| |
| |
| |
Walter van den Broeck
Het beleg van Laken
door Jooris van Hulle
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Het beleg van Laken van Walter van den Broeck (*1941 te Olen) verscheen in 1985 als GMP 283 bij uitgeverij Manteau te Antwerpen. Dit verhaal van tuinman Mallants over het leven van koning Boudewijn was in 1984 reeds in voorpublicatie verschenen in het juli-nummer van het Nieuw Wereldtijdschrift.
Van het boek, waarvan twee drukken verschenen, werden tot op heden 15.000 exemplaren verkocht. Samen met de romans Gek leven na het bal! (1989, uitgeverij Houtekiet), Het gevallen baken (1991, uitgeverij De Bezige Bij) en Het leven na beklag (1992, uitgeverij De Bezige Bij) vormt Het beleg van Laken de zogenaamde ‘koningscyclus’. Volgens M. Reynebeau illustreert de ingewikkelde publicatiegeschiedenis van de cyclus ‘een stukje Vlaamse cultuurgeschiedenis, met name de teloorgang van de Vlaamse uitgeversautonomie. [...] De onderdelen ervan raakten in een diaspora verzeild (met inbegrip van allerlei beslommeringen wat betreft publicatierechten); maar erger was, dat met name de laatste twee delen in een soort vacuüm verschenen. Uit de kritische receptie ervan bleek immers dat de eerste twee delen, omdat ze in België waren verschenen, de Nederlandse lezer weinig vertrouwd waren, waardoor de onderlinge samenhang van de vier delen onvoldoende aandacht kreeg.’ In september 1999 verschenen bij De Bezige Bij de vier delen in één band onder de (moeder) titel Het beleg van Laken.
De roman, die in de ondertitel ‘een moorddroom’ wordt genoemd, beslaat inclusief het voorwerk en een verantwoording met opgave van de geraadpleegde boekwerken 423 bladzijden. Aan de vier hoofdstukken, die als titel een anagram van de romantitel Het beleg van Laken dragen, gaan naast een verwijzing van de auteur naar het fictieve karakter van personen, plaatsen en gebeurtenissen, een vet- en cursiefgedrukte tekst vooraf.
De binnenkant van het voor- en achteromslag is bedrukt met een plattegrond van het domein van Laken, met daarbij
| |
| |
opgenomen een deel van de verklarende tekst zoals die verder in de roman voorkomt.
| |
Inhoud
Inleiding
De roman Het beleg van Laken opent met een vetgedrukte ‘inleiding’ waarin het einde der tijden wordt aangekondigd. Alleen de wereld van het beeld en het woord kan nog redding bieden. In een cursiefgedrukte tweede inleiding vertelt hoofdpersonage Walter van den Broeck hoe hij, terwijl buiten een hevige storm woedt, zijn vrouw, zijn twee zonen en zijn huisdieren rond zich verzamelt om al vertellend te tijd te doden met behulp van het fotoalbum, ‘een venster dat ons toont hoe alles zo gekomen is’, en het huiswoordenboek, ‘waarin de woorden worden opgetekend die bij ons worden geboren en die bijgevolg uitsluitend door ons kunnen worden begrepen’. In de loop van het verhaal zal deze ‘thuissituatie’ nog enkele malen terugkeren.
| |
Hoofdstuk 1: Hellegat kan beven
Net op het moment dat Walter wil gaan vertellen, wordt er aan de deur gebeld. In het gezelschap van de burgemeester komt meneer Moortgat van het Koninklijk Huis hem verzoeken direct mee te gaan naar het Paleis in Laken. Van den Broeck denkt onmiddellijk terug aan zijn Brief aan Boudewijn, die hij naar aanleiding van de 150ste verjaardag van België aan de koning heeft bezorgd. De burgemeester geeft hem, net voor hij vertrekt, nog snel de opdracht mee bij de koning te pleiten voor de Kempen. Bij zijn vertrek wordt hij uitbundig uitgeleide gedaan door familieleden en buren. Bij zijn aankomst in Laken lijkt het erop dat een revolutie is uitgebroken: overal staan legervoertuigen en zwaarbewapende militairen opgesteld. Walter begrijpt niet wat hem overkomt: ‘Ben ik vanuit mijn als droom vermomde werkelijkheid mijn als werkelijkheid vermomde droom binnengestapt?’ In het park rond het paleis meent hij zelfs overleden stads- en streekgenoten te herkennen. Na een bizarre tocht door een bos bereiken Walter en meneer Moortgat chalet d'Ubesor. Daar moet de schrijver op verdere instructies wachten. Drie dienstmeisjes - Leontien, Lupke en Kathy - zullen zijn verblijf zo aangenaam mogelijk maken. Als ze vertrokken zijn, verwondert Walter zich erover dat het gevoel van vervreemding, dat hem telkens overvalt wanneer hij in een vreemde kamer moet verblijven, thans achterwege blijft. Wel slaat de paniek toe omdat hij nog altijd niet begrijpt wat er precies aan de hand is. Zijn verdwijntruc, die hem in moeilijke omstandigheden toelaat ‘elders’ te zijn, werkt niet. Lezen kan hij ook niet, daar er geen boeken voorhanden zijn. Hij zet zich
| |
| |
dan maar aan het schrijven. 's Nachts droomt hij dat hij in een volgepropte treinwagon wordt weggevoerd.
