Nederlands displegtigheden. Derde deel
(1735)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 280]
| |
Kapittel XIII.
| |
[pagina 281]
| |
ken van de dronkenschap der Handelaaren. Sententien van den Hove van Uitregt, en Uitspraaken van de Staaten derzelver Provintie, in cas van Revisie. Gewoontens van Vlaanderen. Hoogduitschland. Beding, van den koop te mogen afstaan, mits betalende den wynkoop. Keuren van Leide. Oorsprong der voors. gewoonte, en gemeenschap van diergelyke gewoonte met die der Batavieren. Persen. Gevoelen van Burgundus, wegens dien oorsprong. Besluit.]
I. Van ouds zyn de ingezetenen van Holland, en Westvriesland, voor al die van de Dorpen, en van het platte land, alwaar het landvolk zig doorgaans met den akkerbouw, en de veehoeding bezig hield, gewoon geweest hunne uitspanning, en tydverdryf al veel in de herbergen te zoeken; en, zoo wel ten plat- | |
[pagina 282]
| |
ten lande, als in de steden, onder den drank, van koopmanschappen, en verwisseling van goederen, veldvrugten, en vee, onder den anderen te spreeken, en somtyds ook aldaar des aangaande overeen te komen. Hoedanige handelingen veeltyds ten nadeele der meest beschonkenen uitvielen. II. Weshalven in verscheide plaatzen, Ga naar voetnoot* om de benadeeling, die door den onbedagten Koophandel, door dronkenschap te weeg gebragt, geschiedde, voor te komen, een vast gebruik, en gewoonte geworden is, dat men alle koopmanschappen, alzoo geschied, binnen vierentwintig uuren mag afgaan, mits betalende den wynkoop Ga naar voetnoot†, zoo daar op eenige bedongen, of verteerd was. | |
[pagina 283]
| |
| |
[pagina 284]
| |
eenige verteerd, of beloofd is. Ga naar voetnoot* [En was aldaar, en byzonder te Leiden, niet alleen verbintenis van koop, in het voors. geval; maar waaren zelfs Obligatien, en by gevolg ook Rentebrieven, gemaakt en gesproten uit drinkgelaagen, van geene waarde; en was de crediteur gehouden zig met eede te zuiveren, dat de Obligatie, of Rentebrief, niet sproot uit gelagen. Volgens Oude Keur der Stad Leiden van den 1sten Maart 1588. op de Tappers, Herbergiers, en Taverniers. Zie zekeren staat des verschils, en het oordeel der Regtsgeleerden daar over, in de Hollandsche Cons. I. D. 220. cons. bl. 361.] | |
[pagina 285]
| |
IV. De Heer Hugo de Groot in zyne Inleidinge tot de Hollandsche Regtsgeleerdheid, getuigd, dat zulks in 't algemeen plaats heeft: By ons, zegt hy, werden gehouden voor kragteloos de Koophandelingen, geschied in drinkgelagen, als een van beide de handelaars, binnen vier en twintig uuren na het aangaan, hem daar tegen steld: anders zyn dezelve bondig. [Dog daar op heeft de Regtsgeleerde Groenewegen met regt aangeteekend: Dit heeft alleen plaats in de Steden, daar 't zelve, door byzondere Keuren, alzoo goedgevonden, en vastgesteld is. b. 3. k. 14. n. 7, 8. Te weten, het is meermaalen by nauwkeurige Regtsgeleerden aangemerkt, niet zonder reden, dat de Heer de Groot zig in zyne Inleiding wel eens heeft vergist, met een gewoonte, of wet van eene byzondere landstreek, of stad, verder dan dezelve uit te strekken; en die van Alkmaar, of Kennemerland, of, gelyk hier, van Rynland in't byzonder, als een coustume van gantsch Holland op te geeven, of aan te merken. | |
[pagina 286]
| |
V. Dog in Holland werden op zommige plaatzen by de Keuren, en Handvesten, dusdanige Koophandelingen van waarde gehouden. Zoo heeft Heer Zweder van Gaasbeek, Heer van Putten, voor de Stede Geervliet, by een Handvest van 't jaar 1381., gekeurd Art. 17. Wat Koopmanschap dat men doet binnen de Vryheid van Geervliet, daar Wynkoops-luiden over geweest hebben, en getuigen, die koop zal vast, en gestade blyven. Hoe, en waarom diergelyke luiden Wynkoopluiden, en eertyds genaamd zyn Lyf-koopluiden, en in wat zin men zeide Lyfkoop-drinken, zie II. D. K. II. en hier § II. A. (†) bl. 283.] VI. Maar meer andere steden, plaatsen, ja volken, hebben diergelyke Willekeuren, als Rynland; by voorbeeld Wormer en Gisp, alwaar koopmanschap in drink-gelaagen geschied, van onwaarde, en geheel kragteloos zyn: Rooms Holl. Regt 4 B. 20 D. § 6. In de Privilegien van Kennemerland, bl. 108. blykt dat deze twee Dorpen dit | |
