| |
| |
| |
Walter van den Broeck
Groenten uit Balen
door Jos Borré
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Het toneelstuk Groenten uit Balen van Walter van den Broeck (*1941 te Olen) handelt over de staking in de zinkfabriek Vieille-Montagne in Balen-Wezel (bij Mol) in 1971. Het ging onder een reusachtige belangstelling in première op 8 januari 1972, exact een jaar nadat de staking was uitgebroken, in het Volkshuis te Balen-Neet. De betrokken arbeiders stonden in voor de materiële voorzieningen. De officiële première had plaats in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel op 13 januari 1972. Sedertdien is het stuk ontelbare keren opgevoerd, hoofdzakelijk door amateurgezelschappen.
Van de tekstuitgave, eerst bij uitgeverij Walter Soethoudt, vanaf de zesde druk (1975) bij uitgeverij Manteau en vanaf de veertiende (1989) bij uitgeverij HouteKiet, alle te Antwerpen, zijn tot op heden ongeveer 25000 exemplaren verkocht.
Groenten uit Balen was bedoeld als steun aan het Groot Arbeiderskomitee, een onafhankelijke organisatie die uit de staking was gegroeid. Indertijd gaf Van den Broeck les op de Rijksmiddelbareschool te Balen. Hij was in contact gekomen met de stakersbeweging door toedoen van een collega die er een leidende rol in speelde, de latere sp-volksvertegenwoordiger Jef Sleeckx. De stakers eisten een loonsverhoging van 10 bf (ongeveer 50 cent) per uur, wat een gelijkschakeling van de lonen met die van de arbeiders in andere vestingen van het bedrijf in Hoboken, Olen en Luik impliceerde. Na negen weken staking verkregen ze een loonsverhoging van 8 bf, een premie van 500 bf (f25,-) en vanaf 1 januari 1972 een gelijkschakeling met de lonen in de andere vestigingen.
Groenten uit Balen bestaat uit vier bedrijven, respectievelijk gedateerd ‘Vrijdag 8 januari 1971’, ‘Donderdag 28 januari 1971’, ‘Donderdag 25 februari 1971’ en ‘Woensdag 10 maart’. Op het podium is een kalender ‘duidelijk merkbaar’ aangebracht.
| |
| |
| |
Inhoud
Eerste bedrijf
Na het middageten gaat Jan Debruycker naar zijn werk. Zijn vrouw Clara doet de vaat en wil nadien naar een ‘demonstratie’ gaan. Brieven van haar man, gericht aan president Nixon en partijleider Breznjev, die ze zou posten, gooit ze in de kachel. Dochter Germaine, die in een warenhuis werkt, zit thuis met maagpijn. Ze beklaagt zich tegen haar moeder over hun schamele levensomstandigheden: het verkrottende huis dat ze van het bedrijf hebben gekocht, de uitwasemingen van de fabriek die alle plantengroei onmogelijk maken. Moeder Clara is tevreden met ‘een autootje, een koelkast, een televisie’ (p. 10). De vierenzeventigjarige opa, die in de vroegere ‘stal’ slaapt en klaagt over lood in zijn lichaam, vindt dat Clara verwaand is en Germaine te uitdagend modern. Om de haverklap verwijt hij zijn schoondochter dat ze op zijn dood wacht om de muur naar de stal te kunnen weghalen en een ‘grote living’ te maken.
Nog voor Clara de deur uit kan, is Jan terug van de fabriek: de arbeiders staken. Clara denkt meteen aan de financiële consequenties. Voor opa is staken volstrekt ongehoord. Hij denkt opgewonden terug aan de gewelddadig onderdrukte staking van 1913 (het bedrijf is al tachtig jaar in Balen gevestigd). Jan begint een brief aan de koning te schrijven.
| |
Tweede bedrijf
Op een avond, twintig dagen later, zijn opa en Clara ontevreden over de uitblijvende resultaten van de staking. Jan doet ondertussen actief mee aan de staking en brengt een student in de rechten uit Mol mee naar huis, Luc, die Germaine blijkt te kennen. Het ‘komiteit’ organiseert de staking met succes: er worden voedselpakketen uitgedeeld, dokters bieden gratis verzorging, sommige arbeiders zijn elders aan het werk gegaan. Als opa onwel wordt en Jan de dokter haalt, blijven Luc en Germaine even alleen. Hij heeft zijn studie afgebroken omdat hij zowel onder de studenten als onder de arbeiders aan zichzelf twijfelt. Germaine vertelt hem dat ze zwanger is van hem. Later op de avond schrijft Jan opnieuw een brief aan de koning. De vorst moet zijn vorige brief, waarin hij om een tussenkomst van de gendarmes vroeg, maar vergeten. Jan is ‘een ander mens’ geworden, hij staat achter ‘de mannen van het komitee’ en vraagt de koning of hij ‘misschien niet met wat zwart geld zit’, waarmee hij de stakers zou willen helpen.