| |
Hoofdstuk 2: Hete belg van Laken
De volgende morgen stelt Walter vast dat de aantekeningen, die hij de vorige avond heeft opgeschreven, zijn verdwenen. In de brievenbus steekt een envelop met daarin, genoteerd op een blocnotevelletje, de vraag: ‘Waarom schrijft u?’ Hij is ervan overtuigd dat de koning persoonlijk deze opdracht aan hem heeft bezorgd. Als antwoord op die vraag heeft hij een aantal pasklare verhaaltjes in huis, maar nu weet hij: ‘Ik moet proberen het enige échte antwoord te vinden.’ Pol Mallants, die de gaskachel komt herstellen, heeft de koning en diens ouders nog gekend in de cité van Olen. Nu is hij tuinman op het paleis. Hij heeft Walters Brief aan Boudewijn gelezen en kan niet akkoord gaan met wat daar allemaal in staat over het koningshuis. Daarom vertelt hij uitgebreid het levensverhaal van Boudewijn. Dat leven is, aldus Mallants, een onafgebroken reeks van tegenslagen,: de dood van zijn grootvader, de dood van zijn moeder, de oorlog van '40-'45, het huwelijk van zijn vader met Liliane Baels, de koningskwestie, waardoor Boudewijn in 1950 op twintigjarige leeftijd koning moet worden. Ook dan volgen de problemen elkaar snel op: de schoolstrijd, de onafhankelijkheid van Kongo, de algemene staking die uitbreekt zes dagen na zijn huwelijk met Fabiola, hun vergeefse pogingen om voor een troonopvolger te zorgen, de splitsing van de Leuvense universiteit in '68, de overstroming in Ruisbroek in '76, de federalisering van België.... Als Mallants eindelijk vertrokken is, schrijft Walter het hele verhaal op: ‘Ik ondervind veel plezier bij de rekonstruktie van het dialect van de oude Mallants. Makkelijk is het echter niet, want weer eens valt mij op hoeveel ik van het Kempens ben vergeten.’ Later, nadat de drie meisjes hem zijn middagmaal hebben bezorgd, begint hij aan zijn antwoord op de vraag van de koning. Meteen verplaatst hij zich naar zijn kindertijd, ‘daar waar alles begon:
het zien en het horen, de beelden en de woorden’. Nadrukkelijk staat hij stil bij zijn fascinatie voor beelden: ‘Ik wilde beeld worden, omdat beelden geen ongemakken hadden, nooit ziek werden, ja zelfs onsterfelijk waren.’ Zelf raakt hij ervan doordrongen dat hem een grote opdracht wacht en zoekt hij naar methodes om zijn omgeving naar zijn hand te zetten. De ‘beelden’ moeten hem daarbij helpen: hij begint te tekenen, later ontdekt hij de kracht van het poppenkastspel en het toneelspelen, ‘alleen het tijdelijke karakter van de betovering moest nog worden opgeheven’.
De heer Moortgat komt hem meedelen dat zijn verblijf op d'Ubesor een louterende functie heeft. Daarna zal hij zijn opdracht kunnen uitvoeren. In het holst van de nacht komt mon- | |
| |
sieur Loracq binnengestommeld, een wanstaltig dikke man, een vreetzak die boeren en winden laat en die bij voorkeur bovenop een kast gaat zitten. Walter ontdekt dat zijn nieuwe aantekeningen zijn verdwenen, maar dat die van de vorige dag terug zijn gebracht.
| |
Hoofdstuk 3: Hé, teelbal van 'n gek!
