| |
| |
| |
H.C. ten Berge
Het geheim van een opgewekt humeur
door Nora van Laar
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Het geheim van een opgewekt humeur van H.C. ten Berge (* Alkmaar, 24 december 1938) verscheen in september 1986 bij uitgeverij Meulenhoff. In 1987 volgden de tweede tot en met vijfde druk, waaronder een uitgave in de reeks ‘Schrijvers van nu’ van boekenclub ECI. De zesde druk kwam uit in 2003, nu met de ondertitel ‘Een relaas van liefde en schennis’. Ten slotte publiceerde Athenaeum - Polak & Van Gennep in 2006 de zevende, herziene druk. Ten Berge had toen net de P.C. Hooftprijs 2006 voor zijn gehele oeuvre ontvangen. Eerder werd Het geheim van een opgewekt humeur genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en bekroond met de Multatuliprijs 1987.
Het geheim van een opgewekt humeur bestaat uit drie delen, voorafgegaan door een inhoudsopgave en een motto uit Brieven van Franz Kafka. De delen zijn romeins genummerd en dragen als titel de (voornaamste) plaats van handeling. Elk deel bestaat weer uit twee hoofdstukken met titel. Daarbinnen worden de verschillende scènes onderscheiden door middel van witregels, zo nu en dan beginnend op een nieuwe pagina.
De tekst is ondertekend met: ‘Voorjaar 1984 - zomer 1985’.
| |
Inhoud
I Amsterdam, Een broze platonische pyromaan
Op de Amsterdamse Drieharingenbrug overdenkt Edgar Moortgat zijn leven: zijn echtgenote heeft hem verlaten, zijn bezigheden als schrijver liggen stil. Wat het laatste betreft, besluit hij zich voortaan te concentreren op zijn bijdragen onder pseudoniem aan het seksblad Black Nipple van P&P Productions en de filmscenario's Dochters van Pandion en De geboorte van Adonis, opdrachten die hij heeft verkregen via zijn minnares Carla. Verder zal hij blijven werken aan Het geheim van een opgewekt humeur, zijn ‘autobiografische berichten en memoires’ die hij aanmerkt als ‘werk in uitvoering’.
De aantekeningen die Moortgat in het kader van zijn me- | |
| |
moires maakt, stuurt hij naar de advocate Marian de Vos Moreau. Deze bewaart die, samen met haar commentaar, in een dossiermap. De vrouw toont zich verbaasd over het feit dat Moortgat zichzelf in de derde persoon neerzet: ‘Ik ervaar het als een poging mij binnen te roepen en buiten te sluiten. Anders gezegd, hij trekt de gordijnen open maar houdt de deur vergrendeld.’
| |
I Amsterdam, Dochters van Pandion
Nog steeds op de Drieharingenbrug dwalen Moortgats gedachten af naar zijn tweede minnares, de Caribische Coco Prima. Hij kent haar via P&P Productions, voor wie zij als pornovideoster werkt. Privé maakt Coco echter serieuze kunst, filmopnamen van haar voortdurend veranderende lichaam. Verder weet Moortgat weinig van zijn vriendin, zelfs haar echte naam niet. Wel weet hij dat ze haar biologische vader nooit heeft gekend, maar dat ze goed kon opschieten met haar stiefvader, een Nederlander. Coco luisterde graag naar diens verhalen, zoals het sprookje van de Wachtelboom over een stiefmoeder die haar stiefzoon doodde en opdiende aan haar man. Een vogel doodde daarop de vrouw, waarna het jongetje levend tevoorschijn kwam uit de vlammende nevels die uit het dode vrouwenlichaam opstegen.
Moortgat vervolgt zijn wandeling en loopt zijn vroegere schoolvriend Hugo Radstake tegen het lijf. Ook Radstake blijkt door zijn echtgenote verlaten te zijn. Wat zijn werk aangaat, is hij bezig met de uitwerking van antropologisch onderzoek, waarvoor hij in Mexico is geweest. Moortgat vertelt over zijn filmscripts. De dochters van Pandion gaat over de zusters Procne en Philomela, die zich op Procnes man Tereus wreekten, toen deze Philomela had verkracht. De vrouwen serveerden Tereus daarop zijn zoontje. Toen de man zich wilde wreken, veranderden de drie in vogels.
