| |
| |
| |
Aster Berkhof
Het huis van Mama Pondo
door Koen Vermeiren
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Aster Berkhof (* 1920 te Rijkevorsel, België) is de schuilnaam van Lode van den Bergh. Na zijn studie Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven, werkte hij een tijdlang als redacteur-buitenland bij de krant De Standaard. In die functie reisde hij niet alleen veel, maar ontwikkelde hij ook een bijzondere interesse voor Zuid-Afrika en de manier waarop de blanke minderheid in dat land de zwarte bevolking stelselmatig onderdrukte. Vooral het feit dat de rest van de wereld, om economische redenen, de ogen sloot voor die geïnstitutionaliseerde onrechtvaardigheid was hem een doorn in het oog. Graag had hij als journalist het land bereisd om er een reportage over te maken, maar aangezien de financiële middelen van de krant destijds beperkt waren, ging dat plan niet door. Berkhof begon zich toen maar zorgvuldig te documenteren over wat ondertussen officieel de Apartheid was gaan heten - nadat de Boerenpartij de (blanke) verkiezingen had gewonnen -, maar kon op weinig medewerking van de Zuid-Afrikaanse ambassade rekenen. Alleen via Londen raakte hij aan de nodige inlandse kranten en de parlementsverslagen, terwijl hij veel actuele informatie uit Keesings Contemporary Archives haalde.
Om zijn roman Het huis van Mama Pondo (Het Davidsfonds, 1972) te schrijven, vond hij echter dat er meer nodig was dan een grondige studie van de politieke situatie. Daarom reisde hij naar Zuid-Afrika om er met de mensen - blanken én zwarten - te praten en om de sfeer op te snuiven. Het werd blijkbaar een onvergetelijke ervaring, mede dankzij een wijkverpleegster die hem meenam naar de zwarte woonwijken en naar plaatsen waar blanken normaal niet mochten of konden komen. Qua temperament heeft ze model gestaan voor het personage Mama Pondo. De roman telt 354 bladzijden en is onderverdeeld in 24 hoofdstukken, die op hun beurt bestaan uit kortere deeltjes.
In een inleidende tekst legt de auteur er de klemtoon op dat het verhaal is gebaseerd op feiten, alhoewel de personages fictief zijn. Ook verwijst hij nadrukkelijk naar de geschriften van
| |
| |
mensen als Nelson Mandela, Govan Mbeki en Walter Sisoeloe, en naar toenmalige verslagen in de wereldpers. Het omslag van de roman is zwart, met daarop in lichtere grijstinten de afbeelding van een (zingende?) zwarte vrouw.
| |
Inhoud
Het is 6 april 1952. Pierre van Bergen, een Belgisch journalist, woont in Sophiatown, de zwarte wijk van westelijk Johannesburg, samen met Jimmy Tugela en diens broer David, een meeting bij van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC). Tijdens die bijeenkomst, waarop duizenden zwarten aanwezig zijn, wordt door Dr. Illovo de Ongehoorzaamheidscampagne gelanceerd. Vanaf nu zullen zwarte vrijwilligers onrechtvaardige blanke wetten bewust overtreden en daarvoor naar de gevangenis gaan. De voorzangeres op het podium is Mama Pondo, moeder van Jimmy en David. Pierre ontmoet Sandra, de zus van beide jongemannen, en is erg onder de indruk van haar.
Het gezin Tugela bestaat uit vader John, een pottenbakker; moeder Sara (die door iedereen Mama Pondo wordt genoemd) en de kinderen Tom, die zijn vader helpt in de zaak; Jimmy, die voor handelsreiziger speelt; David, die hulppredikant is en lesgeeft aan het St.-Edwardscollege; Michael, de communist van de familie; Jesse, student in de rechten; Rose, een verpleegster en getrouwd met Pieter; en ten slotte Sandra, een secretaresse.