De volgende morgen doet notaris Loracq Walter het verhaal van de ontdekking die hij in 1960 heeft gedaan. Van de Koninklijke Schenking, een instelling die zich bezighoudt met het beheer van de koninklijke goederen, had hij in 1959 de opdracht gekregen een nieuwe plattegrond van het koninklijk domein uit te tekenen. Aan de hand van een oude gravure heeft hij het zogenaamde Geheim van Laken ontdekt. Het paleis, een neoclassicistisch bouwwerk, en de romantische tuin eromheen vloeken met elkaar. Volgens Loracq, die ervan overtuigd is dat de geschiedenis haar onverbiddelijke gang gaat, werd op het domein de beslissende strijd uitgevochten tussen de oude Verlichting en de nieuwe Romantiek. Het fronton van het paleis complotteert zelfs met de tuin: in het Saturnusbeeld zitten drie goden samengedrukt, namelijk Saturnus (het zaaien), Kronos (het maaien) en Chronos (de dood). En met de verwijzingen naar het zonnestelsel wordt de theorie van Copernicus, die ook toen nog als nieuwlichterij werd beschouwd, in het hele ontwerp verbeeld. Kortom, alle symboliek die in het koninklijk domein is verwerkt, kondigt onrust en neergang aan.
Na het middagmaal gaat Walter van den Broeck door met het formuleren van zijn antwoord op de vraag waarom hij schrijft. Nu gaat hij na hoe de woorden in zijn leven zijn gekomen. Eerst heeft hij het over het gesproken woord. ‘Tachtigurenmoejerke’ is een van de woorden die hij zich levendig herinnert, omdat het dreiging en angstgevoelens inhield. Later ontdekt hij dat woorden ook beelden kunnen oproepen. Op school leert hij dat de woorden uit de cité een andere klank krijgen dan de Nederlandse die hij moet gebruiken. Ook begrijpt hij dat hij door de woorden macht kan uitoefenen over de anderen.
Als Loracq zijn indrukwekkende middagmaal heeft beëindigd, ontvouwt hij verder zijn theorie. Hij heeft het over de eeuwigdurende beweging van bijeenkomen en uit elkaar gaan. De geschiedenis van kasteel Schoonenberg bewijst het bestaan van de strijd tussen Gevoel en Rede, tussen vergaren en scheiden. In de huidige periode van scheiden is koning Boudewijn niets meer dan een curator, die belast is met de liquidatie van de vennootschap België. Walter beseft dat wat opgaat voor Schoonenberg en de dynastie, ook kan gelden voor zijn geboortehuis en zijn oorspronkelijke bewoners.
| |
| |
| |
Hoofdstuk 4: En Hegel beval Kant
De schrijver zet, in een poging door te stoten naar het laatste ‘waarom’ van zijn schrijven, zijn avonturen met het geschreven woord op papier. Zijn eerste, onhandig geschreven pennenvruchten, worden in kopie in het boek afgedrukt. Op school ontdekt hij de wondere wereld die achter geschreven zinnen schuil kan gaan. Evenzeer boeit hem het voorleesuur op zaterdagmiddag. Hij ervaart de macht die van het voorlezen en het vertellen uitgaat. Door die verhalen op te schrijven kan hij die macht verlengen. Koortsachtig gaat hij daarna op zoek naar een middel om zijn schrijfsels ook te drukken, want dan pas ben je écht schrijver. Op zijn zestiende schrijft hij zijn eerste toneelstuk. De opvoering ervan wordt een enorm succes, hij wordt zelfs geïnterviewd door de krant Het Kempenland. Hij besluit: ‘omstreeks die tijd vatte ik het plan op mijn verdere leven al schrijvend door te brengen’. Terugkerend op de vraag naar het waarom van zijn schrijven, kan hij nu alleen nog maar zeggen dat het antwoord onlosmakelijk verbonden is met het waarom van zijn zijn.
