| |
| |
| |
Anna Blaman
Op leven en dood
door J.M.J. Sicking
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Op leven en dood verscheen in 1954. In dit boek, waaraan zij in 1952 was begonnen, heeft de auteur (eigenlijke naam: Johanna Petronella Vrugt, *1905 te Rotterdam, †1960 te Rotterdam) verschillende eigen ervaringen verwerkt; die hebben met name betrekking op haar ouders en haar relatie met haar vriendin zuster B. Personages als Paul, Marian, Sally en zuster Jane zijn eveneens deels naar de werkelijkheid gemodelleerd. In april 1955 kreeg Anna Blaman, evenals haar hoofdpersoon, ook zelf een ernstige hartaanval.
Het nagelaten romanfragment uit december 1951 dat Struyker Boudier in zijn dissertatie voor het eerst heeft gepubliceerd, kan beschouwd worden als een schakel tussen Eenzaam avontuur (1948) en Op leven en dood. Deze romans kregen allebei de prozaprijs van de gemeente Amsterdam. Tot op heden is Op leven en dood in totaal achttien maal herdrukt; aan de zeventiende druk werd een informatieboekje toegevoegd. In 1990 is er te Zürich een Duitse vertaling verschenen.
In de hier gebruikte editie telt de roman 244 pagina's. Er is geen hoofdstukindeling, maar op grond van witregels kunnen er in totaal wel zeventien fragmenten worden onderscheiden.
| |
Inhoud
Vanaf de tijd dat zijn vrouw Stella hem heeft verlaten, voelt Stefan zich leeg, eenzaam, ontredderd en verraden. Niets of niemand kan hem nog echt raken, zijn werk op de krant bevredigt hem niet meer en hij leeft nog slechts op zijn routine. Als hij zich met zijn baas Paul Stermunt en diens vrouw Marian in een bar de kaart laat leggen, grijnst de dood hem aan. Het leven komt hem zinloos voor en in een metafysische redding kan hij niet geloven. Naar zijn mening klampen mensen zich tegen beter weten in hardnekkig vast aan illusies; zijn eigen waarheidsdrang verzet zich daartegen. Deze opvatting komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in een twistgesprek met Sally, die
| |
| |
een overtuigd communiste is. Aan haar vertelt hij ook een verhaal over een zeer gelovige katholieke kantoorgenote van vroeger.
Cynisch gestemd gaat Stefan een relatie aan met Francisca, wier huwelijk kinderloos is gebleven. Hij vindt haar naïef en burgerlijk, maar haar sensuele overgave intrigeert hem. De verhouding met Francisca loopt stuk wanneer Stefan een hartaanval krijgt op het moment dat zij hem in vervoering om een kind vraagt. Ook in lichamelijk opzicht komt hij nu in een crisis terecht.
Met Paul Stermunt, die zeer op hem is gesteld, maakt Stefan ruzie over de opzet van de literaire rubriek in de krant. Paul stuurt dan Marian naar hem toe om hem wat op te vrolijken en met ziekteverlof te sturen. Op zijn pensionkamer bij de familie Gevelaar krijgt hij een nieuwe hartaanval, die herinneringen aan zijn vader oproept. Stefan raadpleegt daarna een specialist. Meer dan ooit houdt hij zich noodgedwongen bezig met de grote vragen van het menselijk bestaan. Hij is bang voor de dood en zoekt eigenlijk troost en steun, maar zijn aloude angst voor verraad en ontgoocheling blijft hem parten spelen. Hij grieft Sally in een debat met haar partijgenoten en een poging tot verzoening met Francisca wordt een fiasco. Een brief van zijn zus Mea, die opnieuw herinneringen aan zijn ouders en zijn armoedige jeugd oproept, maakt hem nog eens duidelijk hoezeer hij ook van zijn familie is vervreemd.
