| |
| |
| |
Marja Brouwers
Havinck
Een episode
door René Marres
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De debuutroman Havinck. Een episode van Marja Brouwers (*1948 te Bergen op Zoom) kwam in 1984 uit bij uitgeverij De Bezige Bij te Amsterdam, nadat De Arbeiderspers hem geweigerd had. Brouwers had vóór die tijd al vrij veel geschreven, maar vond dat niet goed genoeg om het te publiceren. In de eerste versie van de roman leefde Lydia, de vrouw van hoofdpersoon Havinck, nog, maar Brouwers bleef erin steken. Toen zij Lydia dood liet zijn kon ze de roman in één ruk afmaken. Toen zag ze ook dat Havincks vriendin Maud en de kunstenaar Rafael erbij moesten komen. Brouwers heeft een paar jaar op een advocatenkantoor gewerkt. Zo'n kantoor wordt in de roman beschreven. Redacteur Nicolaas Matsier van De Bezige Bij vroeg haar iets in het midden te veranderen, waar ze het mee eens was. De roman werd, blijkens een aantekening aan het slot, geschreven of in elk geval voltooid in Amsterdam gedurende het voorjaar van 1983. Tot nu toe beleefde het boek acht herdrukken. De laatste herdruk, als Bezige Bij Pocket 57, is van 1989. De pagina-indeling van de gewone en de pocketuitgave is dezelfde. Op het voorplat van de gewone staat een foto van een portiek met trap. Op de achterkant is een greep uit gunstige recensies aan te treffen.
De roman is onderverdeeld in dertien hoofdstukken en beslaat 180 pagina's. Hij heeft een motto meegekregen uit het gedicht ‘The Hollow Men’ van de Engelse dichter T.S. Eliot en een woord van dank aan drie met de voornaam aangeduide personen. Het motto luidt: ‘-Our dried voices, when / We whisper together / Are quiet and meaningless / As wind in dry glass / Or rats’ feet over broken glass / In our dry cellar // Shape without form, shade without colour, / Paralysed force, gesture without motion-’.
| |
| |
| |
Inhoud
De advocaat Robert Havinck, die samen met anderen een maatschap vormt, komt terug van de crematie van zijn echtgenote Lydia, die door een auto-ongeluk is omgekomen. Hij heeft een dochter, Eva, die veertien jaar is en weinig zegt. Hij mengt een aantal cassettebandjes, zodat onverstaanbaar gebrabbel het - bedoelde - resultaat is. Deze stemmenpotpourri blijkt te zijn bestemd voor een performancekunstenaar, Rafael, die bizarre dingen uithaalt met skeletten en die Havinck en zijn vriendin Maud gaan helpen met zijn apparatuur. Wanneer Maud het ongeluk van Lydia vreemd vindt, zegt Havinck dat Lydia aan het spookrijden was. Wat bezielde haar? Ze had geen bezwaar dat hij vriendinnen had, bedenkt hij. Sedert haar ‘omzwaai naar een bevrijd leven’, gevoed door feministische publikaties, na acht jaar huwelijk, sprak ze gruwelijk openhartig. Ze verweet hem voortdurend zijn karakterfouten. Om zich daartegen te beschermen hulde hij zich al een jaar of drie, vier in een pantser van onverschilligheid. Lydia smeet het servies kapot om aandacht te krijgen en maakte hem uit voor egoïstisch en liefdeloos, terwijl ze ook ruzie hadden over Eva. Hij vertelde haar de dag voordat ze stierf dat ze hem tot een vijand had gemaakt. Volgens collega Bork kan Lydia het ongeluk in dronkenschap veroorzaakt hebben, maar Havinck meent dat het opzet was. Zij verongelukte vlak nadat collega Greve haar verteld had genoeg te hebben van zijn verhouding met haar.
