voorzien door dr. A.M. Musschoot. In 1986 publiceerde Manteau te Antwerpen een vijfde (sic) druk. Van deze aparte zesde en nadien zevende druk zijn circa 4 000 exemplaren verkocht.
Het stuk werd reeds in 1913 in het Frans vertaald door Oscar Vincart als La Famille de Paemel en het verscheen te Brussel bij Jean Meeuwissen. In 1944 werd in de reeks Janssens Tooneelbibliotheek te Antwerpen De familie van Hulze. Drama in 4 bedrijven. Naar Cyriel Buysse's Het gezin Van Paemel voor het heerentooneel bewerkt door Carpentier opgenomen, een gemutileerde en ‘gekuiste’ versie die de bedoeling had de taal en de situaties wat ‘op te poetsen’.
Het toneelstuk telt vier, vrij evenwichtig gebouwde bedrijven. De verdeling van de tonelen binnen de bedrijven is als volgt: i(5), ii(4), iii(3), iv(3). Er zijn 18 rollen, waaronder die van vader en moeder Van Paemel, van de drie zoons (Eduard, Désiré en Kamiel), de drie dochters (Célestine, Cordule en Romanie), de baron de Villermont De Wilde en zijn vrouw de barones, hun zoon Maurice en zijn verloofde Germaine de Saint-Siffrides, voorts Masco de stroper, de pastoor, de veld- | |
| |
wachter Schiettekatte, de postbode, de brigadier en de gendarme.
Het stuk speelt ‘in een dorp van Vlaanderen op het einde van de xixe eeuw’.
| |
Inhoud
Eerste bedrijf
In een boerenkeuken die tegelijk woonkamer is, zit de oudste zoon Eduard aan een tafel bij een lamp in een krant te lezen. Aan moeder Van Paemel bericht hij over de sociale rellen in Gent, dat er op 't volk geschoten werd en dat de rekruten van 1887 en vermoedelijk die van '86 opgeroepen zullen worden. Eduard verklaart zich solidair met het werkvolk, ergert zich aan de struisvogelpolitiek van zijn moeder en de kwezelarij van zijn zuster Célestine. Zijn zuster Cordule is het met hem eens. Dan komt Masco de stroper binnen. Hij heeft een haas gevangen en doet ironiserend het verhaal van de vangst, tot de veldwachter Schiettekatte met het oproepingsbevel voor Kamiel, de jongste zoon, verschijnt. Moeder Van Paemel is danig getroffen door de oproep. Boer Van Paemel verneemt ondertussen ook het bericht. Zijn houding is star: het werkvolk is lui, er moet orde zijn, iedereen moet aan zijn plichten voldoen, ook Kamiel. Het conflict met Eduard wordt steeds scherper en Van Paemel verwijt hem dat hij niet in zijn kost kan voorzien. Woedend verlaat Eduard het huis, nadat hij Kamiel bezworen heeft niet op zijn broer te schieten.
| |
Tweede bedrijf
De baron en de barones zijn bij de boerderij langsgekomen en ontdekken dat iedereen een dutje doet. Zij luchten hun ongenoegen over het opstandige gedrag van de zoon Désiré en over de stroper Masco, Cordule's minnaar. Een paar kleine en grappige incidenten - zoals de val van de baron doordat een poot van zijn stoel in een molshoop zat en het neerstrijken van een rups op de schouder en in de nek van de barones, het luid kraaien van een haan en de stank van de mest die door Désiré vervoerd wordt - vertroebelen de atmosfeer. Tot overmaat van ramp wil de barones dat Romanie als kamermeisje in het kasteel komt werken en de baron vraagt een verhoging van de pacht met 500 frank. Bij niet betaling zal de buur boer Landuyt het pachtgoed overnemen. Daarmee is veel onheil over de Van Paemels neergedaald, maar daar heeft de baron geen oren naar. Kamiel is ondertussen gedeserteerd en wil naar Amerika vluchten. Masco heeft hem in zijn vlucht voor de achtervolgende gendarmen weten te redden. Die gaan op zoek bij Van Paemel, maar vinden niemand. Moeder Van Paemel kan het niet meer aan en verliest het bewustzijn.