De altijd liefdevolle en begrijpende Paul probeert hem nogmaals de helpende hand toe te steken en hem enigszins met het leven te verzoenen, maar diens houding prikkelt hem alleen nog maar. Wanneer Paul het hem zelfs niet kwalijk neemt dat hij wel eens met Marian heeft geslapen, forceert Stefan een breuk en loopt hij weg met een prostituée. Uit spijt over zijn onrechtvaardige wraakactie belt hij op; dan hoort hij dat Paul bij een aanrijding om het leven is gekomen. Hij voelt zich daar schuldig aan, maar Marian legt hem uit hoe het ongeluk zich in feite heeft voorgedaan. Daarna vertelt zij hoe gecompliceerd haar huwelijk is geweest en dat het haar nooit gelukt is echt greep te krijgen op de grootheid en edelmoedigheid van Paul, die als een soort Christusfiguur ieders schuld leek te willen dragen. Stefan suggereert dat hij misschien wel echt van haar heeft gehouden.
Marian vindt bij het doorzoeken van Pauls bureau een manuscript waarin een lucide droom staat beschreven. Daaruit blijkt hoe sterk Paul zowel geestelijk als lichamelijk op Stefan betrokken is geweest en hoe eenzaam die onbeantwoorde liefde hem heeft gemaakt; in een soort visioen ziet Paul dat Stefan niet door hemzelf, maar door een onbekende vrouw wordt gered. Marian laat de papieren bij Stefan bezorgen en maakt, be- | |
| |
roofd van al haar illusies, een einde aan haar leven. Stefan leest Pauls verhaal. Als hij daarna hoort van Marians wanhoopsdaad, krijgt hij opnieuw een hartaanval en belandt hij in het ziekenhuis. Zijn hart heeft wel klappen opgelopen, maar er is toch nog voldoende levensperspectief.
Af en toe praat Stefan met de concreet denkende en heel direct levende verpleegster Jane. Na lang aarzelen besluit hij nog eenmaal contact te zoeken met Stella. Jane, die niet gelooft in deze onderneming en zelf van hem is gaan houden, geeft hem haar adres voor het geval alles op niets uit zal lopen. Van de zuster van Stella hoort Stefan dat zij alweer een nieuwe relatie is aangegaan met iemand wiens lot zij zich aantrekt; deze keer is zij echter ook in verwachting en zal zij officieel gaan trouwen. Stefan belt nu volgens belofte Jane op. Samen maken zij een roeitocht, waarbij zij door een noodweer worden overvallen. Zij vinden elkaar in een vervullende liefde, maar ‘binnen de begrenzing van het bloed, binnen de beperkte menselijkheid’. Het valt niet te ontkennen dat de mens een eenzaam en weerloos wezen is. ‘Toch,’ denkt Stefan dan, ‘moesten we maar proberen om dat te vergeten, dat moest, dat was het enig menselijke, de enige mogelijkheid om de illusie van het geluk te bewaren, er was niet anders...’
| |
Interpretatie
Vertelsituatie/Opbouw
Op leven en dood is een ik-roman; Stefan is zowel hoofdfiguur als verteller. Doordat hij achteraf vertelt, kan hij naar believen vanuit het vertelheden extra commentaar geven. De lezer, op wiens mogelijke reacties soms wordt gezinspeeld, blijft aangewezen op Stefans visie en op diens weergave van de gebeurtenissen en gesprekken. De beperkingen van dat perspectief worden goed zichtbaar door het ingelaste droomfragment. Het bevestigt Stefans mening dat mensen in feite altijd onbekenden voor elkaar blijven.
Het eigenlijke verhaal speelt in het begin van de jaren vijftig (Malenkov is premier van de Sovjet-Unie) en neemt enkele maanden in beslag. De vertelde tijd wordt echter uitgebreid door allerlei terugblikken, die ook teruggaan tot Stefans kindertijd; daardoor ontstaan breuken in de chronologie. Regelmatig wordt er bij de bewustzijnsweergave gebruik gemaakt van de vrije indirecte rede; van tijd tot tijd voert Stefan in gedachten hele discussies met zichzelf en met anderen. Opvallend is dat hij de scène waarin Marian - alleen thuis - Pauls papieren vindt, beschrijft door zich in te leven. Hij gaat daardoor even lijken op een alwetende verteller.