De Vos Moreau heeft Moortgats notities over zijn gesprek met Radstake gelezen. Uit haar praktijk kent ze wel ergere incestgevallen. Bovendien vertelt ze de geschiedenis van Adonis, onderwerp van Radstakes tweede filmscript. Adonis' moeder Smyrna verleidde haar vader terwijl deze gedrogeerd was. Na ontdekking van het bedrog trachtte de man zijn dochter te doorklieven. Aphrodite veranderde Smyrna echter in een mirreboom en het zwaard kwam terecht in de stam. Uit de inkerving werd later Adonis geboren.
| |
II Las Casas, El Chichón
Ruim een week na hun ontmoeting ontvangt Moortgat een brief van Radstake. Radstake vertelt daarin over zijn verblijf in het Mexicaanse stadje Las Casas. Zijn aanvankelijke studieonderwerp liep er spaak, maar een nieuw was al gauw gevonden in een archief waarop hij attent was gemaakt door iemand met wie hij schuilde voor een asregen uit de plaatselijke vulkaan.
| |
| |
| |
II Las Casas, De dood van Don Prudencio
Op bezoek bij Radstake in diens Amsterdamse grachtenappartement leest Moortgat het manuscript waaraan zijn gastheer werkt. Het bevat een historisch verhaal uit het archief, een biecht van ene Bruno van Bedum, in 1596 opgetekend door priester Diego de Zarate Colchado. Vader Diego vertelt over Bruno en diens broer Jelmer en zwakbegaafde zus Helga. Als kind verloren de drie hun ouders tijdens plaatselijke schermutselingen in Groningen. Later, in 1592, vluchtten zij voor de gevechten van de Tachtigjarige Oorlog naar Spanje. Daar werden de broers tot priester gewijd. In 1594 vertrokken zij als missionarissen naar Mexico. Hier eindigt het manuscript.
Een week later is Moortgat opnieuw bij Radstake thuis. Hij ziet er een beeldje van een Mayapriester met ‘de dood tussen de benen’. Wanneer Radstake vertelt dat hij ook zijn stiefdochter Coco Prima heeft uitgenodigd, verzwijgt Moortgat dat hij de vrouw kent. Uiteindelijk komt ze ook niet, maar hij ontdekt haar oude kamer, met aan de wand een affiche van zijn vriendin als videoster.
Radstake vertelt verder over de Van Bedums. In 1594 arriveerden de broers met hun zuster in Ciudad Real, het huidige Las Casas. Maar van de missie kwam niets terecht en de mannen raakten aan de drank en vermoordden, toen Helga zwanger bleek te zijn, de mogelijke schender. Toen het meisje kort daarop haar eigen broers als daders aanwees, doodden zij ook haar. Daarna vluchtten ze weg. In het Panamese Balboa kwamen beiden aan hun eind.
De Vos Moreau schrijft Moortgat dat ze ontdekt heeft dat het verhaal over de dood van de ouders van de Van Bedums niet klopt. Ze legt de fout bij vader Diego, niet bij Radstake.
| |
III Zuidveen, Het waanbeeld van de wieren
Moortgat woont sinds jaren in Zuidveen. In zijn huis hangt voordurend de aangename geur van koffie, die hij haalt bij de plaatselijke koffie- en theehandel De Raaf. De vogel staat op de verpakkingen, met in een tekstballon de verzekering dat de koper het geheim van een opgewekt humeur heeft aangeschaft. Moortgat kent Coco nu een jaar. Carla ziet hij nog steeds, al ontdekt hij dat zijn liefde voor haar voorbij is. Het filmscript over de dochters van Pandion is af. Met Radstake schrijft Moortgat brieven.
| |
III Zuidveen, De harde maand
Het vriest. Coco trekt bij Moortgat in, omdat de woonboot waarin ze in Amsterdam woont, lekt en niet meer warm te stoken is. Voortaan wil ze bij haar echte naam Miriam genoemd worden. Wanneer Carla opbelt, noemt Miriam zich Moortgats echtgenote. Bij een telefoontje van Radstake maakt ze zich niet bekend; wel denkt ze dat haar stiefvader haar stem heeft herkend.
