Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– Auteursrechtvrij
[pagina 416]
| |||||
Toesienders op de Eetbaere Waren.
Stond nu Ga naar margenoot* Lucurgus op, hy sou sich om de wetten
En tucht van onse Stad verwond'ren en ontzetten:
De wijse Ga naar margenoot* Solon mee daer Griekenland van waegt,
Hoe datmen hier van all's so goede sorge draegt.
Ga naar margenoot+Nu staet mij noch het stuck van onsen Gods-dienst open,
En daer en kan ik ook niet lichtlijk overlopen;
So mag ik evenwel niet al te breed hier gaen:
Ga naar margenoot+En wil dan 'tHeydendom aenvanklijk overslaen.
Als hier nu 'tHeydendom een eynde heeft genomen,
Ga naar margenoot+So is de duysternis des Pausdoms ingekomen:
So sijn ons Vaders eerst door 'tHeydendom verkort,
Na door d'afgoderij des Pausdoms weer gestort.
Ga naar margenoot+De Kleyne Kronijk van Holland. Inden jare ses honderd ende tnegentig quam Sint VVilleboort met elf heylige geleerde mannen uyt Engeland, geboren van die Nedersassens, oft Engelsche Vriesen, die uyt Vriesland gekomen waren, ende dat Land Brittannien: dat nu Engeland is, gewonnen hadden, ende worden selver Koningen: dese Willeboort met sijnen gesellen quam geladen, ende seylden aen dat Kasteel Wiltenburg leggende op den Rijn, datmen nu Vtrecht heet, daer Koning Radbout van Vriesland doen ter tijd op woonde, ende waren al ongelovige menschen. Dese VVilleboort word gemeynlijk de voornaemste stichter van de Christenheyd inde Nederlanden geroemd ende gehouden. Anders so spreken de Hollandsche Kronijken, so de groote, als de kleyne, eerst van S. Kunibert, Aertsbischop van Keulen in den jare 642. Holl. Kron. Divis. ii. Kap. xxxiv. van S. VVilfridus an 677. Holl. Kron. Divis. iii. Kap. ii. van S. Switbert an 678. de Kleyne Kron. ende eyndelijk van S. VVilleboort, ende sijne metgesellen, alle goedwillige mannen, van den welken dese de principaelste sijn geweest, te weten: Swigbertus, VVillebaldus, Abt Lebuinus, VVinebaldus, twee Ewalden, Priesters, VVerenfridus, Marcellinus, Accha, VVigbertus, ook Priesters, ende Adelbertus, Levijt, des Koning soon van Deyren in Engeland, in den jare 690. Holl. Kron. Divis. iii. Kap. iv. Adel- | |||||
[pagina 417]
| |||||
bertus heeft bysonder den Kenemers gepredickt. Ibid. Kap. xiii. Beda Lib. 3. Cap. 19. Spreekt ook van andere Leraers in Nederland, als Furseus, Foilanus, Vldanus, Eloquius, Etto, Adalgisus, VVasnon, Mombolus, ende andere. An. 654 Van de twee boven-genoemde Ewalden moet ik dit noch seggen, dat de eene de VVitte, ende de andere de Swarte inde Monnicksche Historien word geheten. Sigebertus ad annum 623. Eualdus albus, & Eualdus niger, Presbyteri, venientes ab Anglia, martyrisantur in Galliâ, & jussu Pipini sepeliuntur in Agrippinensi Colonia. Iemand en soude niet sonder billijke oorsake mogen denken, dat hier vrij wat van den witten ende swarten (alsmen in't Spreekwoord seyd) onderloopt. Want dit is ook in dese sake bedenkelijk, dat de Kleyne Holl. Kron. schrijft, dat Willeboort met elf mannen in Nederland is gekomen. Quanzuys twaelf nieuwe Apostelen! Sigebertus seyd dan twaelf beneffens Willeboord. De Groote Kron. van Holl. schijnt een meerder getal te kennen te geven, om dat sy getuygd dat elf de principaelste ofte voornaemste waren. Doch wy en willen dit so nau niet siften. Maer de levens van veel verdichte Santen, ende andere Historikens schijnen veeltijds niets anders te wesen dan opgeworpene leugens van ledige Monnicken, die 'jawoord veyl hebbende, inde dickste duysternisze, ende kragt der bedriegerije, al deden, ende voorgaven, wat sy wilden, ja dachten, ende droomden, om de eenvoudige luydekens, ende devote hertekens, door vermeynde afgodische myrakelkens, in blinde gehoorsaemheyd, ende bygelove te houden. Hoe nu S. Willeboort met de sijnen Holland ende andere Landschappen Ga naar margenoot+ van het Heydendom tot het Christendom bekeerd, ofte, om beter te seggen, tot het Pausdom, van den eenen Afgod tot den anderen overgeset hebben, besiet daer van de Holl. Kron. Divis. iii. van het iv. Kap. tot het xv. toe: alwaer gy ook veel schoone Ga naar margenoot* leugen myrakelen sult konnen lesen; gelijk dan ook wel voornamelijk in hunne gulde Legenden, waer toe de Auteur aldaer den Leser mede wijst. Paulus Merula in sijn Tijd-Tresoor verhaeld genoegzaem het selfde uyt de Holl. Kron. ende Marcellinus in vitâ Suitberti, Sigebertus, Beda, Io. Beka initio, Albinius Flaccus apud Surium vii. Novemb. ende Pet. Merssaeus in Catalogo Episcop. Dit seyd dan't Monnickx-boek, van Ga naar margenoot* Leydsche Jan geschreven,
En die met hem ook sijn van eenen geest gedreven.
