Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– AuteursrechtvrijNamen van XLVI. Burgeren van Haerlem den Prinze van Oranjen ende Vrijheyd van't Vaderland onder het Spaensche jock toegedaen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *17-*18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
P. Zaenredam Jnvent.
J.v.Velde. sculp.
Dit is dat Groote Vat, door 'tgantsche land gepresen,
So schoon en stout geboud, als ergens Kerk mag wesen,
Een ere vande Stad, een wonder van het Land,
En schier een meerder werk dan van een menschenhand.
Siet gy de Kerke aen, of siet gy op den Toren,
'Tmoet fluks dijn oog en hert bevangen en bekoren,
Wat is het over al, wat is het int geheel,
Van boven tot beneen, een kostelijk juweel!
Wie sag oyt vaster werk, als uyt een rotz gehouwen,
So zierlijk ook daer by? ô paerle der gebouwen!
Waer vindmen dijns gelijk? Gy gaet ook waer gy gaet,
Geen Toren als by ons, die op een Kerke staet!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier toe streckte ook dat de Vroedschappen op den lesten DecemberGa naar margenoot+ eene Schutterije van 150. burgers vande Roomsche Religie oprichteden, de welke sich met ede verplichteden gemelde Religie met goed ende bloed voor te staen, waer op sy mede voords ter wacht trocken. Gelijk sy ook al den 4. November tot dien eynde verboden hadden dat geen burger de klocke alarm slaende sich soude vervorderen op de Stads wal, ontrent de poorten, ofte op het Sand te komen, op straffe van dadelijk uyt de Stad geset te worden. Ga naar margenoot+So ontboden ook de Burgemeesters daer na den 15. Jan. 1577. alle de inwoonders van de Stad, so landluyden, als burgers, yder in sijn hoopmanschap, op het Raedhuys, om hun den selven Eed af te nemen, waer onder hunne nieuwe verplichte schutterijen stonden: maer sommige en verschenen niet, ende veele weygerden ook gemelden eed te doen, seggende dat sy sich aen den eed hielden dien sy de Koninklijke Majesteyt, den Prinze van Oranjen, ende de Stad inden jare 1572. gedaen hadden: die daer op voords by hen verdacht ende in't oog waren. Ga naar margenoot+Middeler tijd quamen des Prinzen Schepen allengskens door de Fuyk in't Sparen tuschen de Stad ende Sparendam om beyde de Stad, ende de Schanze van Sparendam te benouwen, ende tot overgaen te dwingen. Den 22. quamender twintig gemelde schepen so groote als kleyne by Penningsveer, die sich aldaer voords beschansten. Den 25. dito sijnder noch acht by gekomen, die 'smorgens ontrent acht uren eenen schoot inde Stad schoten, den kloot nedervallende in de Koningstraet benevens het Gasthuys by de verbrande huysen. Den 26. sijnder desgelijkx noch vier Kromstevens de Fuyke ingeseyld, die des selven daegs met meest alle de andere schepen van Penningsveer na Sparendam toe voeren, alwaer sy de Kerke innamen, ende sich sterk begroeven, ende beschansten, om de Sparendamsche Schanze ende de Stad Haerlem van malkanderen af te sluyten, ende gemelde Schanze, ende die van't Huys ter Hart allen toevoer af te snijden: waer tegens la Margelle alle schippers ende vrijbuyters door des Stads-klocke voor sich heeft ontboden om hunne schepen voor Sinte Katharijnen Brugge te brengen, om na Sparendam door des | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Prinzen schepen te breken tot ontzet van gemelde Schanze: maer daer en is niemand verschenen. Den 28. sijnder noch sestien wel-uytgeruste schepen voor de Fuyke gekomen, die den 29. dito ook na Sparendam sijn gevaren, waer onder de Admirael de Here van Warmont selver was: gelijk ook wederom enige den 4. Januarius 1577. daer by quamen. Ga naar margenoot+Op gemelden 29. December dede la Margelle met de Gespanjoliseerde Haerlemmers het Sparen buyten onder den Hout, byde Kalk-ovens, ende de Vaert na de Fuyk toepalen, op dat de Prinze van die sijde met sijne schepen voor de Stad niet en soude komen: daermede noch genoegzaem betonende, dat sy noch al op het Spaensch ontzet hoopten, ende wachten, ende weynig gesind ende geneygd waren met de Staeten te verdragen, ende te verenigen: also sy van alles wel versien sijnde, ter wereld geen acht en namen op de benoudheyd der schamele burgerije, die boven datze van de zoldaeten daeglijkx deerlijk gequeld ende beswaerd werden, vast van alles groot gebreck leden, van wegen dat hun alle toevoer van eetbaere waren door 'sPrinzen schepen werde afgesneden: so datmen wederom genoodzaekt werde op de mondkosten ordre te stellen, gelijk te voren inde Belegeringe vande Spaenschen