Nederlands displegtigheden. Derde deel
(1735)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 326]
| |||||||||||
Kapittel XVII.
| |||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||
W. Temples voorwendsel, ter verdediging van de Noordsche volken, in hunne geneigdheid tot den drank. Voorwendsels van luiden van Studie, Geleerden, Orateurs, enz. dat de wyn het verstand scherpt, vrymoedig maakt, en tot sommige zaaken bekwaamer. Voorwendsels van Handwerks- en Krygsluiden, enz. Wederlegging van de voorwendselen der Staatkundigen. Der Geneeskundigen, en van die voorgeven te letten op hunne gezondheid: Als ook van de voorwendselen der luiden van Studie, enz. Wederlegging van veele andere voorwendselen. Om iemand in het drinken te verzellen. Om kennis, en vriendschap te maaken, of te onderhouden. Om de geesten te verheugen. Om zyne zorgen: of wel den tyd, te verdryven. Om | |||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||
verwyt, of smaat voor te komen. Om vermaak in den drank. Om een goeden uitslag in onderhandelingen, koopmanschap, enz.]
[I. Zelden zyn de gebreeken, en gewoontens der menschen zoo ongerymd, onredelyk, en schandelyk; of ze weten nog altoos eenige voorwendsels voort te brengen ter verschooninge. Zoo ging het ook met de dronkaarts, of die zig nu en dan met opzet in den drank te buiten gingen. Maar naauwlyks zal men een gebrek en ondeugd vinden, die algemeener is onder verscheide volken, en waar door meer voorwendsels zyn uitgedagt, dan voor de dronkenschap. Ja yder slag van menschen, Staatkundigen, Geneeskundigen, luiden van Studie, Redenaars, en die in 't openbaar en anders hadden te spreeken, Koop- en Handwerks-, en Krygs-lieden, yder soort had zyne byzondere voorwendsels voor de dronkenschap, ten min- | |||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||
ste in sommige byzondere gevallen.] II. Want (om ons ten opzigte der Staatkundigen binnen Nederland te bepalen) niet tegenstaende den doorgaans droevigen, en beklaaglyken nasleep, en de eindens van de dronkenschap, vond men'er in deze Landen, die dezelve poogden te verschoonen, onder verwendsel van eenig nut, dat de dronkenschap, of het sterk drinken somtyds zoude verzellen, of volgen, als onder andere het wekken van gemeenzaamheid, openhertigheid, vriendschap, en zeekere gelukkige uitslaagen van de raadslaagen, verbonden, en diergelyke onder den drank verrigte handelingen, die, of aan particulieren, of voornaamelyk aan het Vaderland, en 't Gemeene-best groote diensten, en gelyk zouden hebben toegebragt. III. Ten bewyze van deze verschooning brengt men voort
| |||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||
Het getuigenis, dat 'er gegeven, of het verhaal, dat gedaan werd van den zelven Prince, Willem den I. dat dezel- | |||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||
ve, een Duitscher zynde, en den drank op zyn tyd beminnende, en verdraagen konnende, de behendigheid gebruikte, om de Spanjaarden, toen onze vyanden, min bekwaam den drank te verdraagen, ter tafel te noodigen, en hun, door den wyn verheugd, en los-tongig gemaakt zynde, tot Staats-reedenen aanleiding te geeven, zig als door den drank openhertig veinzende, en daar door de geheimen van't Spaanse Hof wetende te ontdekken, om daar na zyne maatregels, zoo in den Raad, als in het Veld, ten dienste van Hem, en het Vaderland te neemen. [IV. Maar het zy met dit verhaal, of getuigenis, om kort te gaan, hoewel niet toegestaan, eens ondersteld zynde; zoo het wil. Men moet, nevens andere Historischryvers, deezen grooten, staatkundigen, voorzigtigen, en grootmoedigen Prins, ook in deeze regt doen, met hem in dit geval zynen verdienden lof niet te onthouden. Geen, of weinig werk maakende van de gewoone vermaakelykheden der Vorsten, nog gewoon zynen tyd daar | |||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||