Tijdens het bezoek van Pierre aan de familie Tugela, vertelt Mama Pondo hem over de situatie in Zuid-Afrika. Sinds de Nasionale Partij, ook wel de Boerenpartij genoemd, in 1948 bij de verkiezingen de Engelsen heeft overwonnen, is de blanke minderheid de zwarte meerderheid steeds meer gaan terroriseren. Die blanke minderheid is hoofdzakelijk een calvinistische agrarische gemeenschap (vandaar de benaming Boerenpartij), die ervan overtuigd is dat ze superieur is aan de zwarten én dat God het zo heeft gewild. De Apartheid werd door hen bij wet ingevoerd en al wie zich ertegen verzet, komt in de gevangenis terecht. Volgens Mama Pondo handelen de blanken zo omdat ze bang zijn voor de zwarten, die als communisten worden voorgesteld. In werkelijkheid zijn er slechts een kleine tweeduizend echte sympathisanten van de (buiten de wet gestelde) communistische partij. De miljoenen anderen zijn christenen.
De Boeren reageren heftig op de Ongehoorzaamheidscampagne, en de initiatiefnemers worden voorgesteld als barbaarse anarchisten die de binnenlandse veiligheid bedreigen. Bij de familie Tugela wil nochtans iedereen vrijwilliger zijn om een
| |
| |
blanke wet te overtreden, maar uiteindelijk is het Mama Pondo die zich opoffert en samen met 23 andere vrijwilligers het (verboden) blanke centrum van Johannesburg gaat bezoeken. De tocht eindigt in de gevangenis.
Jesse meent dat de Ongehoorzaamheidscampagne op niets zal uitdraaien. Het enige wat Zuid-Afrika kan redden, volgens hem, is een guerillastrijd, gevolgd door revolutie. Wat later verlaat Jesse het ouderlijke huis. In een brief schrijft hij dat terreur alleen met terreur kan worden bestreden. Ook in de rest van het land lijkt de geweldloze sfeer om te slaan in opstandigheid. Er worden steeds meer zwarte opstootjes gemeld, die door het ANC evenwel openlijk worden afgekeurd, vooral omdat ze worden uitgelokt door betaalde zwarte opruiers. Spoedig vallen aan beide kanten de eerste doden.
Sandra en Pierre, die ondertussen een koppeltje zijn geworden, worden gearresteerd op basis van de overtreding van de rassenwet, die blanken en zwarten verbiedt met elkaar om te gaan. Pierre krijgt het bevel het land te verlaten. Maar vóór hij dat doet, vraagt hij Sandra's ouders toestemming om met haar te trouwen. Ze zullen in Rhodesië gaan wonen. David zegent in het geheim hun huwelijk in.
Tijdens een betoging in Parktown probeert Tom een blank meisje te beschermen tegen een aanval van een zwarte onruststoker. Wanneer de politie arriveert, kan de echte dader ontvluchten en wordt Tom in zijn plaats gearresteerd en mishandeld. Ook David wordt opgepakt, en krijgt wat later te horen dat Tom, zonder enige vorm van proces, zal worden terechtgesteld. Als predikant krijgt David de toestemming om aanwezig te zijn bij de executie van zijn broer. Vrienden van David ontdekken wie de ware schuldige is in wiens plaats Tom werd opgehangen. Het blijkt een zwarte te zijn die door de politie werd omgekocht om herrie te schoppen. Ondanks Davids protest, wordt de zwarte, als vergelding, zelf gelyncht.
Wanneer de bewoners van Sophiatown het bevel krijgen hun huizen te verlaten, roept Michael - de communist in de familie Tugela - op tot publiek verzet, waarna hij moet onderduiken voor de politie. Wat later wordt hij met een kogelwond door bevriende zwarten naar huis gebracht. De speurders komen met honden en halen het huis van de Tugela's overhoop; de zwaargewonde Michael wordt door een van de razende dieren de keel doorgebeten.
Rose en haar man Pieter, die een halfbloed is, worden samen met hun twee kinderen gearresteerd op basis van de Wet op de Onzedelijkheid, die gemengde huwelijken verbiedt. Pieter en de kinderen worden op een vrachtwagen geladen en samen met andere ongewensten afgevoerd naar een onbekende
| |
| |
bestemming. Ook andere zwarten worden met geweld uit hun huizen verdreven en overgebracht naar een kamp. Alleen als ze in de mijnen willen gaan werken, kunnen ze een nieuwe woning krijgen. John Tugela weigert. Vervolgens wordt de hele familie op een trein gezet om naar Pondoland in Transkei, een van de zogenaamde ‘thuislanden’, te worden gevoerd. Daar moeten ze in de wildernis in een hut gaan wonen, onder het gezag van een zwart dorpshoofd dat door de blanken wordt betaald.
