Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– Auteursrechtvrij
[pagina 221]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Namen der verslagene Burgeren der Hollandsche Steden ende meest der Stad Delf, voor de Stad van Haerlem.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dese namen hebbe ik uyt de Historie van Pieter Bor ontleend, ende uytgeschreven: meer sijnder nochte hem nochte mij bekend. Dese nederlage verschrickte by na geheel Holland. De Baroen van Batenburg en werde niet seer beklaegd, overmits hy beschuldigd werde dat hy sijne commissie ofte last (door dronkenschap) niet wel en was nagekomen, ende daerom genoegzaem de oorsake van dese nederlage was, hebbende sich al te onvoorsichtig ende onbedacht te verre onder den vijand begeven: gelijk ook het paerde-volk grootlijkx te beschuldigen was. Anderen onschuldigden hem in tegendeel, ende getuygden, dat hy sich mannelijk gequeten hadde: maer dat de aenslag door enige ontrouwe verraders van hun eygen vaderland aende Spanschen was ontdeckt. Het sij hoe het sij, die van Haerlem lagen over al inde lij, ende het liep al in't riet wat tot hun ontzet ende verloszinge werde voorgenomen.
Sic erat in fatis.
Men de'e voor Haerlem, watmen de'e,
'Twas al om niet: Gods roe was re'e.
Het gevlugte volk werde wederom vergaderd, ende in garnisoen geleyd, ende het leger van Sassem verlaten, als ook al het platte land voor den vijand. De Prinze van Oranjen ende de Staeten van Hol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land verloren hier mede genoegzaem den moed ende hope vande Stad te ontzetten: ende hoewel de Prinze van meyninge was de sake noch eens te wagen, ende sekerder te hervatten, so en iszer nochtans niets opgevolgd: also de gereedschappen tot sulken grooten werk so haest niet en konden bereyd worden, als de tegenwoordige hooge nood der Stad wel vereyschte. Dese droevige nederlage werden den Haerlemmers van den PrinzeGa naar margenoot+ voords aengeschreven, ende door eenen vliegenden post bekend gemaekt: behalven dat sy sulkx uyt de triumphe der Spanjaerden ook verstonden. Hoe den vroomen ende trouwen burgeren ende zoldaeten hierGa naar margenoot+ over te moede was, kan yder lichtelijk by sich selven genoegzaem bedenken. Men konde de treurigheyd ende bedrucktheyd uyt aller aengesichten blijkelijk scheppen. Mannen, vrouwen, kinderen, jong, ende oud, waren al even-seer boven maten bedroefd, ende saten sonder alle hope van verloszinge, ende en sagen niets anders voor ogen, dan dat sy den moordadigen vijand in handen mosten vallen, van wien sy op de exempelen van Sutphen, Naerden, ende andere steden, niets goeds hopen nochte verwachten en konden. Ende wat soudense evenwel doen? De nood ende honger en was niet langer te lijden. Hoe was't ook over te komen, de arme menschen voor sijne ogen van honger te sien versmachten? 'Twas dan wel eene beklagelijke sake, dat sulke helden, die sich so mannelijk gequeten, ende hunnen eed ende ere so getrouwelijk betracht hadden, na dat sy den uytersten nood verdragen, ende de Saguntische volstandigheyd betoond hadden, noch eyndelijk niettemin eene droevige proije der Spaensche bloed-honden mosten worden. Als dan nu de saken in sulken ellendigen staet ende so gansch qualijk met de bedroefde Stad van Haerlem stonden, ende sy nu niets anders dan den dood voor ogen en sagen, so trachteden sy, selfs met voorgaende bewilliginge vanden Prinze van Oranjen, om in een eerlijk ende redelijk verdrag met Don Frederico te treden. Dit bestonden sy dan maer eerst inden hoogsten ende uytersten nood. Den 11. Junius sochte de Deken vande Kanonijken binnen Haerlem, Heer Joris van Geervliet, met meer andere Paepsche burgeren, die in't leger by den vijand waren, met die vande Stad wel sprake te houden, maer het en werde niet toegelaten. Ende als ook des anderen daegs een Wael van den vijand te Rustenburg was gesonden om eenen Kapiteyn te spreken, is sulkx mede afgeslagen. Alleen is den 22. Junius seker bevelhebber van den vijand, uyt den Hout komende, op seker sijn versoek ter andwoord gestaen, die voords wederom met sijn bescheyd vertrock. Middelertijd quam de knoop dapper aen den man, ende de last ende nood des hongers werde onverdraeglijk ende het beloofde ontzet vertrock van dag tot dag. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Durum telum necessitas.
De nood is wel een parz, en wel een hard gelag,
En dwingt ons datmen doet niet watmen wil, maer mag!
