| |
| |
| |
Gerbrand Bakker
Boven is het stil
door J.M.J. Sicking
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Toen Gerbrand Bakker (* 1962 te Wieringerwaard NH) in 1999 het jeugdboek Perenbomen bloeien wit had gepubliceerd, wilde het werken aan een roman voor volwassenen niet goed vlotten. Maar nadat hij zijn aantekeningen terzijde had gelegd en aan een nieuw boek was begonnen met als werktitel Henk, lukte het schrijven ineens wel. Aanvankelijk werd het in een half jaar voltooide manuscript door een tiental uitgevers afgewezen. Pas het inschakelen van een bevriende literair agente leidde ertoe dat Cossee te Amsterdam zijn roman in 2006 uitgaf, nu met als titel Boven is het stil. Een interessante bijzonderheid is dat de auteur bij het gereedmaken van de eindversie niet alleen is gaan schrappen in zijn tekst, maar dat hij ook het oorspronkelijke happy end, waarbij Jaap en Helmer samen een nieuw huis zouden betrekken, heeft laten vervallen.
Het boek, dat na een aanloopperiode druk werd besproken, bleek in alle opzichten een groot succes te zijn. Het werd in 2006 zeven keer herdrukt (300.000 verkochte exemplaren) en in 2007 nog eens vijfmaal, ook als ‘Grootletterboek’ bij uitgeverij XL; in april 2008 verscheen de vijftiende druk.
In 2006 ontving de schrijver voor Boven is het stil zowel Het Gouden Ezelsoor als de Debutantenprijs; bovendien kozen de Nederlandse boekverkopers het ontwerp van Marry van Baar, dat een Hollands waterlandschap voorstelt, uit als het Mooiste Boekomslag van 2006. Ook de plaatsing op de longlist van de AKO Literatuurprijs 2006, een nominatie voor de Anton Wachterprijs 2006, de bekroning als Uitgelezen Keuze 2007 van de Selexyz-boekhandels en een plaatsing op de shortlist van de Libris Literatuur Prijs 2007 verdienen vermelding.
Vertalingen in het Frans, Italiaans, Engels, Duits, Deens, Turks en Koreaans zijn aangekondigd of inmiddels verschenen; ook is er sprake van een eventuele verfilming en een toneelbewerking. Van Bakkers jeugdboek Perenbomen bloeien wit verscheen in 2007 een succesrijke aangepaste editie voor volwassenen. Via zijn website www.gerbrandsdingetje.nl houdt de auteur zijn lezers op de hoogte van zijn doen en laten.
| |
| |
De roman Boven is het stil, die in totaal 264 pagina's telt, bestaat uit vier delen en omvat in totaal 56, meestal korte hoofdstukken. Ofschoon Gerbrand Bakker zelf bijvoorbeeld is opgegroeid op een boerderij, onder meer Nederlands gestudeerd heeft te Amsterdam en vroeger bij een auto-ongeluk een jonger broertje heeft verloren, mag hij niet vereenzelvigd worden met de hoofdfiguur. Wel beschikt hij volgens zijn eigen zeggen (in het interview met Stoffelsen en Vink) over een groot inlevingsvermogen. ‘Tijdens het schrijven van zo'n boek is de wereld van het verhaal een parallelle wereld aan de mijne, waarin ik de mensen goed ken en [...] wel om ze kan huilen. Je houdt van ze als van echte mensen. Pas als je je personages zo tot leven brengt voor jezelf kan je dat ook in het boek voor de lezer doen.’
| |
Inhoud
Deel I
De ik-figuur, Helmer van Wonderen, is aan het begin van het verhaal vijfenvijftig jaar. Samen met zijn bejaarde en bedlegerige vader, tegen wie hij opvallend bot doet, woont hij op een boerderij in de Noord-Hollandse streek Waterland. Wanneer Helmer in november 2002 uiteindelijk heeft besloten zijn vader ‘naar boven te doen’, gaat hij het huis opnieuw inrichten. Ook de dieren rond de boerderij houden hem bezig: een kudde schapen, een paar koeien, twee ezels en wat kippen. Onder de rondvliegende vogels valt vooral een bonte kraai op.