geschied was. Ga naar margenoot+Den 3. Januarius 1577. heeftmen begonnen half rogge ende half garst te backen, also der weynig rogge in Stad was. So was ook van erweten, bonen, meel, seep, ende diergelije, ja van alles gebreck. Den 4. dito werde gemeld brood half rogge ende half garst van ses pond op vijf groot geset, ende de sack van de beste rogge, dieder seer weynig was, op twee guldens, ende tien stuyvers, ende de garst op vier en dertig stuyvers. Gemelden dito, als mede des anderen daegs heeftmen tot alle burgers ende landluyden al het koren datze in huys hadden doen beschrijven: het welke ook den 17. dito, ende den 10. Februarius wederom geschiede. Den 5. dito heeft een Spaensch Vaendrager ten Huyse van Maritjen Pieters, Backster inde Smedestraet, over Mr. Dick Ramp, alle de sloten doen opsluyten, ende al't brood dat hy vond onder de zoldaeten, die aldaer met grooter menigte in huys gelopen waren, doen uytdelen, mits het selve betalende. So heeft ook al Margelle des namiddags al 'tgemalen meel voor sijn krijgsvolk aengeslagen, ende de burgerije ontrocken. Den 15. waszer groote roep om brood in Stad: nadien't de zoldaeten den backers ontweldigden, staende ook voor de ovens tegens dat het soude uytkomen. Den 18. werde afgekondigd dat alle landluyden ofte burgers het koren dat sy noch in't stroo hadden liggen binnen drie dagen mosten af-dorschen, op de verbeurte van het selve, met streng bevel dat niemand | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
iets soude achterhouden. Ook hebben de hoopmans door de gansche Stad in alle hunne hoopmanschappen by ordre vande Heren alle personen, jonk, ende oud, opgeschreven, om brood onder de burgerije uyt te delen na de sterkte vande huysgesinden, een pond broods aen die gene die over de twaelf jaeren oud waren, ende daer onder een half pond. Ook backtemen nu het brood twee deelen garst ende een derdendeel rogge. Den 4. Feb. werde in Stad een sack Vtrechtsche tarwe gekocht voor seven guldens, ende vier stuyvers. De zoldaeten quamen nu ook by nacht het brood uyt de backers huysen met geweld halen, dat voor de burgers gebacken werde. Den 5. dito en waszer geen brood om geld te krijgen. Niettemin belaste la Margelle den Burgermeesteren van de Stad veertien honderd brooden van drie pond binnen twee dagen tijds hem te leveren, hoewel hy noch veel geroofd brood by sich hadde, ende ettelijke honderd tonnen biscuit, ofte twee-back. Ende als de Heren sich dies beklaegden, ende voor hunne burgerije ten besten spraken, so kregen sy van hem ter andwoord: de burgers mogten deur gaen, ende de Stad verlaten, hy soude de selve met sijne zoldaeten wel inhouden, ende bewaren. Den 6. dito heeft la Margelle by openbaeren trommel-slag den zoldaeten wel verboden dat sy geen brood uyt de backers winkelen en souden halen, maer 'twas so maer wat pro formâ, ende om't welstaens wille, ende en heeft ganschelijk niet geholpen. Ende also des selven daegs de Backers by de Burgemeesters op't Raedhuys gemeynder hand over het geweld der zoldaeten ellendig klaegden, die ook by wijlen hun lijf ende leven van hun niet seker en waren, so en kregen sy geenen anderen troost tot andwoord, dan dat de Heren geen raed en sagen om la Margelle ende sijnen zoldaeten sulkx te beletten. Ende als daer op een Alewijn Dominicus wat hard ende stijf sprak, seggende dat de burgers wel raed souden weten indien sy voogd ende meester waren, also het langer niet te lijden en was, ende datmen van het hoofd moste beginnen, ende sich met geweld tegens de rest setten, etc. ende la Margelle ende de andere Kapiteynen dese woorden ende redenen vernamen: so socht la Margelle gemelden Alewijn door sijnen Provoost in hechtenisze te nemen, waer over tuschen hem ende den Schout Kraenhals hooge woorden resen, die la Margelle verscheyde boose feyten van sijne zoldaeten verweet, ende insonderheyd den onlangschen seer swaeren brand, waer van hy de stichters ende moedwilligers niet gestraft en hadde, so dat sijne zoldaeten vast al deden wat sy wilden, ende dachten. Ende op dat la Margelle Alewijn voorschreven niet vangen nochte spannen en soude, so nam hy Kraenhals hem Alewijn selver in versekeringe op den keuken van het Raedhuys, ende brieven schrijvende na Vtrecht aen den Grave van Boszu bragt te wegen dat hy kosteloos ende schadeloos vrijgesteld werde, wat ook la Mar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
