Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– Auteursrechtvrij
[pagina 253]
| |
Don Fernando Alvares van Toledo, Hertog van Alva, Marquis van Coria, etc. Lieutenant, Gouverneur, ende Kapiteyn Generael. Aen den Steden hen hebbende laten verleyden ende aftrecken van de gehoorsaemheydt des Konings onses genadige liefs here: Wy en twyfelen niet dat gy wel ende breed berecht sijt geweest vande goede ende genadige vermaninge ende ondersoekinge die u heden hier bevoren te meermaelen gedaen sijn geweest van wegen Koninklijke Majesteyt, uwen Prinze ende Overste Here, die welke (navolgende die voetstappen sijnre predecessooren ende voorvaderen) gelijk een goed Vader, die welke sijn kind wederomme ontfangt ende aenneemt, hoe seer hy verdorven en verloren sij als hy weder komt tot kennisze, heeft geprocureerd u wederomme te brengen in die gehoorsaemheyd diemen hem schuldig is, ende uyt de welke gy afgeweken ende gevallen waert in rebellie, u versekerende dat 'tgene deshalven by u misdaen is geweest, sonder aen te sien die qualiteyt ofte grootheyd der selver sonde, van der selver sijnder Koninklijke Majesteyts wegen u worden vergeven, ende vergeten, die welke sijne Koninklijke Majesteyt boven dien dat hy altijd gebruykt ende bewesen heeft die genade die een ygelijk kennelijk is, hem gewilliger geneygd heeft tot de tegenwoordige vergiffenisze uwes misbruyks, dewijle hy weet 'tselve geschied te wesen, meer deur quaede suggestie ende ingeven van quaedwilligen, dan u luyder eygen nature ende beweginge, niet konnende enigzins hem laten dunken, dat gy so gedegenereerd ende veraerd soudt sijn, so verre 'tgene voorschreven is niet en ware geweest, of gy en soudt hebben gecontinueerd die getrouwicheyd ende bereyde willigheyd die gy ende alle de gene die voor u sijn geweest altijd bewesen hebt: welke oorsake es (als gy ogenschijnelijk hebt konnen sien ende merken) datmen van wegen sijne Maiesteyt geen riguer noch strafheyd gebruykt, ia geene menschen aengeroerd en heeft van de andere Steden, dei welke onbedachtelijken, ende door die selve wegen ende middelen ook gevallen sijn geweest in den selven onweg ende dwalinge, ende namaels van hen selven hen wedergekeerd ende gesteld hebben inde schuldige gehoorsaemheyd sijnder Koninklijke Majesteyt, sonder der selver magt ofte aenkomste des legers te verwachten, ofte daer toe by heyrkragt gedrongen te worden: gy weet ook wel datmen tot nochtoe geene bitterheyd, vijandschap ofte wreedheyd in krijgssaken gewoonlijke, als met schickinge van krijgsvolk inde afgevallen quartieren, met roven ende branden ofte anderzins qualijk te handelen, gebruykt en heeft, alle omme u tot kennisze te | |
[pagina 254]
| |
verwerken: maer de boosheyd des tijds ende der quaedwilliger ende oproeriger menschen heeft tot nochtoe by V.L. so veel vermogt, dat sy niet alleen een stad ende plaetze gegeven heeft, dat die voorschreven goede ende genadige vermaninge ende tractament u soude hebben beweegd tot kennisze tot uwer eygener devoir ende deugd, maer gy sijt tot nochtoe gebleven in den selven staet als te voren, hoewel boven alle 'tgene voorschreven is, gy met der daed siet, ende gy niet en kont ontkennen, dat die gene die hem vermeet u te willen beschutten, ende in vrijheyd stellen, niet alleenlijk uwe huysen afbrand, maer ook sulke exactien u opleyd, dat elk van u des een swaer gevoelen heeft. Niettemin sijne Koninklijke Majesteyt sulkx alles onaengesien, ende noch tegenwoordelijk niet anders soekende noch pretenderende dan gelijk een hinne haer jongen u te roepen, versamelen, ende stellen onder sijne vleugelen, protectie ende sauvegarde: heeft ons belast noch dese reyse voor de leste u te vermanen ende versoeken, ten eynde dat gy uwe devoir beter bedenkende, dan tot nochtoe geschied is geweest, ende ook uwer aller deugd ende welvaert, gy wederkeerd tot kennisze ende komt williglijk ende van stonden aen u stellen in sijnre Koninklijke Majesteyts handen, sonder der selver toorn, gramschap, ende fureur, ofte de aenkomste sijnre Koninklijke Majesteyts leger te verwachten, u toeseggende dat gy ontfangen sult worden in gratie ende genade: ja indien gy uwe Gedeputeerde wilt schicken aen ons om sulkx uyt onsen eygen mond te horen, ende verstaen, wy geven, accorderen ende octroijeren hen by desen goed vrij vast ende seker geleyde, ende veyligheyd af ende