Maer 'tChristendom staet hier op eenen and'ren voet,
En is van geenen Paep noch Monnick uytgebroed.
Het Hollands Christendom is ouder als de Papen,Ga naar margenoot+
Gods Kerke voerd alhier geen afgod tot een wapen:
Als 'tChristendom hier lang door krijgen was verstoord,
So quam het Pausdom eerst met sijnen VVilleboort.
| |||||
[pagina 418]
| |||||
Ja waer het al so vreemd, ook selver te gevoelen,
Wat al de Papen ook daer tegens mogen woelen,
Dat dese Willeboort alhier in Nederland
Den Afgod niet en heeft in Godes Kerk geplant?
Pipijn, die VVilleboort de hand seer heeft geboden,
Die diende met sijn volk noch geene Roomsche Goden,
Sijn saed ook lang na hem: ja Karel, waerlijk Groot,
Was daer een vijand van noch lang na Pipijns dood.
Ga naar margenoot+Bewijs dat de Euangelische Lere inde Nederlanden gepredickt is voords in ofte korts na de tijden der Apostelen, veel honderd jaeren voor de komste van Willeboort, ende anderen: ende dat daerom het Christendom hier te lande ouder is dan het Pausdom, dat eerst veel eeuwen daer na het Christendom alhier verduysterd, verdorven, ende vernietigd heeft. Ga naar margenoot+Irenaeus Bischop van Lions in Vrankrijk, ontrent het jaer onses Heren 170. lib. 1. adv. Haer. Valent, Cap. 3. schrijft aldus: Et neque hae quae in Germaniâ sunt fundatae Ecclesiae aliter credunt, aut aliter tradunt, neque hae quae in Hiberis, neque hae quae in Celtis, neque hae quae in Oriente, neque hae quae in AEgypto, neque hae quae in Libyâ, neque hae quae in medio mundi sunt constitutae. De Kerken ook die in Duytschland, geplant sijn en geloven nochte en leren anders niet, nochte die in Spanjen, nochte die in Celten, nochte die in Oosten, nochte die in Egypten, nochte die in Lybien, nochte die in het midden vande wereld sijn gelegen. Nadien de naem der Celten so breed zomtijds genomen word, dat de selve beyde de Duytschen ende Franzoysen begrijpt, door den Rijn, Maes, ende Wael etc. van malkanderen onderscheyden, so willen wy de selve Ga naar margenoot+ alhier liever van de Franzoysen, dan van de Duytschen, verstaen hebben, niet alleen om dat sulkx mede wel gebruyklijk was, maer ook insonderheyd, om dat de Germani ofte Duytschen alrede onderscheyden van andere volken, ende van dese Celten, genoemd waren; ende ook om dat Irenaeus in sijn voorreden bekend, dat hy onder de Celten woonde: so dat het seker is, dat hier dese Celten Franzoysen sijn. Nu onder hen waren de Nederlanders van-ouds mede begrepen, die een gedeelte van Vrankrijk plegen te wesen, op den name van Belgen, als uyt Iulius Caesar, in sijne Commentariis de Bello Gallico, ende Cornelius Tacitus Hist. Lib. iv. bekend is, noemende Tacitus uytdruckelijk onse Canine- | |||||
[pagina 419]
| |||||
fates, dat is Kenemers, Batavosque dat is Hollanders, Galliarum Portionem, een gedeelte van Vrankrijk. Met wat reden dan konnen wy alhier uytgesloten worden? Tertullianus, die geleefd heeft ontrent het jaer 200. seyd mede aldus: Ga naar margenoot+Getulorum varietates, & Maurorum inculti fines, & Hispaniarum omnes termini, & Galliarum diversae nationes, & Britannorum inaccessa Romanis loca, Christo vero subdita, & Sarmatarum, & Dacorum, & Germanorum, & Scytharum, & abditarum multarum gentium, & provinciarum, & insularum multarum, nobis ignotarum, & quae numerare minus possumus, in quibus omnibus locis Christi nomen, qui jam venit, regnat. De verscheyde inwoonders van Getulien, die woeste eynden van Mauritanien, alle de landpalen van Spanjen, verscheyde volkeren