toe, maar in die zorgelyke tyden voornaamelyk tot Staats- en Krygs-zaaken te besteeden, was genoegzaam zyne voornaamste uitspanning de dis- en tafel-vreugde. Daar en boven was hy sterk van lighaam, en, hoewel hy zig door een goed glas wyn mogte vervrolyken, of wel een Duitsen dronk doen, als Hooft zegt: Hy was niet geneigd tot overdaad, en behield zyne agtbaarheid, en verstand. Indien dan het vorig verhaal al eens ondersteld mogte worden, zoo is het heel wat anders, door een sterk temperament in staat te zyn van, met behouding van zyn verstand en agtbaarheid, onder den drank, de geheimen van een vyandige Natie, den drank niet konnende verdraagen, zig zelve geslooten houdende, te weeten, nu en dan, te ontdekken, ten wezendlyken dienst van den Lande; en in tegendeel, uit een genegenheid tot overdaad zig, met verlies van zyn verstand, bekwaamheid, en agtbaarheid, in dronkenschap te verloopen; en dan die geneigdheid, overdaad, en gewoonte van dronkenschap, onder voor- | |||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||
wendsel van nutheid, te verdeedigen. De Ridder Hooft getuigd 'er van: Lustigheid in gezelschap pleegd' hy graatig, wen't pas gaf, en vloeide van scherts; voorneemlyk over tafel, dermaate, dat geene zwaarigheid zyn hart te nypen scheen. Waar aan zich zommighe neuswyzen argherden, niet ruikende, dat hy den kommer meenighmaals met gebootste blydschap bestelpte; dewyl elk echt op zyn gebaar, en hoop of vrees, uit het staan zyner tronie, nam. Om geenen afkeer van 't gebruik des Landaarts te toonen, deed hy somtyds wel eenen Duitschen dronk: maar 't wezen bleef't zelfste ten laatste toe, en't verstand op zyn' stel. Ook was de Disch-vreugdt schier zyn eenighe uitspanning; speelen, ryden, jaagen, geen kortswyl voor hem. Al d'overige uuren bragt hy met blokken en zorghen door. enz. De Schryver van 't leven van Willem de I. III. Deel, XII. Boek, bl. 700. spreekt van zyne levenswyze, in dit opzigt, aldus: Na de gewoonte der Duitsers en Nederlanders, dronk hy over den maal- | |||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||
tyd een goed glas wyn, tot vervrolyking toe, en meer dan de dorst vereischte, niet te min noit tot overdaad, en altyd zyn volle verstand, en agtbaarheid, houdende. Ook was hy gewoon al zyn vermaak, en uitspanning onder de maaltyd te nemen: daar buiten was hy altyd arbeidzaam, zig steeds met het overleggen van gewigtige zaaken van Staat en Regeering, met die van den oorlog en gemeene bescherming, bezig houdende, en zig met een onvermoeiden arbeid t'eenemaal daar aan overgevende; zonder zig eenigzins met de gewoone uitspanningen en vermaaken der Vorsten, en groote Heeren, als met dansen, speelen, vertooningen, schouwspeelen, ryden, en jaagen, op te houden. Hy was sterk van lichaam en gezond van gesteltenis. enz. bl. 701. En elders zegt dezelve Schryver van't leven van Willem de I. I. Deel, 3 Boek. De Prins van Oranje was wel de voornaamste, die open tafel hield: dog onder de vermaaken van den maaltyd was hy niet gewoon zig zelven te vergeten, ofte te misgaan, hy had zyn voornemens altyd in 't | |||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||
oog, en hy betragtte wel ernstig, het gene hy te doen had; en, verre van zig daar door te laten misleiden, gebruikte hy de gemeenzaamheid van de tafel, en de vrolykheid van den wyn, om de harten van de menschen te winnen, en haar te overreden om alles toe te brengen, wat tot zyn oogmerk kon dienen, bl. 332. Dus droeg hy zig geduurende de byeenkomst van de Ridders van het gulde Vlies, en ter gelegenheid van het Steekspel, door den Graave van Egmont, te Brussel voor zyn huis, aangeregt, en in zig sterk te maaken tegens den Kardinaal Granvelle in 't jaar 1563. Zie ook Gouth. Chron. II. Deel bl. 34 enz. En derhalven moet het voorbeeld van dezen Prins niet te onregt misbruikt worden ten opzigte van zoodanige Vorsten, Staat-Ministers, nog Staatkundigen, die welgemelden Prins in arbeidzaamheid, sterkheid, oogmerk, en vereisch van tyd, zaaken, en omstandigheden mogelyk al zoo weinig gelyk zyn, als in maatigheid, en andere deugden.] V. Sommigen, die op de Geneeskunde, | |||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||
