| |
| |
| |
Jeroen Brouwers
Datumloze dagen
door Rick Honings
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Datumloze dagen, de negende roman van essayist, polemist en romancier Jeroen Brouwers (Batavia, 30 april 1940) zag het licht in oktober 2007 bij Uitgeverij Atlas te Amsterdam. Het was het eerste werk van de in het Belgische Zutendaal wonende auteur sinds het alom geprezen en bekroonde Geheime kamers (2000). Een maand voordat Datumloze dagen verscheen werd aan Brouwers de prestigieuze driejaarlijkse Prijs der Nederlandse Letteren van de Taalunie toegekend voor zijn gehele oeuvre. Die onderscheiding werd echter door de auteur geweigerd. Een van de redenen was dat hij het bedrag van zestienduizend euro te weinig vond. Zijn beweegredenen legde hij uit in het ‘vloekschrift’ Sisyphus' bakens (2009). In veel recensies werd aan Brouwers' weigering gerefereerd.
Datumloze dagen, dat in 2007 tevens als luisterboek op de markt werd gebracht, kwam op de shortlist voor de Libris Literatuurprijs 2008 terecht en werd genomineerd voor de Gouden Uil van datzelfde jaar. In 2010 verscheen er tevens een paperback- en een e-bookversie. De roman beleefde inmiddels zes drukken.
De roman telt 190 bladzijden en bevat geen indeling in hoofdstukken. Achterin wordt het werk opgedragen aan Roef Ragas. Deze Nederlandse acteur, een bewonderaar van Brouwers, was afgestudeerd op een scriptie over het begrip tijd in De zondvloed. Na lang aandringen had hij van Brouwers een theatertekst weten los te peuteren. Het was de bedoeling dat Ragas die als monoloog in het voorjaar van 2008 zou opvoeren bij het theatergezelschap Het Vervolg. In augustus 2007 overleed de acteur echter als gevolg van een hartaanval. In interviews is gewezen op nog een andere autobiografische aanleiding: de dood van Daan, een zoon uit het eerste huwelijk van Brouwers. Net als in de roman de hoofdpersoon was ook de schrijver zijn zoon reeds jarenlang uit het oog verloren.
Datumloze dagen wordt op de achterzijde getypeerd als een roman over een troebele vader-zoonrelatie in het teken van leven, liefde, schaamte en dood. Het omslag toont een naakte
| |
| |
vrouw uit wier lichaam rode rozen groeien: een foto van Howard Schatz uit Nude Body Nude. Als motto is gekozen voor II Samuel 18:33. Daarmee verwijst Brouwers naar de oudtestamentische tekst die naadloos aansluit bij het thema van Datumloze dagen. Koning David heeft gehoord dat zijn zoon Absalom is overleden. In de Statenvertaling lezen we: ‘Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!’
Aan het einde van Datumloze dagen staat een datering, de enige in de roman: ‘Zutendaal, 3 juli 2007’.
| |
Inhoud
‘De honderden dingen in je leven die je verkeerd hebt gedaan.’ Aan het woord is een naamloze ik-verteller van een jaar of zestig, die in een herfstig bos herinneringen ophaalt die hij uit schaamte liever zou vergeten: ‘Hoe ouder je wordt, hoe meer schaamte.’ Al voortwandelend door het bos, terwijl hij bomen telt, bespringen de herinneringen hem als geesten uit een nooit afgesloten verleden. Niet alleen mijmert hij over zijn kostschooltijd, maar vooral over de nasleep van zijn huwelijk.
Zo'n veertig jaar eerder, toen hij drieëntwintig jaar oud was, trouwde hij met Mirjam. Hoewel zij een aardige en begripvolle vrouw was, voelde de ik-persoon zich gevangen. Tijdens een weekendje in Domburg kreeg hij het inzicht dat hun huwelijk mislukt was. Om hun leven te verrijken wilde Mirjam graag een kind, maar daarvoor voelde de ik-figuur niets. Vanaf dat moment ontweek hij haar en wees hij alle lichamelijke intimiteit af. In Venetië, waar ze samen een korte vakantie doorbrachten, bloeide hun liefde (of beter gezegd: lust) echter kortstondig op. Een zwangerschap was het gevolg.