Havinck slaat de uitnodiging van Maud om de nacht bij haar door te brengen af, omdat hij Eva niet alleen wil laten. Die blijkt echter bij een vriendinnetje te zijn gaan slapen. Hij ontdekt dat ze veel enen en tweeën voor haar schoolvakken heeft en zegt dat ze eens wat moet uitvoeren op het athenaeum, maar zij antwoordt dat het te moeilijk voor haar is. Hoe is hij ertoe gekomen met Lydia te trouwen en wat was zij voor iemand? Hun huwelijk was min of meer toevallig tot stand gekomen, maar het was niet zo dat hij het niet wilde. Haar eerste twee zwangerschappen eindigden slecht en waren verwarrende ervaringen voor haar. Door de geboorte van Eva had haar lichaam geleden en ze verstijfde als hij haar aanraakte. Bork nam hem toen mee naar een seksclub.
Havinck belt Maud op, zegt dat hij eenzaam is en gaat in het holst van de nacht naar haar toe. Als hij weer thuis komt, treft hij Eva daar aan. Zij vertelt dat de vrienden van Lydia over de vloer kwamen, hetgeen hem woedend maakt. Hij probeert haar uit te leggen hoe het mis ging tussen haar moeder en hem, maar weet het zelf niet precies. Eva blijkt al in het
| |
| |
begin een afscheidsbriefje van Lydia gevonden te hebben, waar niets over haar in staat, en zij barst in tranen uit. Bladerend door familie-albums, bedenkt hij opgehouden te zijn met gezinsfoto's te maken toen hij vermoedde dat ze een rookscherm waren tegen het ondoorgrondelijke dat er zich achter voltrok. Nu boezemen de albums hem afkeer in.
Na een rechtszaak probeert hij Maud over te halen naar zijn huis te komen en bij hem te blijven, hetgeen ze afwijst, waarop hij boos weg loopt. Eva is gaan praten tegen hem en maakt de indruk dat ze verward en onzeker is. Hij gaat naar de opening van de tentoonstelling van Rafael, die de bezoekers een voor een ontvangt, en hun levensgrote, lege silhouetten toont. Rafael zegt dat Maud veel met een ander omgaat, waarna Havinck naar buiten gaat en denkt dat hij onbewogen en onaangetast is.
| |
Interpretatie
Titel/Motto
De korte titel bestaat uit de achternaam van de hoofdpersoon. Ook in de tekst wordt hij meestal met die naam aangeduid. Dit is in overeenstemming met zijn zakelijke mentaliteit. De nuchtere ondertitel ‘een episode’ geeft aan dat een korte periode van zijn leven aan de orde zal komen. Het boven geciteerde motto uit de ‘The Hollow Men’ van de Engelse dichter T.S. Eliot belicht de thematiek van leegte en betekenisloosheid van het leven dat de personages leiden.
| |
Vertelsituatie
Er wordt over Havinck in de hij-vorm verteld, maar vanuit zijn gezichtspunt. Wat zijn echtgenote Lydia en dochter Eva bezielt, wordt door Havinck opgemaakt uit hun gedrag. Zijn visie op hen hoeft niet betrouwbaar te zijn. Er wordt ook auctorieel verteld, bijvoorbeeld als zijn uiterlijk beschreven wordt (p. 18), maar het gaat dan om dingen die hij zelf ook kan weten of denken. Er zijn hier en daar passages die geheel auctorieel lijken, maar toch staat dat niet vast. De observatie dat Havinck in zijn jeugd al heel goed in staat was zijn gevoelens te verbergen, desnoods voor zichzelf (p. 104) lijkt bijvoorbeeld auctorieel, maar het is niet uitgesloten dat Havinck dit zelf denkt. Deze vertelsituatie maakt dat de lezer niet zeker kan zijn van wat Lydia en Eva werkelijk bezielt.
| |
Opbouw
Het verhaal begint met de crematie van Lydia. Dan krijgen we geleidelijk opheldering, over de wijze van haar dood, over de karakters en hun achtergrond. Aan het slot van hoofdstuk 3 begint het door te schemeren dat het zelfmoord was. Dit wordt steeds waarschijnlijker en door Lydia's afscheidsbriefje, dat Havinck pas later in handen krijgt, wordt het zekerheid.