| |
| |
| |
Derde bedrijf
Romanie is van 't kasteel weggestuurd, nadat ze door de jonge baron Maurice zwanger gemaakt werd. Van Paemel heeft het bevel gekregen de pacht te verlaten. De familie zit financieel aan de grond. De pastoor tracht alle problemen te relativeren en de zogeheten misstappen goed te praten. Moeder Van Paemel droomt van Amerika, nu ook haar zoon Kamiel het bij haar broer Justien zeer goed maakt. De pastoor moet tot tweemaal toe de brief lezen die Kamiel vanuit Illinois naar zijn familie in België gestuurd heeft. Masco komt de toestemming vragen om met Cordule te kunnen trouwen. Van Paemel is het er nu mee eens, ondanks zijn vroegere bezwaren. Désiré sterft in de achterkamer.
| |
Vierde bedrijf
Vader en moeder Van Paemel houden de wacht bij het kindje van Romanie. Cordule is met Masco naar Amerika gevlucht, nadat deze laatste op de zoon van de baron geschoten en een oog geraakt heeft. In de verte klinkt het feestgedruis dat het huwelijk van dezelfde telg met juffrouw Germaine de Saint-Siffrides aankondigt. De postbode brengt een zending uit Amerika, die een bloemenkroon van Kamiel blijkt te zijn voor het graf van Désiré. Eduard komt afscheid nemen van zijn ouders. Hij vraagt vergiffenis en wil in vriendschap weggaan, maar Van Paemel weigert eerst zijn stugge houding te veranderen. Ondertussen trekt de stoet van de trouwers en feestvierders aan het huis van de Van Paemels voorbij. Eduard voorspelt dat dat soort manifestaties niet lang meer zal plaatsvinden, dat er andere tijden zullen komen. Hij vertrekt in een geest van verzoening. Moeder en vader blijven alleen achter. Van Paemel blijft voorthakken aan het brandhout alsof er niets veranderd is en zal veranderen.
| |
Interpretatie
Titel
De naam Van Paemel is een toponymische familienaam die in de streek van Gent wel meer voorkomt en dat wijst vooral op een Oostvlaamse herkomst. Pamel is een deel van de gemeente Roosdaal in de Belgische provincie Brabant, maar vermoedelijk gaat de vorm Van Paemel(e) terug op de wijk Pamele van de stad Oudenaarde (provincie Oost-Vlaanderen), waar nog steeds een bekende Onze-Lieve-Vrouw-van-Pamelekerk in Oud-Schelde-gotiek staat (dertiende eeuw) en tot in 1782 een kasteel van Pamele lag dat door Sanderus in zijn Flandria Illustrata (1641) is afgebeeld. De naam Van Paemel is door Cyriel Buysse vermoedelijk gekozen omdat die voor hem associaties opriep met de naam voor een gemiddeld Vlaams gezin van kleine lieden.
| |
| |
| |
Thematiek
Het gezin Van Paemel schetst niet alleen de maatschappelijke situatie en ondergang van de kleine pachter op het einde van de negentiende eeuw, het dramatisch klimaat is dat van een samenleving die midden in fundamentele veranderingen verkeert: de feodale structuren zijn aan het wankelen, de jeugd schreeuwt om een andere maatschappij, de ouderen berusten. In dat gewoel en ondanks het feit dat alle misère van de wereld hem te beurt valt, staat boer Van Paemel als een rots in de branding. Zijn koppigheid, zijn hardnekkig vasthouden aan het lot dat hem te beurt valt, zijn gebondenheid aan de grond, maken van hem een tragische figuur te vergelijken met een kapitein die als laatste overblijft op een zinkend schip. De sociale wanverhoudingen en de economische crisis zijn hier de rechtstreekse aanleiding tot het uiteenvallen van de familie Van Paemel. De behoudzucht en de onderdanigheid van de vader leiden onvermijdelijk tot een volledige materiële en morele verknechting. In dat verband laat Buysse zich hier, bij monde van Eduard, positief uit over het opkomende socialisme, alhoewel hijzelf een burgerman en zoon van een fabrikant was. In het socialisme wordt een streven naar een grotere rechtvaardigheid erkend. De staking wordt door Eduard verantwoord en verdedigd als een drukmiddel om via solidariteit tot een rechtvaardiger verdeling van de goederen en een materiële groei te komen.