Voor de ik-persoon was het bericht hiervan het ergste dat hem ter ore kon komen. Hij pleitte voor een abortus, maar daar wilde Mirjam niets van weten. Sindsdien deelde hij niet langer het bed met zijn vrouw. Terwijl Mirjam haar dagen vulde met het blijmoedig inrichten van de babykamer, vervreemdde hij meer en meer van haar. Steeds vaker vluchtte hij het huis uit en stortte zich dan in de armen van een andere vrouw: de onweerstaanbare en gewillige achttienjarige studente Sandra.
Vlak daarna werd hun zoon geboren: Nathan, wat ‘godsgeschenk’ betekent. Tijdens de bevalling zwierf de ik-persoon urenlang door de gangen van het ziekenhuis, waarbij hij per ongeluk op de terminale afdeling terechtkwam. In de zuigelin- | |
| |
genruimte zocht hij naar zijn kind: ‘Hoe zou ik mijn zoon moeten herkennen? Een vraag die als een leidmotief in zijn en mijn leven zou blijven gelden, maar dat wisten we toen nog niet.’ Tijdens de eerste confrontatie met zijn kind, dat hij aan de ogen van zijn moeder herkende, werd de ‘ik’ overvallen door gedachten aan Sandra en aan de dood.
Nathan groeide op. Inmiddels hadden zijn vader en moeder hun flat verruild voor een woning op het platteland. Sandra werd ingewisseld voor Heather, met wie hij een verhouding had. Op den duur ontdekte Mirjam hoe de vork in de steel stak: ‘Je stinkt naar die hoer, merkte ze soms op.’ De ‘ik’ denkt aan hoe hij met Nathan een kermis bezocht en het knaapje in de draaimolen mocht. Na afloop kreeg hij een ballon in de vorm van een traan, die hij per ongeluk en tot zijn verdriet losliet.
Intussen was de ik-persoon gepromoveerd in de literatuurwetenschap en werkte hij als onderzoeker. Toen hij eens na een verblijf bij Heather terugkeerde en met de zesjarige Nathan aan het stoeien was, ontstak Mirjam in woede: ‘Blijf met je poten waarmee je ook aan die geparfumeerde snol zit van dat kind af.’ Vlak daarna was hij van zijn vrouw gescheiden. Aanvankelijk wilde hij bij Heather gaan wonen, maar daar voelde zij niets voor, omdat het haar slechts om de seks te doen was.
Na de echtscheiding onderhield hij geen contact meer met Nathan. Op de brieven die hij hem schreef, kreeg hij nooit een reactie. Zo verdween de zoon uit zijn leven, totdat hij hem vele jaren later in New York ontmoette. Op straat zag hij een meisje dat voor levend standbeeld speelde, vergezeld door een jongen met een gitaar. Dat bleek Nathan te zijn, maar de ‘ik’ herkende hem niet. Die avond stond hij voor de deur, samen met zijn vriendinnetje Janis. Voor het eerst in hun leven spraken ze met elkaar. Hun samenzijn resulteerde in een drinkgelag. Samen met Janis bleef Nathan bij zijn vader slapen: zij in het tweepersoonsbed, de vader op de bank. Van daaruit hoorde hij hoe het koppel de liefde bedreef. Toen hij de volgende middag ontwaakte, waren Nathan en Janis reeds vertrokken.
Meer dan een decennium later bevond de inmiddels tweeenvijftigjarige ik-persoon zich voor een internationaal congres in Wenen. Inmiddels was hij docent Nederlandse literatuur in Parijs geworden. Hier woonde hij samen met Sylvie, een schilderes, van wie hij vermoedde dat ze er een minnaar op na hield. Zelf was promiscuïteit hem evenmin vreemd. In Wenen probeerde hij de Poolse Gabriela Grochowiak te verleiden - en met succes. Terwijl hij haar gedurende de lunch trachtte te veroveren, zag hij tegenover zich aan een andere tafel een jongeman zitten die hij aanvankelijk niet herkende. Hij had name- | |
| |
lijk al zijn aandacht nodig voor Gabriela, met wie hij vleierig over het Esperanto praatte.