| |
| |
Naarmate de roman vordert, kijken we steeds verder terug naar het verleden. In hoofdstuk 4 wordt verteld hoe Lydia zich gedroeg. In hoofdstuk 8, 9 en 10 horen we hoe hun huwelijk tot stand kwam en hoe Lydia zich ontwikkelde.
| |
Tijd
De eerste regel van hoofdstuk 12 luidt: ‘Hier stond hij vorige week maandag ook’, namelijk in het crematorium, toen voor Lydia. Rafael is dan bezig met zijn voorstelling, die donderdag zal plaatsvinden (p. 165) en waar de roman mee besluit. Hij speelt zich dus, afgezien van de terugblikken, in ongeveer tien dagen af.
| |
Thematiek
Het thema van de roman is gebrek aan gevoel en innerlijke leegte. Dit geldt in de eerste plaats voor hoofdpersoon Robert Havinck, wiens gevoel, voor zover het ooit aanwezig was, bevroren is. Hij heeft zich al een jaar of drie, vier afgesloten voor zijn echtgenote Lydia en zich een pantser van ijskoude onverschilligheid aangemeten ter bescherming van zijn zelfrespect. Dit is het gevolg van haar aanvallen op zijn karakter. Hij heeft geleerd hard maar beheerst terug te slaan. Hij denkt dat zijn onverschilligheid haar niet deert, maar haar gedrag weerspreekt dat. Hij is heer en meester over zijn gedachten en gevoelens. Als zijn vriendin Maud hem vraagt hoe hij zich voelt na de dood van zijn vrouw, zegt hij het niet te weten, daar hij niet zo let op wat hij voelt. Dat Greve een verhouding met haar had, kon hem niet veel schelen. Lydia en hij lieten elkaar vrij op dit gebied. Wel wordt hij woedend als hij hoort dat het zich buiten zijn weten ook in zijn eigen huis afspeelde. Aan Maud bekent hij eenzaam te zijn, wat hem zelf verbaast. Daartegenover staat zijn gedachte: ‘Mijn opvatting van het paradijs [...] is een lege kamer.’ (p. 103) Als iets hem raakt, reageert hij niet met verdriet, maar met woede. Zijn boze gedachten over Mauds weigering om bij hem te blijven zijn arrogant. Aan het slot denkt hij: ‘Onbewogen ben ik. Onaangetast.’ Gezien zijn instelling is dat mogelijk.
Of Lydia weinig gevoel heeft en innerlijk leeg is, hoe emotioneel ze ook doet, blijft onzeker, maar die indruk wordt wel gewekt. Zij maakte volgens Havinck overal scènes over. Sinds drie of vier jaar was ze, gestimuleerd door feministische publikaties, omgezwaaid naar een ‘bevrijd’ leven. Ze was volgens Havinck en anderen echter alleen in zichzelf geïnteresseerd. De twee scènes die Havinck zich in hoofdstuk 4 herinnert, lijken te bevestigen wat hij over haar denkt. Boos zijnde gooide ze de boel in huis kapot om belangstelling van hem af te dwingen. Ze verweet hem afstandelijkheid en onmacht om lief te hebben en viel hem fysiek aan om hem te laten voelen dat zij bestond. Dit is, zoals gezegd, in tegenspraak met zijn idee dat zijn onverschilligheid haar niet deert. Havinck is inderdaad
| |
| |
koel en afwerend, maar volgens hem is hij dat geworden door haar agressieve manier van doen.