Behalve een melkrijder en een veehandelaar komt er vrijwel nooit iemand langs, met uitzondering van Ada, die samen met haar man en haar zoontjes Teun en Ronald een halve kilometer verderop woont en alles scherp in de gaten houdt. Soms vraagt zij aan Helmer waarom hij eigenlijk niet is getrouwd; ook vertelt zij hem over een zekere Jarno Koper, die van plan is in Denemarken te gaan boeren. Helmer gaat zelf ook over een ander leven in Denemarken dromen en koopt daarom een oude landkaart, die hij ophangt in zijn slaapkamer.
In zijn herinneringen neemt zijn in 1967 gestorven tweelingbroer Henk een heel belangrijke plaats in. Wanneer Helmer tot twee keer toe een brief krijgt van diens vroegere vriendin Riet, die later was getrouwd met een onlangs overleden Brabantse varkenshouder, dringen deze herinneringen zich opnieuw aan hem op. Henk, die de lieveling van zijn vader was en hem als boer zou opvolgen, blijkt destijds om het leven te zijn gekomen door onhandig rijgedrag van Riet, die daarna door zijn toch al vaak bars en wreed optredende vader voorgoed was weggestuurd. Helmer had toen zijn studie Nederlands in Amsterdam
| |
| |
moeten afbreken om tegen wil en dank de plaats van zijn broer op de boerderij te gaan innemen.
| |
Deel II
Wanneer Riet kort na Nieuwjaarsdag een keer langskomt, doet Helmer, die even met sympathie aan zijn overleden moeder heeft gedacht, alsof zijn vader dood is. Zowel bij zichzelf als bij Riet voelt hij de leegte en bij hen allebei komen sterke emoties naar boven. Wanneer Helmer Riet ten slotte weer op de pont zet, vraagt zij hem of haar achttienjarige zoon Henk niet een tijdje op de boerderij mag werken, omdat hij thuis alleen maar doelloos rondhangt.
Terwijl Helmer het huis verder opknapt en een kamertje klaarmaakt voor Henk junior, realiseert hij zich dat de familie Van Wonderen na zijn dood zal uitsterven. Steeds weer dringen zich herinneringen aan hem op. Niet in de laatste plaats door de komst van de jonge Henk beleeft hij opnieuw hoe Riet vroeger de twee-eenheid tussen hemzelf en zijn tweelingbroer, met wie hij nog lang in één bed was blijven slapen, wreed had verstoord. Ook denkt hij terug aan de later ontslagen en daarna naar Friesland vertrokken knecht Jaap, die vroeger (ook met een kus) geprobeerd had hem over de breuk met Henk heen te helpen en met wie hij wel eens was wezen zwemmen. Inmiddels begint de jonge Henk zich met vallen opstaan aan te passen aan het leven op de boerderij en verbetert de verstandhouding met Helmer, die blijft dromen over Denemarken, zeker nu de jonge melkrijder en de vertrouwde veehandelaar ook hun vertrek aankondigen.
Enkele heftige scènes besluiten dit deel van de roman. Eerst verwijt Helmer zijn slapende vader dat die ‘zijn leven verpest heeft’ en daar tot op heden mee door is gegaan. Vervolgens neemt de jonge Henk een opstandige houding aan, wanneer hij merkt dat zijn moeder aan Helmer heeft verteld waarom hij bang is voor ezels; maar wanneer hij kwaad weg wil fietsen, vliegt de bonte kraai hard tegen zijn hoofd en raakt hij gewond. Wat later dreigt Helmer te verdrinken wanneer hij een in de sloot geraakt schaap probeert te redden.
| |
Deel III
Riet is kwaad omdat Helmer heeft gelogen over de dood van zijn vader. Even later blijkt dat Helmer is gered door de jonge Henk. Evenals Helmer zelf denkt die dat Riet op zoek was naar een nieuwe echtgenoot. Hij raakt steeds meer geïnteresseerd in Helmers gestorven tweelingbroer en wanneer hij voor de tweede keer wegens de kou bij Helmer in bed kruipt, vraagt hij of hij nu ‘een soort Henk’ is.