De jongen verdween, maar niet dan nadat hij hem een envelop had toegeschoven, met daarin een grammofoonplaatje met muziek van Boccherini. Er was een briefje bijgevoegd met de tekst: ‘De universele taal is muziek! Nathan’. Na de liefdesdaad belde hij zijn zoon en stelde hem voor om een afspraak te maken. Ondanks diens aanvankelijke weerstand, lukte het om elkaar te ontmoeten in een Weens koffiehuis. Nathan, een slordige jongen met oranje haar, bleek dik te zijn geworden. Hij had zijn vader op televisie gezien. Het gesprek met zijn zoon, die hem kwalijk nam dat ze elkaar niet echt kenden, verliep moeizaam. Nathan bleek zelf vader geworden van een dochtertje, Amber. Uiteindelijk verliet hij de ik-figuur met de mededeling dat hij hem nooit meer hoefde te zien.
De volgende dag in Parijs beluisterde de ik-persoon het plaatje, waarvan de melodie hem weemoedig stemde. Hij barstte in tranen uit, tot verbazing van zijn vriendin, aan wie hij nu voor het eerst opbiechtte dat hij een zoon had. Tijdens een nachtelijk gesprek moest ook Sylvie huilen. Ze deelde hem mee dat ze hem zou verlaten om met een zekere Gérard te gaan samenwonen.
Weer verliep een lange tijd, waarin de ik-figuur vereenzaamde. Na Wenen had hij zijn zoon, die inmiddels een beroemde musicalproducent was geworden, slechts eenmaal gezien, in Amsterdam. In een opwelling had hij besloten een show van zijn zoon te bezoeken, maar uit walging had hij de zaal in de pauze verlaten. In een eetcafé nuttigde hij een maaltijd. Daar was zijn honderdveertig kilo wegende zoon op een gegeven moment binnengelopen, in een luidruchtig gezelschap. Voor de zoveelste keer herkende hij hem niet, totdat hij diens naam hoorde noemen. De volgende dag probeerde de ‘ik’ hem telefonisch te bereiken, maar zijn zoon wilde hem niet meer spreken. Een brief die hij hem nog had gestuurd, ontving hij retour, met de tekst: ‘Geen belangstelling! Nathan.’
Op een dag belde Mirjam om hem te zeggen dat zijn zoon dodelijk ziek was. Nathan leed aan een mysterieuze, ongeneeslijke aandoening, hemafagocytosis of Kala Azar, die het immuunsysteem aantast. De artsen zaten met de handen in het haar en gebruikten hem als een proefkonijn voor tal van gruwelijke medische experimenten. Nathan, die was ondergebracht op een ‘comfortafdeling’, takelde steeds verder af. Na een aantal bezoeken deed Nathan hem een verzoek. Zijn vader moest hem over het hek helpen: ‘Omdat ik je zoon ben!’ Tijdens een van zijn laatste bezoeken aan Nathan, liet zijn zoon
| |
| |
speciaal voor hem enkele vrienden het Boccherini-stuk opvoeren dat hem zo ontroerde.
Toen de ik-persoon ontdekte dat men Nathans been zou afzetten, besloot hij in actie te komen en zijn belofte na te komen. Met een nagelschaartje knipte hij alle infuusleidingen door. Daarna verstikte hij zijn zoon met een kussen: ‘Nathan, jongen, het spijt me allemaal zo, mijn hele leven, alles spijt me, voor jou, voor mij.’ Toen hij bij het ziekenhuis wegreed, weerklonk in de auto Boccherini.
| |
Interpretatie
Thematiek / Personages
Datumloze dagen is in de eerste plaats een roman over een verstoorde vader-zoonrelatie. Het motief van het elkaar niet kennen (‘Wie ben jij eigenlijk?’) keert steeds opnieuw terug. De ik-figuur uit de roman is, net als in andere werken van de schrijver, een typisch Brouwers-personage. Zelf merkte de auteur hierover op in zijn ‘Oerboek’ In het midden van de reis door mijn leven (2006): ‘De mannelijke personages zijn zonder uitzondering sullige, tamelijk beklagenswaardige, besluiteloze karakters, gijzelaars in verlepte huwelijken, voortstrompelend in grijzige levens waarin ze graag verandering zouden aanbrengen als ze maar durfden, als ze maar in staat waren rigoureus knopen door te hakken, allerhande hinderlijks uit hun bestaan weg te schrappen.’ De naamloze hoofdpersoon lijkt tamelijk maatschappelijk geslaagd: hij is universitair docent, woont en werkt in New York en Parijs en bezoekt internationale congressen. Toch blikt hij terug op een leven vol mislukkingen.