| |
| |
Bij herhaling maakt Stefan opmerkingen over de manier waarop hij zijn vaak heen en weer springende en mede daardoor levensecht aandoende verhaal vertelt. Hij maakt daarbij soms ook zijn literatuuropvatting kenbaar; die correspondeert met de denkbeelden die Anna Blaman zelf rechtstreeks in lezingen en artikelen heeft uitgesproken.
| |
Poëtica
In zijn verslag is het Stefan steeds vóór alles te doen om de waarheid; ook erotische ervaringen wil hij zo zuiver mogelijk weergeven. Samenvattend zegt hij een keer: ‘Waarom zou ik iets over mijn leven schrijven als ik het romantiseren en het falsifiëren niet vermeed? Ik wil waar zijn, dat is de enige opgave die ik mijzelf stel, die ik mezelf kàn stellen.’ De suggestie van authenticiteit wordt onderstreept doordat Stefan in het eerste verhaalfragment meedeelt dat hij gefingeerde namen gebruikt; die opmerking past daar overigens niet goed in de context.
Uit de discussies met Sally en haar partijgenoten valt verder op te maken dat Stefan als criticus de mening is toegedaan dat literatuur het geestelijk leven van een tijd in al zijn veelzijdigheid moet weerspiegelen. Als er van marxistische zijde smalend gesproken wordt over ‘burgerlijk-individualistische, perverse kunst’, wekt dat zijn woede op. In het begin van zijn verhaal heeft hij al gezegd dat onderwerpen die betrekking hebben op de mens en zijn problemen - met name de erotiek en de verhouding tot anderen - nog niet vaak onvervalst zijn behandeld in de literatuur en ook nooit uit de tijd zullen raken.
| |
Thematiek
Ofschoon psychologische factoren zoals Stefans eenvoudige afkomst en zijn jaloezie wel een rol in het boek spelen, moet Op leven en dood toch vóór alles beschouwd worden als een ideeënroman. Als Stefan geestelijk en lichamelijk in een hevige crisis komt te verkeren, doet de vraag naar de zin van het leven zich in alle hevigheid aan hem voor en moet hij ook een houding tegenover de dood zien te vinden. Dramatiek ontbreekt daarbij niet.
In de loop van zijn leven is Stefan ervan overtuigd geraakt dat ‘de onvolmaakte relatie tussen mens en bestaan’ een essentieel gegeven is dat niemand ooit te boven kan komen, tenzij in kortstondige ogenblikken van extase. In zijn verlangen naar liefde en geborgenheid wordt de mens steeds weer teleurgesteld en teruggeworpen op zijn eigen eenzaamheid. Altijd schiet hij noodzakelijkerwijze te kort in het leven, waarom het lijden en het onrecht in de wereld zijn valt niet te begrijpen, de dood is angstaanjagend en tegelijkertijd onontkoombaar. Wie eenmaal tot besef komt en bewust begint te leven, moet wel tot de conclusie komen dat het leven absurd is en redelijkerwijze niet te aanvaarden. Wanhoop en vertwijfeling maken zich dan van de mens meester. Hij komt in verzet, maar dat
| |
| |
heeft allemaal geen enkele zin. Hoe verder en dieper men doordenkt, des te minder blijkt er stand te houden. Tenslotte is er dan alleen nog maar de leegte. ‘Niets blijft er over,’ denkt Stefan een keer in een soort zelfgesprek, ‘niets! Uiteindelijk begrijp je helemaal niet meer waarom je eigenlijk bestaat, waartoe de menselijke bestaanservaring dient, dus wat voor zin die heeft... een strijd die enkel maar te winnen is in de illusie, de fantasmagorie, de utopie... een strijd die uitloopt op de doodsstrijd, de allerlaatste, de verschrikkelijkste, de bezegeling van 's mensen lot, het lot van de verliezer!...’