Door de visie van Havinck ontstaat een weinig gunstig beeld van Lydia. Het is de vraag of dit beeld klopt. Je zou bevooroordeeldheid bij hem kunnen veronderstellen. Wel laat Lydia's zelfmoordmethode - spookrijden, hetgeen een tegenligger de dood heeft ingejaagd - zien dat het lot van anderen niet haar eerste zorg was. En de indruk die andere personages van haar hebben, bevestigt die van Havinck. Volgens hem schuilt achter de theatrale intensiteit van haar uitbarstingen - en die van Eva - geen gevoel. Het idee van zijn collega en gesprekspartner Jacques Bork over haar was vroeger dat ze gedreven werd door emoties. Nu geeft hij echter te kennen dat ze een lege persoonlijkheid was die zichzelf definieerde in de emoties die ze bij anderen wist los te weken. Fred Greve, die een verhouding met haar had, heeft dezelfde indruk als Havinck over haar agressiviteit: ‘[Z]e kon je zo met de rug tegen de muur drijven dat je werkelijk ging proberen om zo hard mogelijk te kwetsen.’ (p. 63) De psychiater die Lydia behandelde, meent dat ze aan narcistische stoornissen leed, dat wil zeggen zich te veel met zichzelf bezighield. Als Havinck haar ruziemaken hysterisch noemt, spreekt de man dit niet tegen. De kunstenaar Rafael vond haar een griezel en vermeed haar. Eva tenslotte zegt haar gehaat te hebben.
Het einde van Lydia is anders dan je zou denken bij zo'n personage. De psychiater had eerder verwacht dat ze een dramatische poging tot zelfmoord zou hebben gedaan met gering risico van overlijden. Ook haar afscheidsbriefje is niet theatraal, maar eerder laconiek: ‘[...] ik wil geen antwoorden meer krijgen [...] Dank voor je geduld.’ (p. 141) Opmerkelijk is dat ze in dit briefje niets zegt tegen of over Eva. Dit bevestigt weer de indruk dat ze alleen met zichzelf bezig was. Eva denkt dat haar moeder een hekel aan haar had: ‘Ze zei dat ik haar oud maakte’ (p. 173), wat haar haat jegens haar moeder verklaart.
Wat Eva betreft, kun je slechts op Havincks indruk afgaan, daar dat de enige is die je verneemt. Volgens hem kent ze geen waarachtige emoties en is ze leeg: ze kijkt met de ogen van een etalagepop en telt zijn gevoelens in geld. Ze interesseert zich alleen voor kleren, disco en dergelijke meer. Op het athenaeum kan ze niet meekomen. Ze hyperventileert zo nu en dan, wat echter meteen ophoudt als Havinck dat beveelt, hetgeen aan theater doet denken. Wanneer ze gaat praten meent hij met een verward, onzeker meisje te maken te hebben dat zich afgewezen voelt en als reactie een pralend, overtrokken beeld van zichzelf construeert.
| |
| |
Ook Maud lijkt geen leven te leiden dat veel inhoud heeft. Ze zegt niets te willen. Volgens Havinck is ze gauw weg als er moeilijkheden zijn en is ze een zwerfkat. Ze wil niet bij hem komen wonen, onder meer omdat ze niets in een stiefmoederrol ziet.
Zowel van Lydia als van Havinck wordt een achtergrond geschetst. We worden gewaarschuwd dat herinneringen onbetrouwbaar zijn, behalve als het om simpele feiten handelt, maar we moeten het ermee doen. Voor het beeld van Lydia is de achtergrond belangrijker dan voor dat van Havinck. Hun huwelijk was terloops tot stand gekomen. Havinck trof haar na zijn afstudeerfeest in zijn bed aan zonder zich haar naam te herinneren. Zij beheerste de Franse taal, maar bleek uiteindelijk toch niet te studeren. Hij trouwde uit praktische overwegingen, maar het was niet zo dat hij het niet wilde. Het begin beloofde dus niet veel, maar het had nog wat kunnen worden.