Moortgat ontvangt van Carla een afscheidsbrief. Van Rad- | |
| |
stake horen ze niets meer, reden om hem te gaan opzoeken. Maar ze vinden zijn appartement leeg, Miriams kamer vernield, de poster verscheurd met op de muur haar echte naam gekalkt. Uit een achtergelaten brief begrijpen ze dat Radstake zelfmoord overweegt. Uiteindelijk vinden ze zijn lijk in Miriams woonboot, ingevroren in het binnengelopen water.
Terug in Zuidveen worden er uit Radstakes naam nog drie maal bloemen bezorgd. Op bijgaande kaartjes noemt hij zich ‘ontmand’. Moortgat vermoedt dat Radstake zijn leven als mislukt beschouwde en dat de ontdekking van de verhouding tussen hem en Coco de druppel was. Miriam vertelt dat zij bij haar stiefvader in Mexico was. Hij bleek verliefd op haar en tijdens de nacht van de vulkaanuitbarsting had ze besloten hem toe te laten; de man bleek echter impotent. Volgens haar zouden alle verhalen over liefde en incest hem hebben doen inzien waarmee hij toen bezig was.
De Vos Moreau neemt voor de laatste maal het woord. Ze vertelt over een brief van Miriam aan Moortgat, waarin staat dat Radstake nooit onderzoek in Mexico heeft gedaan en hij het verhaal over de Van Bedums verzonnen heeft om contact met Moortgat te kunnen houden.
Tot slot denkt Moortgat na over de verhouding tussen verbeelding en werkelijkheid. Bij het Maya-beeldje, dat Radstake hem heeft nagelaten, ontdekt hij op de plaats van het geslacht een schedel. ‘Wie de dood kiest, laat de ander leven, dacht hij.’
| |
Interpretatie
Vertelsituatie
In Het geheim van een opgewekt humeur vallen onmiddellijk de snelle wisselingen tussen teksttypen en tussen vertelsituaties op. Dragend verhaal is dat van Edgar Moortgat, een schrijver die zijn leven van het moment beschrijft. Hij maakt daarbij gebruik van de personale vertelsituatie; alleen in aanvullende brieven en dagboekaantekeningen kiest hij voor de eerste persoon. Binnen dit geheel treden andere figuren als ik-verteller op, met in het middengedeelte een grote rol voor Hugo Radstake, die zijn beurt echter weer afstaat aan vader Diego als degene die Bruno's biecht noteert. Als vanzelfsprekend is Radstake ook ik-verteller in de brieven en kaarten die hij Moortgat schrijft. Hetzelfde geldt voor Carla en Coco Prima.
Moortgat neemt dit alles op in zijn memoires die hij in gedeelten naar Marian de Vos Moreau stuurt, een advocate bij wie hij ooit cliënt is geweest. Zij maakt er een geheel van dat zij, ook weer als ik-verteller, becommentarieert. Resultaat is een caleidoscopische constructie, een soort Pak van Sjaalman
| |
| |
met De Vos Moreau in de rol van Batavus Droogstoppel. Tegelijkertijd is zij echter ook de Dame uit de Hoofse literatuur aan wie de dichter zijn pennenvruchten opdraagt. Ze krijgt hiermee niet alleen de rol van redacteur toebedeeld, maar ook die van ideale lezer: kritisch maar afstandelijk - maagdelijk zelfs - en daarmee de meest geschikte toehoorder voor een man als Moortgat die zichzelf als ‘erotomaan’ typeert. Met haar commentaar creëert ze trouwens een Droste-effect waardoor de lezer de tekst in wordt gezogen: zij maakt kanttekeningen bij de tekst van Moortgat, die op zijn beurt Radstakes schrijfsels bekritiseert, zoals blijkt uit de noten die hij daaraan toevoegt.