Het hoofdpersonage heeft een moeilijke relatie met vrouwen, die hij vooral als lustobject beschouwt. In relaties verlangt hij naar vrijheid. Net als andere Brouwers-personages lijdt de ik-persoon dan ook aan rusteloosheid, bindingsangst en misogynie. Vooral Mirjam moet het ontgelden, door wie hij zich gevangen voelt, en die hem tegen zijn zin met een kind heeft opgescheept.
De ik-persoon in Datumloze dagen wordt gekweld door schuld en schaamte. Hij is vastgelopen, wat tot uitdrukking komt in het eindeloze geslenter door het bos: een labyrint vol schuldgevoelens. Dat beeld wordt bevestigd als hij er een stier tegenkomt, die hem aan de Minotaurus doet denken. Onophoudelijk probeert de ik-figuur orde te scheppen in de chaos door bomen te tellen. Boven alles voelt hij zich schuldig over de verkeerde keuzes die hij in het verleden heeft gemaakt: ‘De wrange schaamte die later bezit van mij zou nemen, zich in mij vasthakend als teer van tabak in doodzieke longen, schaamte
| |
| |
voor mijn onbetrokkenheid, zelfzucht, cynisme.’ Hij heeft er spijt van dat hij Nathan in de steek heeft gelaten; zijn eigen handelwijze vervult hem met zelfverachting. Het is hem niet gelukt om contact met zijn zoon te krijgen. Het verlangen naar een universele taal die hem in staat zal stellen met zijn zoon te spreken, komt ook tot uitdrukking in de discussie over het Esperanto tijdens het wetenschappelijke congres in Wenen. Aan het ziekbed van zijn zoon volgt zelfs een schuldbekentenis: ‘Als er sprake is van schuld, zei ik, dan neem ik die volledig op mij. Als ik hem door mijn toedoen heb teleurgesteld, verdriet heb gedaan, spijt me dat zolang ik nog adem, misschien kan hij mij de dingen vergeven en als hij dat niet kan, zou ik het in alle ootmoed accepteren.’
Voortdurend speelt in de roman de vraag naar de zin van het bestaan een rol. Boven alles verlangt de ik-figuur naar loutering, naar een mogelijkheid om zijn schuld en schaamte kwijt te raken. Dat is hem van jongs af aan ingeprent op de kostschool waar hij als jongen verbleef. Op een schildering van het Laatste Oordeel stond de tekst: Quid sum miser tunc dicturus: ‘Wat zal ik, een ondeugd, dan zeggen?’ Uiteindelijk biedt zijn zoon hem de ultieme kans om zijn schuld van zich af te zetten, om boete te doen. Nathan vraagt zijn vader om een daad te stellen, iets unieks te doen. De ik-persoon grijpt deze mogelijkheid om met zichzelf in het reine te komen met beide handen aan. Maar nadat hij zijn missie heeft volbracht, is zijn schuld niet verdwenen. De ‘ik’ blijft een gevangene. Net als andere Brouwers-personages blijkt hij niet bij machte zichzelf te bevrijden.
| |
Titel
De hoofdpersoon ervaart dat zijn leven datumloos is. Als hij met Mirjam in Domburg verblijft, ziet hij op een strand een ‘uit elkaar gewaaide verregende krant die omhoog wilde in de stuwende zeebries, maar door het neerkletterende water aan de grond werd gehouden. Als die krant, zo voelde ik me. Welke datum droeg die krant? (...) ik had het gevoel of mijn leven datumloos was geworden en dit verder altijd zou blijven, het gevoel dat de tijd blanco langs mij heen voorbijjoeg en ik een onbestaan leidde.’ De hoofdpersoon is, kortom, de weg kwijt. Dat wordt, zoals gezegd, gesymboliseerd door het bos waarin hij woont en het tellen van de bomen. De ‘ik’ betreurt dat de tijd voorbij is geraasd: ‘Het lamlendige gevoel van datumloze dagen, een heel leven lang.’ Dat besef past bij de thematiek van de zoektocht van de ‘ik’. Voortdurend wordt hij overvallen door herinneringen zonder chronologie en datum. Ten slotte geeft Nathan hem de kans om iets te doen, zodat zijn leven geen ‘doffe aaneenschakeling van datumloze datums’ is. Maar die daad brengt niet de gewenste verlossing.