van Vrankrijk, ende plaetzen van Britannien, daer de Romeynen niet gekomen en sijn, sijn den waren Christus onderworpen, die van Sarmatien, Dacien, Duytschland, Scythen, ende veele versteken volkeren, Provincien, ende Eylanden, die ons onbekend sijn, ende die wy niet en konnen optellen, in welke plaetzen alle de name van Christus, die nu gekomen is, heerschapt. Wie sal nu onder die verscheyde volkeren van Vrankrijk ende Duytschland Ga naar margenoot+ de Nederlanden niet mede begrijpen moeten, die doe ter tijd so kloek, ende by de Romeynen bekend ende vermaerd waren? Hieronymus, die in't jaer onses Heren 331. geboren ende 422. gestorven Ga naar margenoot+ is, tuygd ook het selve aen Euagrius met dese woorden: Galliae, Britanniae, Africa, Persis, Oriens India, & omnes barbarae nationes unum Christum adorant, unam observant regulam veritatis. Vrankrijk, Engeland, Africa, Persen, Oost-Indien, ende alle woeste ende vreemde volkeren bidden eenen Christus aen, ende onderhouden eenen regel der waerheyd. De selve Hieronymus klagende over den droevigen staet der Kerken by sijnen tijd in sijnen Brief ad Gerontiam viduam de Monogamiâ, seyd, dat ontallijke wreede Natien, Quaden, Wandelen, Sarmaten, Alanen, Gipeden, Herulen, Saxen, Bourgonjons, Alemannen, ende Hunnen, heel Vrankrijk hadden ingenomen, ende al het land tuschen de Alpes ende de Pyreneesche Bergen, alle het land tuschen den Rijn ende de See Oceanus bedorven, ende verwoest, de edele Stad van Mentz ingenomen, ende vernield, veel duysenden inde Kerke aldaer seer deerlijk vermoord, de Stad van Worms na eene lange belegeringe verdestrueerd, de seer magtige Stad van Reims, Amiens, Atrecht, ende Terouaen, d'uyterste van de wereld, Dornick, Spiers, Straesborg in Hoog-duytschland vervoerd, heel Aquitanien, Guascognien, Lions, ende Narbonen, uytgenomen weynige steden, allegader bedorven, ende geplonderd. Theodoretus de Curat. Graec. Affect. Lib. 9. De Ga naar margenoot* Vischers ende Ga naar margenoot+ Tollenaers, ende die Ga naar margenoot† Ledersnijder, hebben alle volken het Euangelium verkondigd, ende sy en hebben niet alleen de Romeynen, ende die | |||||
[pagina 420]
| |||||
onder 'tRoomsche Rijk leven bekeerd, maer ook selfs de Scythen, Sauromaten, Indiaenen, Mooren, Perzen, Seres, Hyrcaenen, Bactriaenen, Britanners, Cymbren, ende Duytschen, ende om met een woord te seggen alle zoorten van menschen, ende alle natien hebben sy tot de wetten van Christus gebragt. Theod. sterf ontrent het jaer 450. So veel seggen ook Clemens, Salvianus, in Lib. de Provid. ende andere. Ga naar margenoot+Maer Hilarius, Bischop van Poictiers in Vrankrijk, die in't jaer onsese Heren 371. is gestorven, spreekt hier van wel alderklaerst ende overvloedigst, de Synodis Fidei Catholicae contrà Arianos & praevaricatores Arianis acquiescentes, mox initio. Dominis, inquit, & beatissimis fratribus & coepiscopis Provinciae Germanicae primae, & Germanicae secundae, & primae Belgicae, & Belgicae secundae, & Provinciae Aquitanicae, & Provinciae Novempopulanae & ex Narbonensi plebibus & Clericis Tolassanis, & Provinciarum Britannicarum Episcopis, Hilarius servus Iesu Christi in Deo & Domino nostro aeternam salutem. Ga naar margenoot+Hilarius, een Dienaer van Jesus Christus, wenscht den Heren ende Christelijken Broederen, ende mede-Bischoppen, den Bischoppen van de Provincie van het eerste ende twede Duytschland, ende van het eerste ende twede Belgium, &c. in God ende onsen Here eeuwige saligheyd. Wat kander