Buysse laat vooral een komende wijziging in het maatschappijbeeld vermoeden en een oplossing voor de toekomst. Die is er gekomen in het vervolg op Het gezin, en wel het niet gepubliceerde stuk Andere tijden, een drama in drie bedrijven waarin de verhoudingen totaal anders zijn en Susi de Villermont, de dochter van de jonge, geruïneerde baron Maurice met Franklin van Paemel, de zoon van de gedeserteerde Kamiel èn de vertegenwoordiger van een sterke Amerikaanse auto-trust, in het huwelijk treedt. Een ietwat groteske verzoening van adel en nieuwrijke (ex-boer) in een andere generatie.
Buysse's typen uit Het gezin vertonen psychologisch weinig diepgang en vooral de opvoeringen van het stuk hebben dat duidelijk gemaakt. De familie van de baron wordt niet zelden belachelijk gemaakt in haar verwoede poging om verstaanbaar Nederlands te spreken en in de domme reacties van de barones op haar ervaring van het buitenleven. Elk van de overige personages beantwoordt ook aan een nogal schematisch opgebouwd type, zoals Lode Monteyne ook terecht opgemerkt heeft. De vele ellende die de boer treft, geeft nogal gemakkelijk aanleiding tot melodramatische toestanden. Toch blijft Buysse een belangrijk waarnemer van zijn tijd. Niet alleen het pittoreske, maar vooral de bekrompenheid, de preten- | |
| |
ties van de heren, de afhankelijkheid van de kleinen, de hypocriete gladstrijkerij en vergoelijking van de daden van de heren door de bedienaars van de eredienst ziet hij scherp. Buysse kijkt dwars door de structuren die kerk, stad en dorp in een keurslijf houden, voor hem tellen alleen de menselijke waarden... of de afwezigheid ervan.
| |
Taal
Buysse's taalgebruik is duidelijk Oostvlaams gekleurd en heeft betrekking op de dialecten tussen Leie en Schelde, even bezuiden Gent. In de voorstelling wordt deze taal niet steeds aangehouden, onder meer omdat vele Vlaamse beroeps- en amateurtoneelgroepen en hun publiek te weinig vertrouwd zijn met deze mengtaal tussen het abn en het dialect. Dat specifieke taalgebruik hoort uiteraard bij de natuurgetrouwe weerspiegeling van het leven van de kleine man van het land, in artistieke zin hoort het bij het naturalistische beeld dat Buysse schept. Zijn dialecten zijn een vrij nauwgezette registratie van de streektalen tussen Leie en Schelde, iets wat uiteraard niet met het getrainde oor van de foneticus of van de dialectoloog is gebeurd. Heel dikwijls wordt dezelfde spelling niet consequent volgehouden (naast maanden staat moanden, groote naast gruete, enzovoort). Soms komt wel eens een Westvlaams woord voor in het Oostvlaams. Buysse heeft zonder twijfel de bedoeling gehad de taal van zijn medeburgers zo getrouw mogelijk weer te geven, maar de auteur heeft het objectieve gegeven van het dialect heel dikwijls onbewust in een persoonlijke tussentaal betrokken.
| |
Context
P.H.S. van Vreckem schrijft ‘uitgesloten is het niet dat Buysse, op zijn beurt, voor de Vlaamse landman wilde doen, wat Heijermans voor de Hollandse visser, wat Hauptmann voor de Silezische wever had gedaan’ (p. 216). In een interview met Joh. de Maegt voor Den gulden winckel (1929) verklaarde Buysse dat hij Het gezin Van Paemel had geschreven, nadat hij sterk onder de indruk was gekomen van een voorstelling van Heijermans' Op Hoop van Zegen door de Gentse Multatuli-kring in 1896. Zowel De wevers als Op Hoop van Zegen en Het gezin vertonen een reeks elkaar vlug opeenvolgende scènes zonder een eigenlijk plot; hierdoor ontstaat een dramatische geladenheid die de spanning van het toneel bewerkt. De schildering van het sociale milieu is voor elk van die stukken het hoofddoel en het pittoreske wordt daarbij niet vergeten. De gelatenheid van het belangrijkste personage is opvallend, de misnoegden en de gerevolteerden treden in de marge op. De idee is dat de econo- | |
| |
mische uitbuiting alleen aan de mens te wijten is en dus kan worden omgebogen.