Keer op keer blijkt Stefan geen enkel verweer te hebben tegen zulke gedachten. Fel gaat hij in gesprekken ook de confrontatie met anderen aan om hun illusies te ontmaskeren, met name die van liefde, idealisme en geloof. In zijn ogen is iedereen eigenlijk even wanhopig als hijzelf, maar wil niemand dat toegeven; de wanhoop moet ten koste van alles bezworen worden in illusies, want anders zou de mens zich geen raad meer weten. Stefans drang om aan te tonen dat iedereen ‘op het drijfzand van een illusie bivakkeert’ hangt niet alleen samen met zijn waarheidsliefde, maar vloeit ook voort uit zijn eigen ontgoocheling en het vaste voornemen nooit meer het slachtoffer van valse verwachtingen te zijn.
Zijn aanvallen hebben steeds betrekking op concepties waarbinnen het leven als een betekenisvol geheel wordt gezien. Dat gebeurt bijvoorbeeld in het idealistische communisme, waarbinnen men zichzelf probeert op te offeren en weg te cijferen voor het heil van de gemeenschap. Het socialisme heeft ook naar Stefans mening veel voor de allerarmsten betekend en uit eigen ervaring weet hij hoe beledigend en hinderlijk ook de minder erge vormen van armoede al zijn. Toen hij daarvan verlost raakte, merkte hij echter dat er door mensen nog een heel andere strijd om het bestaan gevoerd moet worden en dat het lijden onontkoombaar is in het leven. Dat een nieuwe maatschappelijke ordening de mensheid tevreden en gelukkig zal maken, acht hij alleen al op grond van de psychische gesteldheid van de mens zelf een onhoudbare opvatting. Wat hij het totalitaire communisme bovendien verwijt, is dat het geen ruimte laat aan de persoonlijke vrijheid.
De gelovige katholieken verloochenen naar zijn mening bijna moedwillig wat hun verstand hun leert. In de loop van zijn leven zijn alle ongerijmdheden en tegenstrijdigheden in het christendom Stefan steeds meer gaan verbijsteren. Van de zogenaamde eindeloze goedheid van God bespeurt hij in het leven maar heel weinig en de tragiek van de vergankelijkheid valt in laatste instantie bij niemand te bezweren met sprookjes over de onsterfelijke ziel en een onwezenlijke hemelse zaligheid.
| |
| |
Ook de kosmische levensvisie die vertegenwoordigd wordt door Paul Stermunt kan Stefan niet delen. De gedachte dat ieder mens zijn eigen plaats zou moeten willen innemen binnen een allesomvattende, wetmatige en harmonieuze samenhang, vindt hij hooguit geschikt voor een poëtische lenteavond onder een heldere sterrenhemel. In het echte leven, met al zijn ellende en onoplosbare raadsels, kan hij met zo'n visie niets aanvangen.
Op een opmerking van Stefan over mensen die geen andere uitweg zien dan een einde aan hun leven maken, antwoordt Paul dat je altijd moet proberen diep ongelukkige mensen te redden; zo kun je kiezen voor een bijzondere bestemming. Deze woorden zijn typerend voor zijn eigen onbaatzuchtige en menslievende houding, die bij Stefan en bij Marian zowel verzet als bewondering afdwingt. Bij nader toezien blijkt echter ook Paul ongelukkig en eenzaam te zijn en zijn verdriet gesublimeerd te hebben. Eerst geeft hij in bedekte termen te kennen dat hij zijn onbeantwoorde homoseksuele liefde ontvlucht is in een huwelijk dat voor beide partijen onbevredigend moest blijven. Vervolgens blijkt uit zijn droomverslag hoe hard het hem gevallen is te accepteren dat niet hijzelf, maar alleen een vrouw in staat zal zijn Stefan van de ondergang te redden.
Paul en Marian zijn allebei de dupe geworden van een uitzichtloze liefde, al hebben zij daar verschillend op gereageerd en zich grootgehouden voor elkaar. In wezen verkeerden zij in een soortgelijke situatie als Stefan zelf, die zich bedrogen heeft gevoeld door Stella en haar toch nooit heeft kunnen vergeten, ondanks alles wat hij zichzelf voorhoudt. Mensen bedriegen zichzelf en mensen bedriegen elkaar, wat zij ook willen of bedoelen. Al eerder dan Paul en Marian was Stefan tot de slotsom gekomen dat het ‘leven zelf verraad was’.