Wanneer Jimmy zich tegen dwangarbeid verzet, wordt hij neergeslagen, evenals John Tugela, die zijn zoon te hulp was gesneld. Jimmy slaagt erin het wapen van een lijfwacht te bemachtigen en schiet de man dood, waarna hij de bergen in vlucht. John en David worden opgesloten. Tijdens hun verblijf in de gevangenis ontmoeten ze Anthony Sezela, een onderwijzer die werd gearresteerd omdat hij had geweigerd het nieuwe onderwijsprogramma van Boerenleider Verwoerd te volgen. Dat onderwijsprogramma houdt in dat een zwarte alleen nog maar mag worden opgeleid om handenarbeid te verrichten.
Mama Pondo slaagt erin haar man en haar zoon vrij te kopen. Jimmy wordt opgespoord per helikopter en gedood. Zijn lichaam wordt als afschrikwekkend voorbeeld aan een boom gehangen. Dan komt het bericht dat Pierre en Sandra in Rhodesië zijn aangehouden omdat ze Zuid-Afrikaanse vluchtelingen hadden geholpen. Nog wat later bereikt de Tugela's een brief van Pierre. Sandra heeft zelfmoord gepleegd nadat haar blanke bewakers haar hadden verteld dat haar man dood zou zijn en ze haar verscheidene keren hadden verkracht.
In het kamp groeit het verzet tegen het harde regime. Wanneer op een nacht een aanslag wordt gepleegd op de hut en de auto van een zwarte collaborateur, volgen er represailles en worden twee onschuldigen lukraak gearresteerd. John Tugela, die de jongens wil bijstaan door een getuigenis in hun voordeel, wordt zelf gevangen gezet wegens verstoring van de rechtsgang. Hij moet, op straffe van opsluiting en zweepslagen, eer bewijzen aan het nieuwe dorpshoofd. John weigert. David ondergaat hetzelfde lot.
Na zijn vrijlating krijgt David van de bisschop toestemming om rond te reizen in Pondoland. Hij verneemt dat Pierre in Europa fondsen heeft verzameld voor de guerillabeweging van Jesse. Wat later ontmoeten David en Pierre elkaar. Pierre toont hem de plaats waar Sandra begraven ligt. Daarna brengt hij hem naar de geheime schuilplaats van Jesse, die aan het hoofd staat van een opleidingskamp voor guerillero's en een algemene opstand voorbereidt.
Overal in het land worden door zwarte verzetsstrijders aan- | |
| |
slagen gepleegd. Het huis van een blanke dominee wordt aangevallen. David probeert, tevergeefs, de predikant en zijn familie te beschermen tegen de woeste bende zwarten. Ook in Pondoland breekt de hel los. De Boeren slaan hard terug, onder het mom te strijden tegen het oprukkende communisme.
Bij zijn terugkeer in het dorp waar zijn ouders verblijven, verneemt David dat zijn vader in ‘de donkere cel’ is opgesloten, omdat hij nog altijd geen eer wil bewijzen aan het dorpshoofd. En Mama Pondo is gefolterd omdat ze weigerde hem tot andere gedachten te brengen. Wanneer John voor de zoveelste keer met de zweep krijgt, bezwijkt hij en sterft van uitputting. Volgens de rechter heeft hij zich aan het gezag onderworpen, maar Mama Pondo, die de eer van haar dode man wil redden, spreekt dat openlijk tegen. Ze wordt ter plaatse doodgeslagen. Wat later vindt het drama in Sharpeville plaats, waarbij honderden zwarten worden gedood of verwond. Nelson Mandela wordt aangehouden op beschuldiging van hoogverraad. Europa en Amerika keuren openlijk de Apartheidspolitiek van Zuid-Afrika af.