| |
Opbouw
Zo samengevat lijkt de opzet verwarrend, maar in de praktijk zijn de verschillende stukken wel degelijk geïntegreerd in één doorlopend verhaal. We krijgen een jaar uit het leven van Moortgat voorgeschoteld, een veertiger die in een levenscrisis verkeert. Het zijn de jaren tachtig van de vorige eeuw, eindigend in de maand waarin televisiebeelden zijn te zien van een schaatsmarathon waarin de Elfstedentocht van 21 februari 1985 te herkennen is. Deze hedendaagse laag - voor de eerste lezers van de roman de eigen tijd - wordt door bovenbeschreven montagetechniek aan een Grieks-mythologische en Mexicaans-historische laag gekoppeld, waardoor er tussen de verschillende perioden en culturen een verband ontstaat. Men kan hieruit de conclusie trekken dat de aangeroerde thema's van alle tijden zijn: ‘Ach,’ zegt Moorgat dan ook, ‘al die verhalen zijn zo oud als de wereld. Je struikelt erover. Ik kan er hoogstens varianten op bedenken.’ Opvallend binnen dit raamwerk is het spel met het getal drie: drie vertellagen, verteld in drie delen die zich afspelen in drie verschillende ruimtes. Ook inhoudelijk speelt het getal een rol, zoals bij de Drieharingenbrug of drie maal bloemen van een dode Radstake.
| |
Thematiek
De mythologie is leverancier van het incestmotief. De verhalen rond de dochters van Pandion en Smyrna dienen als voorbeeld; wraak is steeds het gevolg. Een bijzondere vorm van vergelding hierbij is die waarbij de dader zijn zoon krijgt opgediend, een gegeven dat al was aangekondigd door Grimms sprookje van de Wachtelboom. Men zou kunnen zeggen dat er hier sprake is van een speciaal soort incest. Bovendien wordt meteen duidelijk dat bloedschande altijd tot de dood leidt, een constatering die later in de roman nog eens wordt bevestigd door Radstakes beeldje van de Maya-priester. Het heeft een doodshoofd op de plaats van zijn geslacht en wordt door Moortgat later overeind gehouden met een touwtje om de nek, alsof het gewurgd wordt: zo staat het symbool voor Radstake, die zich noch bij zijn echtgenote noch bij zijn stiefdochter als man heeft kunnen bewijzen en met zijn dood de weg vrijmaakt
| |
| |
voor een gezondere relatie, tussen partners die niet binnen hetzelfde gezinsverband zijn grootgebracht. De later aan de romantitel toegevoegde ondertitel kondigt dit al aan.
De koppeling tussen eten, dood en beminnen is onderdeel van een bredere beschrijving van de liefde als een voortdurend wederzijds consumeren. Coco Prima wordt als pornovideoster door vele ogen verslonden en ook mannen lopen het risico door de liefde te worden verteerd. Zie bijvoorbeeld Moortgat, die tijdens een vrijpartij met Miriam op het Zuidveense joodse kerkhof meent dat zijn vriendin naar oneindigheid ruikt. Deze geursensatie is een herhaling van Jelmers ervaring enkele eeuwen daarvoor, wanneer die onder een Zuid-Amerikaanse sterrenhemel zijn seksuele gevoelens voor zijn zuster ontdekt. Hij wijst het meisje op Orion, volgens de Griekse mythologie toch een onverbeterlijke rokkenjager, een verkrachter zelfs, die uiteindelijk door de goden naar de hemel werd verbannen om daar tot in eeuwigheid te worden achtervolgd door de Schorpioen. Dat Jelmer later zelf door een steek van zo'n zelfde beest omkomt, zal nu niet meer verbazen.