in desen naekter ende duydelijker geseyd worden? Harigerus, Abbas Ga naar margenoot‡ Lobiensis, qui claruit sub Imperat. Ottone 121. ad An. 990. in Gestis Pontificum tungrensium, Ga naar margenoot* Trajectensiam, & Leodiensium, verhaeld Cap. v. dat Eucharius, Valerius, ende Maternus, discipelen des H. Apostels Petrus, van hem na de VVestersche Landen sijn gesonden, ende dat sy met hun drien te Trier sijn aengekomen, ende in veele steden ende dorpen het Euangelie gepredikt hebben tot Keulen op den Rijn, ende Tungren toe, by Maestricht ende Ludick gelegen. Vermeld ook daer by in 'tlange de lijste der Bischoppen van Tungren, die AEgidius aureae vallis monachus, Harigeri Scholiastes, voords achtervolgd: gelijk ook de Oude Kronijk van Keulen, gedruckt inden jare 1499. van haere Bischoppen doet ontrent het jaer ons Heren xliv. Fol. lv. b. ende volgens. Ga naar margenoot+De Kerkelijke Histori-schrijvers getuygen mede dat Athanasius van den Keyser Constantinus na Trier in ballingschap is versonden geweest inden jare 386. welke Athanasius selfs in Epist. ad solitariam vitam agentes, gewag maekt van Paulinus, Bischop van Trier, welke Stad Trier Galliarum Metropolis, dat is, de Hoofdstad van Vrankrijk van hem word geheten: gelijk ook Keulen Metropolis Galliae Superioris, de HoofdStad van Hoog-Vrankrijk, van hem genoemd word Apolog. 2. So schrijft ook Hieronymus Lib. 2. contrà Iovinianum, dat hy te Trier geweest is, ende met Ruffinus, Bonosus, ende Florentius de Katechisatie aldaer bygewoond heeft. Vyt welke Schole eene verklaringe op het Symbolum Apostolorum is in't licht gegeven, op den naem van Cyprianus uytgaende, maer van Ruffinus bearbeyd. Ook heeft Hieronymus | |||||
[pagina 421]
| |||||
van daer aen twee Duytsche Leraers Sunnio ende Fridelus geschreven: gelijk ook Hilarius heeft gedaen aen de Bischoppen van het eerste ende twede Duytschland, ende met namen aen Victor, Bischop der Stad VVorms, uyt oorsake van Euphrates van Keulen, tot de Ketterije van Arius vervallen. So seggen ook Bilibald, Pirkheym, in Descript. Germ. & Beatus Ga naar margenoot+ Rhen. Rer. Germ. Lib. 3. dat de palen van Trier sich eertijds wijd hebben Ga naar margenoot+ uytgespreyd, so dat het geheel Galliam Secundam ofte twede Vrankrijk onder sich gehad heeft, ende also mede Belgium,. Waerom ook Pompon. Mela. de Situ Orb. Lib. 3. Cap. 2. de Belgen noemd Trevirorum Ga naar margenoot+ clarissimos, de vermaerdste van Trier, ende Ammianus Marcellinus Ga naar margenoot+ die van Trier Belgarum fortissimos, de vroomste der Belgen. Hebben die van Trier dan het Euangelium so lang gehad, ende sijn de Belgen onder Trier begrepen, sulke kloeke ende vermaerde volkeren, hoe sullen wy konnen geloven dat sy het Euangelium niet en souden gehad hebben? Ook word in Harigero. Annotatione AEgidij ad Cap. xxiv. gewag Ga naar margenoot+ gemaekt van het Concilium van Keulen aen den Rijn, inden jare 346. over de Ariaensche Ketterije, ende afsettinge van Euphrates, Aertsbischop van Keulen, gehouden, cui subscripserunt Iulius Papa, & omnes Italiae, Galliae, & Germaniae Episcopi, cum considissent Episcopi in Agrippinensi Civitate, Maximinus Trevirorum, Servatius Tungrorum, Valentinus ab Arelato, Donatianus Cabilonorum, Severinus Senonum, Optatianus Tricassium, Iessius Nemetensium, Victor Vangionum, Valerius Antisiodorensium, Simplicius Augustodunensium, Amandus Argentoratensium, Iustinianus Rauracorum, Eulogius Ambianensium, Dyoscolus Remorum, consentientibus & mandantibus Martino