Jesse wordt verraden door omgekochte zwarten en Pierre komt om wanneer de berg waarin de rebellen zich schuilhielden, wordt opgeblazen. Jesse, Mandela, Sisoeloe, Mbeki en alle topfiguren uit het verzet worden tot levenslang veroordeeld en naar het beruchte Robbeneiland gevoerd. David wordt verbannen. Hij krijgt een identiteitskaart met een andere naam en wordt naar de Kalahariwoestijn gebracht, waar een oude man, die dertig jaar geleden al werd verbannen, zich over hem ontfermt.
| |
Interpretatie
Titel
Wanneer Pierre voor het eerst bij het gezin Tugela aan huis komt, wordt hij getroffen door de vriendelijke, openhartige en warme sfeer die er heerst. De woning is niet alleen een veilig nest voor de hele familie, maar ook voor vluchtelingen die er af en toe komen schuilen voor de politie. En de spil van dat alles is Mama Pondo, nog meer dan haar man John Tugela. Zij is een afstammelinge van Elias Tsomo, een groot opperhoofd bij de Pondo's, honderdvijftig jaar geleden. Om die reden wordt ze door iedere zwarte in haar omgeving geëerd en om raad gevraagd. Haar huis staat dan ook symbool voor gastvrijheid, hulpvaardigheid, verdraagzaamheid en wijsheid. Het is niet alleen een huis, maar ook een thuis voor iedereen.
| |
Opbouw / structuur
De roman begint met het bezoek van Pierre van Bergen aan Sophiatown, maar al vlug wordt het duidelijk dat de gebeurte- | |
| |
nissen in feite vanuit een flashback worden verteld. Zinnen als ‘Pierre zou 's avonds vertellen...’ (p. 11) of ‘We hebben Rose nooit meer teruggezien’ (p. 186) wijzen daar ondubbelzinnig op. Maar binnen deze terugblik verlopen de gebeurtenissen wel grotendeels chronologisch. Ieder van de 24 hoofdstukken betekent een verdere stap in de ondergang van de familie Tugela. Structureel weerspiegelt de roman wat het Apartheidsregime betekent voor de zwarten, namelijk een toenemend en onomkeerbaar verlies. Naarmate het verhaal vordert, worden de hoofdstukken ook almaar korter (vooral vanaf hoofdstuk XVII). Het laatste hoofdstuk, waarin David ondanks zijn verbanning opnieuw een soort van innerlijke rust vindt, is dan weer langer.
De onderverdelingen binnen ieder hoofdstuk laten Berkhof toe allerlei zijlijnen en nevenfiguren te introduceren in de roman, die daardoor méér wordt dan het verhaal van één enkele familie. Voortdurend worden de gebeurtenissen in een groter historisch kader geplaatst of weidt de verteller uit over bepaalde plaatsen, voorvallen of personen. Berkhof zorgt er echter voor dat zijn lezers de draad niet kwijtraken en geeft geregeld, meestal aan het begin van ieder nieuw deeltje, informatie over de tijd en de plaats van de gebeurtenissen.
| |
Perspectief
Het wordt niet meteen duidelijk door wiens ogen we de gebeurtenissen zien. Aanvankelijk lijkt het een alwetende verteller te zijn, maar dan komt er iemand aan het woord die in de wijvorm spreekt. Dat personage heeft het wat later over ‘Jimmy en mij’ (p. 8) en pas enkele alinea's verder spreekt de verteller over zichzelf in de ikvorm. Vanaf dan krijgt hij langzaamaan gestalte in de figuur van David Tugela, de zachtmoedige en vergevensgezinde leraar en hulppredikant. Het is beslist niet toevallig dat de auteur deze figuur als verteller heeft gekozen. Toen Berkhof het boek schreef, geloofde hij immers nog in een geweldloze oplossing voor Zuid-Afrika, en het is dan ook die boodschap die het meest de nadruk krijgt door de keuze van het vertelstandpunt.