| |
| |
| |
Opbouw
De roman begint op het moment dat de ik-persoon zijn daad al heeft volbracht. Er is dus sprake van ‘post rem’ (na de zaak) of ‘in ultimas res’. Nathan is al overleden en de ik-figuur vertrouwt achteraf zijn herinneringen aan het papier toe. Het gehele verhaal is geschreven vanuit zijn perspectief. Op die manier krijgt de lezer een nogal gekleurd beeld van de gebeurtenissen en personages. De roman loopt over van flashbacks, waarbij Brouwers de chronologie in grote lijnen handhaaft. Daarbinnen wordt echter heen en weer gesprongen in de tijd. De dood van Nathan wordt aan het begin aangekondigd door middel van een vooruitwijzing, doordat hij al op pagina 8 en 9 over een ziekenhuis, een stervende patiënt en ‘Doodse stilte’ schrijft. De thematische datumloosheid wordt versterkt door het ontbreken van aanhalingstekens, hoofdstukken en het onderscheid tussen vertellertekst en dialogen.
Het tijdsverloop is diffuus. Specifieke data worden niet genoemd. Wel zijn er algemene tijdssprongen: ‘opeens is het ongemerkt zo'n jaar of tien later’. Slechts één keer maakt de verteller een toespeling op de actualiteit, door te stellen dat toen hij in New York woonde de Twin Towers er nog stonden: ‘macho-Amerika's trotse fallussen, waarin later die twee vliegtuigen als vuurspuwende horzels zich naar binnen zouden boren’. De roman speelt zich dus af na 11 september 2001.
| |
Motieven
De ik-persoon wordt in de roman overvallen door flitsherinneringen. Die worden vaak op gang gebracht door een geur (het haar van Mirjam ruikt naar vanille met stukjes aardbei), een geluid (het gesuis van een molen), of een melodie (het terugkerende Boccherini-motief). Jeroen Brouwers maakt er geen geheim van aan wie hij dit procedé heeft ontleend, namelijk aan Marcel Proust (1871-1922), auteur van de romancyclus À la recherche du temps perdu (Op zoek naar de verloren tijd). De vrouw van Nathan heet Madeleine: een knipoog naar de scène bij Proust waarin de verteller een Madeleine-cakeje in de thee dompelt. De smaak en geur activeren vervolgens de herinneringen aan zijn jeugd.
In de roman hanteert Brouwers ook andere principes. Zo wordt het nagelschaartje waarmee de ik-figuur aan het slot de infuusleidingen doorknipt, al vroeg in de roman geïntroduceerd. Daarmee houdt hij vast aan de werkwijze van de Russische schrijver Anton Tsjechov (1860-1904), die stelde dat als je in het laatste bedrijf een geweer wilt laten afgaan, het in het eerste al aan de muur moet hangen.
Tal van motieven zorgen voor structuur. Zo keert Boccherini's ‘Ritirata di Madrid’ diverse keren terug, zowel in Venetië, New York, Wenen, Parijs, als in het ziekenhuis. De melodie is als een leidmotief in een opera, dat de verhouding tussen vader
| |
| |
en zoon illustreert. De overwaaiende wolken waarover Brouwers meermalen schrijft, symboliseren de voorbijgaande tijd. Van belang is ook de kleur rood, die overal opduikt: rode paddenstoelen, de rode gloed waarin Venetië gedompeld is, de rode ballon, Nathans rode haar, een rood haarklemmetje, de rode strepen in het ziekenhuis, Mirjam die rood droomt, het bloed, et cetera. De kleur kondigt de dood aan. Niet voor niets is rood in de katholieke liturgie de kleur die priesters dragen op Goede Vrijdag, de dag dat Christus werd gekruisigd.