De terugblikken leveren een paar gegevens op die haar latere gedrag begrijpelijker maken of excuseren, maar tegelijk worden haar ook een paar eigenschappen toegeschreven die altijd al zo waren. Dat zij zo extreem met zichzelf bezig was, wordt verklaard doordat haar twee mislukte zwangerschappen haar in de war brachten en ze na de geboorte van Eva een postnatale depressie had, waardoor ze bij een psychiater belandde. Toen begon het dat ze allerlei ‘over zichzelf ontdekte’, hetgeen later uit de hand liep. Haar geloof in de superioriteit van haar eigen oordeel zou ze aan haar gereformeerde milieu hebben ontleend. Vanaf het begin trok Lydia zich weinig van hem aan: ze stopte bijvoorbeeld met de pil zonder het hem te zeggen. Ze wordt afgeschilderd als iemand die niet bepaald snugger was - ze kon het gymnasium niet aan en deed de huishoudschool - en tegelijk eigenwijs: haar brein liet zich niets opdringen. De lezer doet er goed aan in het oog te houden dat dit beeld van haar voortkomt uit Havincks herinneringen, maar deels berust het ook op (naar we mogen aannemen) simpele feiten, bijvoorbeeld dat ze niet meer dan de huishoudschool deed.
Van Havinck wordt gezegd dat hij al als student zijn gevoelens goed kon verbergen, desnoods voor zichzelf. In elk geval had hij toen dus nog wel gevoelens. Dat Lydia na de geboorte van Eva verstijfde als hij haar aanraakte, omdat ze dacht dat er iets met haar lichaam mis was, maakte dat hij na een half jaar een seksclub bezocht. Uit zijn gedachte daarna: ‘Ik geloof nergens meer in. Hoeren!’ (p. 127) blijkt dat het verval van zijn huwelijk dan al inzet. Tegen de psychiater geeft hij toe dat hij mogelijk nooit werkelijk contact met Lydia heeft gehad. Van hem krijgen we de indruk dat hij op zijn minst al aanleg had om zo gevoelloos te worden als hij nu is.
| |
| |
| |
Motieven
Het huwelijk van Havinck en Lydia is verankerd in het moderne leven. Havinck is niet alleen de geschiedenis van enkele individuen, maar ook een eigentijdse zedenroman. Spelletjes in een seksclub worden beschreven. Man en vrouw laten elkaar vrij om affaires te hebben. Lydia drinkt te veel sherry. Ze gedraagt zich volgens progressief geachte opvattingen van de jaren zeventig dat men in een relatie alles moet uitpraten en totaal eerlijk moet zijn tegenover elkaar. Ze heeft haar manier van doen opgepikt uit feministische bladen en praatclubs. Deze levensstijl wordt in deze roman ironisch bekritiseerd als tot niets leidend, al geeft de vertelinstantie geen commentaar. Bork stelt: ‘Al die openheid tegenwoordig, die modieuze naaktheid van bemodderde zielen, ik vind dat benauwend.’ (p. 58) Dit zegt hij in het algemeen en het slaat op Lydia.
Ook verder wordt een negatieve impressie van het grotestadsmilieu gegeven. De passagiers van een tram ‘zitten op duidelijke afstand van elkaar allemaal rechtop in hulzen van starend stilzwijgen’ (p. 24). Een taxichauffeur vertelt van twee vermoorde collega's. Op het advocatenkantoor wordt het leven becommentarieerd, vooral de duistere kant ervan. Men discussieert over de moraal, die door veranderende omstandigheden verschuift. Rechtszaken worden beschreven, één uitgebreid, over een jongen die met een geweer door de deur van het huis van zijn vriendin heeft geschoten. Zoiets doen de hoofdpersonen dan wel niet, maar ze vergallen elkaar het leven op niet minder wrede wijze. Havinck ziet een tv-uitzending waar de interviewer het dapper noemt als een moeder afstand doet van haar mongoloïde kind. De suggestie die van de weergave uitgaat, is dat het dat allerminst is.