David spreekt ook geregeld in de wijvorm, als teken van de solidariteit binnen de zwarte samenleving. Hij treedt dan op als de stem van een gemeenschap. Alleen in het laatste hoofdstuk overheerst aanvankelijk de ikvorm. David is als enige van het gezin overgebleven en wordt verbannen naar de woestijn. Nadat hij daar een oude man heeft ontmoet, groeit stilaan opnieuw het wijbesef, en de allerlaatste zin van de roman luidt dan ook: ‘We holden de poort uit als liepen we onze vrijheid tegemoet.’
| |
Thematiek
Het huis van Mama Pondo is één lange aanklacht tegen het Apartheidsregime van de Zuid-Afrikaanse Boerenpartij. Berk- | |
| |
hof was zo verontwaardigd over wat hij tijdens zijn rondreis in dat land had gezien en meegemaakt, dat hij er een striemende roman over schreef, gebaseerd op historische feiten, eigen ervaring en studie, en bestaande wetteksten. Het boek veroordeelt echter niet alleen de blanke machthebbers in Zuid-Afrika, maar ook al wie meent dat er zoiets als een uitverkoren volk zou bestaan. Meer dan eens wordt een verband gelegd tussen de Boerenpartij en het nazisme. Bovendien bevat het heel wat kritiek op Amerika en Europa, die het Apartheidsregime openlijk afkeurden en veroordeelden, maar ondertussen toch handel bleven drijven met de blanke regering, die ze op die manier nog rijker en sterker maakten.
Berkhof heeft de problematiek van de zwarte bevolking samengebald in één enkele familie, het gezin Tugela. ‘Elk feit apart, alles wat met de familie Pondo gebeurt is niet “historisch”,’ zei hij daarover in een interview, ‘maar het komt in zoveel Afrikaanse families voor. (...) Het huis van Mama Pondo is de microkosmos van Zuid-Afrika. Dat is een literair procédé, maar dat betekent daarom nog niet dat de historische gebeurtenissen die ik beschrijf uit de lucht zijn gegrepen.’ Binnen dat ene gezin zijn dan ook diverse richtingen waar te nemen.
Vader Tugela is niet alleen een wijs en verdraagzaam man; hij toont als bekwaam pottenbakker ook aan dat de zwarte heel goed in staat is om zijn eigen leven te organiseren. Zijn beroep is voor hem niet alleen een bron van inkomsten, maar schenkt hem ook veel vreugde en creatieve voldoening. John Tugela aanvaardt aanvankelijk lijdzaam het vele onrecht dat hem en zijn familie wordt aangedaan, maar uiteindelijk zullen zijn rechtvaardigheids- en eergevoel het winnen en weigert hij het hoofd te buigen voor de onderdukker, ook al kost hem dat het leven.
Zijn vrouw, Mama Pondo, combineert diezelfde wijsheid met een uitgesproken gevoel van solidariteit. Haar huis staat letterlijk open voor iedereen. Tevens is ze heel maatschappelijk bewogen. Met haar stem en liederen kan ze een massa ontroeren, en als het erop aankomt, staat ze op de eerste rij om haar verantwoordelijkheid, niet alleen ten opzichte van haar gezin, maar ook tegenover de hele zwarte gemeenschap, op zich te nemen. Die maatschappelijke bewogenheid is trouwens in alle kinderen terug te vinden.
Rose ontfermt zich, als verpleegster, over de lijdende mens; Sandra doet, als vrijwilligster, administratief werk voor het ANC en zal zich later in Rhodesië, samen met Pierre, bezighouden met gevluchte Zuid-Afrikanen. Tom, de oudste zoon, symboliseert zo'n beetje het naïeve idealisme. Hij vocht aan de zijde van de Britten in Italië, maar werd daar nooit voor be- | |
| |
loond. En tijdens een demonstratie in het kader van de Ongehoorzaamheidscampagne, werpt hij zich zonder nadenken op als verdediger van een blank meisje dat door een zwarte opruier wordt belaagd. Het zal hem zijn leven kosten.
Michael vertegenwoordigt de revolutionaire ‘koele intellectueel’ (p. 134). Hij is de meest kritische van allemaal en is ook bereid te vechten voor zijn marxistische idealen. Michael is dan ook de eerste die in opstand komt tegen de gedwongen verhuizing, en die daarvoor moet betalen met zijn leven.
Jimmy is de meeste flexibele van de kinderen, maar wanneer de regering de zwarten dwingt om opnieuw in hutten in de wildernis te gaan wonen, breekt er iets in hem en is hij niet langer bereid compromissen te sluiten. In een vlaag van woede doodt hij de lijfwacht die zijn vader afranselt. ‘De angst, de pijn, de bitterheid en de wrok die zich in Jimmy hadden opgehoopt, waren losgebroken, woest, vernielend, onherstelbaar. De broze blijdschap, de moed, de glans, de ontroering waren weg.’ (p. 223) Jimmy zal worden opgejaagd als een wild dier.