[pagina 287]
| |
Regt hebben verkregen by een Handvest van Keizer Karel de V. op den 11den July 1533. [Te weten: Dit had plaats by de Kaninefaten, nu, naar de gemeene meening, genaamd Kennemers. Dus luid hunne Landwet: ‘Dat alle koopmanschappen, in dronken gelaagen gemaakt, van geenre waerden sullen wesen, ingevalle ymant van de contrahenten des anderen daegs peniteerde.’ Handvesten van Kennemerland bl. 109. VII. Zelfs in het Dorp Hilversum, naast gelegen aan Naarden, is in gebruik, dat een koop, in een Herberg aangegaan, van onwaarde is, mits de handelaar daags daar aan, voor Zonnen ondergang, berouw toone, en 't geheele gelag den Herbergier voldoe. VIII. Dog, anders word dit meest al verstaan, zoo niet blykt van de dronkenschap der handelaaren, nog van 't berouw van dien, welke den koop wil verbroken hebben, binnen den voors. tyd. Zoo hebben de Staaten van Uitregt, te niet doende de Sententie van den Hove | |
[pagina 288]
| |
Provintiaal, in't jaar 1616. den 6 Maart, in de zaak van Anthonis Jansz, en Timon Benjaminsz, voor regt uitgesproken, als volgd, ex Assessorum consilio: ‘De Staten van den Lande van Utregt, gezien 't Proces tusschen, enz. De voors. Staaten, doende regt, hebben verklaart, en verklaaren by dezen, wel ende te regt by den Impetrant revisie versogt, qualyk en erroneuselyk by den Hove van Uitregt gewezen te zyn; en doende 't geen die van den voorsz Hove behoorden gedaen te hebben, condemneren partyen hinc inde in de Koopcedulle, in questie, te voldoen. Aldus gedaan, enz.’ Vide A. Matth. observ. rer. judicat. a supr. Ultraj. Revision. Consessu. obs. XL. § 9, 10. X. Dit voors. Gebruik komt overeen met de Keuren van andere Nederlandsche Steden, als te zien is in de Keuren en Kostuimen van Gent. Rubr. 15. art. 17. Van Sluis in Vlaandere. Rub. 6. art. 9. Van Dendermonde. Rubr. 7. art. 5. Van Brugge. Tit. 29. art. 1, 2. enz. | |
[pagina 289]
| |
XI. Dit is niet alleen overeenkomende met de oude gewoontens van Vlaanderen, als Burgundus toond d. tr. procem. n. 5. en die van andere Gewesten, en Volken, Gloss. in c. unusquisque. 22. qu. 4. Fulgos. ibi. in addit. alleg. consil. 80 in fin. Christin. dec. 140. n. 8, 9. Maar ook met die der oude Duitscheren, volgens Tacitus, de mor. Germ. Ergo detecta & nuda omnium mens postera die retractatur. Salva utriusque temporis ratio est. Deliberant, dum fingere nesciunt: constituunt, dum errare non possunt. c. 22. Als hier na breeder.] XII. By de Keuren der Stad Leiden van den jaare 1583. Art. 68. was gekeurd; dat aldaar geen koopmanschap van onroerende goederen, onder de hand gedaan, van waarde zoude gehouden worden, voor en aleer dat daar van de behoorlyke kennisse, verly, en inbreng voor Schepenen was gedaan; maar dat altyd binnen denzelven tyd die koop mogt worden afgegaan: dog op dat dit zelve niet te ligtvaardig geschiedde, is by de Nieuwer Keuren van den jaare 1648. | |
[pagina 290]
| |
Art. 112. op het afgaan van zoodanigen koop gesteld de twintigste penning van den koop, de eene helft ten behoeve van den armen, en de andere helft ten behoeven van den genen, die den koop wil houden, of gestand doen. XIII. Behalven dit gebruik, dat door hoogen ouderdom een regt gemaakt, of ingevoerd heeft, zoo zyn eenige ingezetenen van Holland, en andere Nederlandsche Provincien, veeltyds gewoon uitdrukkelyk te bedingen, dat de koop getroffen en gesloten worde onder deze voorwaarde, dat een van beide de handelaars den koop kan afstaan, mits het gelag of den wynkoop, verteerd, of beloofd, betalende; inzonderheid wanneer de verkooper, en kooper, niet volslagen eens geworden zynde over den koop, by een derden, als een zegs- of scheids-man, de zaak werd bemiddeld, of daar over uitspraak gedaan; het zy dat de wederzydsche handelaars hun toestemming tot deze uitspraak gaven, of anders vierentwintig uuren lang hun beraad behielden. | |
[pagina 291]
| |