Volgens Loracqs theorie heeft kasteel Schoonenberg in de loop van de geschiedenis nooit geduld dat er een koning werd geboren. Daarom heeft hij Boudewijn en Fabiola op hun huwelijksdag willen bezweren er nooit te gaan wonen. Met nog een grote groep andere mensen wordt hij echter opgepakt en in een overvolle treinwagon gepropt. Bij zijn aankomst in een onbekende stad wordt hij naar een huis gebracht waar hij een perfecte kopie van zijn werkkamer terugvindt. Daar verneemt hij dat hij ontvoerd is door radicale royalisten, die op het geheim van Schoonenberg waren gestoten, ‘het grootste complot uit de geschiedenis van de dynastie’. Van dat geheim willen ze hem nog geen deelgenoot maken, omdat het definitieve bewijs nog niet is gevonden. Twintig jaar lang blijft Loracq opgesloten in zijn kamer. Ondertussen zet hij zijn theorie op papier onder de titel ‘Flatus fati’ of ‘De Adem van het Lot’. Het geheim zelf, dat volgens zijn ontvoerders te maken heeft met een mens, wil hij nog niet vertellen aan Walter van den Broeck.
Walter ontvangt een brief van de koning. Het is diens antwoord op de notities die de auteur heeft gemaakt tijdens zijn zoektocht naar een verklaring voor zijn schrijven. Volgens de koning is de auteur bezig met het dichten van de kloof tussen het ik en het beeld. In het schrijven vallen zijn en schijn samen tot zschijn. De finale opdracht zou erin bestaan samen te ‘zschijn’. Walter gaat akkoord met deze conclusie: ‘Is schrijven niet meer dan een werk-woord waarmee ik het mij omringende braakland probeer te vervoegen tot “Wij-land”?’ Als hij nadien zijn kantoor betreedt, stelt hij ontzet vast dat hij in een perfecte kopie van zijn eigen kantoor is binnengestapt. Loracq
| |
| |
is verdwenen, samen met zijn dossier. Walter zal diens verhaal dan maar zelf op papier zetten. Als hij wat later even van zijn werk opkijkt, ziet hij in het raam de koning, die hem glimlachend toeknikt.
Aan het slot vermeldt de auteur dat zijn verhaal ‘te gelegener tijd wordt vervolgd’.
| |
Interpretatie
Titel
Met de titel Het beleg van Laken zoekt Walter van den Broeck allereerst aansluiting bij zijn in 1980 verschenen Brief aan Boudewijn. Even nadrukkelijk wordt hier immers door de verwijzing naar het koninklijk paleis gealludeerd op het Belgische vorstenhuis. Daarover zegt de auteur: ‘Ik hou me graag bezig met de monarchie, omdat ze een beetje symbolisch staat voor de problemen van dit land en deze tijd. Als er één functie wakker ligt over wat er morgen gaat gebeuren als er politieke verschuivingen zijn, is het ongetwijfeld de koninklijke familie.’ Het ‘beleg’ waarvan sprake is in de titel, is moeilijk direct te interpreteren. De auteur vreest aanvankelijk wel voor zijn leven: ‘Iemand moet mij belasterd hebben en zonder iets kwaads te hebben gedaan, word ik gearresteerd.’ (Een verwijzing overigens naar Der Prozess van F. Kafka) De idée fixe dat hij als een staatsgevaarlijk individu tegen de muur zal worden gezet, neemt vaste vormen aan als hij bij zijn aankomst in Laken merkt dat er in en om het koninklijk domein troepenbewegingen gaande zijn. Ook het leidmotief, ‘Er moet iets gebeurd zijn’, wijst erop dat in Laken iets ernstigs aan de hand is. Alleen blijven de vragen: welk beleg is hier aan de gang? wie is in gevaar en waarom? Het zijn vragen die, zo vermoedt de lezer, pas aan het slot van de roman, te maken zullen hebben met ‘het geheim van Laken’ waarop Loracq zinspeelt, maar waarvoor in de roman geen sluitende verklaring wordt gegeven.
De samenhang tussen de verschillende hoofdstukken in Het beleg van Laken wordt benadrukt door het feit dat de hoofdstuktitels anagrammen zijn van de boektitel. Van den Broeck zal dit spiegeleffect trouwens consequent blijven toepassen in de boektitels en de hoofdstuktitels van de volgende drie delen van deze ‘koningscyclus’.