Evenals Hauptmann en Heijermans geeft ook Buysse geen oplossing voor de conflicten. Opvallend is ook de overeenkomst in de karaktertekening tussen Hauptmanns Hilse in De wevers en de boer van Het gezin. Beide oudere mannen negeren het sociale conflict en de aanklacht tegen bestaande toestanden. Bij Hilse moet men weliswaar zijn hemel verdienen, Van Paemel wenst de regels van het maatschappelijke spel tot het einde correct te spelen, ondanks het feit dat hij Gods onbillijke straf, die gemaakt heeft dat alle ellende van de wereld op zijn huis is terechtgekomen, afkeurt.
Uiteraard kan Cyriel Buysse ook inspiratie gevonden hebben in Zola's werk, dat nogal wat familietaferelen in romans en toneelbewerkingen gestalte heeft gegeven (zoals in Les Rougon-Macquart). De keuze van het boerenmilieu sluit, zoals Hilde Sabbe (1982) aangetoond heeft, aan bij Buysse's korte prozastukken van vóór 1902. Het sociaal-economische facet van Het gezin bereidt later werk voor.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Het gezin Van Paemel heeft zijn grootste succes te danken gehad aan de opvoeringen van de Multatuli-Kring uit Gent, een vereniging van arbeiders-toneelspelers die het stuk niet alleen overal in het Vlaamse land gebracht hebben maar ook in Amsterdam. De Gentse première vond plaats op 25 januari 1903, zij werd gecombineerd met de voorstelling van Heijermans' Puntje als voorstuk. Het stuk is in handen gevallen van de Multatulianen dank zij de bemiddeling van hun politieke voorman, Edward Anseele, die het op zijn beurt via een vriend van Buysse in zijn bezit had gekregen. Buysse heeft die eerste voorstelling gezien en enthousiast begroet. Met zijn vriend Maurice Maeterlinck is Buysse nadien gaan kijken en beiden waren het eens over de bijzondere kwaliteit van de vertolking, Maeterlinck kende het stuk reeds voordien en prees het om zijn sterke dramatische kracht. Alvorens de Multatuli-Kring in Holland een tournee maakte, was er reeds in maart 1904 een opvoering geweest door een professioneel gezelschap, de ‘Nederlandsche Tooneelvereeniging’ te Amsterdam, in een versie van W.G. van Nouhuys ‘uit zijn Vlaamsch Idioom toegankelijk gemaakt voor een Hollandsch Publiek’.
De Multatuli-Kring heeft het stuk vanaf 1903 ieder jaar ononderbroken en met groot succes gespeeld tot in 1914, het beginjaar van de Eerste Wereldoorlog. Het eerste professionele
| |
| |
Vlaamse gezelschap dat Het gezin bracht, was de Brusselse Kon. Vlaamse Schouwburg, toen Edmond Hendrikx (1838-1918) er op 16 november 1911 voor zijn 55-jarig toneeljubileum in de rol van Van Paemel in optrad. In 1945 vertolkte Jos Gevers (1894-1977) de hoofdrol bij het Nationaal Toneel van België (kns-Antwerpen), in 1946 was het Robert Maes (1903-1971) die een reeks van voorstellingen met de Brusselse kvs inzette. In juli en oktober van 1963 werd ook de televisiefilm met Robert Maes in de hoofdrol vertoond. Hij werd bekroond met de Bert Leysenprijs voor de periode 1962-63. In 1965 was Maes te gast bij het Nationaal Toneel (regie Jo Dua) voor dezelfde vertolking, die in Gent en in Antwerpen te zien was. In 1977-78 volgt opnieuw een reeks van voorstellingen in de Gentse kns, deze keer door het Nederlands Toneel Gent met Jef Demedts in de hoofdrol. Die opvoeringen maken de belangstelling voor Het gezin weer wakker in het hele Vlaamse land. In 1986 ook komt de gelijknamige film van Paul Cammermans naar het scenario van Hugo Claus uit, veel meer een actiefilm met vertoonde en aangevulde monologues intérieurs, meer duidend en meer ‘vernederlandst’. Tal van amateurgroepen blijven Het gezin spelen, maar in maart 1991 en tot juni van hetzelfde jaar speelt het Nederlands Toneel hetzelfde stuk met Jef Demedts in de hoofdrol in een indrukwekkende ruimtelijke setting en in de regie van Dirk Tanghe, die belangrijke coupures aanbrengt.
De opvoering van Het gezin Van Paemel blijft in Vlaanderen een grote publiekstrekker, het stuk is daar een ‘klassieker’ geworden. Velen kennen het stuk door een bezoek aan een opvoering ervan, menigeen kent fragmenten van de tekst van buiten.