Episcopo Moguntiacensium, Victore Mediomatricorum, Desiderio Lingonensi, Pancratio Visosentium, Santino Articlavorum vel Virduensium, Victorino Pariseorum, Superiore Nerviorum, Mercurio Suessionum, Diapeto Aurelianorum, Eusebio Rotomagensium. Hier by komt dat Clodovaeus i. de v. Koning van Vrankrijk, inden Ga naar margenoot+ jare 499. tot het Christendom bekeerd, ende van den Bischop Remigius gedoopt sijnde, met eenen sonderlingen yver getracht heeft de Christelijke Religie so in sijn land ende gebied, als daer ontrent, in aller magt voord te setten, ende uyt te breyden. Hebben dan de Nederlanders het licht der waerheyd so allerwegen in alle byliggende ende aengrensende landen rondom sich gehad, wie sal konnen toestaen, dat sy in duysternisze sijn blijven sitten, ende dat hun dat licht mede niet en is geschenen? Seyd dat ook niet veel, dat de Keyser Constantius Chlorus, ontrent Ga naar margenoot+ het jaer 303. een vrund der Christenen, ja selfs een Christen, hebbende die christelijke Helena uyt Engeland tot eene huysvrouwe; ende daer na ook sijn sone Constantinus Magnus, in Batavien tegens de Fran- | |||||
[pagina 422]
| |||||
ken, Ga naar margenoot+ die dit landschap meynden af te lopen, oorloge gevoerd, ende hen bedwongen hebben? Souden wy dan niet geloven, dat sy de Christelijke Religie aldaer met-enen naer vermogen gevorderd hebben? Ga naar margenoot+Het getuygenisze van Heda staet in desen ook wel sonderling te bemerken, dewelke seyd, dat Dagobertus i. Koning van Vrankrijk, sone van Clotarius ii. ende neve van Chilperick, die ontrent het jaer 577. ofte als andere willen 631. tot de krone is gekomen, de lere, die hier te voren al gesaeijd ende geplant was geweest, nader gesterkt ende bevestigd heeft. Sijn eyge woorden luyden aldus: Cujus providentiâ Christiana fides, apud Trajectum ANTEA seminata, firmius stabilita est, ubi idem Rex [sicuti testatur S. Marcellinus in vit6a S. Suiberti Episcopi] construi fecit Ecclesiam in honorem Divi Thomae, vel secundum alios Thomae & Martini, quam Barbari & Frisij successu temporis solo aequarunt. Ità ut clarè intelligatur, Christianam fidem in his regionibus, & praecipuè Trajecti, incepisse vigere à tempore quo Reges Francorum eam suscepere, longè ante adventum Suiberti, aut VVillebrordi. Nam Episcopi Colonienses ab antiquo vindicare volebant Iurisdictionem Ecclesiae Trajectensis, quae etiam ante tempora Dagoberti fuit Episcopalis, habens villas, & possessiones, à Clotario patre ejus, ac Theodeberto, regibus, bonis & privilegiis dotata, sed irruentibus Barbaris iterum exstincta, & successivè resuscitata. Door deses [Dagobertus] voorsienigheyd is het Christen-gelove, dat te voren t'Vtrecht al gesaeijd was, sterker bevestigd, alwaer de selve Koning [gelijk S. Marcellus getuygd in't leven van den Bischop S. Suibertus] eene kerke heeft doen stichten ter eren van den H. Apostel Thomas, ofte als andere willen ter eren van Thomas ende Martinus, de welke de Barbaren ende Vriesen met der tijd ter aerden geslecht hebben. So dat klaerlijk kan verstaen worden, dat het Christen-gelove in dese landen, ende insonderheyd t'Vtrecht heeft beginnen te bloeijen van dien tijd af dat de Fransche Koningen haer aengenomen hebben, lang voor de komste van Switbert, ofte VVilleboort. Want de Bischoppen van Keulen hebben van-ouds de jurisdictie van de Kerke van Vtrecht aen sich willen trecken, de welke ook voor den tijd van Dagobertus een Bisdom is geweest, hebbende landen ende goederen, sijnde van