| |
Derde bedrijf
Een maand later staat de staking volop in de belangstelling van de media. De stakers hebben een compromisvoorstel afgewezen, en opa voorspelt dat ze nu spoedig de nederlaag zullen lijden. Hij meent ook dat brieven aan de koning schrijven zinloos is, omdat de koninklijke familie aandeelhoudster is in het bedrijf. Clara komt met Germaine terug van de dokter met de
| |
| |
bevestiging van Germaine's zwangerschap. Jan is woedend omdat, terwijl hij zelf de staking aan zijn hoofd heeft, zijn dochter ondankbaar met de schijnbaar onbaatzuchtige student uit Mol heeft gekonkelfoesd. Germaine verwijt hem dat zijn horizon niet verder reikt dan de ‘cité’, de arbeiderswijk bij de fabriek. Zij is met haar moeder bij de ouders van Luc op bezoek geweest en ze zijn onder de indruk gekomen van hun materiële welvaart.
Luc klopt aan. Zijn vader wil de zaak met geld oplossen, maar zelf verkiest hij met Germaine te trouwen. Opa vreest dat als Luc thuis de deur uitgezet wordt en bij de Debruyckers moet intrekken, er geen plaats voor hemzelf meer zal zijn. Als na de herrie iedereen weer weg is, scheurt Germaine de brief aan de koning die ze van haar vader moest posten open en leest er hardop een stuk uit voor: hij vindt het zo moeilijk om alles in de hand te houden, vraagt de koning opnieuw om steun, en sluit af met ‘Groenten uit Balen’. Germaine gooit de brief in de kachel.
| |
Vierde bedrijf
Negen weken na het begin van de staking hopen de problemen zich op. Germaine wordt ontslagen omdat ze in het warenhuis betrapt is op het stelen van een kleinigheid. Jan is de wanhoop nabij. Hij acht hen allemaal verantwoordelijk voor wat er fout gaat omdat ze zich al generaties lang schikken naar de wensen van de rijken. ‘Omdat zij ons niks anders hebben laten zien dan die stinkfabriek, omdat ze trekpaarden met oogkleppen van ons hebben gemaakt, omdat ze “brave Kempenaars” van ons hebben gemaakt. Van die idiote, knikkebollende snullen, met een paternoster om hun kneukels, die meenden dat ze met een weesgegroetje het hart van de Société Générale konden versuikeren.’ (p. 71) Omdat opa nu de enige kostwinner in het gezin is, wil hij iedereen in huis de wet voorschrijven. Dan duikt Luc op. Zijn vader heeft hem de deur uitgegooid, omdat hij niet van het voorgenomen huwelijk af wil zien. De staking komt in een kritieke fase, onder andere doordat de patroons de uitslag van een referendum hebben vervalst. Ze heeft iedereen veranderd. Clara zegt dat ze die negen weken intens heeft geleefd en wakker geworden is uit een onbewuste sluimer. Germaine wil Luc de bons geven om hem zijn studie te laten afmaken en om het gezin niet uit elkaar te laten vallen. Opa wil bij zijn dochter in Oostende intrekken.
Het nieuws van het einde van de staking betekent voor Jan het begin van een hele verandering. In zijn laatste brief aan de koning meldt hij dat financiële hulp niet meer nodig is, en dat hij niet meer zal schrijven omdat de arbeiders het in de toekomst ook wel zelf zullen redden.
| |
| |
| |
Interpretatie
Ongetwijfeld leverde Groenten uit Balen de stakers een aanzienlijke morele steun op. Ze herkenden zichzelf en al hun moeilijkheden in het stuk (sommige betrokkenen worden met name genoemd), en zagen hoe de aanvankelijk onwillige Jan Debruycker in negen weken evolueert tot een zelfverzekerde en strijdbare man, gewapend voor toekomstige sociale moeilijkheden. Dat het stuk ook na de staking populair bleef, was te danken aan de herkenbaarheid van het taalgebruik en vooral de volkse humor.