en op hunne gezondheid voorwenden te letten, brengen tot verschooning deezer hunner gulzigheid by, dat het nut, heilzaam, en ter gezondheid strekkende, ja volstrekt noodig is, dat men veel, of somtyds zig eens dronken drinkt. Deze schadelyke, en valsche stelling, om hunnen schandelyken lust tot den wyn te ontschuldigen, schynt, zoo niet voortgekomen van, ten minste overeen te komen met de Leer van den Arabischen Geneesmeester Rhases, en Avicenna, gepreezen van den Heer Silvius van Parys, gelyk Montaigne Ga naar voetnoot* getuigd, van hem verstaan te hebben: waarom het ook, ten schande voor sommigen volken, onder hen tot een gemeen spreekwoord geworden was: Dat men somtyds den buik eens vol, (of om 't eigentlyke spreekwoord der dronkerts te gebruiken) uit de kreuken moet drinken. [De Ridder Temple, in zyne aanmerkingen over de Vereenigde Provincien, IV. Hoofddeel, bl. 166. verschoond dee- | |||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||
zen Landaart over het veel, of onmaatig drinken, onder diergelyk voorwendsel, aldus: De gewoonte van drinken en klinken, welke hun zoo zeer werd te last gelegd, is, voor zoo veel my bewust is, niet alleen noodig tot hunne gezondheid, volgens hunne meening maar ook dienstig tot verwakkering en opscherping van hun verstand; in 't midden van een dikke mistige lugt; en van zoo koude getempertheden; want, of schoon het gebruik, of uitspoorigheid van drank de gaven der geener kan verdooven, en bederven, die in een beter lugtstreek woonen; enz. nogtans kan ze de kragten, in luiden van een koude Complexie, in een doffe lugt opwakkeren; en 't zoude konnen noodzakelyk zyn, om de vervrooze, en onwerkzaame geesten in de hersenen te ontdoojen, en aan den gang te helpen; opm de slaaperige gedagten op te wekken, de grove inbeeldingen te rafineeren; en misschien om de geesten van het hert zoo wel levendig te maken, als die van de hersenen. enz. Zie ook Burgundus ad Cons. Flandriae. | |||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||
VI. Die hun werk maakten van Studiën ontbrak het aan geen voorwendsels; dat de wyn het verstand scherpt, vrymoedig, en welspreekend maakt, en tot zommige zaaken bekwaam. Vorder, gelyk die zig toeleiden op studiën, en welsprekendheid, en andere wetenschappen, niet zelden voorwendden de noodzaakelykheid van den wyn, om geest, schranderheid, en vrymoedigheid te verwekken; zoo vond men onder Handwerks-, en Krygs-, en Koop-lieden, en by anderen van veelerlei slag, wederom andere voorwendsels. Als by voorbeeld: dat de vrindschap verwekt word door samendrinkingen, dat de meeste contracten onder den beker ligtst, en gelukkigst worden geslooten. Dat de Duitsen en Bataviers, niet alleen in gemeene handelingen, maar weleer in Staatszaaken, die gewoonte hadden, van na wel gedronken te hebben, des aangaande voorstellen te doen, en voor en tegen hun belang te zeggen, om dat dan het hert te ligter word open gelegd, enz. gelyk reeds getoond is. Hoewel Tacitus, die dit getuigd, daar | |||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||
by voegende is, dat ze de voorzigtigheid hadden van op dien tyd niet te besluiten, maar des anderen daags met nugtere zinnen. VII. Die eenige dezer voors. voorwendsels, te weten, dat liefde, en vrindschap verwekt word door samenlevinge, en te saamen te spyzen, en te drinken. En, dat de meeste contracten, enz. geschïeden onder den beeker, enz. in't byzonder levendig wil voorgesteld, en beweerd zien, leeze 't geen Kornman desaangaande vertoond: Henrici Kormanni Ga naar voetnoot*, ex Kir- | |||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||