Dit gegeven illustreert meteen hoe gedetailleerd de verbindingen tussen de verschillende vertellagen zijn uitgewerkt: het gaat in Het geheim van een opgewekt humeur om een voortdurend spel van herhalingen, vooraankondigingen, spiegelingen en tegenstellingen. Natuurlijk is dit ook weer een aanwijzing dat alles altijd weer terugkeert, al is dat steeds in ander verband en maar al te vaak in gecorrumpeerde vorm. Moortgat en De Vos Moreau ontdekken dit wanneer ze verschillende, opeenvolgende versies van de Griekse en middeleeuwse verhalen opslaan in de hoop de meest oorspronkelijke te vinden. En Radstake ervaart het in Zuid-Amerika wanneer hij er de cultuur van de Zuid-Amerikaanse indianen grotendeels vernietigd vindt door de westerse cultuur. De conclusie is duidelijk: hoe verder men van de bron verwijderd raakt, hoe meer er verstoord raakt.
De tegenstelling tussen verstoring en oorspronkelijke zuiverheid wordt ook uitgewerkt in de motieven warmte en kou. Heet is het tijdens de vulkaanuitbarsting in Mexico. Het leven raakt ontregeld, maar Radstake vindt er die nacht een nieuw onderzoeksproject. Als een feniks herrijst hij uit de as, een beeld dat al is voorbereid in de wederopstanding van het jongetje uit het sprookje van de Wachtelboom. Maar in de asregen herkent Radstake aanvankelijk sneeuw en daarmee is meteen de overgang naar het koudemotief gelegd, zoals dat uiteindelijk ook tot uiting komt in zijn vriesdood. Het is een triest einde. Zeker ook omdat Moortgat juist van die strenge winter opknapt; niet in Amsterdam, maar ver weg in het hogergelegen
| |
| |
Zuidveen. Dit Zuidveen bestaat overigens niet, al is het wel gemodelleerd naar Ten Berges woonplaats Zutphen. Mogelijk dat de auteur voor een niet-bestaande plaats heeft gekozen om de nadruk te leggen op de omgeving, op het lege, besneeuwde landschap dat voor Moortgat het ideale decor vormt om de draad weer op te pakken; warmte is er aanwezig in de vorm van een gezellig snorrende kachel.
| |
Genre
Maar de Zuidveense stilte is niet alleen tegenpool van de Zuid-Amerikaanse onrust, zij staat ook tegenover de drukte en het verval van Amsterdam waar Moortgat eerder zowel letterlijk als figuurlijk op een splitsing van wegen kwam te staan. Zijn leven zoals zich dat na die wandeling ontwikkelt, brengt hem een stevige verhouding met Miriam en een opleving in zijn werk. Op dit punt is Het geheim van een opgewekt humeur een voorbeeld van een klassieke psychologische roman, waarin de figuren een verandering in karakter ondergaan: Moortgat komt er na een crisis weer bovenop; Radstake verliest de levensmoed. Het toeval dat de twee samenbracht in een, naar later blijkt, fatale verhouding heeft daarbij veel weg van het noodlot uit een oude tragedie.
De tegengestelde ontwikkelingen die zich in de levens van Moortgat en Radstake voordoen, staan haaks op de gelijkgestemdheid tussen Moortgat en Miriam. De laatsten zijn juist zielsverwanten, kunstenaars die hun werk financieren met platte schrijfsels en video's. Hun verhouding lijkt duurzaam en na een jaar is het tijd voor eerlijkheid: Miriam laat haar schuilnaam vallen, Moortgat verliest zijn gevoelens voor Carla.
| |
Titel
Dit betekent dat de meeste geheimen tussen de twee gelieven worden opgeheven. De koele Zuidveense omgeving heeft blijkbaar zuiverend gewerkt. Spottend blijft er slechts één geheim over, namelijk dat van de sleutel tot een goed humeur. En die sleutel is koffie, zo beweert tenminste de vogel op de verpakkingen van de plaatselijke koffie- en theewinkel De Raaf. Moortgats huis, nu gevuld met geluk, is dan ook voortdurend met de aangename koffiegeur gevuld. Niet voor niets krijgen zijn intussen voltooide memoires deze ervaring als titel mee.
| |
Thematiek
De eerlijkheid die Moortgat en Miriam uiteindelijk betonen, gaat gepaard met verbazing over het feit dat aan iemands uiterlijk diens karakter of afkomst niet is af te lezen. Geen mens die kan bevroeden dat de vader van de donkere Miriam een Noorse zeeman was of Moortgats moeder joods. En ook de voorboden van de snode plannen van Bruno en Jelmer en van Radstake werden niet herkend. Niemand die twijfelde aan de papieren van de gebroeders Van Bedum, waarin Helga als verweesde nicht werd aangeduid. Niemand die achterdochtig werd, toen Radstake Coco als zijn echtgenote inschreef in het
| |
| |
hotel in Las Casas.