Ook bij Helmer zelf blijven de herinneringen terugkeren. Uit een van de gesprekken met zijn vader blijkt dat die vroeger een hekel had aan de knecht Jaap (‘mannen zoenen niet’). Opvallend is ook dat Greet, de nieuwe melkrijdster, even denkt
| |
| |
dat de jonge Henk Helmers vriendje is. Aan zijn levensmoede vader vraagt Helmer, die zonder iets te zeggen het gedicht ‘Verlangen & najagen’ op diens bed heeft gelegd, of de boerderij nu maar niet opgedoekt moet worden.
De jonge Henk vertrekt, wanneer hij eerst in een voor zijn moeder bedoelde brief heeft gelezen dat Helmer hem terug naar huis wil sturen en daarna tevergeefs op vaders verzoek heeft geprobeerd de bonte kraai neer te schieten. Ada en haar kinderen komen Helmer troosten nadat de oude boer is overleden. Dan arriveert Jaap onverhoeds op de boerderij. Hij weet niet wat er allemaal gebeurd is sinds hij vroeger het werkmanshuis heeft moeten verlaten om plaats te maken voor Henk en Riet.
| |
Deel IV
Helmer en Jaap blijken samen via Friesland naar Denemarken te zijn gereisd. Daar houden zij een beetje vakantie en gaan zij net als vroeger weer samen zwemmen. Helmer blikt terug op de begrafenis van zijn vader en de manier waarop hij de zaken op de boerderij heeft geregeld. Ook stelt hij allerlei vragen aan Jaap, die hem weer ‘ezelman’ noemt. Hoe de toekomst er voor hen beiden zal gaan uitzien, is onzeker. Vooralsnog blijft Helmer rustig ergens aan het strand zitten, terwijl hij denkt: ‘Ik ben alleen.’
| |
Interpretatie
Vertelsituatie/Stijl
De hoofdpersoon treedt zelf op als verteller. Wat daarbij vooral opvalt, is dat hij een man van weinig woorden is. Op een zakelijke, maar toch suggestieve manier geeft hij in korte zinnen de feiten weer en slechts zelden spreekt hij zich uit over zijn eigen gevoelens en de dramatiek van de gebeurtenissen. Doordat de andere personages de kennelijk aanwezige tegenstellingen en verlangens vaak evenmin onder woorden brengen, ontstaat er een soort onderhuidse spanning in het verhaal en krijgt de lezer extra veel ruimte om zelf te reageren en mee te leven. Ook de dialogen zijn kort en kaal gehouden, wat vooral bij de gesprekken tussen vader en zoon soms bitter-komisch werkt.
| |
Opbouw
De chronologische weergave van de gebeurtenissen in het heden wordt af en toe doorbroken doordat sommige belangrijke voorvallen pas achteraf in een nieuw hoofdstuk worden vermeld. Met name dat de vraag of Helmer aan de verdrinkingsdood zal ontsnappen bij het redden van een schaap onbeantwoord blijft aan het einde van het tweede hoofdstuk, doet aan een cliffhanger denken. Typerend voor de compositie is vooral dat allerlei terugblikken, die elkaar pas geleidelijk beginnen aan te vullen, de handeling voortdurend onderbreken.
| |
| |
Daardoor krijgt de lezer stukje voor stukje meer inzicht in de situatie en gaat hij zich in toenemende mate afvragen of Helmer er ten slotte in zal slagen alsnog een wending aan zijn leven te geven. Wat ook opvalt, is dat sommige voorvallen zich in de loop van het verhaal tot op zekere hoogte lijken te herhalen. Voorbeelden daarvan zijn het bijna verdrinken van Helmer naast het verdrinken van zijn broer Henk en de ‘bazige’ manier waarop zowel Helmer als zijn vader zich op de boerderij gedraagt. Dat het getal ‘twee’ zo vaak voorkomt, lijkt bovendien op den duur niet toevallig te zijn.