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Cyriel Buysse, Het gezin Van Paemel. Vijfde [= zesde] druk, Antwerpen 1986.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Aimé Bogaerts, Het gezin Van Paemel (samenvatting van het stuk en commentaren). In: Vooruit, 11, 12 en 13-6-1902. |
Aankondiging eerste opvoering te Gent. In: Vooruit, 24-1-1903. |
An., Kunstnieuws. In het Feestlokaal. In: Vooruit, 27-1-1903. |
An., Nog ‘Het Gezin Van Paemel’. In: Vooruit, 28-1-1903. |
M. De Weert, ‘La Famille van Paemel’. In: L'Art moderne, 1-2-1903. |
G. D'H. (Gustaaf D'Hondt), Théâtre Minard. Het Gezin Van Paemel (Cyriel Buysse). In: La Flandre libérale, 25-3-1903. |
An., ‘Het Gezin Van Paemel’ in de Minardschouwburg. In: Vooruit, 25-3-1903. |
An., ‘Het Gezin Van Paemel’ in de Minardschouwburg. In: Vooruit, 2-4-1903. |
Prosper van Hove (Cyriel Buysse), Het Vlaamsch tooneel (in de rubriek ‘Vlaamsche Kroniek’). In: Groot-Nederland, juni 1904, p. 729-734. |
André de Ridder, Bij Cyriel Buysse. Interview. In: Den gulden winckel, 15-10-1909. |
An., De Gentsche Multatuli-kring (onder Kunst en Letteren). In: Het volk, 16-4-1911 (2de blad). |
Em. de Bom, Het Gezin Van Paemel. In: De nieuwe Rotterdamsche courant, 17-4-1911. |
Gustaaf D'Hondt, Manifestation Cyriel Buysse. In: La Flandre libérale, 18 en 19-4-1911. |
J.H. Rössing, Het Gezin Van Paemel. In: Het nieuws van den dag, 15-2-1912. |
H., Het Gezin Van Paemel. In: Het volk, 15-2-1912. |
Frans Mijnssen, Cyriel Buysse's ‘Het Gezin Van Paemel’ opgevoerd door den ‘Multatuli-Kring’ uit Gent. In: De Amsterdammer, 25-2-1912. |
A. de Ridder, La littérature flamande contemporaine (1890-1923). Antwerpen-Parijs 1923, p. 141 vv. (Le théâtre réaliste). |
Cyriel Buysse, Bij het 50-jarig jubileum van den Multatuli-Kring. In: Zondagsblad. Bijblad van Vooruit, 12-10-1924. |
Emmanuel de Bom, z.t. In: Zondagsblad. Bijblad van Vooruit, 19-10-1924. |
Emmanuel de Bom, De Multatuli-Kring en Cyriel Buysse. In: Nieuw Vlaanderen. Brussel 1925, p. 252-260. |
Achilles Mussche, Cyriel Buysse. Gent 1929. |
R.H., ‘Het gezin van Paemel’ te Brussel. Gezel Benoot behaalt een overweldigende bijval. In: Vooruit, 10-3-1930. |
H.C., Over ‘Het Gezin van Paemel’. In: Uilespiegel, 20-9-1930. |
Robert Roemans, Kritische Bibliographie van Cyriel Buysse gevolgd door een Bibliographie over Cyriel Buysse. Kortrijk-'s-Gravenhage 1931. |
John Sacré, Cyriel Buysse als dramaturg. In: Het laatste nieuws, 11-8-1932. |
| |
| |
Lode Monteyne, Cyriel Buysse als tooneelschrijver. In: De Vlaamsche gids, jrg. 21, 1933, p. 181-187. |
Richard Minne, Cyriel Buysse. Brussel 1959 (in de reeks Monografieën over Vlaamse Letterkunde). |
A. van Elslander, Cyriel Buysse. Uit zijn leven en werk. Antwerpen 1960-1961 (2 dln.). |
A. van Elslander, Maurice Maeterlinck et la littérature flamande. Uit de reeks Uit het Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie van de Rijksuniversiteit te Gent 11, 56 p. (overdruk uit Annales, viii (1963) van de Maurice Maeterlinck Stichting). |
Maurice Roelants, De sfeer van rebels Gent. Buysse's ‘Gezin van Paemel’. In: Elsevier, 19-1-1963. |
Robert Maes. Alter ego, een auto-biografie. Samenstelling Jo Delvaux. Gent (1963). |