Brouwers maakt ook graag gebruik van spiegelscènes. Het kringloopmotief keert in Datumloze dagen op verschillende momenten terug. Zo eindigt de roman waar hij ook begint: in de gangen van een ziekenhuis. Als Nathan in de couveuse ligt pakt hij de vinger vast van zijn vader. Dat doet hij ook als hij aan het einde van de roman doodziek op bed ligt. Als de ik-figuur in New York zijn zoon met Janis de liefde hoort bedrijven, voelt hij zich als buitenstaander beschaamd. Dat gevoel heeft hij ook als hij tijdens zijn wandeling door het bos per ongeluk op de set van een pornofilm belandt. Het herkennen, of beter gezegd: het niet herkennen van de zoon, is ook een terugkerend element. Reeds op de kraamafdeling, vlak na Nathans geboorte, heeft de ik-figuur er moeite mee zijn zoon te identificeren. Er volgen nog drie spiegelmomenten, want ook bij drie latere ontmoetingen - respectievelijk in New York, Wenen en Amsterdam - herkent de ‘ik’ zijn zoon niet. In Datumloze dagen resoneert zo het verhaal van de apostel Petrus, die Jezus tot drie maal toe verloochende.
| |
Intertekstualiteit en verwijzingen
Het verwijzen naar andere teksten dient bij Brouwers als een verweer tegen de allesvernietigende tijd: ‘wat geformuleerd is, is niet langer chaos’. Zo zijn er referenties aan andere auteurs, aan de mythologie en aan de Bijbel. Bovendien staat de roman vol verwijzingen naar schilder- en beeldhouwkunst en muziek. Vaak refereert Brouwers aan andere schrijvers, zoals Jonathan Swift, Multatuli, Samuel Beckett en Harold Pinter. Ook poëzieklassiekers passeren de revue, zoals J.C. Bloems regel ‘voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij’ en P.N. van Eycks gedicht ‘De tuinman en de dood’.
Het begin van de roman, waarin de ‘ik’ zich in een bos bevindt, is een verwijzing naar het eerste deel van Dantes Divina Commedia (Goddelijke Komedie), de Hel: ‘Juist midden op de reistocht van ons leven zag ik mij in 'n donker woud verloren, daar ik van 't goede pad was afgeweken.’ Net als bij Dante symboliseert het bos de crisis die het personage doormaakt en de zoektocht naar loutering. Duidelijk is ook de verwijzing naar Der Tod in Venedig (1912) van Thomas Mann, als de ik-figuur
| |
| |
door het raam in Venetië een gondelier in rouwkostuum ziet passeren met een doodskist aan boord.
Datumloze dagen bevat ook diverse meer en minder belangrijke verwijzingen naar de Bijbel, zoals de uitspraak van Jozua: ‘Zon, sta stil’ en de tiende plaag van Egypte: de dood van de eerstgeborenen. Nathan wordt door zijn vader vergeleken met Ahasverus, de legendarische Jood die geweigerd zou hebben om Jezus op weg naar Golgotha in zijn huis te ontvangen en die voor straf eeuwig over de wereld moest zwerven. Belangrijk voor de thematiek is het motto van de roman, waarin koning David zijn overleden zoon Absalom beweent en zegt dat hij voor hem zou willen sterven. De ik-figuur drukt zich in vergelijkbare woorden uit: ‘Laat mij in dat bed gaan liggen, doe die afgrijselijke ziekte maar over aan mij, jij vindt het leven prachtig en mij heeft het nooit iets uitgemaakt, bovendien hoef ik sowieso niet zo lang meer.’ De naam van Nathan verwijst naar de gelijknamige profeet die de overspelige koning David beschuldigend toesprak met de woorden: ‘Gij zijt die man’ (II Samuël 12:7). Ook de Bijbelse parabel van de verloren zoon resoneert in Datumloze dagen. Er is echter veeleer sprake van de verloren vader. Zoals in de Bijbelse vertelling de zoon bij zijn vader terugkeert, zo keert in de roman de ouder zijn zoon, met de woorden: ‘De verloren vader is eindelijk terug.’
Ten slotte zijn er tal van verwijzingen naar de klassieke mythologie, zoals naar Zeus, Charon en de Minotaurus. De belangrijkste, zij het impliciete, is die naar de mythe van Oedipus. Net als dit mythologische personage heeft Nathan bloedende voeten en mist hij een oog - vergelijk de doorgesneden pezen van Oedipus, die als hij verneemt dat hij zijn vader heeft vermoord zijn ogen doorsteekt. Alleen zijn nu de rollen omgekeerd: het is niet de zoon die zijn vader vermoordt, maar de vader die zijn kind doodt. Het gegeven van het niet herkennen van zijn vader door Oedipus wordt door Brouwers eveneens omgekeerd: het is de vader die tot driemaal toe zijn zoon niet ziet.