Het thema van de liefde is in Op leven en dood nauw verbonden met alle grote existentiële vragen. De liefde moet de mens verlossen uit zijn eenzaamheid, hem veiligheid en geborgenheid geven, hem de mogelijkheid bieden zich over te geven en te laten kennen. Maar altijd en onvermijdelijk lopen zulke verlangens uit op desillusies. ‘Elk mens,’ denkt Stefan een keer, ‘zit opgescheept met zichzelf, is de gevangene van zichzelf en ontkomt van zijn leven niet aan zichzelf [...]. Zijn metaphysische situatie is volstrekt onmogelijk, zijn plaats temidden van zijn medemensen de opstelling voor een tragisch blindemanspelletje: Wie ben ik? Wie ben jij? We zijn de gevangenen en terdoodveroordeelden in een enorme Sing-Sing, en wie meent uit te breken raakt enkel maar verstrikt in de illusie.’
De op zichzelf staande seksualiteit, zoals in de relatie met Francisca, is geen alternatief voor de echte liefde. De enige
| |
| |
reële mogelijkheid is hier wat in de roman zelf de ‘liefde binnen de begrenzing van het bloed’ wordt genoemd. Daarmee is de liefde bedoeld die louter uit eigen aandrang leeft en niet boven zichzelf uit wil reiken, een liefde ‘zo waarachtig als het roofdierinstinct en zo onverbiddelijk als de loop der sterren’. Stefan groeit heel geleidelijk toe naar de gedachte dat het geen zin heeft zich tegenover het leven op te stellen en dan te vragen naar de zin en de waarde daarvan. Antwoorden op zulke vragen zullen nooit te vinden zijn, hoe moeilijk dat ook te aanvaarden is. Een mens moet, zo goed en zo kwaad als dat gaat en zonder voorbehoud, proberen het leven te leven zoals zich dat op een vanzelfsprekende manier in hem voordoet.
Wanneer hij bijna ten onder is gegaan, heeft Stefan het gevoel dat hij opnieuw dient te beginnen en herboren moet worden. Het doet enigszins merkwaardig aan dat hij nauwelijks nog een woord wijdt aan de schokkende dingen die hij heeft meegemaakt voordat hij in het ziekenhuis werd opgenomen. De droom van Paul, waarin alle motieven van het boek samenkomen, obsedeert hem alleen om de profetische waarde ervan. Intrigerend is vooral de sfinxachtige vrouw die Stefan wil redden. Zij is in al haar raadselachtigheid door een onzichtbare navelstreng met het leven zelf verbonden. In eerste instantie wil Stefan alsnog proberen Stella terug te winnen; maar als hij inziet dat die poging geen zin meer heeft en dat hij het verleden achter zich moet laten, geeft hij zich over aan Jane, die nog het meest een afspiegeling lijkt te zijn van de vrouw uit Pauls droom. Hij zal zich neer moeten leggen bij de gedachte dat het onmogelijk is inzicht te krijgen in het leven en vervolgens de werkelijkheid moeten aanvaarden, ook zijn eigen werkelijkheid. Het leven zelf moet de voorrang krijgen boven het denken. Dat lijkt de diepere betekenis te zijn van het romantische en slechts voorlopig aandoende slotakkoord.
| |
Titel
In een letterlijke en een figuurlijke zin heeft Stefan in verschillende rondes een strijd op leven en dood uitgevochten. Hij heeft zijn opstandigheid laten varen en een beslissende concessie moeten doen om verder te kunnen leven. Op een soortgelijke wijze als zijn arts hem dat voor zijn fysieke welzijn als leefregel heeft voorgeschreven, moet hij zich ook in zijn levenshouding zien aan te passen. In tegenstelling tot anderen loochent hij niet dat het menselijk bestaan, zoals dat enigszins eigenaardig wordt uitgedrukt, een ‘onherstelbaar ongerief’ is. Maar alleen al doordat hij daar niet altijd aan wil denken, probeert ook hij nu in zekere zin een illusie te bewaren, zo lang als het leven hem dat toestaat.