Ga naar margenoot+So sijn derhalven den 1. Julius ten elf uren voor-middag de Kapiteynen Pellikaen, ende Kornelis Mattheuszen, met noch een ofte twee zoldaeten de Sijlpoorte uytgetreden, ende hebben met de Spaenschen op het Bleykers-veld gesproken, alwaer van des vijands sijde begeerd werde, dat hunne Oversten met de Oversten vander Stad mogten handelen, het welke na gedaene versekerheyd ter weder-sijde, des avonds ten vijf uren is geschied: want na dat de geweldige Provoost vanden vijand sijnen Bruynswijkschen hoed op sijn Provoost-stock tot een teyken gesteken hadde, so hebben eerst twee Kapiteynen met malkanderen gesproken. Daer na quam de Grave van Oversteyn sijn vijfder, vande Spaensche sijde, ende Burgemeester Jonker Jan van Vliet, Kapiteynen Steenbach, Rosoni, ende Pellikaen, uyt de Stad, ende hielden tuschen de kleyne Houtpoorte, ende de Leydsche Waterpoorte, wel eene geheele ure lang gespreck met malkanderen, yder partije tot drie verscheyde reysen met de sijnen sich beradende, eer dat sy scheyden: waer na sy met onderlinge statelijke eerbiedinge sijn vertrocken, sonder iets te verrichten. Den 3. Julius hebben partijen wederom malkanderen ter sprake gestaen, maer sijn als boven ongedaener saken gescheyden. Den 4. Julius werde het gespreck noch eens hervat tuschen de Graven van Boszu, ende Oversteyn, ende vier andere van de sijde der Spaenschen, ende Burgemeester Jonker Jan van Vliet, Kapiteynen Steenbach, Rosoni, Pellikaen, Sohey, ende Kornelis Mattheuszen, van 'sStads wegen: maer ook sonder vrucht: want die vande Stad en konden niets redelijks van den vijand bedingen, ende wilden geenzins sonder geweer ende wapenen uyttrecken. Ga naar margenoot+Dus satense dan vast als eene muys in de val, in Stad besloten, ende hebbende niets te eten, ende daer toe so wreeden ende onredelijken vijand onder de mueren, die hun geen billijk krijgs-verdrag en wilde toestaen. Noch en konde hun de moed niet ontzinken, of sy schoon nu geene uytkomste nochte verloszinge ter wereld voor ogen en sagen, ende daer toe so ellendig door den honger gematteerd waren. So namen sy dan den 7. Julius voor al te samen met vrouwen ende kinderen de Stad des nachts te verlaten, ende door den vijand te breken: waer op alle hoopmanschappen op den doelen ontboden ende gehoord werden, ende belast ladders ende deelen te dragen, om bequaemlijk over de sloten te geraken: also de vlugt buyten de Schalkwijker poorte door het veld na de schepen van de Prinze geordineerd was: waer toe sich de burgers nu al bereyd hadden, hebbende hunne klederen, die sy t'over hadden, den behoeftigen medegedeeld. Ja al de bruggen over 'tSparen wa- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren opgetogen, ende de planken vande Vischbrugge ende Langebrugge, die doe ter tijd anders als de andere bruggen gemaekt waren, opgenomen, om niet vervolgd te worden. Ook hadden sy alle de schepen aende over-sijde van het Sparen gebragt, ende sommige van die gesonken, ende in den grond geboort. Maer also sy des avonds eenen troost-brief van den Prinze door eene duyve ontfingen, van sijn voornemen om de Stad eerst-daegs te ontzetten, so is hun opzet nagebleven, ende het ontzet verwacht. Den 8 Julius werde het schrijven vanden Prinze vernieud, ende bericht gedaen, dat hy sulkx den aenstaenden nacht met Gods hulpe hoopte te wege te brengen, dat syne schepen eenen loosen alarm op de Fuyk souden maken, ende dat hy middelertijd met aller magt op het Bosch soude aenvallen, ende trachten door den vijand te breken, met last dat sy sich ook gereed souden houden, om ook alsdan op die sijde den vijand aen te grijpen, ende hem also van voren ende achteren gelijker-hand op te slaen: gelijk sy dan ook wel 2000. sterk met witte hemden over hunne klederen den ganschen nacht op de komste van het volk van den Prinz (maer vergeefd, eylaes!) wachteden: also de ontzetters van den vijand verslagen ende verstroijd waren. Derhalven so namen sy hunne toevlugt wederom tot hun voornemen van de vlugt: maer werden te rade, dat sy vrouwen ende kinderen in Stad wilden laten, also sy geen open en sagen met hun te ontlopen, ende te ontkomen: maer als sy dat nu den 9. Julius gedachten in't werk te stellen, so iszer sulken gekrijt ende misbaer vande vrouwen ende kinderen opgegaen, dat sy't mosten nalaten. Daerom werde den 10. Julius sulkx noch eens met vrouwen ende kinderen voorgenomen, ende dese ordre op den tocht gesteld, om den weg te versekeren: sy ordineerden seven vaendels meest al haekschutten tot den voortocht, ende negen vaendelen tot den hindertocht, in't midden den Raed vande Stad, de Gilden, ende de Burgers met vrouwen ende kinderen: maer also der een zoldaet tot den vijand over-liep, so ist voornemen wederom niet uytgevoerd: also sy verstonden dat de vijanden in wapenen waren, ende op hunne komste pasten. Ook werde dien dag een brief van den vijand uyt het Bosch door eenen bode in Stad gesonden, waer op de Duytsche hopluyden ende zoldaeten sich voords verlieten, ende afvallig werden: welken brief die vande Stad des anderen daegs beandwoorden: so dat die bode twemael gins ende weder liep. De Waelen niettemin wel vier ofte vijf vaendelen sterk, ende veel burgers ende schutters, die den Spanjaerd niets goeds toevertrouden, trocken den 11. dito sonder weten vande andere de Schalkwijkerpoorte uyt, so datter nau yemand aende bresze ofte storm-plaetze en bleef: maer sy vlugteden sonder ordonnantie, ende in grooter verbaesdheyd, eer dat de brugge-leggers noch gereed waren: dies sy ook met grooter beroerte ende verwarringe onder malkanderen een yder aen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sijne plaetze ende op sijne wacht wederkeerden.
Si Maurum ea cura subisset,
Rumpere claustra manu, sociosque immittere portis,
Vltimus ille dies urbi gentique fuisset.