| |
Thematiek
Het hoofdthema in Boven is het stil is het verlangen van de hoofdfiguur naar een eigen leven. Daarin komen drie belangrijke, nauw met elkaar vervlochten subthema's bij elkaar: de opstand van een zoon tegen zijn vader, de verhouding tussen twee (tweeling)broers en het langzamerhand uitkomen voor de eigen homoseksuele gevoelens. Het weidse en verstilde landschap dat bijna voortdurend als decor aanwezig is en goed past bij het sterk zintuiglijke karakter van Helmers belevingswereld, geeft niet alleen aan hoe sterk de hoofdfiguur verbonden is met zijn leefomgeving, maar onderstreept ook het gevoel van kleinheid en verlatenheid dat hem soms kan bevangen.
Het vader-zoonconflict bezit in deze roman een klassiek karakter. Vaders wil is altijd wet geweest en dus gehoorzaamt ook Helmer hem wanneer hij na de dood van zijn broer de opdracht krijgt op de boerderij te komen werken. In hem sluimert steeds het verzet, waarbij zijn moeder zijn stilzwijgende bondgenote wordt, maar openlijk in opstand komen doet hij toch niet. Dat is echter niet alleen een kwestie van karakterzwakte, want ook Helmer zelf voelt zich sterk betrokken bij de gang van zaken in het familiebedrijf en realiseert zich soms ineens met een schok dat het ernaar uitziet dat hij de laatste Van Wonderen zal zijn. Interessant in dit verband is dat hij tegenover Henk junior niet alleen meer dan eens autoritair optreedt, maar hem soms ook liefdevol als een soort zoon benadert. Pas wanneer de oude boer steeds zwakker wordt en de droom van een eigen toekomst steeds dichterbij lijkt te komen, durft Helmer hardop uit te spreken wat hem in het gedrag van zijn vader al zoveel jaren zo hoog heeft gezeten. Uiteindelijk verzoenen vader en zoon zich dan toch nog enigszins met elkaar, al gebeurt dat bijna woordenloos.
Het tweelingthema, dat ook van oudsher vaak voorkomt in de wereldliteratuur, hangt direct samen met Helmers verhouding tot zijn dominante vader, omdat die hem niet alleen de kans op een eigen leven heeft ontnomen, maar hem ook altijd heeft laten voelen dat hij als opvolger maar tweede keus was. Zelf heeft Helmer zich ook meer dan eens gerealiseerd dat zijn
| |
| |
broer vroeger initiatiefrijker was dan hijzelf en zich ook sneller ontwikkelde. Dat werd op den duur vooral zichtbaar op het terrein van de liefde. In zijn jeugd had Helmer zich altijd heel innig verbonden gevoeld met Henk. ‘We hoorden bij elkaar, we waren twee jongens met één lijf’, denkt hij later. Juist daardoor kon hij het ontstaan van een liefdesrelatie tussen Henk en Riet slecht verdragen.
Na Henks dood blijft Helmer zich nog heel lang ‘geamputeerd’ voelen. Dat komt ook tot uitdrukking in het gedicht over het najagen van verlangens dat hij opdiept uit de bloemlezing van Lodewick (maar dat in werkelijkheid niet in dat bekende schoolboek voorkomt en naar alle waarschijnlijkheid door Gerbrand Bakker zelf is geschreven). Het gemis van zijn tweelingbroer beleeft Helmer opnieuw sterk in de komst van Henk junior, die zich daar zelf ook goed bewust van is. Behalve de behoefte om de oude rekeningen met zijn vader te vereffenen, is ook de noodzaak om zich gevoelsmatig los te maken van zijn broer een belangrijk facet van het bevrijdingsproces dat Helmer door moet maken. Opvallend is dat degene die Helmer er al vroeg op heeft gewezen dat hij anders is dan zijn broer en dat ook tweelingen vroeg of laat hun eigen weg moeten inslaan, de knecht Jaap is.