Bij de keuze voor het leven passen ook de vele betekenissen die toegekend worden aan het hart. Stefan is ervan doordron- | |
| |
gen dat ieder mens alleen en uitsluitend in zijn sterfelijke lichaam bestaat. Het hart neemt daarin de centrale plaats in: als zetel van het leven, als een aparte, directe bron van kennis en als symbool van de behoefte aan liefde, die onverbrekelijk met het leven verbonden is.
| |
Stijl
In een ik-roman bezit een auteur de mogelijkheid de hoofdpersoon ook te tekenen door diens manier van schrijven en vertellen. Dat Stefan niet meer de dupe wil zijn van welke illusie ook en zich tegelijkertijd met al zijn gevoelens bloot wil geven in zijn verhaal, klinkt door in zijn soms bezeerd-sarcastisch en vaak onverhuld-emotioneel klinkende toon. Sommige wendingen doen wel wat gezwollen aan, zoals: ‘Mijn bloed gonsde als een toornige zee in een kinkhoorn’ of: ‘Ik zocht een reddend strand waarop de golven konden uitlopen, als vangarmen van radeloosheid, als tongen met schuim beslagen.’ Niet ten onrechte zijn er ook wel aanmerkingen gemaakt op gallicismen als ‘tricheren’ (= bedriegen) of ‘entropiëren’ (= verminken), die een overbodige indruk maken. Wat daarentegen goed aansluit bij de thematiek van het verhaal is dat in de beschrijvingen lichamelijke en psychische gewaarwordingen voortdurend op elkaar betrokken worden. Zo denkt Stefan een keer: ‘[...] wat heb ik altijd sterk met mijn hart geleefd.’
| |
Context
Op leven en dood vertoont in vergelijking met Anna Blamans vorige verhalen en romans allerlei herkenningspunten: het leven op een pensionkamer, het optreden van een geborgenheid en vastheid biedende verpleegster, de ambitie voor het schrijverschap bij een personage, het gif van de jaloezie, wisselingen in de vertelsituatie, enzovoort. Van belang is vooral dat ook de hoofdthema's blijken terug te keren: liefde en eenzaamheid, illusie en ontgoocheling, lijden en dood. In deze samenvattende roman worden al deze onderwerpen bijeengebracht rond de kernvraag naar de zin van het menselijk bestaan. Dat gebeurt niet alleen via het verloop van het verhaal, maar ook in de vele gesprekken en overwegingen. De strekking daarvan is kenmerkend voor het pessimistische denkklimaat en het gedesoriënteerde levensgevoel dat na de Tweede Wereldoorlog ook bij schrijvers als Hermans, Reve en anderen is terug te vinden. Het eigen karakter van Anna Blamans oeuvre, dat op den duur het redeneren niet schuwt, is vooral gelegen in het hardnekkig blijven onderzoeken van de mogelijkheden en de begrenzingen van de liefde, in al haar vormen en gestalten. Dat geldt ook voor de postuum verschenen roman De verliezers.
| |
| |
Vanaf de verschijning van Op leven en dood heeft men verbanden gelegd met het existentialisme ofwel de existentiefilosofie. Ook bij Struyker Boudier, die lijnen trekt van het romantisch realisme en rationalisme van de Criterium-generatie naar het existentialisme in een algemene zin, is zo'n benadering te vinden. Op het eerste gezicht ligt die ook erg voor de hand als men let op bepaalde trefwoorden en de connotaties daarvan. De gestelde vragen hebben steeds betrekking op de ‘menselijke staat’ (‘existentie’); de crisis waarin Stefan terechtkomt, kan gezien worden als een grenssituatie waarin de ‘wanhoop en vertwijfeling toeslaan’; hij vraagt zich steeds af wat de ‘zin’ is van een ‘redeloos’ of ‘absurd’ aandoend bestaan; er is sprake van het ‘niets’ en de ‘leegte’, de ‘levenswalging’ en het ‘menselijk tekort’, het ‘leven als verraad’ en de ‘opstandigheid tegen het bestaan’, enzovoort.