So God de Stad datmael niet sonderling bewaerd en hadde, so soude de vijand de selve seer lichtelijk overvallen, ende alles op sijn Spaensch vermoord hebben: also de zoldaeten ende burgers maer eerst ontrent den middernacht op hunne wachten quamen. Hier op Ga naar margenoot+werde den 12. dito het hoofd wederom na't accoord ofte verdrag gewend, om te sien waer toe de vijand noch eyndelijk verstaen mogte: so trocken twee Burgemeesters, met Steenbach, Rosoni, Vader, ende enige andere, de Sijlpoorte uyt, om met den vijand te handelen, ende een goed verdrag voor de Stad met hun te treffen: maer also sy niet verder komen en konden, dan op genade ende ongenade de Stad over te geven, 'twelk Rosoni niet en behaegde, so keerde hy wederom alleen met misnoegen te rugge, gevende sulkx dan anderen Walschen Kapiteynen te kennen, die sich voords met hem daer tegens stelden, ende de valbrugge optrocken, om die andere gesanten uyt de Stad te houden. Niettemin sy quamen noch eyndelijk binnen, na dat sy wel een ure lang voor de poorte gewacht hadden, ende spraken burgeren ende zoldaeten eenen goeden moed aen, niet twyfelende of Don Frederico soude meer genade bewijsen als men hem wel toevertroude: alleen den geenen die te Bergen in Henegouwen inde belegeringe geweest waren, ende beloofd hadden den Prinze niet meer te dienen, werde sonder genade alle genade opgeseyd. Hier op werde den 13. dito 'smorgens vroeg ten vier uren de trommel geroerd, ende de burgers aen een oord, ende de zoldaeten aen een ander oord van de Stad bescheyden, ende vergaderd, ende hun voorgehouden, ende afgevraegd, of sy liever op hope van genade inde Stad blijven wilden, ofte sonder geweer uyttrecken, ende sich ongewapend in vijanden handen geven: waer over sy voor best insagen boven hope op hope te leven, ende daer op in de Stad te blijven: want toch also den Duytschen ende Schotten wijs gemaekt was dat sy in genade aengenomen waren, so hebben de andere zoldaeten sich inde hand Gods moeten bevelen, ende op de genade wachten. Ga naar margenoot+Maer Bordet, een Franzoys Edelman, horende van genade ende ongenade spreken, wel-wetende dat hy uyt de genade gewiszelijk gesloten was, heeft sijnen dienaer een geladen roer inde hand gegeven met versoek ende bede dat hy hem doorschieten wilde, het welke gemelde dienaer na lange weygeringe, na dat Bordet sijn gebed tot God voor sijn bedde uytgestort, ende sijn hoofd in eene sluijer gewonden hadde, eyndelijk volbragt heeft, hem door 'thoofd schietende, dat de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
herzenen de bedstede besprengden, tot groote verwonderinge van Don Frederico: hoewel enige seggen wilden, dat hy door de onwilligheyd van sijnen knecht sich selven doorschoten hadde. Waer voor dit Sauls ende Catoos feyt te houden sij, laet ik Gode oordelen, die ons allen oordeelen sal. Ondertuschen heeft God den doodslag in sijne wet so streng verboden: ende indien aen anderen, hoeveel te meer aen ons selven? Of het ook selfs naer de wereld voor eene vromicheyd ofte kleynmoedigheyd te achten sij, konde ook billijk ondersocht worden. Wij lesen bij Egesippus in sijn 3. Boek. Kap. 17. eene Historie vanGa naar margenoot+ Flavius Iosephus, Veldoverste, ende vermaerd Historij-schrijver der Joden inde Belegeringe van Iotapata voorgevallen, dat ons hier in dese sake sonderling dienen kan: want als Titus Roomsch-Keyser de Stad bemagtigd, ende over de 40000. menschen daer in dood-geslagen, ende Josephus sich met noch 40. Joden in eenen put verborgen hadde, ende hun te samen versekeringe des levens gedaen was, indien sy sich gewillig wilden overgeven, ende de sijne hem sulkx ganschelijk ontrieden, ende in tegendeel goedvonden dat sy sich selven al te samen liever souden ombrengen, dan inder Romeynen handen vallen, ja hem ook selfs in geval van weygeringe dreygden te doden, met uytgetrockene swaerden, ende dese harde bygaende woorden: So gy lust hebt te sterven, so willen wy u als vrienden gaerne daer toe dienen, so niet, so willen wy ons aen u, als aen eenen Verrader, wreken. So antwoorde Iosephus: Niemand en betaemd lijf ende ziele van malkanderen te scheyden, dan alleen hem, welke die te samen verbonden heeft. De siele is natuerlijker wijse met den lichame verenigd. Wie heeft de nature geschapen, dan God selfs? wie durfd nu so stout sijn, dat hy de god-behaeglijke enigheyd des lichaems ende der siele delen ofte scheyden wil? Soude hy sijnen Here niet vertoornen, ende sich selven eene groote straffe op den hals laden, die sich selven sonder sijns Heren voor-weten ende believen vande banden, daer mede sijn Here hem gebonden heeft, ontledigen wilde? Nu sijn wy Godes eygendom, daerom moeten wy als getrouwe knechten hem, als onsen Here, schuldige gehoorsaemheyd bewijsen, de banden dragen, ende dat vertroude goed bewaren. VVie eens menschen gave veracht, die onteerd hem: hoeveel te meer sullen wy dat houden, dat wy van onsen God ontfangen hebben? Nu hebben wy van hem het leven ontfangen, daerom sullen wy dat selve ook behouden, so lang hy ons dat gund. Het is beyde een teyken van een ondankbaerheyd, ofte eer te willen sterven, ofte begeren langer te leven, dan hem behaeglijk is, die ons het leven gegeven heeft. Noyt en heeft iemand der heyligen de handen aen sich selven geleyd, ofte sich selven den dood voor den tijd aengedaen. So sterven een gewin is, so ist eene dieverije den tijd niet te verwachten. Is het leven goed, so moet het eene swaere sonde sijn, het selve sich te beroven, eer het ons wederom genomen word. Ik ben willig mijn leven naer krijgs-recht op te offeren, wanneer het de vijand begeerd, ende wan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neer mij de Romeynen (welken God de victorie tegens ons verleend, ende om onser sonden wille