Tot slot bevat de roman verwijzingen naar het joodse verleden. De joodsheid van Mirjam en dus ook Nathan wordt meermalen beklemtoond. De medische behandelingen waaraan men hem onderwerpt, doen denken aan de experimenten uit de concentratiekampen. Door een parallel te leggen met de joodse geschiedenis, geeft Brouwers op navrante wijze kritiek op de medische wereld.
| |
Stijl
Datumloze dagen is geschreven in de nadrukkelijk literaire stijl die ook Brouwers' overige werk kenmerkt. De auteur is een meester in het formuleren van oneliners als: ‘Van donderkopje tot made, daartussen vindt het leven plaats.’ Een enkele
| |
| |
keer is een vergelijking ook humoristisch, bijvoorbeeld als de auteur schrijft over de ‘comfortafdeling’ waar Nathan ligt: ‘Alsof je met je voeten in een blok beton uit een vliegtuig in zee wordt gedumpt, maar voor onderweg nog een koekje meekrijgt.’
Opvallend zijn de vele beschrijvingen van het bos waarin de ‘ik’ loopt. De natuur staat in de roman symbool voor de gebeurtenissen die in het leven van de ik-figuur hebben plaatsgevonden. Het bos bevindt zich in een herfstige staat, net als de hoofdpersoon zelf. Aan het begin van de roman stapt hij door een veld met rode paddenstoelen. Als hij achterom kijkt, ziet hij de verwoesting die hij heeft aangericht. Het is net alsof hij op zijn eigen leven vol mislukkingen terugkijkt. In Venetië stinkt het water naar de rotte adem van de dood. Voortdurend symboliseert de omgeving de gedachtewereld van de ‘ik’. Al wandelend ziet hij dat er van alle eikels die uit de boom zijn gevallen, er één is gespietst in het prikkeldraad. Dat wordt in verband gebracht met de duizenden spermatozoïden waarvan er één doel raakte, met Nathan als resultaat. Aan het einde treft de ‘ik’ een beschadigde boom, die met een kruis gemarkeerd is, waarin de lezer een parallel ziet met Nathan.
| |
Context
Brouwers' roman kan worden gelezen als een vader-en-zoonroman, in de traditie van Karakter (1938) van F. Borderwijk. Het ik-perspectief, de subjectiviteit die dit met zich meebrengt en de gerichtheid van de verteller op zijn gevoelens en herinneringen, zorgen ervoor dat Datumloze dagen tot de bekentenisliteratuur kan worden gerekend. De roman is namelijk een (fictieve) schuldbekentenis, een verslag van iets wat kort tevoren is gebeurd: Nathans dood. Boven alles is Datumloze dagen een klassieke roman, waarin alles een betekenis heeft en waarin de motieven naar elkaar verwijzen.
Wie het oeuvre van Brouwers enigszins kent, ziet parallellen met eerdere romans. Zoals gezegd is de ik-figuur een typisch Brouwerspersonage, dat niet in staat is om het heft in eigen hand te nemen. Het reeds genoemde kringloopmotief keert ook in andere werken van Brouwers terug. Een opvallende gelijkenis is er met de debuutroman Joris Ockeloen en het wachten (1967), waarin een jongeman, al ronddwalend door een ziekenhuis, wacht op het moment dat hij vader wordt. Net als in Datumloze dagen is de hoofdpersoon de kraamkamer uit gestuurd. In Joris Ockeloen en het wachten verbeeldt de hoofdpersoon zich dat zijn vrouw bij de bevalling overlijdt. Het kind,
| |
| |
een dochtertje, blijft in leven. In Datumloze dagen mijmert de ik-figuur: ‘Moeder dood, kind ook, dacht ik en voelde me duizelig.’ Dat is vermoedelijk een knipoog naar zijn debuut.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De negende roman van Jeroen Brouwers werd overwegend positief ontvangen. Algemeen was er veel lof voor zijn verzorgde, soms barokke stijl. Ook het verhaal over de vader-zoonrelatie kon op instemming rekenen. Sommige recensenten uitten zich zeer lovend. Max Pam stelde in HP/De Tijd dat Brouwers met het klimmen der jaren als romancier alleen maar beter is geworden. Het Financieele Dagblad noemde de roman wereldliteratuur: ‘Het is niet anders: Datumloze dagen móet u lezen.’ De Telegraaf was eveneens enthousiast, sprak van een voortreffelijke roman en stelde dat de auteur aan de ‘toppen van zijn kunnen’ raakte. In de Volkskrant werd geschreven over een ‘bittermooie roman’.