| |
Thematiek
In meerdere interviews heeft Walter van den Broeck erop gewezen dat Het beleg van Laken een onderdeel is van een soort zelfanalyse: ‘In Aantekeningen van een stambewaarder (1977) was dat onderzoek historisch van aard, in Brief aan Boudewijn ruimtelijk en in dit boek cultureel. Ik onderzoek hoe de kunst, zowel die met een grote als met een kleine k me heeft gemaakt
| |
| |
tot wie ik ben.’ Reeds in Aantekeningen van een stambewaarder had de auteur zich de vraag gesteld ‘vanwaar de behoefte kwam om dit alles op te schrijven. Is het omdat ik voor eens en voor altijd een geldig antwoord wil formuleren op het gevoel van ontheemd te zijn, dat zich als een beklemmende vraag manifesteert?’ In chalet d'Ubesor begint de auteur in Het beleg van Laken zijn zoektocht naar een antwoord op de vraag waarom hij schrijft. Aan de hand van herinneringen aan zijn kindertijd en zijn jeugd, die zijn avonturen met het beeld en het woord vertolken, ontdekt hij dat het hem er voornamelijk om te doen was het onvolmaakte ‘ik’ in te ruilen voor het perfecte (spiegel)beeld en daarnaast mensen in zijn macht te krijgen. Om dit te realiseren moet in en door de schrijfact de tegenstelling tussen schijn en zijn worden opgeheven: het ik en het beeld, droom en werkelijkheid worden zo weer tot een eenheid versmolten als overwinning op de chaotische Umwelt. Aan de ik-gerichte bezigheid van het schrijven kent de auteur ook een sociale dimensie toe: ‘om echt te zschijn moeten wij samen zschijn’.
Walter van den Broeck heeft dit zelfonderzoek deels geprojecteerd op de persoon van koning Boudewijn. Het gegeven dat hij het (voorlopige) antwoord op de vraag naar het waarom van zijn schrijven in de mond legt van de koning, suggereert dit al voldoende. Op een dieper niveau verbindt hen het raadsel van hun identiteit, namelijk wie en wat ze zijn in de samenleving. De schrijver behoort in feite tot het volk, maar staat erbuiten als beschrijver ervan, terwijl de koning het volk belichaamt, maar er juist als koning het minste toe behoort. Net zoals Van den Broeck in zijn schrijven de tegenstelling(en) wil opheffen, zou ook koning Boudewijn dit moeten (kunnen) doen. De twee ‘koningsverhalen’ in Het beleg van Laken illustreren dat dit laatste onmogelijk is. De eenheid tussen schijn en zijn is voor Boudewijn onrealiseerbaar: in het verscheurde België wordt de koning meer en meer schijn. Tuinman Mallants verwoordt dit op een typisch volkse manier door de nadruk te leggen op het gedoemde leven van de koning. Notaris Loracq betrekt bij dit menselijke verhaal nog de doem van de paleisruimte. Over het domein van Laken waait de wind van het noodlot en dit illustreert de eeuwigdurende golfbeweging van chaos en orde, van scheiden en vergaren. En, zo meent Loracq, de geschiedenis van het paleis toont aan dat al vanaf het begin onomkeerbaar de periode van scheiden is aangebroken.
| |
Opbouw
De roman Het beleg van Laken opent met een vetgedrukte proloog in homerisch-epische stijl, waarin verteld wordt dat Nemesis (de Wrekende Gerechtigheid) op Aarde rondwaart. In
| |
| |
het cursieve deel introduceert Van den Broeck daarna zijn raamtekst, die het boek omsluit, maar ook na elk deel terugkeert. In deze raamtekst bevindt de auteur zich met zijn gezin in de huiskamer, terwijl buiten een hevige storm woedt. Om de tijd te doden, maar ook om het gevoel van veiligheid te verzekeren, vertelt Walter de vier verhalen, die het corpus van de roman uitmaken. Op die manier benadrukt de auteur dat de verhalen zich afspelen op een droomniveau. De ondertitel van de roman, ‘een moorddroom’, wijst al in die richting. Ook de naam van hofdignitaris Moortgat verhevigt dit karakter: op basis van het palindroom in de ondertitel ben je als lezer geneigd namen omgekeerd te lezen en Moortgat wordt zo ‘dagdroom’. In de raamtekst is ook de gebruikte taal van groot belang: de gezinsleden spreken onder elkaar de ‘huiswoordenboektaal’, een gesloten taaltje, doorspekt met literaire en paraliteraire citaten en waarin verder het ie-principe (alle klinkers worden vervangen door de ie-klank) wordt gehanteerd. Dat ook de verhalen zelf op dit niveau gesitueerd zijn, wordt bewezen door het feit dat personages als Mallants, Loracq en de drie dienstmeisjes ook wel eens de ie-taal gebruiken. Walter van den Broeck daarover: ‘Het boek is opgevat als een raamvertelling. Steeds wordt eraan herinnerd dat hier verteld wordt. De tijd blijft stilstaan, het is altijd drie uur in dit boek. Het staat vol verwijzingen naar ons “huiswoordenboek”. De hele reis die beschreven wordt, vindt in feite plaats in mijn werkkamer. De kamer die ik in Laken krijg, is dan ook een exacte kopie van de kamer waarin ik thuis werk.’