magt over ons gegeven heeft) met den swaerde doorsteken. Ik wil liever van hunne handen sterven, dan tot een moordenaer van mij selven worden. Ik worde tot eenen moordenaer, wanneer ik de handen aen mij selven sla: maer ik houde het voor een weldaed als mij de vijand ombrengt. Gy biedet u aen, dat gy mij met uwe handen willet ombrengen, als offer geen scherp-richter en ware, dat wy juyst malkanderen souden moeten richten. Ik en wil geen moordenaer van mij selven worden: ik en wil ook niet, dat gy u aen mij sullet versondigen: ende dat veel meer is, so en wil ik ook niet dat de eene aen den anderen sich vergrijpe, want dat waer eene rechte ende loutere moorderije. Ende eyndelijk na andere reden ende onderhandelinge heeft hy dit Gebed tot God uytgestort: Gy Almagtige God verleent mij toch eenen eerlijken dood, lost den band der nature op, ende voert mijne siele in haere ruste. Hoewel het volk omgekomen, alle gerechtigheyd verloren, ende de vrijheyd is verminderd geworden: So en wil ik nochtans dijne wet niet overtreden, ofte sterven eer het mij bevolen word. Ik wil op den tijd wachten, tot dat gy 'tmij heet: wanneer gy mij verlost, so ben ik willig te sterven. Gy hebter veele die dijn bevel volbrengen konnen: van dij wacht ik alleen het bescheyd, van eenen anderen de volbrenginge dijns bevels. Het is goed te sterven: maer ik begere te sterven als een Hebreer, ende niet als een eygen moordenaer, beul, ende vijand. Ik ben wel met krijgen overwonnen, doch ik wil niettemin de selve blijven welke ik geboren ben, ende onses Vaders Abrahams erfdeel niet verlaten. Ik kan mij wel met goeder conscientie, ende sonder schade van de religie, aen den vijand geven, op dat hy mijn doodslager werde: maer ik en kan niet sonder groote sonde de handen selfs aen mij als aen eenen vijand leggen. Welke godsalige rede, ende standvastig voornemen, ende heylig gebed God door de uytkomste gesegend heeft, latende hen allen in hun eygen swaerd vallen, ende Iosephus daer alleen afkomen, die niet alleen van den vijand verschoond, maer ook grootlijkx is geeerd geworden. De H. Oud-vader Lactantius, schrijvende tegens de Heydenen, die dese goddelose daed voor goed, ja voor eene ere, ende middel eens onsterfelijken naems, hielden, seyd onder anderen in sijn 3. Boek vande Valsche VVijsheyd, van Eleanthes, Chrysippus, Zenon, Empedocles, Cato, Democritus, ende anderen aldus: Sed tamen sponte suâ leto caput obvius obtulit ipse, quo nihil sceleratius fieri potest. Nam si homicida nefarius est, quia hominis exstinctor est: eidem sceleri obstrictus est, qui se necat, quia hominem necat. Imo verò majus esse id facinus existimandum est, cujus ultio Deo soli subjacet. Nam sicut in hanc vitam non nostrâ sponte venimus, ità rursus ex hoc domicilio corporis, quod tuendum nobis assignatum à Deo est, ejusdem jussu recedendum est, qui nos in hoc corpus induxit, tamdiu habitaturos, donec jubeat emitti. Et si vis | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aliqua inferatur, aequâ mente id ferendum est, cum exstincta innocentis anima inulta esse non possit, habeamusque vindicem magnum, cui soli vindicta in integro semper est. Hy heeft sich selven omgebragt, boven welk feyt niet schelmachtigers en kan geschieden. Want is een doodslager een schendig misdader, om dat hy eenen mensche vernield heeft: so is dan die gene, die sich selven ombrengt, aen dat selfde schelmstuck schuldig, om dat hy eenen mensche dood. Ja men moet het voor een veel grooter misdaed rekenen, waer van de wrake God alleen toekomt. Want gelijk wy van selfs in dit leven niet gekomen en sijn, so moeten wy ook door sijn bevel uyt de woninge des lichaems niet verhuysen, die God ons te bewaren gegeven heeft, ende ons in dit lichaem gesonden heeft, om so lang daer in te wonen, tot dat hy ons daer weder uytroept. Ende indien ons geweld aengedaen word, so moeten wy dat geduldig dragen, aengesien de siele des onnoselen niet en kan ongewroken blijven, ende wy eenen grooten Verlosser hebben, die de wrake ten allen tijden in handen heeft. Ja de Heydenen selfs hebben van dese sake niet Heydensch geschreven. Cicero heeft onder andere dese godsalige Spreuke in desen ons nagelaten. Nisi Deus istis te corporis custodiis liberaverit, ad coelum aditus patere non potest: nec enim injussu ejus ex hominum vitâ migrandum est, ne munus affignatum à Deo defugisse videamur. De weg ende toegang tot den hemel en staet dij niet open, ten sij dat God dij van de gevangenisze des lichaems verlost: want men mag sonder sijn bevel uyt het leven der menchen niet verhuysen, op dat wy niet en schijnen ons ampt ende schuldigen plicht te verlaten, dien God ons bevolen heeft. So schrijft ook Martialis aldus tegens Cato aen Decianus. Lib. i. Epig.
Nolo virum facili redimit qui sanguine famam:
Hunc volo laudari qui sine morte potest.
Ik hou niets van dien man, die met sijn bloed te storten,
Die met sijn eyge siel en leven te verkorten,
Sijn eer en naem (quanzuys) verdedigd, en verweerd:
Maer die sijn eer bemind, en ook sijn leven eerd.
So seyd hy ook in desen sin Lib. xi. Epigr. in Cheremontem.
Rebus in angustis facilè est contemnere mortem:
Fortiter ille facit qui miser esse potest.
Het is een kleyne saek het sterven licht te setten,
Als kommer en verdriet des levens lust verpletten:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maer dit is ere waerd, en dat is eerst een man,
Die met geduldigheyd ellendig wesen kan.
Ja hy spot met eenen Fannius hier over Lib. ii. Epigr.
Hostem cum fugeret se Fannius ipse peremit,
Hîc rogo, non furor est, ne moriare, mori?
Als Fannius de hand des vijands wil ontkomen,
So heeft hy niettemin self 'tleven sich benomen,
So vraeg ik, dit dan hier, is dit geen rasernij,
Te sterven, dat men sich voor 'tsterven so bevrij?