Deze toegekende dubbelrollen sluiten aan bij het spel rond de metamorfosen in de mythologie en ook bij de schuil- en bijnamen die alle personages wel bezitten. Algemeen bekend is het gebruik van pseudoniemen door kunstenaars om hun kunstproducten van ander werk te onderscheiden. Maar bijnamen als ‘Moordenaar’ en ‘Raddraaier’ die een leraar Moortgat en Radstake ooit gaf, zijn minder aangenaam. Met zulke namen lijken de latere gebeurtenissen tussen de twee bijna onvermijdelijk: de een zal het einde van de ander veroorzaken en de ander zal zijn vroegere vriend tot over het levenseinde heen treiteren.
En daarmee zijn we terug bij de dood, die al eerder ter sprake kwam in verband met de seksualiteit. Wil men Het geheim van een opgewekt humeur in één term karakteriseren, dan komt ‘eindigheid’ misschien wel het dichtst in de buurt. Alles gaat voorbij, zoals Miriam kan getuigen wanneer ze haar lichaam op beeld vastlegt met als enig doel het verval door de jaren heen te tonen. En Moortgat ruikt tijdens zijn Amsterdamse wandeling al zijn eigen rottingsgeur, een ervaring die hij ook beschreven vond bij Toergenjev.
Met Toergenjev komen we op het punt van de intertekstualiteit, die Het geheim van een opgewekt humeur kenmerkt. De tekst is doorspekt met verwijzingen naar andere schrijvers, impliciet en expliciet, te veel om op te noemen, al kan men moeilijk om de gedichten van Xavier Villaurrutia en Maurice Gilliams heen en is de modellering van de ontmoeting-na-jaren tussen Moortgat en Radstake naar het Alpejagerslied van Paul van Ostayen te aardig om onvermeld te laten.
| |
Stijl
Zulke verwijzingen benadrukken het thema van het schrijverschap. Moortgat houdt van een bondige stijl, Radstakes manier van uitdrukken acht hij te wijdlopig. In Radstakes appartement voeren de twee een discussie over de mogelijke redenen waarom de oude kroniekschrijvers zo onderkoeld schrijven. Het gesprek geeft te denken over de schrijftrant die Moortgat in de eigen memoires hanteert: toch ook meer een registrerend dan een emotierijk betoog, gevat in een gedragen stijl die de verschillenden personages geen eigen register geeft. Nu is Moortgats geschrift nog niet af en krijgen de lezers een verzameling losse stukken te zien waaraan het uiteindelijke resultaat niet is af te lezen, maar toch...
| |
Motto
Bovenstaande overweging brengt ons tot slot op de aard van de tekst. We lezen deze als de memoires van Moortgat. Maar hoe kan het dat De Vos Moreau soms meer van de man weet dan hijzelf? Dat kan alleen als zij de eigenlijke hoofdverteller is; dit zou dan ook meteen Moortgats gewoonte verklaren zichzelf
| |
| |
in de derde persoon aan te spreken. Bovendien legt deze bevinding de ware verhouding tussen de vertellers bloot: De Vos Moreau vertelt (verzint?) het leven van Moortgat. Zij laat hem Radstake ontmoeten, die op zijn beurt zijn (verzonnen) levensverhaal vertelt, wat vader Diego tot de volgende verzonnen verteller maakt. Een ingenieuze constructie, al had de lezer het kunnen weten. Het motto van de roman luidt immers: ‘Mijn hele lichaam waarschuwt mij voor ieder woord...’
| |
Context
Het geheim van een opgewekt humeur is het eerste deel van een romancyclus waartoe ook De jaren in Zeedorp (1998) en Blauwbaards ontwaken (2003) behoren, romans die overigens ook zelfstandig te lezen zijn. Maar de overeenkomsten zijn legio: de drieledige opzet bijvoorbeeld, en de voortdurende wisseling van genres en vertelsituaties en inhoudelijk de beschrijving van (verlorengegane) liefdes.