Clotarius, sijnen vader, ende Theodebertus, Koningen, met inkomen ende privilegien begift, maer is door den overval der Barbaren verwoest, ende allengskens wederom opgerecht. Ga naar margenoot+Dit is ook ten dele, dat boven uyt de Holl. Kronijken aengetogen ende bewesen is, namelijk, dat de Christelijke Lere in dese landen van Kunibert, ende anderen, voor VVilleboort gepredikt is. Maer Heda maekter vrij wat meer af in sijne aengetogene getuygenisze, als hy seyd, gelijk wy gehoord hebben, dat het Christen-gelove in dese landen lang voor Dagoberts tijden, onder welken Kunibert, Bischop van Keulen, geleefd heeft, geplant ende geboud is geweest. So dat wy ook klaerlijk konnen merken, dat de Paepsche Schrijvers selfs in de- | |||||
[pagina 423]
| |||||
se sake verward, onseker, ende niet eens en sijn. Is ook de Kerke van Vtrecht een Bisdom, met landen ende goederen verrijkt, lang voor Dageborts tijden al geweest, als Heda getuygd: welk Bisdom Pipijn VVilleboort na sal geschonken hebben, die 't Klooster van Epternaken tuschen Trier ende Lutzenburg ook sal gefondeerd hebben: wie en siet dan niet, datter al vrij wat meer kerken te voren moeten geweest sijn naer der Bisdommen ende Kloosteren stand, ende gelegenheyd, dat dan tijd heeft moeten hebben, ende door anderen voor de komste van Willeboort heeft moeten geschieden? Ga naar margenoot+Besluyte daerom, alles wel ingesien, ende overwogen, met goeden grond, ende vaste reden, dat de Nederlanden hun Christendom van de seven bergen van Romen niet ontfangen en hebben, maer van de Apostelen selfs, ofte Apostolische mannen, ende dat daerom de roep ende roem der Papisten hier te lande onwaerachtig ende ydel is, wanneer sy met een gemeyn veld-geschreij gevoelen ende drijven, dat Willeboort de Christelijke Religie alhier in Holland eerst soude gebragt ende gepredikt hebben: ende dat daerom de braveringe ende blakeringe van de Roomsche Patres Heriberdus Rosweydus, ende Richardus Versteganus in hunne Nederlandsche Kerkelijke Historie, ende Antiqueyten, nietig, ende beuselachtig is, die die Heren naer hunne gewoonlijke Jesuwijtische vermetelheyd daer op bouwen, wanneer sy in schimp ende trotz hoog-snorkende, als groot-sprekers, stout, ende onbeschaemd voorgeven, dat die van de waere Christelijke Gereformeerde Religie hier te lande by de lere van Willeboort hadden moeten blijven, ofte nu noch tot de selve wederkeren: daer sy selver sich aen de lere des Heren Jesus Christus ende sijner H. Apostelen hadden moeten houden, ofte sich nu wederom daer toe geven, met afstand van hunne Roomsche Antichristische leugenen, ende lasteren, waermede sy de arme luyden so ellendig van God ende sijn H. Woord vervoeren. Want (lieve!) is het Christen-gelove op Willeboort ofte op den Sone Gods gegrond? Ontfangen wy de Religie van God, ofte van de menschen? Sijn ook de anderen altemael voords maer een hoop kinderen geweest, Et numerus tantum, & fruges consumere nati, daer de Hollandsche Kronijk ende Beda mede van getuygen, die alhier met Willeboort, ja ook lang voor hem, gearbeyd ende gepredikt hebben, datmen Willeboort alleen hier van de ere geeft? Ik weet wel, wat sy hier op seggen sullen, te weten, dat die andere voor hem dit werk uyt sich selven ende op hun eygen houtjen sonder wettelijke beroepinge ende besendinge hebben aengevangen: maer Willeboort is te Romen by sijne Heyligheyd getrocken, ende heeft van daer den H. Geest in sijne mouwe voor sich ende sijne nieuwe Apostelen mede gebragt, na dat hy aldaer van den lieven Stadhouder des Heren, ende Navolger van den H. Apostel Petrus, het sichbaer Hoofd der Kerke, den Paus Sergius, magt ende autoritey daer toe hadde ontfangen, ende als een nieuwe Sint Pie- | |||||
