Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– AuteursrechtvrijDe korte inhoud was, als volgd, te weten:SY seggen dat het vertrouwen datze altijd op des Konings goedertierentheyd gehad hebben, ende ook noch hebben, veroorsaekt heeft datze het onbillijk ende tyrannnisch regiment met openbaere vernielinge van alle goede costuymen, wetten, rechten, usantien, privilegien, ende vrijheden der steden, ende des ganschen lands, van enige vreemde Natien ofte volkeren, tegens des Konings beloften, brieven, ende eed onlangs met geweld ingevoerd de Koninklijke Majesteyt noyt en hebben willen toeschrijven: nademael sy hem altijd voor eenen voorstander der gerechtigheyd, ende beschermer sijner onderdaenen bekend hebben ende niet en konnen geloven, dat hy soude toelaten, veel min gebieden, dat sijne erf-Nederlanden met vreemde Natien in ellenden ende | |
[pagina 250]
| |
verderf souden gebragt worden: also de selve niet met den swaerde gewonnen, maer met vrundelijke alliantie aen de krone van Spanjen sijn gekomen Dat sy hunne sonderlinge affectie ofte genegenheyd ende trouwe tegens sijne Majesteyt ende sijne Majesteyts voorvaderen altijd bewesen hebben, het welke sy ook in den laetsten krijg met Vrankrijk genoeg betoond hebben, alwaer sy geen onkosten ofte moeijten gespaerd, maer tot onderhoudinge van dien tot inde vier honderd tonnen gouds op gebragt, ende voords in alle andere saken sijne Majesteyt goedwillige gehoorsaemheyd bewesen hebben: sulkx dat sy niet en geloven, des Konings wille te sijn 'tgene by de Albanischen met tyrannije gehandeld word, maer dat de selve des Konings name misbruyken. Sy ontkennen ook met veele redenen dat sy met leugenen ende valsche persuasien soeken den Koning een quaed geruchte te maken by de Steden ende Gemeynten des Lands, om also sijne Onderdaenen uyt sijne gehoorsaemheyd aen sich te trecken: nadien in alle de steden die van dese vreemde Tyrannen afgeweken sijn, niet een mensche en is, of hy bekend den Koning voor sijnen Here, ende wil hem niet alleenlijk in alles gedienstig wesen, maer ook sijn goed ende bloed in sijnen dienst opsetten. Seggen daerentegen dat sy sich tegens de moedwille van den Hertog van Alba gesteld hebben, ende stellen willen so lang als sy een droppel bloeds in't lijf sullen hebben. Verhalen daer op verscheyde daeden ende wreede handelingen, die by de Spanjaerden in veel Steden sijn bedreven, die nochtans tegens de selve niet en hadden misdaen. Besluyten daerom datze geene gratie nochte genade van hun en hebben te verwachten: ende dat het over sulkx niet dan enkel bedrog ende listigheyd en is al watze van hunne gratie ende genade schoon voorgeven. Dat hierom niemand en behoord dese belofte enig gehoor te geven, ofte gelove toe te stellen: maer veel eer ende meer de vrijheyd ende het welvaren des gemeynen Vaderlands met goed ende bloed ende alle mogelijke middelen tot den uytersten toe helpen voorstaen, ende beschermen: te meer also de Hertog van Alba ende de Spanjaerden sich houden voor Heren ende eygenaers van 'tlijf ende goed der ingesetenen van de Steden ende Landen, gelijk sy sich dickwils voor den afval der selver beroemd hebben. Sy spotten ook met de versekeringe die hun in desen brief beloofd word, te weten: dat de Hertog van Alba aen die van Amsterdam seyd, dat hy, in den name ende van wegen sijne Koninklijke Majesteyt, hun vastelijk beloofd ende toeseyd, ende hun sulkx heeft willen adverteren ende verwittigen, ten eynde sy luyden sulkx | |
[pagina 251]
| |
voords te kennen souden geven: het welke dan pas sulke eene fijne versekeringe is, waer op een slecht ende gemeyn koopman eenen anderen niet eenen stuyver en soude willen lenen: hoeveel te min dan souden geheele steden ende landen daer op lijf ende goed betrouwen: dewijle sy dickwils inden name vande Koninklijke Majesteyt veel beloofd hebben, maer daer na weer 'tselve openbaerlijk gebroken, niet anders dan of sy met de Koninklijke Majesteyt hunnen spot dreven. So hebben sy den Landen dickwils beloofd datze met geene Spaensche garnisoenen ofte besettingen en souden beswaerd worden, ende dat de Spaensche Inquisitie in dese Landen niet en soude ingevoerd worden. So hebben sy den Edelen 'tverdrag