Hoofdfiguur Edgar Moortgat treedt echter niet alleen in deze romans op, we ontmoeten hem ook in de novelle Een Italiaan in Zutphen (1990). En dat is niet gek voor een oeuvreschrijver als Ten Berge, die tussen al zijn werken lijnen trekt. Basis is de montagetechniek, verwant aan die van Ezra Pound, en intertekstualiteit. Dat Het geheim van een opgewekt humeur bij herdruk herzien is, kan ook in dit licht worden gezien. Moortgats notitie dat zijn memoires ‘werk in uitvoering’ zijn, krijgt hierdoor een bredere betekenis dan ze binnen het verhaal al had. Maar ook de thema's en motieven zoals hierboven besproken zijn elders terug te vinden. Titels als Poolsneeuw (dichtbundel, 1964) of De raaf in de walvis (verzameling Eskimomythen, 1976) zeggen al genoeg.
Binnen het grotere geheel van de Nederlandse letterkunde plaatst men Ten Berge naast andere experimentele schrijvers zoals Bert Schierbeek, Sybren Polet en Jacq Firmin Vogelaar. Daarnaast kan men niet om de invloed van Paul van Ostayen heen.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De meeste ruimte binnen de recensies wordt gevuld met bespreking van opzet en inhoud van Het geheim van een opgewekt humeur. Wanneer er een oordeel wordt uitgesproken, is dat meestal positief.
Een van de meest lovende komt uit de pen van T. van Deel.
| |
| |
Hij meent met ‘een prestatie van belang’ van doen te hebben en complimenteert Ten Berge vooral met het middenstuk, al doet het slotdeel waarin de motieven samenkomen, er niet voor onder. De criticus eindigt met: ‘De wisselende tekstsoorten in het boek - dagboekfragmenten, gesprek, navertelling van een oude kroniek, mythe, innerlijke monoloog, brief - maken het geheel ook erg aantrekkelijk. Werkelijk nu eens een boek dat veel lezers zou kunnen aantrekken, luchtig, verstrekkend, spannend en bedachtzaam. En sterk geschreven.’
Een aantal recensenten vermeldt naast waardering wat minpunten. Meest genoemd is de stijl, die geen variatie kent wanneer een ander personage het woord neemt. Als voorbeeld een citaat uit de kritiek van Jacques Kruithof in Vrij Nederland: ‘Alle participanten drukken zich uit in dezelfde volzinnen, ongeacht ze nu schrijven of spreken, of ze iets voor zichzelf noteren dan wel opschrijven voor een ander. Bovendien is de stijl waarvan zij zich, enkele poëtische opwellingen daargelaten, bedienen niet zelden stroef, meer die van een degelijk bewerkt artikel dan een verhalende en meeslepende schrijftrant.’
Een van de weinigen die onvoorwaardelijk afwijzend oordeelt, is Hans Warren. Deze beweert dat het hart uit de roman is, veroorzaakt door het feit dat de auteur geen geheimen meer intact houdt: ‘Hij suggereert niet langer maar benoemt alles nadrukkelijk. [...] De auteur van dit boek is een verteller van het soort dat meent alles te moeten herhalen eer het tot het bewustzijn van de lezer doordringt. Hij zegt de dingen zo omslachtig, plechtig en conventioneel mogelijk, voegt wat vage levenswijsheden toe en wil met vertoon van kennis laten merken dat hij niet van de straat is.’ Andere pijlen richt Warren op het veelvuldig voorkomende toeval en de naar zijn mening soms clichématige taal.