Met name Anbeek heeft er echter op gewezen dat er met betrekking tot de naoorlogse Nederlandse literatuur op een wel erg algemene en daardoor weinig betekenisvolle manier is gewerkt met het begrip ‘existentialisme’, dat op zichzelf bovendien al een allerminst eenduidige term is. Een beperking tot het Franse literaire existentialisme van Sartre en Camus (die overigens geen ‘existentialist’ genoemd wilde worden) biedt meer houvast. Maar toen deze stroming vooral na de Tweede Wereldoorlog ook in Nederland in brede kring bekendheid kreeg, was het wereldbeeld van Anna Blaman en anderen in hoofdzaak al gevormd. Er kan op dit punt dus waarschijnlijk beter van ‘verwantschap’ dan van ‘invloed’ gesproken worden. In Op leven en dood zou Anna Blaman naar Anbeeks mening haar eigen problematiek in een geleende terminologie opnieuw onder woorden hebben gebracht. Maar hij kan zich ook wel vinden in de formulering van Meinderts, die zegt dat haar levensvisie haar ‘disponibel’ maakte voor de denkbeelden van Sartre en Camus. Blijkens lezingen en artikelen was zij daarmee vertrouwd geraakt.
Wat in ieder geval niet uit het oog mag worden verloren, is dat Anna Blaman in haar nieuwe roman een eigen antwoord heeft willen geven op vragen die in de toenmalige intellectuele kringen sterk leefden en ook haar zelf in beslag hebben genomen. Daarbij lijkt zij het meest gesympathiseerd te hebben met Albert Camus, die in 1952 op een geruchtmakende manier met Sartre brak en het marxisme als een utopie afwees. Niet alleen denkbeelden als die over de absurditeit van het bestaan en de opstandigheid zijn bij Camus terug te vinden. Typerend voor zijn werk is ook dat hij, met wisselende conclusies, steeds is blijven doorzoeken naar de levensmogelijkheden van de mens binnen de gegeven grenzen.
| |
| |
| |
Waarderingsgeschiedenis
Op leven en dood werd aanzienlijk rustiger ontvangen dan Anna Blamans vorige roman Eenzaam avontuur (1948). Opmerkingen over een te grote openhartigheid op seksueel gebied werden met name van confessionele zijde nog wel eens gemaakt, maar iedereen was er nu van overtuigd dat de schrijfster met veel ernst en inzet gestalte had gegeven aan een heel herkenbare levens- en tijdsproblematiek. Critici als Dubois en Gomperts stelden ook vast dat de auteur soberder was gaan schrijven, anderen vonden dat zij hier en daar nog wat te veel verliefd was op grote woorden. Het slot van de roman vonden velen, onder wie een felle Clara Eggink, niet erg overtuigend en de verhaalconstructie zou wat te opzettelijk aandoen. De ingevlochten jeugdherinneringen daarentegen werden meer dan eens geroemd. Aparte vermelding verdienen nog de reacties van Theun de Vries, die het betreurde dat Anna Blaman in het communisme een onaanvaardbare dogmatiek was gaan zien.
Uit de stukjes die verschenen bij de bijzondere herdruk van 1985 valt op te maken dat de waardering voor Op leven en dood in latere jaren niet ingrijpend is veranderd. In studies en artikelen heeft het boek, dat in onze tijd vaker pathetischer gevonden wordt dan vroeger, vooral aandacht gekregen als ideeënroman uit de existentialistische sfeer. Wat opvalt, is dat het homoseksuele aspect van Pauls betrokkenheid op Stefan pas laat in de besprekingen en analyses expliciet naar voren is gekomen.