Maer ik scheyde hier van, ende late dit op de rekeninge van Bordet staen, ende tot sijne verandwoordinge. Ga naar margenoot+Als nu de Stadhouder Boszu, des anderen daegs in Stad komende, hem gesien hadde, so werde hy by de veste in eenen kuyl gesteken, ende begraven. Ga naar margenoot+So werde dan op gemelden dag het verdrag toegestaen, ende vande Borgemeesters, met Mr. Jan van Suren, ende Hieronymus Verlenius, des Bischops vicaris ofte stadhouder, buyten de Sijlpoorte bevestigd: mitsgaders de plonderinge vande Stad (also de selve den zoldaeten tot een roof was beloofd, ende prijs gegeven) voor twee honderd ende veertig duysend guldens afgekocht, op drie termijnen of te stonden te betalen: waer vande eerste 100000. guldens binnen twaelf dagen mosten opgebragt worden, ende de reste binnen drie maenden eerstkomende. Ende hier mede moste de arme burgerije sich troosten, ende te vreden houden, hoe swaer ende onmogelijk het hun ook mogte wesen, door dit langdurig ende streng beleg ellendig uytgeput, ende t'enemael uytgemergeld, ende verarmd: so datze ook niets meer dan de eene paije ofte betalinge van 100000. guldens konden opbrengen, wat hen de Spanjaerds ook mogten perzen: also sy niets meer en hadden te geven. Ga naar margenoot+De Stad ook selfs was, so door dit beleg, als door 'tgene dat haer naderhand noch door brand ende anderzins overquam, so ellendig verwoest, ende bedorven, dat sy na inden jare 1579. in Raed van Staeten by goede rekeninge konde doen blijken, dat haer verlies ende schade voor 'tgemeyne besten geleden twaelf honderd ende drieentachtig duysend guldens bedroeg, waer van sy ook, volgens gedaene beloften, goede vergeldinge uyt haere geestelijke middelen heeft verkregen. Ga naar margenoot+Als dan nu de Stad van Haerlem in handen vanden Hertog van Alba geleverd was, so is terstond met de groote klocke afgelesen, dat alle de burgers ende zoldaeten hun geweer op het Stadhuys souden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brengen, ende dat de burgers daer op in het Sijl-klooster, de vrouwen inde groote Kerk, ende de zoldaeten in Bakenes souden vertrecken: den Duytschen ende Schotten werde bevolen de mueren te bewaren tot dat de Spanjaerds inquamen. Daer op is Philippus Matius, Commissaris van den Hertog, endeGa naar margenoot+ oud-burgemeester der Stad Haerlem, by de burgers in het Sijlklooster gekomen, ende heeft de burgemeesters gebeden, dat sy toch de beloofde penningen, daer yder op getaxeerd ende gesteld was, met den eersten wilden opbrengen, om de Stad voor plonderinge te bewaren. Heeft ook eene bolle tarwen-broods van twee ponden onder ses mannen doen uytdeylen. Maer den 15. daer aen is allerleije spijse overvloedig in Stad gebragt. Ook is hy des anderen daegs den 14. dito met Don Juliano de Romero wederom by de burgers ter selver plaetze gekomen, ende heeft hun goeden moed gegeven, ende het leven versekerd, indien sy maer de gemelde beloofde penningen tijdelijk opbragten, de welke den 17. dito sijn betaeld geworden, waer toe den 16. dito een yeder het geld dat in Stad geslagen was ten huyse van Zybrand van Berkenroede brengen moste, tot afkortinge van sijne schattinge. Op den selven dag sijn de Spanjaerds in Stad gekomen, endeGa naar margenoot+ hebben de wallen selfs in bewaringe genomen, doende de Duytschen ende Schotten ook hunne wapenen afleggen, ende op't Stad-huys brengen, ende hen gelijk de anderen, inde Kloosters van S. Katharijn ende S. Vrsel in versekeringe nemen. Ende daer op is Don Frederico, met den Grave van Boszu, ende sijne Edelen de Stad ingetreden. So quam ook de Hertog van Alba des anderen daegs van Amsterdam,Ga naar margenoot+ om alles van buyten te besien, rijdende rondom de Stad, sonder daer binnen te komen, ende de Katte met de andere sterkten ende schanzen besichtigd hebbende, vertrock so wederom na Amsterdam. Wie kan nu met drooge ogen verhalen ofte nadenken wat den vroomen zoldaeten doemaels eerst van den bloedigen Spanjaerden is overgekomen, na dat sy so veel door het swaer beleg den scherpen honger uytgestaen, ende geleden hadden, ende van drie duysend tot ontrent achtien honderd gesleten, ende geminderd waren.
Quis talia fando
Temperet à lachrymis?
Animus meminisse horret, luctuque refugit.
VVie kan sijn ogen (laes!) van traenen hier bedwingen?
Ik denk met schrick daer aen hoe sy te werke gingen.
Ende eerstelijk terwijl de burgers ende zoldaeten aldus noch in deGa naar margenoot+ Kerken ende Kloosteren bewaerd werden, so hebben de Spanjaerds | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sommige burgeren huysen beroofd, ende geplonderd, ende also in den beginne hun woord ende belofte degelijk gehouden. Ga naar margenoot+Voords so haest als Don Frederico in Stad was gekomen, so werden de Kapiteynen ende Vaendragers na 'tHuys te Kleef gevankelijk gebragt. Den 15. Julius hebben de arme zoldaeten de Spaensche genade beginnen te vernemen, ende te gevoelen, waer op de uytheemschen sich so onbedacht verlaten hadden: want daer sijn ontrent 300. Waelen dien dag op den vleeschbank gebragt, ende werden die gene die op sijn Paepsch biechten wilden op't Sand ofte Markt-veld onthoofd, ende de anderen opgehangen. Den 16. dito is de Gouverneur VVybolt Ripperda met sijnen Luytenant Lodewijk Horenmaker, van Gent, onthalsd. Ook werde de predikant van Steenbach gehangen. Ende als nu de scherprichters, die met hun vijven waren, van hangen ende onthoofden so vermoeijd waren, datze hunne armen langer niet roeren en konden, so werden noch 247. zoldaeten rugge aen rugge gebonden, ende in den mond van het Meyr verdronken. Den 17. werdender wederom enige buyten de Schalkwijker-poorte door het swaerd gedood. Den 18. nochmaels 300. ter selver plaetze, waer onder veele burgers waren, die sich onder de zoldaeten vermengd hadden, om met hun uyt de Stad te trecken, ende so weg