| |
Stijl
Van den Broeck gebruikte een gekuist, humoristisch gekruid Kempens dialect vol volkse, soms grove uitdrukkingen, dat vele toeschouwers als hun eigen taalidioom herkenden. Met behulp van dit idioom slaagde hij er moeiteloos in zijn boodschap van sociale weerbaarheid op alle toeschouwers over te brengen.
| |
Titel
Oorspronkelijk luidde de titel van het stuk ‘Groe(n)ten uit Balen’, naar de lapsus in een van de brieven die het hoofdpersonage Jan Debruycker aan de machtigen der aarde richt. In het stuk worden die terloops ‘grote légumes’ genoemd. Het contrast met de lapsus ‘Groenten uit Balen’ markeert het sociale onderscheid, een belangrijk thema in het werk.
| |
Thematiek
De sociale thematiek valt inderdaad het eerst op. Aanvankelijk wil opa van geen staking weten, omdat opstandigheid tegen de werkgever ongehoord is. Clara heeft zich onbewust in het sociale bestel geschikt, al wil ze zich binnen haar klasse graag onderscheiden. Jan is ontstemd omdat de staking zijn gewone levensritme onderbreekt. Alleen in dochter Germaine broeit van aanvang af ontevredenheid over hun levenssituatie; zij wil, zodra ze de kans krijgt, ontsnappen uit de cité. Opa krijgt ongelijk omdat zijn onheilsprofetieën niet uitkomen. Clara verwerft inzicht in hun sociale afhankelijkheid: hun relatieve luxe en vooral de lening waarmee ze het huis afbetalen dat ze van het bedrijf gekocht hebben, binden het gezin aan de fabriek. Jan ziet in dat er ondanks hun relatieve welstand een kloof gaapt tussen hun levenswijze en die van de fabrieksdirecteur. Ze zijn eraan gewend dat er niets in de tuin groeit, dat arbeidsziekten schering en inslag zijn, dat de was aan de lijn uiteenrafelt als de fabriek haar uitwasemingen loost, dat fietsen in een halve dag roesten. Opa verwijt Clara hoogmoed omdat ze droomt van een grotere living, van een badkamer en een keuken. In schril contrast hiermee staat de opmerking dat een journalist is terechtgewezen: de directeur van de fabriek heeft geen zes, maar vier badkamers.
Het sociale contract tussen werkgever en werknemer heeft
| |
| |
de arbeider niet bevrijd van de sociale determinering. Als Germaine haar moeder vraagt waarom ze precies daar wonen, antwoordt Clara laconiek: ‘Omdat uw vader hier werkt, dat is toch normaal.’ (p. 9) Het huis hebben ze van het bedrijf kunnen kopen dank zij een lening van het bedrijf. En Germaine verwijt haar vader ‘dat er buiten de cité niets meer is. O, ik weet het wel, als ik een jongen was geweest, dan had ge uw benen onder uw gat gelopen om mij op de fabriek te krijgen.’ (p. 56) Het leven van de arbeiders is totaal afgestemd op de fabriek, en de ongeschreven sociale code wil dat deze onderschikking en afzondering niet opgeheven worden.
Naast de sociale tendens verwerkte Van den Broeck persoonlijke en autobiografische thema's in het stuk. Het ouderpaar zoals het hier wordt voorgesteld, komt in veel van zijn ander werk voor, in toneelstukken zowel als in romans. De vader leeft met zijn hoofd in de wolken en wordt in zijn naïviteit goedhartig misleid (zijn brieven aan de koning gaan de kachel in). De moeder staat met beide voeten op de grond, regelt de praktische zaken, en onderstreept haar persoonlijke fierheid doordat ze haast ongemerkt het patriarchale morele overwicht van haar man relativeert. Nochtans maakt Van den Broeck van de vader in zijn zelfoverschatting geen lachwekkende karikatuur. Dat de man naïef brieven aan de groten der aarde schrijft, illustreert zijn onbewuste overtuiging dat alle mensen in wezen gelijkwaardig zijn. De gelijkwaardigheid van de hoogste en de laagste sociale klassen wil Van den Broeck tot stand brengen door de twee met elkaar te confronteren, een opzet waar zijn hele werk van doordrongen is. De naïviteit van de vader staat niet zover af van de idealen van de sociale utopist en krijgt daardoor een veel serieuzer cachet.