Vanuit de kunst wordt het beeld van leegte en betekenisloosheid door Rafael, Havincks antagonist, bevestigd. Deze wordt in het begin, vanuit het gezichtspunt van Havinck, gepresenteerd als een clown. De roman geeft Rafael echter gelijk. In de eerste performance zitten skeletten op stoelen, waarvan de kaken door een batterij op en neer klappen. Het geluid is dat van gebrabbel van mensen die door elkaar heen spreken en klinkt hol. Het heet ‘Rhetoric’ en is geïnspireerd op Havincks kantoor. Die heeft ‘aan zijn eigen negatie gewerkt’ (p. 34). Rafael kan mensen niet uit elkaar houden: voor hem zijn ze kennelijk één pot nat. Hij heeft een visie op de mens in het algemeen. Zijn laatste performance, La Città dolente, bestaat uit lege, schimmige silhouetten van mensen die Havinck kent, ‘een roerloos gezelschap zonder ogen, zonder reliëf, gefixeerd in sprakeloze spookachtigheid’. Rafael spreekt naar aanleiding daarvan en van Dante's Hel over het leven van nutteloze, onbeduidende mensen, die alleen aan
| |
| |
zichzelf trouw zijn en lof noch schande verdienen: ‘Dit is te verachtelijk voor genade of doem.’
Rafael wil vooral duidelijk zijn en laat daarom geen ruimte voor eigen interpretatie van de toeschouwers. Maud vindt dan ook dat zijn werk te symbolisch is. Hiermee is de schrijfster eventuele kritiek van lezers dat het thema van de roman er in deze kunst te dik bovenop ligt voor.
| |
Stijl
De stijl van de roman is zakelijk en vaak ironisch, cynisch of sarcastisch. Van elk een voorbeeld. Ironie: als de psychiater vriendinnen van vroeger noemt, denkt Havinck: ‘Lieve help. Een parade van oude koeien.’ Sarcasme, over Lydia die ‘naar alle andere muziek luisterde zoals een koe kijkt naar een schilderij: blanco’. Cynisme: ‘Hij [Havinck] oefent een vrij beroep uit, dus alle tijd die hij aan zijn rouwverwerking wil besteden moet hij zelf betalen.’ Zulke voorbeelden zouden met tientallen te vermenigvuldigen zijn. Deze stijl doordringt het hele boek en vormt een tegenwicht tegen de uitzichtloosheid van de inhoud.
| |
Poëtica
Marja Brouwers heeft zich in een polemiek in De revisor (1986, nr. 1 en 3) afgezet tegen het wijsgerig getinte proza van de verbeeldingskracht dat dit tijdschrift volgens haar voorstaat. Havinck is realistisch van aard, met een sterk kritisch-ironische inslag, en bevat een verklarende voorgeschiedenis, zoals de naturalisten plachten te geven, maar vanuit het gezichtspunt van één personage.
| |
Context
Brouwers' volgende roman, De Feniks, Een familiekroniek (1985) is ingewikkelder en in andere, variërende stijl geschreven, maar ook daarin leven de personages langs elkaar heen. De lichtjager (1990) eindigt met de zelfmoord van de mannelijke hoofdpersoon: het licht dat hij volgens de titel zou zoeken werd niet gevonden. Inzicht in zichzelf en anderen blijft hem ontzegd. De onmogelijke, volkomen egocentrische mentaliteit van dit personage is goed te vergelijken met die van Lydia uit Havinck.
Havinck is te beschouwen als een Amsterdamse zedenroman, maar hij is méér dan dat. Boeken waarin een grotestadsmilieu in het middelpunt staat, worden ook door anderen zoals Marijke Höweler en Joost Zwagerman geschreven. Marja Brouwers neemt, wat Höweler ook wel doet, het agogisch-therapeutische geloof in persoonlijke ontplooiing op de korrel, waardoor mensen zichzelf over de kop kunnen jagen. Niet zelden is het onderwerp van hedendaagse schrijf- | |
| |
sters, zoals Renate Dorrestein, het zoeken van de eigen identiteit in een door mannen beheerste wereld. Brouwers stelt dit zoeken in Havinck voor als een onechte pose, die innerlijke leegte moet maskeren en die de beoogde onderlinge communicatie juist blokkeert.