gelle daertegens dede. Gemelden 6. dito beloofden Burgemeesters la Margelle wekelijk seven honderd garsten brooden voor sijne zoldaeten te leveren, mits dat sy de backers ende burgers in vrede souden laten: maer de moedwilligheyd der zoldaeten en was niet in te binden nochte te bedwingen so lang de backers een brood hadden, ende sy noch in Stad waren. Op desen tijd liepen de burgers met hoopen na Sparendam na de schepen van den Prinze om hunnen hongerigen buyck eenmael met brood te versadigen, dat enige voords daeglijkx deden die ofte op de schepen ofte te Sparendam goede vrunden hadden, tot datze van de Spaenschen sijn verlost geworden: het welke so niet geschied en ware, so hadden veele burgers ofte van honger moeten sterven, also der voor hun geen brood in Stad te bekomen en was, ofte alle verlopen, ende de Stad verlaten, het welke dan ook den 12. dito van een magtig volk van burgeren ende landluyden geschiede: de burgers ondertuschen die noch bleven, sonden hunne kinderen na Delf, Leyden, Rotterdam, ende overal, van wegen de seer groote benoudheyd. Siet dus verre is het wederom met onse arme burgerije gekomen eer sy van de Spaenschen konden verlost worden. Ga naar margenoot+Terwijl nu dat dese saken sich also binnen Haerlem toedroegen, ende dat de arme burgers door de moedwille der Spaenschen tot dese uyterste ellende allengskens vervielen: also de Overheden van de Stad, door beleyd vanden Bischop met de sijnen, gaerne Spaensch gebleven waren, ende daer toe arbeydeden op de hope diese hadden dat de Spaenschen het land noch souden behouden, ende meester blijven: so schickten sy niettemin meer uyt vrese van swaricheyd, als wel uyt liefde van de vrede ende vrijheyd, den 24. December 1576. hunne gesanten Jonker Sebastiaen Kraenhals, Schout, ende Mr. Gijsbrecht van Nesze, Burgemeester, na Delf tot de Staeten, overmits sy van hun meermaelen beschreven ende besonden waren om voor hunne vergaderinge te verschijnen, ende sich met de andere vrije steden onder de Regeringe van den Prinze van Oranjen volgens de Pacificatie van Gent te voegen, ende te verenigen. Welke gesanten den 28. dito wedergekeerd sijnde met verhael van hunne verrichtinge, den 29. dito wederom derwaerts aen togen, selfs ook met goedvinden ende last van la Margelle ende de geheele Wet, om met den Prinze ende Staeten tot voordeel vande Stad sich te vergelijken, gelijk sy dan ook genoegzaem deden: hoewel de Bischop Godefroy van Mierlo met sijnen ganschen aenhang, Symon Gansius, Kanonick, des Bischops Stadhouder, Antonius Kuyk, sijnen raed, Philippus Matius, Oud-burgemeester, Christoffel d'Assonneville, Balju, Harpert vander Wiele, Rentemeester van Kermerland, ende anderen daer seer heftig tegens waren, die dan noch evenwel so veel te wege bragten, dat gemelde gesanten den 3. Januarius 1577. overrichter sake we- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
der keerden, ende dat het getroffen verdrag niet en werde ingegaen, nochte nagekomen, tot groote moeijelijkheyd der gemelde twee Stads-gesanten, ende droevige beswaringe der goede burgerije. Den 5. Januarius 1577. is Kapiteyn Jan Symeon van sijn gesantschap van Bruszel wederom te huys gekomen, waer henen hy met Burgemeester Bekensteyn over Vtrecht den 16. December 1576. was gesonden geweest, gemelden Bekensteyn achterlatende, die den 6. Maert eerst wederkeerde: gelijk ook Matius den 2. Feb. van sijne reyse ende uytsendinge wederquam. Den 7. dito sijn Jonker Kraenhals, ende Mr. Gijsbrecht van Nesze wederom na Delf tot de Staeten, ende hooger aen toe den Prinze in Seland verreysd, met nader last vande gansche Wet, om de Gentsche Vrede tot welvaert van de Stad te bevestigen. Den 15. dito is Mr. Gijsbrecht van Nesze wedergekeerd om sekere sake waer in de Bischop niet en begeerde te verwilligen, latende Jonker Kraenhals te Middelburg by den Prinze. Den 17. dito is Burgemeester van Nesze met den Bischop van Mierlo over Delf na Middelburg tot den Prinze vertrocken, de welke Pieter Kies, ende Klaes Mattheuszen, Burgemeerster ende Schepen der Stad Haerlem inde Spaensche belegeringe, van Alkmaer, alwaer sy sich zedert onthielden, met enige van Delf, sijn nagetogen: de welke na lange ende verscheyde onderhandelinge den 22. dito binnen Ter Vere de vrede voor de Stad van Haerlem met den Prinze van Oranjen op dese Artykelen ende punten der satisfactie ofte voldoeninge ter wedersijde hebben besloten: sijnde also de Stad van Haerlem de eerste der verheerde Steden die sich van selfs ende by verdrag onder de Regeringe van den Prinze van Oranjen wederom heeft begeven. |
|