chania Chattorum, Linea Amoris, sive commentarius in versiculum gl.: Visus, colloquium, convictus, oscula, factum. in l. 23. ff. ad l. Juliam de adulteriis, p. 71, 72. Dien 't lust, zie ook 't geen Arnold Geulinx, wel eer Professor op de Hooge Schoole te Leuven, en naderhand te Leiden, desaangaande voor, en tegen beweerd heeft, in zyne Saturnalia, vel quaestiones quodlibeticae. Quaest. XVI. An | |||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||
officii gratia invisentem amicum geniali potione accipere conveniat. p. 254, &c. VIII. Vorder hadden de Handwerksluiden hunne byzondere voorwendsels; dat de dronkenschap de geesten, door arbeid afgesloofd, weder opwekt, de vermoeidheid beneemd, de kragten hersteld, enz. Eindelyk ontbrak het den Krygsluiden aan geen voorwendselen; dat de dronkenschap dapper maakt, en onvertsaagd, en de ongemakken van den Kryg, anders zoo verdrietig, met vermaak doet doorbrengen, enz. Om niet te spreken van bekommerden, bedrukten, droefgeestigen, die, zoo ze tot den drank geneigd zyn, ook geen voorwendsels ontbeeren, maar yder de hunne met nadruk bybrengen. IX. Nog zyn'er verscheide, en genoegzaam ontelbaare voorwendsels, en opgeraapte redenen, om de dronkenschap, ten minste in sommige gevallen, te verdedigen. We zullen ze derhalven niet alle, maar eenige, en teffens haare wederlegging, bybrengen. | |||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||
X. Want hoe ligt zouden deze, en andere voorwendsels, en valsche eindens van sterk drinken, te wederleggen zyn? 1. De redenen en voorwendsels der Staatkundigen, van het nut voor den Staat, enz? Zoo men dit al eens plaats gave, zoo zal het niet als een gevolg van het misbruik, maar eer van het gebruik van den wyn zyn aan te merken. 't Geen ten opzigt van de meeste voorwendsels eens voor al gezegt zy. Of zoude het, ten opzigte van de Staatkundigen geoorlofd zyn, om in, en door gewoonte van dronkenschap de gemoeds gesteltenissen te beproeven, geheimen te ontdekken, en verbintenissen te maaken? Maar is het kwaad wel ooit geoorlofd, op dat'er goed uit voortkome? Stelt men zig niet in gevaar, om zoo wel zyne eige geheimen te openbaaren, ten nadeele; als die van anderen te ontdekken, ten voordeele? En leerde de ervarenis, en droevige voorbeelden ook niet dikwils het tegendeel van het voors. voorwendsel, naamelyk, den rampzaligen uitslag van alle | |||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||
onderneemingen, en verbintenissen, die gevolgen waren van de dronkenschap? Flavius Vopiscus verhaald wel van Bonosus, dat hy gewoon was de Gezanten der Barbaarsche Volken dronken te maaken, en dan hunne geheimen uit te vorssen, zelf bekwaam en gesloten blyvende: en laat daar op volgen: Ipse quantumlibet bibisset, semper securus & sobrius, &, ut Onesimus dicit, scriptor vitae Probi, adhuc in vino prudentior. ‘Hy zelf, hoeveel hy ook mogte gedronken hebben, bleef geheim houdende, en niet bevangen; en was zelf, als Onesimus, de schryver van het leven van Probus, zegt, dus beschonken, nog voorzigtiger.’ In Bonoso. in hist. aug. script. p. 970. Vid. & qua ibi notavit Salmasius. Dog naderhand Bonosus, door last van Keizer Probus, opgehangen zynde, zei het volk: dat'er geen mensch, maar een wynvat aan de galg hang. Aventinus lib. 2. Annal. Bojorum. Caelius lib. 29. cap. I. 't Was wel het zeggen der Stoïcynsche Filosofen, of Wysheid-lievende, sapien- | |||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||
tem vino obrutum quidem iri, non ebrium tamen futurum. ‘Dat een wys man door den wyn wel bevangen, maar nooit zou dronken worden.’ En onder diergelyke wyzen schynt Scaliger de Duitsers te tellen; als hy zegt: Non minus sapit Germanus ebrius, quam sobrius. Scaligeran. p. 169. ‘Dat een Duitser, dronken zynde, zoo wel zyn reden weet te gebruiken, als nugteren.’ Maar de Grieken roemden een spreuk, van een anderen, en regt strydigen, inhoud: Καλὸν τὸ νήφειν, ἢ τὸ πολλὰ κραιπαλᾶν, Dat is: 't Is beter nugtre, dan bevangen van den wyn:
Die, drinkt men dien te veel, te weinig wys doet zyn.