In 1987 werd een film naar de roman gemaakt door regisseur Frans Weisz met Willem Nijholt in de rol van Havinck. In het scenario van Ger Thijs zijn de karakters en onderlinge relaties in zulk een mate gewijzigd, dat boek en film weinig meer gemeen hebben.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Veel recensenten spreken er hun verbazing over uit dat een debutant zo goed, trefzeker en professioneel schrijft. Het wemelt in de recensies van termen als ‘boeiend’, ‘overtuigend’, ‘levensecht’. Bijna unaniem worden de dialogen geprezen. Opbouw en stijl krijgen ook vrij algemeen lof toegezwaaid. De stijl wordt vaak strak en direct genoemd, de ironie amusant en moordend. De schrijfster zet het Amsterdamse milieu trefzeker neer, al vindt Den Uyl dat dit milieu er te nadrukkelijk bijgehaald wordt. Verscheidene recensenten menen dat de betekenis van de figuren algemeen-menselijk is, althans voor deze tijd: er wordt een moderne mentaliteit aan de kaak gesteld. Bousset noemt het subtiel dat de vertelinstantie geen commentaar geeft, zodat de lezer zich allerlei vragen over de personages moet stellen.
Geheel afwijzende recensies zijn zeldzaam. Kritiek komt van hen die het boek te koel geschreven vinden, te klinisch, zoals Goedegebuure schrijft, terwijl Van Deel meent dat het te veel aan de buitenkant blijft.
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Marja Brouwers, Havinck. Een episode. Achtste druk, Amsterdam 1987.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Aad Nuis, Perfecte ironie van Brouwers is onthutsend. In: De volkskrant, 24-8-1984. |
Jaap Goedegebuure, Het grote gat achter de Amsterdamse gevels. In: De Haagse post, 1-9-1984. |
Willem Kuipers, Marja Brouwers succesvol met ‘Havinck’, ‘Ik wantrouw intellectuelen’. In: De volkskrant, 7-9-1984. |
Gerrit Jan Zwier, Een armoedig toneelstuk. In: De Leeuwarder courant, 7-9-1984. |
J. Huisman, Een verrassend debuut. In: Het algemeen dagblad, 8-9-1984. |
I. Sitniakowsky, Volmaakt debuut van Marja Brouwers. In: De telegraaf, 14-9-1984. |
Hans Vervoort, Vanzelfsprekende virtuositeit. In: NRC Handelsblad, 14-9-1984. |
Hans Warren, Het romandebuut van Marja Brouwers. In: Provinciale Zeeuwse courant, 15-9-1984. |
Diny Schouten, Het geconcentreerde debuut van Marja Brouwers. In: Vrij Nederland, 22-9-1984. |
T. van Deel, Relaties die geen echte relaties zijn. In: Trouw, 27-9-1984. |
Henk Egbers, Marja Brouwers (Havinck) over haar personages: ‘Er is iets mis met de emoties’. In: De Gelderlander, 28-9-1984. |
Robert Anker, Bevrijdende ernst in ‘Havinck’. In: Het parool, 10-10-1984. |
Bob den Uyl, Marja Brouwers en het uitzichtloze leven. In: Het Rotterdams nieuwsblad, 16-11-1984. |
Hugo Bousset, Marja Brouwers, Havinck. In: De nieuwe, 22-11-1984. |
Fernand Auwera, Professionele debutante. In: De nieuwe gazet, 29-12-1984. |
Nancy L. Chadburn, Gender Bias in Dutch Literary Reviews: Marja Brouwers's Havinck. In: Dutch Crossing, nr. 42, autumn 1990, p. 96-103. |
lexicon van literaire werken 28
november 1995
|
|