Uit het waas van homoseksualiteit dat van begin af aan over het verhaal heen hangt - en bijvoorbeeld aanwezig is in de manier waarop Helmer naar een kanovaarder of een melkknecht kijkt en ook lijkt mee te spelen in de verhouding tot Henk junior - komt Jaap steeds duidelijker te voorschijn. Dat de vader zich al vroeg aan diens gedrag ergerde, krijgt daardoor een extra betekenis. Interessant voor de thematische samenhangen die bij het lezen en herlezen van de roman vallen aan te wijzen, is ook dat Helmer zich bij het terugdenken aan Jaap een keer afvraagt of deze wellicht een plaatsvervanger was van Henk.
Zijn droom van een ander en eigen leven in Denemarken lijkt met name een concrete invulling te krijgen door het terugdenken aan de bijzondere vriendschap met Jaap, die vroeger zo voelbaar zijn grote handen op Helmers achterste had gelegd bij het schaatsen, met wie hij ooit naakt was wezen zwemmen en die hem troostend had gekust bij de dood van Henk. Nadat Henk junior naar huis is teruggekeerd en Helmers omgeving de hoop heeft opgegeven dat hij ooit een vrouw zal vinden, kan het nauwelijks nog toevallig genoemd worden dat juist Jaap na vaders dood opnieuw op het toneel verschijnt. Het motief van de twee eigenzinnige ezels, die Helmer meer dan eens aanduidt als zijn eigen dieren en die volgens dierenkenners bovendien het liefst met hun tweeën zijn, krijgt dan opnieuw betekenis in het gegeven dat juist Jaap Helmer weer ‘ezelman’ noemt.
| |
| |
Wanneer Helmer in het laatste deel van de roman samen met Jaap in Denemarken aangekomen is, lijkt zijn drievoudige bevrijdingsproces voltooid te zijn, al heeft de auteur blijkens interviews uiteindelijk afgezien van een slot dat naar zijn mening te ‘Hollywood-achtig’ zou aandoen. Aan het nu gekozen open einde heeft hij welbewust nog het zinnetje ‘Ik ben alleen’ toegevoegd. Want, verklaarde Bakker bijvoorbeeld tegenover Onno Blom: ‘Daarover gaat dit boek in laatste instantie: uiteindelijk sta je er alleen voor, wat je ook doet. En met wie je dat ook doet.’
De eerder uitgezette verhaallijnen geven in hun onderlinge samenhang echter allereerst aan dat Helmer inziet dat hij te lang alles maar over zich heen heeft laten komen en nu van plan is zelf een wending aan zijn leven te geven, hoe moeizaam dat proces ook verloopt. Veelzeggend is bijvoorbeeld dat hij een keer bedenkt: ‘Ik doe al zo lang alles op halve kracht. Ik heb al zo lang een half lijf. Nooit meer schouder aan schouder, nooit meer borst aan borst, nooit meer vanzelfsprekend samen. Straks ga ik melken. Morgenochtend ga ik weer melken. En de rest van de week natuurlijk, én volgende week. Maar het is niet langer genoeg, ik denk dat ik niet langer mijn kop onder de koeien kan steken om zo de dingen op hun beloop te kunnen laten. Als een dwaas.’
De dieren zijn voortdurend op een vanzelfsprekende manier in het verhaal aanwezig, maar sluiten ook aan bij de gevoelens van Helmer: de domme, maar ook rust en warmte uitstralende koeien, de eigenzinnige en op elkaars gezelschap gestelde ezels, de willoze en sneue schapen. Bijzonder is vooral de aanwezigheid van de bonte kraai, die door sommige lezers en recensenten gezien is als de aankondiger van de dood. Wie echter nauwkeurig kijkt naar alle passages waarin de kraai voorkomt, moet de auteur gelijk geven wanneer die in het eerder genoemde interview zegt: ‘Dat is hij helemaal niet: hij brengt liefde! Hij zorgt ervoor dat de kleine Henk niet weggaat, hij geeft Helmers vader iets om naar te kijken, bijna een reden om nog niet te sterven. En hij gaat niet weg als die uiteindelijk doodgaat. Pas als de oude knecht Jaap weer voor het eerst de keuken binnenloopt vliegt de bonte kraai weg.’