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Anna Blaman, Op leven en dood. Derde druk, Amsterdam 1955.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
[An.], Anna Blaman over haar nieuwe roman. In: Nieuwe Rotterdamsche courant, 23-10-1954 (verslag van een voordracht). |
Gabriël Smit, Wanhoop binnen de grenzen der menselijke natuur. In: De volkskrant, 13-11-1954. |
Rico Bulthuis, Met Anna Blaman ‘Op leven en dood’. In: Haagse post, 20-11-1954. |
R.Z., Verschijningsvormen der liefde. In: Vrij Nederland, 6-11-1954. |
Pierre H. Dubois, ‘Op leven en dood’. Aangrijpend boek van Anna Blaman. In: Het vaderland, 20-11-1954. |
Jos Panhuijsen, Anna Blamans ‘Op leven en dood’ is angstwekkende, tè persoonlijke roman. In: De Gelderlander, 20-11-1954. |
Alfred Kossmann, Anna Blaman speurt - ‘op leven en dood’ - naar innerlijke waarheid. In: Het vrije volk, 27-11-1954. |
H.A. Gomperts, Het gelouterde inzicht. In: Het parool, 3-12-1954. |
[An.], Naar een wapenstilstand met het leven. In: Nieuwe Rotterdamsche courant, 4-12-1954. |
B. Stroman, Anna Blamans nieuwe roman: ‘Op leven en dood’. Te veel aandacht voor het riool. In: Algemeen handelsblad, 4-12-1954. |
Clara Eggink, De schrijvende vrouw en Anna Blaman. In: De gids, 1955 11, jrg. 118, p. 149-156. |
Gerard Knuvelder, Anna Blaman op zoek naar de werkelijkheid. In: De tijd, 24-9-1955. Ook in Knuvelders bundel Spiegelbeeld. 's-Hertogenbosch 1964, p. 69-74. |
W.L.M.E. van Leeuwen, ‘Gelaafd aan d'aardse zuivre bron...’ In: W.L.M.E. van Leeuwen, Nieuwe romanciers uit Nederland en Vlaanderen. Zeist 1961, p. 16-19. |
S. Vestdijk, De zieke mens in de romanliteratuur. Baarn 1964, p. 56-57. |
Hella S. Haasse, Over Anna Blaman. In: Hella S. Haasse, Leestekens. Amsterdam 1965, p. 65-79. |
Henk Struyker Boudier, Speurtocht naar een onbekende. Anna Blaman en haar ‘Eenzaam avontuur’. Amsterdam z.j. [1973]. Dissertatie. (Voor het daarin gepubliceerde romanfragment: zie p. 187-225.) |
C.J.E. Dinaux, Anna Blaman. In: C.J.E. Dinaux, Herzien bestek. Amsterdam 1974, p. 252-260. |
Anna Blaman-nummer van Literama, nr. 7/8, 1978, jrg. 13. Zie daarin met name: Pierre H. Dubois, Anna Blaman en het schrijverschap (p. 240-242); Theun de Vries, Anna Blaman, revolutie of existentie (p. 251-254). |
Anna Blaman, Fragmentarisch. Nagelaten proza van Anna Blaman bijeengebracht, ingeleid en van toelichtingen voorzien door Henk Struyker Boudier. Amsterdam z.j. [1978]. |
Leo Ross, Anna Blaman. In: Kritisch lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945, juni 1981. |
| |
| |
H. Struyker Boudier, Anna Blaman, ‘Op leven en dood’. Apeldoorn 1984, Memoreeks. |
Janet Luis, Schrijven als een ontdekkingsreis. In: Het parool, 9-10-1985. |
Aad Meinderts, Geluk op het drijfzand der illusie. Kanttekeningen bij Blamans existentialisme en haar roman ‘Op leven en dood’. In: Anna Blaman, informatie en herinneringen. Amsterdam z.j. [1985], p. 5-16. Serie Literair Moment. Informatieboekje bij de zeventiende druk. |
Ton Anbeek, Na de oorlog. De Nederlandse roman 1945-1960. Amsterdam 1986, p. 87-104. Synthese-reeks. (Vergelijk ook Anbeeks eerdere artikel Existentialisme in de Nederlandse literatuur, in het tijdschrift Literatuur, nr. 1, 1984, jrg. 1, p. 4-8.) |
Agnes Hüfner, Ein Mann jammert. Aber stark und spöttisch sind die Frauen bei Anna Blaman. In: Frankfurter Allgemeine Zeitung, 13-3-1990. |
Jürg Scheuzger, Liebe und Einsamkeit. In: Neue Zürcher Zeitung, 27-9-1990. |
lexicon van literaire werken 25
februari 1995
|
|