XIV. De voors. gewoonte in haar diepste oudheid nagespoord zynde, zal men bevinden, dat dezelve al van onheugelyke tyden, zelfs onder de oude Batavieren, plaats had, volgens Tacitus, in zyn boek van de manieren der Duitsen Ga naar voetnoot*, luidende zyne vertaalde woorden aldus: Het is een volk, dat nog loos, nog arglistig is, en zeer gul en openhertig over maaltyd, door de vryheid van de plaats; derhalven, 't geene by hun onbedagtelyk, tot hunn' schade, en nadeel is geschied, mag des anderen daags wederroepen worden. En verder: Als na al de gedagten hunner herten dus ontdekt, en bloot gemaakt zyn, zoo word de zaak des anderen daags wederom hervat. Want zoo langen tyd is het, dat een ygelyk zyn vrye keur behoud. Over deze plaats van Tacitus heeft zekere geleerde aanteekenaar, in 't Duits, deze onze voorgestelde gewoonte op 't oog gehad, zeggende: Dit ziet men als nog onder de Duitschen, want des anderen daags mag men in 't gemeen met het gelag vry zyn. | |
[pagina 292]
| |
XV. Dat niet alleen de Batavieren gewoon waren by den dronk over koophandel, en andere gewigtige zaaken, ja zelfs over de gemeene Lands zaaken te handelen, en over oorlog en vrede te beraadslaagen, is uit Tacitus, en het voorbeeld van Claudius Civilis, bekend. En dat ook andere oude Volken deze oude gewoonte hebben gehad, verhaald ons Strabo; in't byzonder van de Persen, welke zoodanige beraadslaagingen zelfs bondiger agtten, dan die nugteren besloten waren [Dit, of iet diergelyks, en nog iet byzonders word getuigd van Herodotus l. I. c. 26. met deze vertaalde woorden: ‘De Persen, wel gedronken hebbende, beraadslaagen over zaaken, aan welke ten hoogsten veel gelegen is; enz. en't geen zy besloten hebben onder den dronk, leggen zy nugteren weder in beraad: en, wanneer het hun, nugteren zynde, aanstaat, en behaagd, zoo nemenze het besluit voor goed op, en voeren 't zelve uit: behaagd het dan niet, zoo verwerpen zy 't zelve; en, gedronken | |
[pagina 293]
| |
hebbende, doen ze uitspraak over 't geene zy nugteren beraadslaagd hebben.’] Dit verhaald ook Athenaeus l. 4. Cap. 6. en Plutarchus, l. 7. quaest. Conviv. 6, 9, en 10. maakt ook gewag van deze gewoonte der Persen, en zegt ook diesgelyk van de Grieken. [& Curtius l. 7. c. 4. n. 1. Max. Tyr. Serm. XXII.] XVI. [Nic. Burgundus, getoond hebbende, dat deze voors. gewoonte van den koop, in dronkenschap geschied, binnen vierentwintig uuren te konnen afgaan, ook plaats had in Vlaanderen, ad consuetudines Flandriae, in de Voorreden N. 5. geeft'er deze reden van, zeggende: ‘Dat alle Volken hun byzondere instellingen, en wetten hebben op zig zelven, hoewel van den anderen onderscheiden, nogtans naar den aart van een yder geheel dienstig zynde. De Volken, naar 't Noorden gelegen, hitsig van imborst, zyn dorstiger, zegt hy, en meer genegen tot den drank:’ En daarom is door geheel Vlaanderen, en Nederland, | |
[pagina 294]
| |
koud zynde, vogtig, en naar den koophandel geschikt, voor een algemeene gewoonte ingesteld, dat men van alle toezeggingen, in herbergen, onder een drinkgelag aangegaan, aan de eene en de andere zyde, des anderen daags voor den middag mag afgaan, en dezelve wederroepen: opdat de onnoozele en openhartige dronkenschap buiten alle bedrog en misleidinge mogte verblyven. ‘Dog die geene, die naar't Zuiden geleegen zyn, zyn kouwer van natuur, dog loos en arglistig, en meer geneegen om een ander te misleiden; waarom onder hen weinig toezeggingen, of verbintenissen gedaan worden, zonder overstaan van Notaris, en getuigen.’ XVII. Dit dan zoo zynde, en de wetten in verscheide Nederlandsche Provintien de vryheid laatende van een koop, of andere toezeggingen, in herbergen, of drinkgelagen, gedaan, binnen korten tyd te mogen vernietigen: zoo zouden die, in veele deelen der Nederlanden, verzekering zouden willen eischen van al 't geen in dronkenschap hun beloofd waren, ook aldaar dies- | |
[pagina 295]
| |
gelyk een antwoord konnen ontfangen, als elders zeker Hoveling, dien een Leen van zynen Vorst in zyne dronkenschap beloofd was; en welke, des anderen daags schriftelyke verzekering verzoekende van die Vorstelyke belofte, ten antwoord kreeg: heeft u een dronke Heer wat beloofd; zoo laat u een dronke Heer dat leveren. De nugtere weet niet, wat de dronke Heer toegezegt hebbe. Zie Zincgreven Duitse Apothegmata 372.] |
|