Jesse is de meest charismatische van het gezin en degene die lijnrecht tegenover David staat. Samen vertegenwoordigen zij twee richtingen onder de Zuid-Afrikanen. Jesse is degene die niet langer gelooft in een geweldloze oplossing en die het gewapend verzet organiseert. Hij en zijn rebellen ‘zullen de Boer tonen, dat hij niet van een hoger ras is en dat hij niet onder de bijzondere bescherming van God staat. Er is geen schijn van kans dat wij hem daarvan met woorden zullen kunnen overtuigen. De hele wereld heeft het geprobeerd. De Boer gelooft een verbond te hebben met God. Hij gelooft dat hij met God samenwoont in een huis waar de anderen geen toegang hebben. Wij zullen hem in zijn huis slaan tot hij overal bloedt en ziet dat God niet met een zwaard aan zijn zijde staat.’ (pp. 286-287) David is dan weer degene die blijft hopen dat er een tijd zal komen waarin de Boeren zelf zullen inzien dat wat zij doen verkeerd is. En tot dan moet de zwarte het onrecht lijdzaam maar met opgeheven hoofd ondergaan.
Beiden zullen echter het onderspit moeten delven. Jesse en zijn organisatie worden verraden door zwarte verklikkers, waarvan er in de roman trouwens heel wat rondlopen. En David wordt zijn identiteit afgenomen (hij krijgt een paspoort met een valse naam) en kan, als banneling, niets anders meer doen dan - letterlijk - in de woestijn gaan prediken. De uitzichtloosheid is hiermee compleet.
| |
Stijl
Aster Berkhof is een traditioneel verteller en dat blijkt ook uit dit boek. Hij is een auteur voor wie de inhoud en de boodschap belangrijker zijn dan de vorm. In de roman wisselen beschrijving en dialoog elkaar voortdurend af, en soms - vooral
| |
| |
in het begin van het boek - worden toespraken zoals die van Dr. Illovo, letterlijk in de vorm van een monoloog weergegeven. De tegengestelde opinies van de verschillende personages komen geregeld tot uiting in onderlinge discussies waarin de sprekers hun respectieve standpunt verdedigen. De verteller, alhoewel hij natuurlijk betrokken partij is, lijkt de feiten en gebeurtenissen op een objectieve manier weer te geven. En wanneer er toch sprake is van een subjectieve indruk of mening, wordt die meestal via een reflectie verwoord. In zijn beschrijvingen van het toenemende geweld hanteert Berkhof een realistische stijl die in schril contrast staat met de soms idealiserende weergave van het aanvankelijke huiselijk geluk van de familie Tugela.
| |
Poëticale aspecten
Met deze roman wil Berkhof zijn lezers duidelijk ‘een geweten schoppen’. Toen hem gevraagd werd wat de Europeanen eigenlijk konden doen om de Apartheid te helpen stoppen, antwoordde hij: ‘Individueel misschien niet veel, tenzij je je duidelijk uitspreekt tégen. Je steekt een vlaggetje in de hoogte om te zeggen: ik ben tegen apartheid.’ Met een boek als Het huis van Mama Pondo, vervolgde hij, kun je de wereld niet veranderen. Dat kan geen enkel boek. Maar aan de andere kant is het wel iets ‘als een van die vlaggetjes waar ik het daarnet over had.’
| |
Context
Inhoudelijk en qua thematiek is deze roman te vergelijken met een boek als Max Havelaar, ook al bezit het niet de stilistische verfijning van een Eduard Douwes Dekker. De roman verscheen in een tijd waarin het persoonlijke engagement en de maatschappelijke betrokkenheid hoog in het vaandel stonden, zeker bij de jeugd, en is in die zin een goede weerspiegeling van de toenmalige mentaliteit. Natuurlijk waren er al eerder boeken over zwarte slavernij verschenen - denk maar aan De negerhut van Oom Tom van Harriet Beecher Stowe - maar in het Nederlandstalige gebied was Aster Berkhof één van de eerste schrijvers die zo duidelijk stelling nam tegen de Apartheid.