| |
Titel
De titel van de roman verwijst allereerst naar de kamer waar Helmers vader zich boven stil moet houden en later ook overlijdt. Dat die stilte ook een bredere strekking krijgt, blijkt met name uit het volgende citaat: ‘Niet alleen boven is het stil, het is overal stil, de regen tikt zacht op de vensterbank, de weg is nat en leeg. Ik ben alleen, heb niemand om tegenaan te kruipen.’
| |
| |
| |
Context
Het literaire oeuvre van Gerbrand Bakker bestaat tot nu toe pas uit twee romans. Toen in 2007 de herziene versie van Perenbomen bloeien wit verscheen, stelden enkele critici vast dat dat boek naast allerlei verschillen ook enkele overeenkomsten vertoont met Boven is het stil, zoals een typisch Hollands landschap als decor, de aanwezigheid van tweelingbroers, een auto-ongeluk met fatale gevolgen en een heel sobere stijl.
Bij pogingen om Boven is het stil nader te plaatsen in een literair-historisch kader is af en toe gewezen op reminiscenties aan werk van Arthur van Schendel uit zijn ‘Hollandse’ periode, dat naar de woorden van Jaap Goedegebuure ‘net zo'n hommage is aan Hollandse binnenvetters en hun klei- en veengrond als Bakkers prachtige debuut’. Het heeft weinig zin daarnaast ook nog naar verbanden te zoeken met de traditionele, vaak sterk idealiserende streekroman: een populair genre, dat al sinds de jaren dertig van de vorige eeuw (vgl. het optreden van schrijvers als Antoon Coolen, Herman de Man, Anne de Vries en vele anderen) steeds minder in literair aanzien is komen te staan. Dat Gerbrand Bakker een verhaal heeft geschreven dat zich afspeelt op het platteland en (onder meer!) handelt over een generatieconflict, wil allerminst zeggen dat hij aansluiting heeft gezocht bij een romansoort die steeds meer stereotiepe trekken en steeds minder diepgang is gaan vertonen.
Wat wel opvalt, is dat er de laatste tijd in Nederland opnieuw veel romans verschijnen die gesitueerd zijn in een typisch landelijke, maar meestal weinig idyllische omgeving. Enkele voorbeelden daarvan zijn: De grasbijter van Jan van Mersbergen, Knielen op een bed violen van Jan Siebelink, Joe Speedboot van Tommy Wieringa, Ziekzoekers van Anne-Gine Goemans, Geen zee maar water van Gijs IJlander, Familievlees van Martin Hendriksma, Het vergeten seizoen van Peter Delpeut, Kromzicht van Max Niematz. Deze boeken verschillen alleen al wat strekking en toonzetting betreft sterk van elkaar. In zoverre er sprake is van thematische overeenkomsten, zou het blijkens overzichtsartikelen van Arjen Fortuin en Rob Schouten vooral gaan om de manier waarop de onvermijdelijke veranderingsprocessen op het platteland worden beleefd.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Boven is het stil, - door de Librisjury geprezen als een ‘verstild, maar intens polderdrama’, waarin ‘een tot op het bot gesnoeide taal als instrument [dient] om de sfeer van eenzaamheid en
| |
| |
verlatenheid op te roepen’ - heeft blijkens het grote aantal herdrukken en diverse weblogs veel enthousiaste lezers getrokken en is ook in de literaire kritiek meestal positief beoordeeld. Dat leidde dan tot kwalificaties als ‘een oerklassiek, maar aangrijpend en mooi boek’ (Mark Cloostermans) en ‘een klassieke, in uitgebeende stijl geschreven roman’ (Onno Blom). Soms werd daarbij opgemerkt dat het hier zeker niet om een traditionele streekroman ging. Edith Koenders, Kees 't Hart, Pieter Steinz, Elma Drayer en nog weer anderen legden er bovendien de nadruk op, dat de kracht van deze roman vooral lag in de trefzekere en sobere stijl, in het tonen in plaats van het uitleggen en in het liever suggereren van gevoelens in plaats van het rechtstreeks uitspreken daarvan.