| |
Stijl
In Het beleg van Laken, volgens Wesselo geschreven in ‘een taal die Vlaams is, hoe dicht het ook het officiële Nederlands benadert’, hanteert Walter van den Broeck het ‘ieder zijn eigen taal’-principe. Het gezinstaaltje is daar het meest extreme voorbeeld van. Maar verder evoceert de auteur in het verhaal van tuinman Mallants de orale taal; de burgemeester wordt in het eerste hoofdstuk al ten voeten uit getekend door zijn warrige manier van spreken (hoofdzinnen worden telkens weer gewurgd door onaffe bijzinnen en tussenwerpsels - een pastiche van het politieke taalgebruik); het verhaal van Loracq is gesteld in een soort Fransklinkend Nederlands...
Verspreid over de hele roman gebruikt Van den Broeck verder ontelbare intertekstuele verwijzingen: Boccaccio's Il decamerone of Chaucers The Canterbury tales (de raamvertelling), Dantes Divina commedia, Het proces van Kafka. Ook de naamgeving houdt literaire en andere reminiscenties in: Loracq wordt - omgekeerd gelezen - ‘Cqarol’ en verwijst naar Lewis Caroll, auteur van Alice in Wonderland; en landhuis d'Ubesor wordt Rosebud, een verwijzing naar Citizen Kane van Orson
| |
| |
Welles. Verder zijn er citaten uit en allusies naar stripverhalen, films, toneelstukken, tv-feuilletons en zelfs reclamespots.
| |
Context
Aan het slot van zijn roman Aantekeningen van een stambewaarder noteerde Walter van den Broeck: ‘Einde van het begin’. Meteen was duidelijk dat hij met dit boek een autobiografisch project wilde opzetten. Na deze historische duiding verkende hij in Brief aan Boudewijn zijn sociale omgeving en ging hij met Het beleg van Laken verder met het onderzoek van zijn culturele wortels. De samenhang tussen beide laatste romans is overigens nog opmerkelijker: waar Brief aan Boudewijn ging over een bezoek van koning Boudewijn aan de geboorteplaats van de schrijver, wordt in Het beleg van Laken het verhaal verteld van Walters tegenbezoek aan de koning.
‘Wordt te gelegener tijd vervolgd’: zo eindigt Het beleg van Laken. De drie delen die nog volgden vormen samen met de moederroman de ‘koningscyclus’. Samen met Aantekeningen van een stambewaarder en Brief aan Boudewijn is deze cyclus uitgegroeid tot een project waarin het ikonderzoek van Van den Broeck gestalte heeft gekregen. Volgens Goedegebuure ‘sluit de schrijver daarmee aan bij de literaire mode van de groots opgezette concepties, die getuige het jongste werk van de vertellers als Claus, Cremer en Van der Heijden zo hevig in zwang is.’ Op het formele vlak meent Goedegebuure dat Van den Broeck bij de keuze om zijn roman de vorm van een labyrinth te geven ‘de lessen van Borges en Eco indachtig’ is geweest.
Daarnaast kan de hele opzet worden gerelateerd aan de autobiografisch getinte oeuvres van Ivo Michiels, Paul de Wispelaere, Pol Hoste en Leo Pleysier, auteurs die in hun werk een verband leggen tussen taal- en maatschappijkritiek.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Zowel in Vlaanderen als in Nederland werd Het beleg van Laken uitvoerig besproken. Met Brief aan Boudewijn was Walter van den Broeck al in Nederland doorgebroken. De auteur zegt hierover: ‘Zelf had ik niet verwacht dat een boek met een foto van Boudewijn op de cover in Nederland zou aanslaan. De roman was hier overigens reeds aan zijn derde druk eer hij in Nederland werd ontdekt, Jeroen Brouwers er zijn geruchtmakend stuk over schreef, en vrijwel tegelijkertijd Aad Nuis hem be- | |
| |
sprak. Het boek werd toen in Nederland ook een enorm succes, zelfs in die mate dat het hier in Olen, waar het zich dus afspeelt, een kleine golf van toerisme veroorzaakte.’