[pagina 424]
| |||||
ter over dese nieuwe Apostelen was gesteld, ende verheven: ende dat Ga naar margenoot+ heeft dan so sijn goed bescheyd ook. Want seggen die Patres, hoe sullen sy prediken, ist dat sy niet gesonden en sijn? Waer uyt af te nemen is, dat die andere Heyligen gelopen hebben eer dat sy gesonden waren, ende dat sy daerom wel degelijke fijne Priesters sijn geweest: hoewel nochtans hunne goede intentie ende yver dat alles wederom seer lichtelijk goed ende richtig kan maken. So seggen ook de Pauselijke Schrijvers, dat het niet wel eer gaen en wilde, voor dat de adem van sijne Heyligheyd daer over ging, ende dat de besendinge ende H. Geest van Romen quam. Maer hadden die Leraers ende Bischoppen te voren dan geene wettelijke besendinge, nochte beroepinge? Mogen ook Kerken ende Bischoppen geene Bischoppen uytsenden om het Euangelium te prediken? Dit sijn (voorwaer!) sotte ende belachelijke dingen! Dat ik nu niet en spreke van die vermeynde Hierarchie ofte oppermagt, ende verwaenden tytel van algemeynen Bischop, dien die Roomsche Kaiphas sich tegens de ere des Heren Jesus Christus, ende tegens Gods H. Woord ende ordinantie lasterlijk vermeet, ende aenneemt, dien Bonifacius iii. van den Moordenaer Phokas ontfangen heeft, tegens de hooge woorden ende tegen-strevinge van sijnen voorsaet Gregorius. Ga naar margenoot+Wy willen ondertuschen dit gaerne alhier bekend staen dat Willeboort met de sijnen, onder de vleugelen, ende bescherminge van Pipijn, Hertog van Austrasien, ende Hofmeester van Vrankrijk, na dat hy de Vriesen door oorloge bedwongen, ende t'ondergebragt hadde, door wederoprichtinge ende voordplantinge der Christelijke Religie, het Christendom, in sulke suyverheyd als het doe ter tijd noch was, alhier, ende hier ontrent, ende met-namen by de Vriesen grootlijkx gevorderd heeft, ende en willen hem in dien dele sijne ere niet benijden: alleen seggen wy uyt kragt van ons voorgaende bewijs, dat Willeboort alhier de fondamenten van de Christelijke Lere niet geleyd, maer op ouder gronden geboud, ende de Christelijke Lere niet geleyd, maer op ouder gronden geboud, ende de Christelijke Kerken gestijft, wederopgericht, ende vermeerderd heeft, na dat sy, so door de menigte der Heydenen, hier noch overig gebleven, als door veelvuldigen overval der Heydenen, hier noch overig gebleven, als door veelvuldigen overval der Vriesen, ofte swack, ofte seer vervallen waren: overmits wy sien, hoe lichtelijk de Kerken van heure eerste eenvoudigheyd ende suyverheyd komen af te wijken, ende te vervallen, ten sij datmense door Gods onvervalscht Woord, ende de goede Kerkelijke tucht in gedurigen bou ende wasdom houde: dat dan ook de ervarentheyd van alle tijden, ende der aengeroerde Ga naar margenoot+ Historien, ende insonderheyd die groote afval van Romen, maer al te overvloedig ende droevig geleerd ende bevestigd heeft welker suerdezem de gansche Christenheyd so veele eeuwen doorkropen ende ingenomen hadde, tot der tijd toe dat God de Here, die sterke, die yveraer, inde laetst voorlede eeuwe voornamelijk, den selven met sulke magt met den adem sijns monds heeft beginnen uyt te suyveren, gelijk de Here Jesus ook so voordaen doen sal, tot dat hy dien eenmael geheel vernietige inde toekomste sijner heerlijke verschijninge. |
|