P., K.N.S. ‘Het gezin van Paemel’. In: 't Pallieterke, 8-4-1965. |
Rik Lanckrock, Grote belangstelling voor ‘Het Gezin van Paemel’. In: Vooruit, 20-4-1965. |
Christ De Bruycker sr., De geschiedenis van de Multatulikring Gent van zijn stichting tot 1940, Gent 1965. |
P.H.S. van Vreckem, De invloed van het Franse naturalisme in het werk van Cyriel Buysse. Brussel 1968. |
Rik Lanckrock, ‘Gezin Van Paemel’ een briljant ntg-hoogtepunt. In: Vooruit, 28-11-1977. |
Nicole Verschoore, Nederlands Tooneel Gent met Buysses ‘Gezin Van Paemel’. In: Het laatste nieuws, 28-11-1977. |
Antonin van Elslander, Buysse en Maeterlinck. In: Annales Fondation Maurice Maeterlinck, deel 15, 1979, p. 19-31. |
A.M. Musschoot (Inleiding en aantekeningen bij de uitgave van ‘Het Gezin van Paemel’). In: Cyriel Buysse. Verzameld Werk 6, 1980, p. xxxiv-xxxix. |
Cyriel Buysse 1859/1932. Album samengesteld ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van zijn overlijden. Gent, Herdenkingscomité Cyriel Buysse, 1982. |
A.M. Musschoot (red.), Facetten van Cyriel Buysse. In: Yang, nr. 106, 1982 (met bijdragen van onder anderen A.M. Musschoot, Herman Balthazar, Antonin van Elslander, Edmond Troch, Daniël Van Ryssel, Stalla Barnier, Carine Carton). |
Hilde Sabbe, ‘Het gezin Van Paemel’: Een synthese van het boerenleven en van Buysses oeuvre voor 1902. In: Yang, nr. 106, 1982, p. 16-19. |
Bert Decorte, Het dramatisch element in het werk van Buysse. In: Verslagen en Mededelingen Kon. Vla. Academie, N.R., 1985, afl. 1, p. 78-84. |
L.T., Cyriel Buysse in Amerikaanse formule. In: Het laatste nieuws, 11-7-1986. |
J. Temmerman, Buysse of de teloorgang van een klassieker. In: Vooruit, 13-11-1986. |
G. Meuleman, Vervlakt en vervreemd verhaal. In: Het volk, 13-11-1986. |
| |
| |
R.A.F., En de boer, hij kapte voort... In: De standaard, 14-11-1986. |
D. Dauw, Het gezin Van Paemel. In: Humo, 21-27-11-1986. |
P. Duynslaegher, Plattelandskarikaturen. In: Knack. Weekend, 21-27-11-1986. |
F. Theunis, Het gezin Van Paemel. In: Film en televisie, dec. 1986. |
Roland Debbaut, De konsekratie van de burger bij Cyriel Buysse 1894-1903. In: Mededelingen van het Cyriel Buysse genootschap, dl. 11, 1986, p. 55-106. |
Roland Debbaut, Het naturalisme in de Nederlandse Letteren, Leuven-Amersfoort 1989. |
J. van Schoor, Buysse en Hauptmann. i. In: Mededelingen van het Cyriel Buysse genootschap, deel iv, 1988, p. 39-52. |
Sylvia Decocker, De personages in ‘Het gezin Van Paemel’ van Paul Cammermans. Over adapteren van toneel aan film. In: Mededelingen van het Cyriel Buysse genootschap, deel vi, 1990, p. 81-123. |
A.D.T., Van Paemel kan niet meer sterven. In: De nieuwe gids, 2-4-1991. |
Fred Six, ‘Het gezin Van Paemel’, pakkend symfonisch gedicht. In: De standaard, 4-4-1991. |
Roger Arteel, Op de Toren. Dirk Tanghe ontroert met zijn pikturale aanpak van het drama ‘Het gezin Van Paemel’. In: Knack, 10-4-1991. |
J.P. Andries, Cyriel Buysse ontdaan van melodrama. In: Gazet van Antwerpen, 11-4-1991. |
Wim van Gansbeke, Heibel in de keet, hopla door het koren. In: De morgen, 12-4-1991. |
lexicon van literaire werken 14
mei 1992
|
|