De kritiek reageerde over het algemeen, en zeker in Vlaanderen, lovend. Volgens A.H. Den Boef ‘kan Het beleg van Laken met een gerust hart naast Het verdriet van België en De vermaledijde vaders geplaatst worden.’ Toch vindt Den Boef dat ‘sommige stukken saai, wijdlopig, flauw of zelfs kneuterig zijn’. Een voorbeeld daarvan zijn volgens hem de anagrammen van Het beleg van Laken, die de titels vormen van de vier delen waaruit het boek bestaat. Eenzelfde opmerking wordt gemaakt door R. Anker. Enkele critici wijzen erop dat het onopgehelderde ‘geheim van Laken’ zwaar drukt op het geheel van de roman. Een van de meest negatieve kritieken is van de hand van J. Goedegebuure, die schrijft dat ‘de sfeer doet denken aan een Kuifje-verhaal’ en besluit dat ‘de Vlaamse literatuur met Het beleg van Laken weer eens ver in de kneuterigheid teruggeworpen is’. Uiteindelijk heeft Walter van den Broeck dergelijke opmerkingen weerlegd met zuiver literaire middelen. Zijn vierdelige koningscyclus is en blijft een breed uitgewerkt project waarvan de diepere betekenis alleen kan worden gevat in en door de onderlinge samenhang van de delen.
Het beleg van Laken werd in 1986 bekroond met de Prijs van de provincie Antwerpen. Voor Het leven na beklag, het slotdeel van de cyclus, kreeg Walter van den Broeck in 1992 de Driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Proza. De jury waardeerde in he bijzonder de doordachte opbouw van de hele cyclus en de vindingrijkheid waarmee de auteur het slotdeel tot de apotheose van de cyclus heeft doen uitgroeien.
Waardering kreeg het boek verder door de toneelbewerking van de monoloog van Mallants in hoofdstuk 2. Onder de titel De tuinman van de koning bracht acteur Luc Philips meer dan tweehonderd voorstellingen van deze theatermonoloog.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Walter van den Broeck, Het beleg van Laken, eerste druk, Antwerpen 1985.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
A. Vanwoudenberg, Walter van den Broeck in Laken. In: De Nieuwe, 20-9-1984. (interview) |
J. Borré, Walter van den Broeck laat Laken niet los. In: De Morgen, 10-9-1985. |
C. Alleene, Walter van den Broeck bestormt Laken. In: Het Volk, 12-9-1985. (interview) |
H. Meert, Na de brief het beleg. In: Het Laatste Nieuws, 14-9-1985. |
E. Pironet, Een kasteel met woorden belegerd. In: Het Belang van Limburg, 16-9-1985. (interview) |
M. Reynebeau, Walter in de spiegel. In: Knack, 18-9-1985. |
L. Oomens, Een bevlogen schrijver. In: Algemeen Dagblad, 21-9-1985. |
[An.], Hete Belg van Laken of Het beleg van Laken. In: Molshoop, oktober 1985. |
J. Vorsselmans, Wie is Walter van den Broeck? In: Gazet van Antwerpen, 3-10-1985. |
G.v.W., Nieuw boek van Walter van den Broeck. In: De Beiaard, 12-10-1985. |
M. de Koning, Van den Broeck schrijft zich vast. In: Brabants Nieuwsblad, 18-10-1985. |
E. Pironet, Van Olen naar Laken. In: Intermediair, 18-10-1985. |
P. de Moor en P. Depondt, ‘Een invitatie van het paleis? Dat zou een groot probleem zijn.’ Walter van den Broeck nadert de Koning der Belgen in ‘Het beleg van Laken’. In: Vrij Nederland, 19-10-1985. |
K. Florijn, Een moorddroom. In: Ekspres, 24-10-1985. |
G. van Meir, Oualter in Ouonderland. ‘Het beleg’: is onze vorst te Laken te benijden of tevreden? In: Humo, 24-10-1985. (interview) |
[An.], Koning in België. In: Leidse Courant, 25-10-1985. |
R.d.S., ‘Het beleg van Laken’, een andere visie. In: De rode vaan, 31-10-1985. |
P. Paulusma, Het beleg van Laken. In: Frase, nr. 3, november-december 1985. |