te komen. Ook werde de predikant Symon Symonszen op dien selven dag het hoofd afgeslagen. De Grave van Bossu dede mede uytroepen, dat niemand, op lijfstraffe, sekeren Edelman uyt Henegouwen, Malignai genaemd, herbergen en soude. Den 22. dito werden Lanzelot van Brederode, Rosoni, ende de Rentemeester van den Briel gevangen genomen, ende werden daer na den 18. Augustus te Schoten onthoofd. Den 24. sijn alle die gene, die te voren om de waerheyd uyt de Stad geweken waren, in versekeringe genomen, beneffens Pieter Kies, Burgemeester, Iakob Gerritszen, Tresorier, Ysbrand Hageman, Kerkmeester, Adriaen, Plateelbacker, Arent Dirkszen, Komen op de Beek, Floris VVillemszen, Schoenmaker, Ian Michielszen de VVael, Schagen Bosschieter: waer van de twee laetste den 28. dito wederom vrijgelaten werden, om dat de eene voor sijnen soon, ende de andere voor sijnen vader was gevangen. So werde ook den 25. met vier trommelen omgeslagen, datmen alle die om de religie uytlandig geweest waren, openbaren ende te voorschijn brengen soude, op de verbeurte van in sijn eyge deur gehangen te worden. Daer op sijn den 27. dese Heren gevangen genomen, Adriaen Ianszen van Dort, Schout, Ionker Ian van Vliet, ende Gerrit Stuyver, Burgemeesters, Pieter VVillemszen Bal, Schepen, Ian Aelbrechtszen Raet, Secretaris, Iohan van Duyvenvoorde, Kolonel vande Schutterije, Iakob Bartholomeuszen Pellikaen, ende Iakob Barentszen, Stads-Kapiteynen, welke laetste korts daerna inde gevangenisze is gestorven, ende in Stad begraven, na dat de andere uyt de Stad gevoerd waren. Item Ian Arentszen de Ionge, Luytenant van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duyvenvoorde, Ian Dirkszen Schatter, ende Pieter Dirkszen Haszelaer, Vaendragers, ende Ian Korneliszen Sael, Onderschout. Den 7. Augustus werden de Duytschen met hunne Kapiteynen uyt de Stad na het Huys te Kleef gebragt. Den 8. dito werde Symon van Schorel gevangen, die den 18. daer na te Schoten ook gedood werde. Gemelden 8. dito sijn de Walsche Kapiteynen, ende de boven-genoemde gevangene burgers na Schoten geleyd. Den 11. werden de Engelschen, Schotten, Waelen, ende Franzoysen, die tot nochtoe gevangen geseten hadden, tot ontrent 300. toe, met den swaerde gericht, grootlijkx buyten hunne meyninge. Den 18. sijn te Schoten achtien van de Walsche Kapiteynen ende Vaendragers onthalsd. Den 19. dito sijn noch enige zoldaeten, die in't Gasthuys siek lagen, (o ongehoorde wreedheyd, ende onmenschelijke tyrannije!) op de werf van het Gasthuys met den swaerde omgebragt: sulkx datter meer dan 1200. zoldaeten van beuls handen sijn gestorven.
Quis funera fando
Explicet?
Crudelis ubique
Luctus, ubique pavor, & plurima mortis imago.
VVie weet de doden hier, wie weet de droeve lijken
Met penne ofte mond genoegzaem uyt te strijken?
Men sag maer schrick, en vrees, men sag maer angst, en nood,
En veelderleij fatzoen van eenen wreeden dood.
De burgers die te voren na Schoten uytgeleyd waren, werden wederom ingebragt, ende maer heen ende weer gesleept. Ook werden dien selven dag dese burgers van nieus gevangen: Baertout Ianszen van Nieuburg, Dirk Franszen, Blokemaker, Ian de VVael, Ian Gerritszen, ende Kornelis Gerritszen, gebroeders, Laurens VVynantszen, Loef Baertszen, Maerten, Apteker, Pieter van Paenderen, al te samen Vroedschappen. Item Dirk Arentszen, Kistemaker, Ian Van Sanen, Koster, Ian vanden Bosche Linnewever, Ian Heymanszen, Seylmaker, Klaes Pieterszen Groen, Timmerman, Pieter Govertszen Hooggeboren, Smit: welke ses laetste den 21. dito op het Sand onthalsd werden. Ook storven inder gevangenisze (voorwaer! niet van weelde) dese boven gemelde burgeren, Arent Ianszen van Dort, Schout, Iohan van Duyvenvoorde, Kolonel, Iakob Bartholomeuszen Pellikaen, ende Iakob Barentszen, Kapiteynen, Ian Gerritszen, Ian de VVael, Laurens VVynantszen, Loef Baertszen, ende Maerten, Apteker, Vroedschappen, Ian Korneliszen Sael. Onderschout, Arent Dirkszen, Komen, ende Arent de Gorter. Siet hier dan de Spaensche genade, lieve vrunden! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat Cains gespuys en weet niet dan van vangen ende spannen, van hangen ende worgen, van roven ende moorden, ende diergelijke wreedheyd. Die van nu noch wederom na die wolven hier te lande verlangen, dat sijn wel een deel gespanjoliseerde gemoederen, ende gesworene vijanden van het gemeyne beste, ende van hun eygen Vaderland. Blinde bittere menschen die door verstocktheyd hun heyl niet en verstaen! Maer die maer een druppel recht Bataviers bloed in't lijf heeft, die sal die bloed-honden met goed ende bloed wederstaen, ende vechten so lang hy staen kan. Ik geloof voor seker indien die vroome burgers ende zoldaeten, ende de hoofden van de Stad, dese grouwelijke tyrannije voorsien hadden, dat sy sich om geene sake ter wereld opgegeven souden hebben, maer noch eyndelijk liever getracht om door te slaen, ofte in't veld voor de vuyst te sterven,, ende souden hun leven dien bloed-dorstigen tyrannen op het dierste verkocht, ende sich niet levendig tot hunne moedwille overgegeven hebben, om so schandelijk ende moorddagig van beuls handen te sterven.
O terque quaterque beati!
Queis ante ora patrum Trojae sub moenibus altis
Contigit oppetere.
Vna salus victis nullam sperare salutem.
'Tis beter in het veld gelijk een held te sterven,
En met een eren-dood een naem en roem te erven,
Dan na gelijk een schaep onnoselijk geslacht,
En van de hand des beuls moordadig omgebragt.
Maer is het dus doende, wel wonder, Leser, dat die wreede Tyran van Alba over maeltijd durfde roemen, dat hy by de 18000. menschen door beuls handen hadde doen sterven, binnen den tijd van ses jaeren, gedurende sijne wreede regeringe, behalven die 'tswaerd noch inden krijg vernieldende verslonden hadde?
Egregiam verò laudem!
Voorwaer! een roem van een moordenaer, ende van geen Christen.