In de recensies die betrekking hebben op de Engelse vertaling van Bakkers boek (verschenen onder de titel The Twin), zijn soortgelijke uitspraken te vinden. Daartegenover staat dan weer een negatief waardeoordeel van de dichter-literator Ad Zuiderent, die in Boven is het stil geen zin is tegengekomen ‘die het lezen vertraagt of waar het hart iets sneller van gaat kloppen’.
Wat de thematiek betreft heeft de ‘complexe vader-zoonrelatie’ (Fleur Speet) de meeste en de ‘geheimzinnige lokroep van de erotiek’ (Jaap Goedegebuure) de minste aandacht gekregen in de besprekingen. Bij het slot van het verhaal zijn soms vraagtekens geplaatst, hetzij omdat dat enigszins onduidelijk zou zijn, hetzij omdat de slotzin juist al te expliciet zou zijn. Niet alleen de natuurbeschrijvingen, maar ook de filosofische ‘oneliners’ die af en toe in Boven is het stil voorkomen, worden soms apart vermeld.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Gerbrand Bakker, Boven is het stil, twaalfde druk, Amsterdam 2007.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Job Janssens, Het natuurlijk evenwicht eindelijk hersteld. In: Noordhollands Dagblad, 9-3-2006. |
Edith Koenders, Vader is naar boven gedaan. In: de Volkskrant, 24-3-2006. |
Job van Schaik, De onderhuidse spanning van het alledaagse. In: Dagblad van het Noorden, 31-3-2006. |
Lies Schut, Ode aan het Hollands landschap. In: De Telegraaf, 7-4-2006. |
Maarten Moll, Een schrijver is opgestaan. In: Het Parool, 13-4-2006. |
Kees 't Hart, Tederheid en verzet. In: De Groene Amsterdammer, 5-5-2006. |
Elma Drayer, Kaïn en Abel in Waterland. In: Trouw, 17-6-2006. |
Wim Brands, In gesprek met Gerbrand Bakker. In: De Avonden, 28-6-2006. Zie: http://boeken.vpro.nl |
Daan Stoffelsen en Eveline Vink, Schrijven was blijkbaar belangrijker. Op: www.recensieweb.nl, 15-7-2006. (interview) |
Pieter Steinz, Het is zo'n gemodder, leven. In: NRC Handelsblad, 28-7-2006. |
Mark Cloostermans, Tijdloos boerke. In: De Standaard, 15-12-2006. |
Ron Rijghard, ‘Op het platteland... ben je meer mens.’ In: NRC Handelsblad, 29-12-2006. (interview) |
Onno Blom, Pom pom pom, af! In: Trouw, 4-5-2007. (interview) |
Fleur Speet, Een complexe vader-zoonrelatie ontleed. In: Het Financieele Dagblad, 10-2-2007. |
Hans Hoenjet, Het plattelandsproza van Gerbrand Bakker. In: HP/De Tijd, 16-3-2007. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Kroniek van het proza: Helden of sukkels. In: Neerlandica extra muros, nr. 2, mei 2007, jrg. 45, p. 68-72. (o.m. over Boven is het stil; vgl. ook de recensie van Goedegebuure in BN/De Stem, 15-12-2006) |
Ad Zuiderent, Nachtgedachten. In: Ad Zuiderent, Energieke doelloosheid, Amsterdam 2008, p. 111-113. (o.m. over Boven is het stil) |
Rob Schouten, Schrijver zoekt boer. In: Trouw, 16-2-2008. (over nieuwe Nederlandse streekromans) |
Arjen Fortuin, Zwijgen, zwoegen, slaan en sterven. In: NRC Handelsblad, 18-4-2008. (over nieuwe Nederlandse streekromans) |
Sandra Lauckner-Rothschild, The Twin. In: The Times Literary Supplement, 25-4-2008. (n.a.v. de Engelse vertaling door David Colmer) |
Paul Binden, Psychological force in a twin narration. In: The Independent, 30-5-2008. (n.a.v. de Engelse vertaling door David Colmer) |
lexicon van literaire werken 81
februari 2009
|
|