C. Vandenbroucke, Een Van den Broeck in het koninklijk paleis. In: Familia de Broco, november 1985. |
J. Verstappen, Walter van den Broeck rekent verder af met Belgisch koningshuis. In: Deventer Dagblad, 7-11-1985. |
WIBO, Het beleg van Laken. In: 't Pallieterke, 14-11-1985. |
[An.], Het beleg van Laken. In: Kortrijks Handelsblad, 14-11-1985. |
A.H. den Boef, Waarom schrijft u? In koninklijk handschrift. In: de Volkskrant, 15-11-1985. |
J. Goedegebuure, België als operette. In: Haagse Post, 16-11-1985. |
P. de Moor, Een fabriekskind op weg naar koning Boudewijn. In: Hervormd Nederland, 23-11-1985. |
F. Auwera, Van hetzelfde Laken een Broeck. Walter van den Broeck over zijn
|
| |
| |
Boudewijn-romans. In: Elseviers Magazine, 30-11-1985. |
[An.], Een handvol speelse literatuur en twee balen documenten. In: Bries, winter 1985. |
P. Oberndorff, Hete Belg en gekke teelballen. In: Appel, december 1985. |
C.B.N., Het beleg van Laken. In: De streekkrant (Vilvoorde), 6-12-1985. |
J. Goris, Het fantastische spiegelpaleis van Walter van den Broeck, of: ‘er staat niet altijd wat er staat’. In: De vrijzinnige lezer, december 1985. |
J. van Hulle, Kroniek van het Vlaams proza. Het beleg van Laken. In: Boekengids, nr. 10, december 1985. |
E. van Eeden, Van den Broeck op tegenbezoek bij Boudewijn. In: Utrechts Nieuwsblad, 6-12-1985. |
E. Rinckhout, Beleg havent Laken. In: NRC-Handelsblad, 13-12-1985. |
J. Gerits, Walter van den Broeck. De belegering van een schrijver. In: Streven, december 1985. |
R. Anker, De koning werpt een blik door het raam. In: Het Parool, 27-12-1985. |
J. Borré, Het beleg van Laken. In: Grote Ontmoetingen. Walter van den Broeck, Antwerpen 1985, pp. 60-68. |
C.O., Tot vlakbij de koning. In: De Groene Amsterdammer, 8-1-1986. |
P.B., Vervelende vervellingen van Walter van den Broeck. In: Yang, nr. 127, januari-februari 1986. |
[An.], Het lezen waard. In: Keesing Reflector, februari 1986. |
J. van Hulle, Van den Broeck in Laken. In: 't Kofschip, nr. 2, 1986. |
A. van der Ven, Walter van den Broeck, een ironische onderdaan. In: Rotterdams Nieuwsblad, 31-1-1986. |
T. Devens, De schrijver en de koning. In: Bulkboek, voorjaar 1986. |
D. Janssen, Walter, Boudewijn, Herman, Arthur en de anderen. In: Kruispunt, nr. 100, maart 1986. |
A.H. den Boef, De geschreven levens van Walter van den Broeck. In: Bzzlletin, nr. 134, maart 1986. |
K. Vermeiren, Afdalen in de onderwereld. Omtrent ‘Het beleg van Laken’. In: Kreatief, nr. 1, april 1986. |
P. Calliau en E. Vermeulen, Het is verkeerd te denken dat een geëngageerd werk altijd over de werkman moet gaan. In: Kreatief, nr. 1, april 1986. (interview) |
M. Vos, Hoe ‘gebruik’ je een koning. In: Kreatief, nr. 1, april 1986. |
A.F., Ik toon het u even, sire. Ach die stank, dat went wel. In: VPRO-Gids, 24-4-1986. |
J.J. Wesselo, Walter-Boudewijn, twee Belgen-twee personages. In: Kultuurleven, nr. 4, mei 1986. |
W. Copmans, Het geheim blijft nog bewaard. In: Nieuwsblad van Geel, 20-6-1986. |
H. Bousset, Van hetzelfde Laken een Broek. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 5, juni 1986. |
| |
| |
J. Gerits, Fictionalisering van geschiedenis en mythe in ‘Het beleg van Laken’ van Walter van den Broeck. In: Spiegel der Letteren, nr. 1-2, 1987. |
M. Reynebeau, Walter is weer thuis. In: Knack, 30-9-1992. |
M. Reynebeau, Zin van/in het leven/schrijven. Dialectiek als literaire utopie in ‘Het beleg van Laken’ van Walter van den Broeck. In: Ons Erfdeel, nr. 1, januari-februari 1994. |
lexicon van literaire werken 50
mei 2001
|
|