Als de vader op het einde van het stuk, niet meer schrijvend maar zich tot het publiek richtend, de koning meedeelt dat de arbeiders voortaan geen hulp van hem meer nodig zullen hebben, maakt hij zich los van de hogere autoriteit waartoe hij zich eerder nog in grote wanhoop gericht had. Uitgerekend in hun grootste moeilijkheden vertonen de gezinsleden, die vaak bitsig op elkaar reageren, een ontroerende saamhorigheid die hun het vertrouwen schenkt dat ze zichzelf wel zullen kunnen redden. Deze saamhorigheid keert het determinisme om in kracht. Het formuleert tevens een uitdaging en een waarschuwing aan het adres van de ‘autoriteiten’.
In de slotregels van de brief (het stuk dat Jan in de richting van het publiek formuleert nadat hij zijn brief heeft stukgescheurd) klinkt de stem van de auteur door. In naam van de arbeiders richt hij zich tot de koning als vertegenwoordiger van de sociaal-economische machthebbers, als belichaming
| |
| |
van de ideologie die de maatschappelijke omstandigheden creëert waarin de arbeiders moeten leven. Van den Broeck pleit duidelijk voor een gezamenlijk verzet van de arbeiders tegen de eenzijdige besluitvorming van de machthebbers, die de arbeiders monddood hebben gemaakt in hun afhankelijkheidspositie, of hen hebben gesust met schijnwelvaart.
| |
Context
Groenten uit Balen was Van den Broecks tweede toneelstuk. Het maakte hem in Vlaanderen beroemd als komisch toneelauteur. Nochtans bevat het de kiemen van een aantal thema's die later in zijn werk in volle ernst tot ontwikkeling komen, en die zijn weldoordachte ideologiekritiek uitdragen. Het spel met literatuur en werkelijkheid (door overlappingen, transposities, het zelf optreden in eigen werk als zijdelings personage en dergelijke), dat in deze eerste fase in zijn werk overheerst, komt in Groenten uit Balen evenwel nauwelijks aan bod.
De markante vaderfiguur is geïnspireerd op Van den Broecks eigen vader, een kleurrijke figuur met een dominerende persoonlijkheid, tegen wie de auteur zich in zijn begintijd symbolisch afzette. Het zich onttrekken aan de dwingende invloed van de vader wordt in later werk thematisch verruimd tot de opstand tegen de heersende macht, tegen ‘autoriteit’, tegen de ideologie.
Dat de ideologie verpersoonlijkt wordt door de koning, heeft niet uitsluitend te maken met diens financiële betrokkenheid in het bedrijf. De vader van Van den Broeck schreef inderdaad brieven aan de groten der aarde. Omdat die meestal geen effect hadden, hielp de auteur zijn vader literair een handje met (de openbaar gemaakte en dus nogal bekend geworden) Brief aan Boudewijn (1980). Terwijl hij daarin als jongen de koning rondleidt door de cité bij de fabriek van de Métallurgie de Hoboken te Olen, waar hij opgroeide, confronteert hij de hoogste gezagsdrager met de reële, dus niet voor de gelegenheid opgekalefaterde levensomstandigheden van zijn onderdanen. Tevens wijst hij op de warme solidariteit (‘het wijgevoel’) onder de cité-bewoners. Brief aan Boudewijn is de emanatie van Groenten uit Balen.
Het ‘wij-gevoel’ is ondertussen verdwenen doordat de machthebbers door middel van de materiële wedijver het sociale onderscheid hebben aangewakkerd. Het ‘biefstukkensocialisme’ heeft wel welvaart gebracht, maar niets veranderd aan de afhankelijkheidspositie van de arbeider. In 1981 publiceerde Walter van den Broeck Tien jaar later: 't Jaar 10, het ver- | |
| |
volg op Groenten uit Balen. De Debruyckers leven ondertussen in comfortabele omstandigheden (een grotere living), maar kunnen zich die luxe nauwelijks permitteren. Om op de stookkosten te besparen sluiten ze een deel van de living af met een gordijn. Bovendien verstoren onheilsprofeten constant hun gemoedsrust door een oorlog of het failliet van de staat te voorspellen, waardoor de uitbetaling van hun zuurverdiende pensioen in het gedrang zou komen.
Aanleiding tot dit vervolg was voor Van den Broeck het nieuws dat er in het bedrijf nog maar half zo veel arbeiders werkten als tien jaar eerder. Wat de autoriteiten aan de ene kant gegeven hadden, hadden ze aan de andere kant teruggenomen.