in Augustus des jaers 1566. met de Hertoginne van Parma gemaekt ende gesloten met groote statigheyd beloofd te onderhouden. So hebben sy in desen laetsten krijg veel beloften van gelijken gedaen, namelijk aen die van Rotterdam, aen die van Bergen in Henegouwen, aen de Graven van Egmond, ende Hoorne, aen de Heren van Montigny, ende Berges, aen de zoldaeten van den Grave Ladron, diese alle niet gehouden en hebben. Geven ook te verstaen datmen aen hunne eyge woorden wel kan merken, datze geen gedagten en hebben om te doen het gene datze willen schijnen te beloven, aengesien sy selve geen versekeringe aen en bieden, nochte enige bevestinge hunner beloften en doen, maer alleen begeren ende belasten dat die van Amsterdam de Steden sulkx te kennen souden geven, ende van hunnent wegen vastelijk toeseggen: overmits (seyd te Hertog) dat wy u beloven ende versekeren by desen brief by ons onderteykend, dat sulkx also sal geschieden, so dat het die van Amsterdam ganschelijk op sich nemen souden. Seggen daerom: so de Steden hiet namaels sich beklagen mogten datmen hun geene belofte en hadden gehouden, datmen hun dan andwoorden mogte, waerom sy so sot geweest waren, datze die van Amsterdam, hunne vijanden, gelove gegeven hadden: dewijle de Hertog selve hun niets beloofd en hadde. Doender ook by, dat alwaert ook schoon, dat de Hertog self hun dese belofte moge gedaen, ende de selve met alderleije manieren van eeden ende verbinteniszen bevestigd hebben, datze evenwel daer op sich niet en souden konnen nochte durven verlaten: door dien in het Concilie van Constantz besloten is geworden, datmen den ketters geen gelove en behoefd te houden. Ende wat het laetste des briefs belangd, daer de Hertog seyd: datze groolijkx dolen die de magt van de Koninklijke Majesteyt meynen weder te staen, ende dat het hun qualijk sal vergaen, so sy hardneckig blijven, | |
[pagina 252]
| |
ende de selve magt sullen willen versoeken: Geven daer op ter andwoord: dat sy altijd voor desen geprotesteerd hebben, ende noch protesteren, datze des Koninks magt noyt en hebben willen, nochte ook als noch en willen wederstaen: gelijk sy sich ook versekerd houden dat de Koning sijne eyge ende getrouwe onderdaenen niet en begeerd te vernielen, gevende desen vreemden Tyrannen alle de schuld, die onder des Konings naem het Vaderland in slavernije willen storten, ende metenen verklarende, dat sy gemelden vreemden Tyrannen tot den laetsten man toe willen wederstaen, ende dat sy ook voor hunne groote magt niet en sijn verschrickt, steunende op hunne rechtvaerdige sake, ende op God, die de gerechtigheyd hand-haven, ende de sijnen niet en sal verlaten. Vermanen eyndelijk alle burgers ende ingesetenen datze hunne vrouwen ende kinderen van dese bloeddorstige vijanden, bestrijders van hunne ere, ende verdervers van hun welvaren, vrijmoedig souden geschermen, ende verdedigen, ende tot dien eynde hun leven eerlijk ene kloekmoedig by 'tVaderland opsetten: op datze de selve Vrijheyd, diese van hunne voorsaeten ontfangen hebben, ook hunnen kinderen, ende kinds-kinderen, te samen met eenen eerlijken naem, ende loffelijken roem by alle nabueren, ende alle vreemde natien mogten achterlaten.
Als nu de Hertog van Alba na de veroveringe der Stad Haerlem met der daed ook bevonden hadde, dat hy so met sijn hoofd ende geweld niet door en soude mogen, siende hoe swaer hem het Beleg voor Haerlem was gevallen, ende hoe dier dat het selve hem stond, ende dat het hem oversulkx veel ende veer gemackelijker ende onkostelijker soude vallen de Steden met een soet schoon praetjen weder te krijgen, als wel door wapenen te bemagtigen, waer toe hy nu so veel moeds niet en hadde, ende so veel raeds niet en sag, door de ervarentheyd ende bevindinge van't Beleg van Haerlem wat wijser ende dweeger geworden, sijnde nu ook sijn krijgsvolk wel 28. maenden ten achteren, ende dies voor muytenatie beducht, ende siende geen middel om geld te krijgen, willende mede gaerne met eren na Spanjen wederkeren sijn opbod van den Koning dagelijkx verwachtende: so heeft hy andermael de Steden selfs pardoen ende genade aengeboden, die het hoofd van selfs inden schoot souden komen leggen, ende sijne genade versoeken. |
|