Ga naar margenoot+So seyd de wijse Koning Salomon: De gedachtenisze des rechtvaerdigen blijft in den segen: maer de name der godlosen sal stinken. Ga naar margenoot+Ik en kan hier niet nalaten in dese handelinge der Spaensche tyrannije een exempel ofte twee van wonderbaere verloszinge te verhalen. Daer was een burger Reijer Symonszen, Turfdrager, die sich uyt armoede, onder de zoldaeten in dienst begeven hadde, ende derhal- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven nu ook met anderen uytgeleyd werde om verdronken ofte onthalsd te worden, gaende drie ofte vier in gelede tuschen gewapende Spanjaerden. Dese inde Damstraet komende sag de deure van Haes Jan Verwers open staen, daer hy dickwils enig werk om loon hadde helpen doen, ende trad tuschen de Spanjaerden deur, ende ging sonder belet aldaer in huys, ende van niemand gevolgd nochte nageroepen sijnde, siende ook niemand in het voorhuys, liep inde kelder, ende verstack sich ten besten dat hy konde. Wanneer na de dienstmaegd in de kelder quam om te tappen, ende hem aldaer vernam, begon sy van vervaerdheyd seer luyde te roepen: maer hy schoot toe, ende greepse by de kele, seggende: indien gy roept, so sal ik u den hals afwringen: dies de maegd kort sweeg, ende vraegde hem hoe hy aldaer gekomen was. Hy verhaelde haer de gansche sake. Sy bad hem dat hy uyt gaen wilde, seggende: indien niemand gesien heeft, so sijn wy alle om den hals. Doch hy weygerde uyt te gaen, seggende, dat hy des nachts door de Beek uytgaen soude, het welke ook geschiede, ende quam also wonderbaerlijk uyt der Stad. Daer was ook noch een ander, de welke beneffens veele andere buyten de Schalkwijker poorte gebragt was om geslacht te worden. Daer was eene groote Kuyle gegraven, daer de ellendige patienten voor knielden, ende onthoofd ingestoten werden. Dit slacht-schaep naekt uytgetogen, ende sijnen slag siende, ontsprong 'tmoeder-naekt over eenen sloot, ende liep te velde-waert in. Daer sprong hem een bloed-hond na, maer tot de oren toe in den sloot. Daer werde ook seer na hem geschoten, maer 'twas al mis. De ontvlogen vogel ontquamt voords met een kleyn boeren-melk-schuytjen, ende quam so naekt binnen Leyden. De Duytsche zoldaeten van Lazarus Mullers regiment warenGa naar margenoot+ nu noch alleen overig, sijnde tuschen de vijf ende ses honderd sterk. Desen alleen werde genade gedaen, om dat sy sich binnen de Stad tegens de burgers straffer ende wreeder als de anderen gedragen, ende geene kerken nochte kloosters beroofd nochte geplonderd hadden. Sy werden den 7. Augustus sonder geweer na het Huys te Kleef de Stad uytgebragt, ende na datze gesworen hadden datze den Prinze van Oranjen nochte sijne bondgenooten tot geenen tijden meer dienen en souden, so sijn sy met ontrent 160. Spaensche ruyteren na Gelderland uytgeleyd. Wanneer sy nu ontrent Nieuwerkerk quamen, ende Sonoy die op den Diemerdijk noch lag, hunne komste vernam, so heeft hy drie galeijen onder Kapiteyn Wouter Hegeman den 11. dito daer henen afgevaerdigd, de welke de Spanjaerds inder nacht onverwacht hebben overvallen, geslagen, ende verstroijd, so datter weynige door de vlugt ontquamen. De ontwapende verloste Duytschen werden met sommige genomene Spaensche paerden by Sonoy gebragt, die voords aende Noorder-steden om wapenen schreef, om gemelde Duyt- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schen in 'slands dienst te houden, die sich daer toe seer willig toonden, verklarende datze sich aende Spaenschen wilden wreken, die met hunne mede-zoldaeten te Haerlem so eer-vergeten ende moordadig, ende tegens alle krijgs-gebruyk, geleefd hadden. Ga naar margenoot+Hier door raekten hunne Kapiteynen ende bevelhebbers, die te Haerlem noch gevangen saten, in groot gevaer van hun leven, die Don Frederico om dit feyt wilde doden. Eyndelijk hebben sy noch gansch beswaerlijk ende met groote moeijte verworven, datze enige van hunne mede-gevangenen aen gemelde Duytsche zoldaeten souden senden, om hunnen dienst aende sijde van den Prinze te verhinderen, op dat hun de beloofde genade mogte gehouden worden. So hebben dan de Hopmannen Jakob Steenbach, Christoffel Vader, Schram van Bruynswijk, ende Christoffel Gunter, Johan Bebekoth, Luytenant, met Alexander Mordiaen Feltweyffel, afgevaerdigd, met drie brieven onder hunne handen, den eenen aen den Oversten, Hopmannen, Vaendragers, ende Bevelhebbers van't krijgsvolk des Prinzen van Oranjen in Waterland: den anderen aen Jochum Niesing, geweldige Provoost aldaer: ende den derden aen de Hoogduytsche krijgs-luyden die onder hun gelegen ende gediend hadden, van desen inhoud: Dat een ygelijk kennelijk was, hoe dat sy uyt hoogdringenden hongers-nood, ende mangel van toegeseyde ontzettinge, de Stad Haerlem aen Don Frederico hadden moeten opgeven, de welke om hunner nation, privilegien, ende alte krijgsgebruyk wille hun het leven genediglijk geschonken ende gefrist hadde, met die voorvaerde datze gedurende desen krijg den Prinze van Oranjen tot geenen tijden en souden dienen, het welke die voorschrevene krijgsluyden aleer sy van Haerlem vertrocken, gesworen hadden: ende also sy nu verstaen hadden dat gemelde krijgsluyden sich wederom in dienst van den Prinze van Oranjen wilden begeven, so hadden sy hierom in groot perykel van hun leven geweest, gelijk sy ook noch waren, ten ware sy door voorbidden van enige Heren ende vrunden enige weynige dagen uytstels hadden bekome om middeler tijd gemelde krijgsluyden hunnen eed te doen gedenken, ende betrachten: derhalven sy luyden den voornoemden Jan Bebekoch, Luytenant, ende Alexander Mordiaen Feltweyffel hadden afgevaerdigd, om hunluyden hunne gelegenheyd te vermelden, ende vrundelijk ende ernstig te bidden, datze toch de gemelde