Enkele beoordelaars lieten zich iets minder welwillend uit. Arie Storm verklaarde in Het Parool dat de roman langs de kitsch schuurde, maar was al met al toch positief. In De Standaard benadrukte men dat het storend is dat Brouwers ‘zichzelf geregeld recycleert’. Maar men voegde eraan toe dat die bedenking niets afdeed aan de schoonheid van de roman: ‘Deze oude meester is nog steeds een unieke stem in de Nederlandse literatuur.’ Alleen Wim Vogel in het Haarlems Dagblad toonde zich niet onder de indruk. Datumloze dagen deed hem niet zoveel. Brouwers probeerde te krampachtig om literatuur te maken van zijn verdriet: ‘Voortdurend word je daarmee geconfronteerd en dat verdriet wil maar niet míjn verdriet worden. Brouwers, lijkt het wel, heeft deze roman vooral voor zichzelf geschreven en zet daardoor zijn lezers buitenspel.’ Maar in dit oordeel stond Vogel alleen.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Jeroen Brouwers, Datumloze dagen, eerste druk, Amsterdam/Antwerpen 2007.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Herman Jacobs, Het onbestaan. In: Knack, 17-10-2007. |
Dirk Leyman, Brouwers drijft zijn demonen uit. In: De Morgen, 17-10-2007. |
Arie Storm, Tussen kunst en kitsch. In: Het Parool, 18-10-2007. |
Mark Cloostermans, Met veel trommels en trompetten. In: De Standaard, 19-10-2007. |
Arjen Fortuin, Eindelijk is er dan een bevrijd personage. Jeroen Brouwers' nieuwste roman ‘Datumloze dagen’ is de verbeelding van een schrijverschap. In: NRC Handelsblad, 19-10-2007. |
Max Pam, Vaders en zonen. In: HP/De Tijd, 19-10-2007. |
Arjan Peters, Je moet als ouwe vent smeken om een bedragje. In: de Volkskrant, 19-10-2007. |
Joep van Ruiten, Teleurgestelde vader zoekt ongewenste zoon. In: Dagblad van het Noorden, 19-10-2007. |
Thomas van den Bergh, Rood als bloed. In: Elsevier, 20-10-2007. |
Fleur Speet, Over de onmacht in het leven. In: Het Financieele Dagblad, 20-10-2007. |
Wim Vogel, Vakkundig geconstrueerd verdriet van Brouwers. In: Haarlems Dagblad, 20-10-2007. |
Mark Schaevers, Jeroen Brouwers: Datumloze dagen. De hoeraheid der dingen. In: Humo, 23-10-2007. |
Reinier Kist, Schrijver Brouwers bedankt voor ‘schamele’ prijs. Prijs der Nederlandse Letteren keert sinds 1980 hetzelfde bedrag uit. In: NRC Handelsblad, 24-10-2007. |
[Anoniem], Boetedoening van een vader. Voortreffelijke roman Jeroen Brouwers. In: De Telegraaf, 26-10-2007. |
Theo Hakkert, Brouwers zou nu nog het liefst componist worden. In: De Limburger, 27-10-2007. |
Marc Holthof, Datumloze dagen. In: De Tijd, 27-10-2007. |
Jann Ruyters, Hoogernstig, maar monter. In: Trouw, 27-10-2007. |
Koen Sels, Datumloze dagen. In: De Leeswolf, 1-11-2007. |
Teunis Bunt, De verloren vader. In: Nederlands Dagblad, 2-11-2007. |
Daniëlle Serdijn, Spijt en berouw klinken voorzichtig door. In: de Volkskrant, 16-11-2007. |
Tjerk de Reus, Kapot van schaamte. In: CV. Koers, 1-12-2007. |
Tjerk de Reus, Van idealisme naar ontgoocheling. In: Reformatorisch Dagblad, 23-1-2008. |
Marc Cloostermans, De afvalrace. In: De Standaard, 7-3-2008. |
lexicon van literaire werken 98
mei 2013
|
|