Het negatiefst oordeelt echter Joris van Casteren in Bzzlletin uit 2004. Deze journalist noemt alles in de roman te geforceerd en te toevallig. Zijn conclusie na bespreking van de gehele trilogie: ‘En daar zit je dan als lezer. Je hebt getuige mogen zijn van willekeurig wat fragmenten uit het leven van een niet zo interessante man. Je hebt er wel wat smakelijke klassieke kruimels bij geserveerd gekregen. Die herinneren je eraan dat je toch al van plan was om binnenkort nog een stukje Ovidius of Bruno Schulz te lezen. Die pak je uit de kast en al snel ben je Moortgat en zijn vriendjes voorgoed vergeten.’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
H.C. ten Berge, Het geheim van een opgewekt humeur, Een relaas van liefde en schennis, zevende, herziene druk, Amsterdam 2006.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
[Anoniem], Moortgats tragedie. In: de Volkskrant, 28-8-1986. |
Hans Warren, H.C. ten Berge: Het geheim van een opgewekt humeur. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 6-9-1986. |
Maarten van Buuren, De verbeeldingskracht van een verboden verlangen. In: De Groene Amsterdammer, 17-9-1986. |
Frank Ligtvoet, [Zonder titel]. In: de Volkskrant, 17-10-1986. |
Jaap Goedegebuure, Noodlotstragedie. In: Haagse Post, 18-10-1986. |
T. van Deel, Gevaarlijke betrekkingen: Ronduit imposant verknoopt Ten Berge de ontwikkelde motieven. In: Trouw, 20-11-1986. |
Hans Groenewegen, Het geheim van een opgewekt humeur: Het blijvende vergaat in vormloze incidentenbrij. In: De Waarheid, 4-12-1986. |
Michel de Koning, Romandebuut van H.C. ten Berge: Het geheim van een goed humeur. In: Brabants Nieuwsblad, 5-12-1986. |
Eddy Bettens, [Zonder titel]. In: De Standaard, 20-12-1986. |
Gé van Tol, Er is geen drang tot vernieuwing. Jezelf dichtmetselen. In: Amersfoortse Courant, 24-12-1986. Ook in Het Binnenhof, 16-5-1987. (Interview) |
Jacques Kruithof, Tegen voortdurend verlies bestand: roman van H.C. ten Berge, lappendeken met een rode draad. In: Vrij Nederland, 20-9-1986. |
Peter Dicker, Schimmen in de leegte. In: Leeuwarder Courant, 27-12-1986. |
Douwe de Vries, Nieuwe roman van H.C. ten Berge: Tussen een hete vulkaan en de koude sneeuw. In: Fries Dagblad, 28-2-1987. |
Paula Boeyen, Probeer fictie eens! In: Elke dag schrijf ik een boek, nr. 3, februari-maart 1987, p. 14-15. |
Theo Hermans, De mythische dimensie van noodlottige liefdes. In: Ons Erfdeel, nr. 2, maart-april 1987, jrg. 30, p. 265-267. |
Karel Osstyn, Multatuliprijs H.C. ten Berge: Taal onderscheidt de mens van het dier. In: De Standaard, 30-10-1987. |
Nico van Rossen, Geschiedenis als labyrint zonder middelpunt: de moderne Detective bij Potter, Fuentes en Ten Berge. In: De Revisor, nr. 3, juni 1988, jrg. 15, p. 81-95. |
Gerrit Jan Zwier, Schimmen in de leegte. In: Denkwijze, nr. 298, 1991, p. 13-15. |
Jan-Hendrik Bakker, De warmte van het Hoge Noorden. In: Amersfoortse Courant, 13-12-1996. (Ook in: Haagse Courant, 13-12-1996) |
Joris van Casteren, Adieu, Moortgat. In: H.C. ten Berge, speciaal nummer van Bzzlletin, nr. 288, januari 2004, jrg. 32, p. 76-84. |
Jacques Kruithof, Neerslag van betekenis. H.C. ten Berge, speciaal nummer van Bzzlletin, nr. 288, januari 2004, jrg. 32, p. 85-93. |
| |
| |
Elsbeth Etty, De verdraaide verbeelding. In: NRC Handelsblad, 23-4-2004. (Interview) |
Sander Grootendorst, H.C. ten Berge: schrijver, dichter, Zutphenaar. In: De Stentor, 17-5-2008. (Interview) |
lexicon van literaire werken 86
mei 2010
|
|