krijgsluyden terstond van sich wilden laten vertrecken een yder sijns weegs, daer't hun goed dochte, op dat sy anderzins niet en werden onschuldig op den vleeschbank gebragt, het welke by geene natien ende volkeren voor goed gehouden nochte gepresen en soude worden: baden ook datze hunne gesanten niet en souden ophouden, maer met goed bescheyd binnen drie dagen wederom by hen laten komen, waer aen sy een eerlijk, billijk, ende roemlijk werk souden doen. etc. Hier door sijn veele der gemelde Duytschen beweegd geworden om niet te dienen, begerende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geene oorsake te wesen, dat hunne gevangene Hopluyden, ende Bevelhebbers om hunnent wille onschuldig souden sterven: ende also nu ook het meestendeel hierom onwillig was, is hun door schrijven van den Prinze aen Sonoy geoorloofd geweest die niet dienen en wilden te mogen vertrecken. Dus is de toorne van Don Frederico gestild, ende sijn de gevangene Hopluyden eyndelijk verlost. Ondertuschen dat dit alles sich also met de arme burgeren endeGa naar margenoot+ zoldaeten van Haerlem toedroeg, iszer groote muytenatie ende oproer buyten ende binnen Stad onder de Spaensche krijgsknechten om geld geweest, also sy wel achtentwintig maenden ten achteren waren, so dat die gene die buyten waren met geweld binnen wilden wesen, om den roof gelijkelijk te genieten, waer op die van binnen heftig schoten: eyndelijk niettemin quamender noch tuschen vijf ende ses uren des avonds over de vier duysend Spanjaerden in, de welke alle etmaelen hunne Kapiteynen ende Bevelhebbers uyt den ganschen hoop veranderden, hebbende de hunnen van sich gedreven. So is ook des anderen daegs eene bende ruyters in Stad gekomen: op welken dag sy twee ofte driemaelen alarm maekten om malkanderen aen te tasten, so dat de arme burgerije in groot gevaer was van ellendig uytgeplonderd te worden. Den 31. bragten sy 13. ofte 14. stucken geschuts uyt het leger binnen. Den 6. Augustus is Scipio Vitellus, Mark-grave van Centona, een oud ervaren krijgsman, binnen Stad gekomen om de zoldaeten te stillen, ende van wegen de Koninklijke Majesteyt over hunne betalinge te vreden te stellen. Maer niettemin was het alweer het oude spel: voornamelijk maekten sy den 6. 7. ende 8. inden naeren nacht gestadig sulke alarmen, met vervaerlijk geroep ende gekrijt, dat den burgeren de hayren te berge resen, vresende noch eyndelijk desen wolven een roof ende proije met goed ende bloed te sullen worden. Ten laetsten sijnse den 12. voor dertig kroonen de man verdragen: waer op sy hunnen veld-heer Don Frederico met grooter triumphe inhaelden. Den 17. hebben de Spanjaerden het bedongen geld ontfangen, ende sijn daer op uyt de Stad vertrocken, ende Hoog-duytschen in hunne plaetze in besettinge gekomen. Eene sake is in dese muytenatie (mijns achtens) grootlijkx te verwonderen, te weten dat de Spanjaerden die van Haerlem de voorder betalinge der bedongene penningen voor de plonderinge niet en hebben afgeperst: want sy hadden op de beloofde twee honderd ende veertig duysend guldens niet meer dan ses en 'tnegentig duysend acht honderd ende ses en 'tseventig guldens, so aen geld, als juweelen, ende waren, betaeld, ende opgebragt. Maer God heeft die arme vroome burgerije in genaden noch vaderlijk verschoond. Ende wat souden de Spanjaerds begonnen hebben? Daer niets en is, daer verliest de Schout sijn recht. Een steenen hart hadde ook selfs moeten schreijen, ende medelijden hebben met die overgroote armoede ende ellende der | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdruckte burgeren. Ja wast ook niet genoeg, ende meer dan genoeg ende onverdragelijk, datter ondertuschen, gedurende dese muytenatie, tuschen de drie ende vier duysend zoldaeten op der utygeputte ende beroijde burgeren hals lagen geheele seven weken lang, so datze nochte groeijen, nochte bloeijen, nochte sich selven met hunne vrouwen ende kinderen den mond naulijkx ophouden en konden? Ga naar margenoot+Dese muytenatie is gewis het heyl van Holland geweest, door Godes sonderlinge vaderlijke voorsienigheyd over sijne Kerke alhier te Lande: want het en is niet te seggen, wat eene groote verslagentheyd overal was van wegen de veroveringe van onse Stad. Middelertijd is de vrese wat bedaerd, ende men heeft eenen nieuwen moed gegrepen. Dewijle ook gemelde muytenatie wel seven weken duerde, so hadden sy overal tijd ende respijt om hunne steden ende wallen over al te sterken, ende van alle noodzakelijkheden te versien, ende nieuwe schanzen op te werpen, daer't van node was, het welke ook geschiede: so datze nu alte saem wederom wel getroost ende gemoed waren om den vijand te verwachten. Ga naar margenoot+Ik hebbe boven verhaeld, hoe dat die van Haerlem, na dat sy voor genomen hadden voor de gemeyne vrijheyd den vijand het hoofd te bieden, ende tegens te staen, de Groote Kerke van den Paepschen beelden-dienst gesuyverd, ende de selve voor de rechtsinnige lere van Gods Woord geopend ende bereyd hebben. Derhalven wanneer nu de Spanjaerden de Stad vermeesterd hadden, so heeftmen de outaeren ende de godekens wederom opgericht, ende de Kerke met beeldekens ende ander zieraed gestoffeerd, ende opgepronkt, ende de Bischop Godefridus van Mierlo heeft den 15. Augustus de selve Kerke naer de Roomsche wijse gewijd, ende geheyligd, ende de Paepsche Misze daer in gesongen: alwaer Don Frederico ook tegenwoordig was: ende na dat het Euangelium gelesen was, heeft de Secretaris van den Bischop Don Frederico negen artykelen voorgehouden, die hy flukx voor den Bischop met ede besworen heeft. Ga naar margenoot+Den 21. Augustus werde te Haerlem een algemeyn Pardoen ofte Genade voor de burgeren afgelesen, de welke van woord tot woord aldus luyde. |
|