Poët. minor Gr. ex edit. Cantabr. p. m. 517. En Plutarchus noemt de dronkenschap, een suffery van zinnen en verstand, door den dronk veroorzaakt. l. de garruli- | |||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||
tate cap. 24. En Ambrosius: een vergif, dat zot en dwaas maakt, c. 10. de Elia, & jejunio. En Cicero zegt: Orat. 2. Philip. Nec enim est ab homine nunquam sobrio postulanda prudentia: ‘Dat men van een mensch, die nooit nugteren is, geen wysheid moet verwagten.’ Van wiens gevoelen Montaigne niet vreemd schynt, als hy die oude en vermakelyke questie, zoo als hy de zelve noemd, vieilie & plaisante question, onderzoekt, naamelyk, si l'ame du sage seroit pour se rendre a la force du vin. Si munite adhibet vim Sapientiae. Essais liv. II. c. 2. Dat is: Of de wyn de ziel van een wyzen kan overweldigen, en zyne wysheid benemen, enz.
Behalven dat het misbruik van wyn geen teekens van wysheid, maar dwaasheid voortbrengt, volgens de oude spreuk der Hebreën, by J. Drusius aldus overgezet: In tribus cognoseitur homo in poculo suo, in sacculo suo, & in ira sua. ‘In drie zaaken word een mensch regt ont- | |||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||
dekt, in zynen dronk, zyne beurs, en in zynen toorn.’ Waar op de gemelde Heer aanteekend: sommigen voegen'er nog een vierde by, in zynen lagch, juxta illud: Per risum multum poteris cognoscere stultum. Aan't veel lagchen kent men een gek. Het welk ook niet zelden een gevolg van den dronk is. Drus. Apoth. Graec. & Arab. l. II. n. 45. p. 34. En zoo men al eenige van deze uitwerksels aan den wyn, somtyds in eenigen, zou mogen toeschryven, zoo heeft dit in 't algemeen geen plaats in allen. Behalven dat dan deze uitwerksels nog al niet toe te schryven zyn aan het misbruik van den wyn, maar aan het maatig gebruik van den zelven, als reeds aangemerkt is, of ook aan andere toevallen, en gelukkige omstandigheden. XI. Of zou men de dronkenschap willen verschoonen, met Geneeskundigen, of die voorgeven te letten op hunne gezond- | |||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||
heid, met voor te wenden, dat het te doen waar om de gezondheid te bevorderen? Maar word de gezondheid wel ergens meer door gekrenkt? Aanmerkelyk is 't zeggen van Steele, in zyn Boekzaal der Juffers. De graagheid te veel toe te geeven, is zoo wel nadeelig voor de ziel, als het lighaam; niet alleen door het slyten van te veel tyd, om het gehemelte te behaagen; maar ook door het mesten van het vleesch, en het te bereiden voor de verzoeking. Maatig voedsel, en verciersel, onderscheidde de oude Christenen, die by hun bekeering de pragt, en ydelheid van deeze booze weereld, en den overvloed van kost, en kleeding verzaakten; gelyk wy nu doen in de belofte by den Doop. bl. 54. XII. Of zou men voorwenden, dat men zig verliep in den drank (want, gelyk we meer hebben aangemerkt, van een matig gebruik des wyns, of dranks, word althans hier niet gesproken; en, om te toonen, dat dat gebruik geoorlofd zy, heeft men zulke gezogte voorwendsels niet noo- | |||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||
dig) om het verstand te scherpen, vaardig, bekwaam, en vrymoedig te maaken? Maar die het Tractaat van Locke heeft gelezen, van het menschelyk verstand, en let hoe ons verstand, en kennis vermeerderd word, moet noodzaakelyk besluiten, en de ervarenis bevestigd het, dat 'er niets is, dan dit misbruik, dat het verstand, en het geheugen meer bedwelmd en verderft, de orde in't denken verwart, en eindelyk een mensch meer van zyne bekwaamheden beroofd, en in zyne gebreeken en dwaasheden ontdekt, en ten toon steld. XIII. Of zou men de dronkenschap onder eenen anderen schyn, en voorwendsel willen verdedigen? Als by voorbeeld:
| |||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||
Maar de waare grond van dit voorwendsel is meestal de hoop van gelegenheid tot bedrog. Zie daar eenige gemeene voorwendsels, nevens de ongegrondheid | |||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||
per zelve, en hier over breeder de ganschen pligt van een Christen, door H. Hammond, bl. 188, enz. tot 208. Dus blykt dan de ongerymdheid van alle deze en diergelyke voorwendsels in't korte, gelyk eenige derzelve hier in 't vervolg nog in klaarder dag zullen gezet worden.] |
|