Groenten uit Balen, dat als een uitloper van het naturalistische theater kan worden beschouwd, vormt de aanzet van de sociale thematiek in Van den Broecks werk. Het utopische ideaal van de vaderfiguur heeft hij sindsdien ruim in zijn oeuvre uitgedragen. Brief aan Boudewijn zou bedoeld zijn om de sociale ladder neer te leggen zodat de hoogste sport op gelijke hoogte komt met de laagste, en in Het beleg van Laken (1985) voorspelt een personage zelfs de ondergang van de Belgische dynastie als gevolg van een onstuitbaar democratiseringsproces. In heel zijn werk pleit Van den Broeck radicaal voor sociale gelijkwaardigheid.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Bij de eerste opvoeringen van het stuk in 1972 werd het unaniem geprezen als een eenvoudige, werkelijkheidsgetrouwe weergave van de sociale realiteit. Een aantal critici loofde de auteur omdat hij zich in een toneelstuk over een staking niet te buiten was gegaan aan onverteerbaar sociaal engagement of slogan-taal. Hoewel hij de staking op de achtergrond had gelaten, ten voordele van de ietwat banale, maar zeer herkenbare menselijke thematiek, werd het geheel toch geacht de sociale bewustwording te stimuleren. In vele recensies werd Groenten uit Balen vergeleken met Op Hoop van Zegen van Herman Heijermans, met Vrijdag van Hugo Claus en vooral met Het gezin Van Paemel van Cyriel Buysse. Met de introductie van de humor zou Van den Broeck het Vlaamse volkstoneel een nieuwe impuls hebben gegeven.
Enige kritiek werd geuit op het taalgebruik. Het ging er niet om dat Van den Broeck een te dialectisch gekleurd idioom gebruikt zou hebben, dat niet alle acteurs even vlot beheersten. Na de rechtstreekse televisie-uitzending van de op- | |
| |
voering van 12 juni 1972 schreven enkele bewoners van de arbeiderswijk bij de fabriek en leden van het Katholieke Werkliedenverbond, afdeling Turnhout, lezersbrieven naar kranten. Ze voelden zich beledigd door ‘de primitieve, platte en lage taal’ die de auteur de arbeiders in de mond legt. De meeste critici spraken evenwel van een realistische sfeerschepping en een rake typering van de volkse personages.
Hoewel het stuk gedateerd is, kende het tien jaar lang hoofdzakelijk onder Vlaamse amateurgezelschappen een groot succes. Naar aanleiding van de opvoering van het vervolg erop, Tien jaar later: 't Jaar 10, speelde toneelgezelschap bent
Groenten uit Balen opnieuw in het najaar van 1981. Het bracht het stuk ook in Nederland op de planken. Sommige Nederlandse critici hadden wat moeite met het snel gedebiteerde Vlaamse dialect, maar ze prezen bijna unaniem de kwaliteiten van het stuk even enthousiast als de Vlaamse critici tien jaar eerder.
Na de tweede televisie-uitzending van Groenten uit Balen door de brt op 20 maart 1983 (een week later gevolgd door Tien jaar later: 't Jaar 10) werd het stuk herkend als een tijdsbeeld dat door de economische crisis enigszins was achterhaald. Toch hield het op zichzelf stand ‘door de kombattieve ironie waarmee het geschreven is, door de echtheid van de dialogen en de onverwoestbaarheid van de personages’ (wc, in Humo, 31-3-1983).
De commentaren bij de opvoering door de officiële Koninklijke Nederlandse Schouwburg te Antwerpen in het najaar van 1984 sloegen meer op de enscenering dan op het stuk zelf. Over de speelbaarheid ervan twaalf jaar na het ontstaan waren de meningen verdeeld. Een gastvoorstelling in het Théâtre National te Brussel leverde wel een lovende recensie op in de Franstalige Brusselse krant La libre Belgique op 17 april 1984.