aen: ende dat van wegen de Koninklijke Majesteyt wy als dan so goedlijk ende genadelijk met hen sullen handelen, op alle 'tgunt daer inne gy u ontgaen hebt deur navolginge des Prinzen van Oranjen, ende wapenen tegens Koninklijke Majesteyt aengenomen gedragen ende gebruykt te hebben: dat gy ende de gansche wereld sult bekennen, ende oordelen, datmen niet meer en hadde konnen doen, ende dat sonder twyfel gy alle des volkomentlijk te vrede sult sijn, behalven enige de welke hebben boosheyd op boosheyd ende sonde op sonde gehoopt, ende hen so verre den duyvel overgegeven hebben, dat sy onderstaen sullen om u met henluyden ganschelijk te verderven, u uyt den rechten weg te stellen, ende houden, 'twelk wy vastelijk willen verhopen dat gy niet en sult doen, dewijle u genoegzaem kennelijk is dat een boos ende schelmig mensche te geenen tijd op en houd, tot dat hy anderen tot hem gebrogt heeft deur ingeven des boosen Geests altijd | |
[pagina 255]
| |
wakende tot verlies der sielen. Maer indien gy dese vermaningen, gratien ende genaden stelt in onachtsaemheyd, ende de selve ontfangt met gestopte oren ende hardneckigheyd als tot nochtoe geschied is: wy willen ook u nu met enen gewaerschoud hebben, datter geen rigeur noch wreedheyd is hoedanig die sijn mag, die gy niet en sijt verwachtende, so aen uwe personen, als met verwoestinge, hongers-nood, ende ook met den swaerde, in sulker voegen, datter overal geen reliquien blijven en sullen van 'tgene tegenwoordelijk noch geheel is, maer sal sijne Majesteyt het Land doen vervallen ende bewonen met andere vreemde luyden: ook so en soude sijne Majesteyt haer niet konnen laten bedunken den wille Gods ende haer selven voldaen te hebben, so verre, na so veele gedulds, presentatien, vermaningen, ende exempelen, gy al even stijf ende hardneckig blijft: aengesien dat de selve sijne Majesteyt door den goddelijken wille gesteld is tot uwen Prinze ende Overste, den welken gy alle gehoorsaemheyd schuldig sijt, als den minsten van u wel kennelijk is, daer by gevoegd dat hy so goedertieren ende een genadig Prinze is als oyt geboren is geweest: niet twyfelende of gy hebt wel verstaen de middelen tegenwoordelijken voor handen ende gereed wesende van sterkinge sijnre Koninklijke Majesteyts Legeren, so met menigte van volke, als grof geschut, munitie onlangs gearriveerd, ende noch dagelijkx aenkommende. Waeromme wy aen u versoeken dat gy dit alle vlijtiger overleggende ende overdenkende in tijds voorkomt uw gansche verderfenisze: als wy verhopen in God dat hy u sal bewegen te doen, ende sijne godlijke genade verlenen om te considereren ende aenmerken dat in't leste sijne Koninklijke Majesteyt doch de meester sal blijven. Gegeven tot Nimmegen onder onse naem, ende Koninklijke Majesteyts secreet segel hier onder opgedruckt, den sestienden dag des Maends Julij, een duysend vijfhonderd drie en tseventig. Onderteykend. F.A. Duc d'Alve. Ende wat laeger. Ter ordonnantie van sijne Excellentie. Berty.
Ende besegeld ter sijden van den signatuere van den Hertoge met des Koninklijken Majesteyts secreet segel, opgedruckt in rooden was- | |
[pagina 256]
| |
sche, tuschen wit pampier. Hier na stond geschreven: Sijn Excellentie heeft geordonneerd datmen geen Copien van dese Brieven geloof geven sal, dan die gecopieerd, gecollationeerd, geauctentiseerd, ende geteykend sullen wesen by den Secretarisen van de Steden hier onder gementioneerd, als namentlijk Vtrecht, Amsterdam, Nimmegen, 'sHertogenbosche, Antwerpen, Breda, ende Middelburg in Seland. Actum Vtrecht den ses en twintigsten Julij, Anno een duysend vijfhonderd drientseventig. Onderteykend. A. Vander Burg.
Dese Brief is in verscheyde Steden ende Provincien van Nederland statelijk afgelesen: maer heeft weynig voor de Spaensche sake uytgericht, van wegen het misvertrouwen der Gemeynten, die den Albanischen Tyran door sijne bedriegerije ende moorderije geen geloof en gaven. Ik gedenke hier aen het andwoord van die van Leyden, dat sy Franciscus Baldeus hunnen belegger op't aenbieden vande selve genade hier na in den jare 1574. in eenen Brief toesonden.
Fistula dulce canit volucrem dum decipit auceps.
VVanneer de vogelaer de vog'len wil bedriegen,
Die hy in't vrije veld en open locht siet vliegen,
So speeld hy op sijn fleuyt, en locktze in het net,
En brengtze in het strick, dat hy hun heeft geset.
|
|