Binnen zijn eigen oeuvre, dat heel divers is, vindt de roman aansluiting bij het maatschappijkritische werk, waartoe onder meer nog behoren: Angst om Afrika (1969), Dagboek van een missionaris (1962), De woedende Christus (1965), Donnadieu (1991) en Octopus Dei (1992).
| |
| |
| |
Waarderingsgeschiedenis
Het huis van Mama Pondo werd over het algemeen gunstig ontvangen, vooral in Vlaanderen, want in Nederland werd de roman amper verspreid. Dries Janssen had het over een ‘betere’ Berkhof, maar vond het verhaal nogal overladen waardoor het ongeloofwaardig dreigde te worden. Hij had wel veel lof voor de manier waarop de auteur feiten en fictie heeft verweven en voor de realistische stijl. Paul Hardy prees de auteur om zijn vakmanschap en om de evenwichtige opbouw van de roman. Volgens hem had Berkhof een boek geschreven ‘met een afgewogen beheersing, helder in de evocatie, in hoge mate boeiend, zowel door de aaneenrijging van anekdotische details, als door de projectie op nevenfiguren en de scherpe belichting van politieke achtergronden.’ Jacques De Visscher vond dat de roman ‘geen grote literaire esthetiek’ bood, maar dat hij wel getuigde van een grondige feitenkennis en dat Berkhof zijn boodschap verpakte in een voor iedereen toegankelijke vorm, namelijk een spannend verhaal. Karel Roskam sprak van een ‘meeslepende roman’, maar vond de beschreven gruwelen wel wat overdreven.
Er ontstond een fikse rel rond het boek naar aanleiding van een bespreking van André Demedts, die Berkhof verweet dat hij ‘een volk, dat ons in de natuurlijke orde der dingen nader ligt dan andere en ons bovendien nooit iets misdaan heeft’ (hij bedoelde hiermee de blanke Boeren) zo heftig had aangevallen. Demedts weigerde te geloven dat de toestand in Zuid-Afrika dermate ernstig was en vond dat Berkhof de zwarten veel te positief en de blanken te eenzijdig negatief had voorgesteld. Zijn recensie ontlokte Berkhof een bijtende reactie waarin hij Demedts een kwalijke onwetendheid verweet. Aangezien de strijd in kranten en tijdschriften werd gevoerd, ontlokte ze ook heel wat reacties van lezers die brieven pro of contra inzonden. Ook vanuit Zuid-Afrika werd gereageerd, door A.P. Overholzer, lid van de Raad van Voorlichting, die Berkhofs roman een aaneenschakeling van verzinsels noemde. In feite had Berkhof met zijn boek bereikt wat hij wilde, namelijk dat er een publiek debat ontstond over de Apartheid in Zuid-Afrika.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Aster Berkhof, Het huis van Mama Pondo, eerste druk, Leuven 1972.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Aster Berkhof, Onze belofte was een meineed. In: De Standaard, 29-10-1971. (interview) |
Dries Janssen, Aster Berkhof: Het huis van Mama Pondo. In: Het Belang van Limburg, 14-4-1972. |
G.T., Overal is er onrecht, maar in Zuid-Afrika is dat bij wet vastgelegd. In: Knack, 1972. |
Paul Hardy, Romankroniek. In: Boekengids, juni 1972. |
Jacques De Visscher, Aster Berkhof legt uit wat apartheid is. In: De Nieuwe, 13-10-1972. |
A.P. Oberholzer, Zuid-Afrika. In: Humo, 2-11-1972. |
André Demedts, Zwart en wit in zwart-wit. In: De Standaard, 1-12-1972. |
Demedts kontra Berkhof. In: De Rode Vaan, 7-12-1972. |
Aster Berkhof, Hébben de Boeren iets te willen voor de zwarten? Aster Berkhof antwoordt aan André Demedts. In: De Standaard, 19-12-1972. |
Karel Roskam, De werkelijkheid is erg genoeg. In: Vrij Nederland, 9-3-1974. |
‘Elke vorm van samenwerking wast de blanken een beetje wit, en dat zijn ze niet!’ In: Amandla, juni-juli 1987. (interview) |
lexicon van literaire werken 56
november 2002
|
|