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Walter van den Broeck, Groenten uit Balen. 14de druk. Antwerpen-Baarn 1989.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
J. D'Haese, Literair theater van Ruyslinck en volkstoneel van Van den Broeck. In: Ons Erfdeel, nr. 1, 1972, jrg. 15, p. 108-109. |
G. Goedemé, Walter van den Broeck. Groenten uit Balen. In: Boekengids, nr. 3, 1972, jrg. 50, p. 278-279. |
A.M., ‘Groenten uit Balen’ flink gewas uit eigen volkstuin. In: Het Laatste Nieuws, 10-1-1972. |
Bert Verhoye, Laaiend succes voor ‘Groenten uit Balen’. In: De Nieuwe Gazet, 10-1-1972. |
Johan Van Bergen, Staking bij Vieille Montagne werd ‘Groenten uit Balen’. In: De Standaard en Het Nieuwsblad, 11-1-1972. |
Luc Declercq, Met Groe(n)ten uit Balen. In: Knack, 12-1-1972. |
J.M., ‘Groenten uit Balen’ of de perikelen van het engagement. In: De rode vaan, 20-1-1972. |
wibo, ‘Groenten uit Balen’. In: 't Pallieterke, 20-1-1972. |
V.R., Brussels Kamertoneel creëert ‘Groenten uit Balen’. In: De Nieuwe, 21-1-1972. |
Jan D'Haese, ‘Groenten uit Balen’. In: Spectator, 22-1-1972. |
Fonny Boesmans, ‘Groenten uit Balen’ een nieuw Begin voor het Theater. In: Volksgazet, 16-2-1972. |
An., ‘Groenten uit Balen’. In: Gazet van Antwerpen, 12-6-1972. |
D. Lauwaert, Jef Geeraerts en Balen-Wezel. In: Spectator, 17-6-1972. |
Willy Copmans, Staking...!. In: Mens en taak, nr. 2, 1974, jrg. 17, p. 26-27. |
Jef Van Meensel, Walter van den Broeck. Groenten uit Balen. Tekstuitgave en werkschrift. Brussel/Den Haag 1975. |
J. Gerits, Walter van den Broeck. Groenten uit Balen. In: Streven, nr. 2, 1975-1976, jrg. 29, p. 843. |
V. De Wit en M. De Vos, Open doek. Antwerpen/Amsterdam 1976, p. 30-37. |
Patrick Verstuyft, Het theater van Walter van den Broeck. Rijksuniversiteit Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling, academiejaar 1980-1981), p. 72-146. |
Johan de Roey, De groe(n)ten uit Balen tien jaar later. In: Knack, 16-9-1981. |
Jack van Gils, ‘Groenten uit Balen’ frisser dan ooit. In: De Morgen, 25-9-1981. |
Hugo Meert, Volkstoneel van de bovenste plank. In: Het Laatste Nieuws, 26-10-1981. |
L. v.d. Veen, Groenten: klassiek sociaal. In: Friesch Dagblad, 22-2-2982. |
Pieter de Groot, Verrukkelijke schets van arbeidersgezin. In: Leeuwarder Courant, 22-2-1982. |
Alma Post, Felle emoties in ‘Groenten uit Balen’. In: Haarlems Dagblad, 24-2-1982. |
Jac Heijer, Walter v.d. Broeck geeft volkstoneel nieuwe impuls. In: NRC Handelsblad, 25-2-1982. |
André Rutten, Verrassend blijspel over winnende stakers. In: Trouw, 25-2-1982. |
| |
| |
Rudy Collier, ‘Groenten uit Balen’: van euforie naar angst. In: De Morgen, 19-3-1983. |
wc, ‘Groenten uit Balen’. In: Humo, 31-3-1983. |
I.V.V., De instandhouding van een spontane refleks. In: De Nieuwe Gazet, 17/18-3-1984. |
An., ‘Groenten uit Balen’ ook een succes in kns. In: Het Volk, 17/18-3-1984. |
A.H.D., Oude ‘Groenten uit Balen’ toch fris. In: Het Nieuwsblad, 17/18-3-1984. |
Klaas Tindemans, ‘Groenten’-regisseur kent stiel niet. In: De Standaard, 19-3-1984. |
Monique La Roche, kns slecht geïnspireerd in ‘Groenten uit Balen’. In: De Morgen, 19-3-1984. |
Gaston Claes, boeiende ‘Groenten uit Balen’ in Antwerpse stadsschouwburg. In: Gazet van Antwerpen, 19-3-1984. |
wibo, ‘Groenten uit Balen’. In: 't Pallieterke, 22-3-1984. |
J.S., ‘Groenten uit Balen’ zijn niet meer vers. In: De rode vaan, 5-4-1984. |
L.-G.T., ‘Groenten uit Balen’: les turbulences ouvrières. In: La libre Belgique, 17-4-1984. |
Jos Borré, Walter van den Broeck. Antwerpen 1985, p. 72-77. |
lexicon van literaire werken 8
november 1990
|
|