Nederlands displegtigheden. Derde deel
(1735)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 240]
| |
Kapittel XI.
| |
[pagina 241]
| |
woonen; byzonder aan armen, en vrouwen, die openbaare of publyke aalmoessen trokken. Keuren van Oudewater. Delft. Plakaat van Keizer Karel V. Reden van de strengheid van de Wet der Romeinen, verbiedende aan de vrouwen het gebruik van wyn, op levensstraf; voornaamelyk, om dat de dronkenschap tot onkuisheid verleid. Burgerwetten in Nederland, en Holland, van geen drinkgelaagen op Zondagen, nog Heilige dagen, te maaken, nog laten maken. De Klerken van den Griffier van den Hove verboden drinkgeld te eischen van sententien beneden de vyftig kroonen. Procureurs, nog | |
[pagina 242]
| |
andere Suppoosten, mogen geen gelagen drinken, op taxatie of kosten van Processen, enz. Geen Vierschaar te spannen in een herberg. Strengheid der Nederlandsche Wetten tegen het begieten van iemand met wyn, of bier: en tegen de dronkenschap, en de misdaaden daar in begaan. Strengheid der Wetten tegen de dronkenschap der Overheden, Geestelyke, en Weereldlyke, zoo wel als der Onderdaanen, in de Nederlanden; en elders, zelfs by de Heidenen. Strengheid van gewoontens, en Wetten van sommige Volken, verbiedende op zwaare straffen den invoer van Wyn, enz. en de reden van dien. Voorbeeld der Persen, Volken van Pontus, Egiptische Priesteren, oude Italiaanen, Rugiaanen, enz. Aanmerking over het nut, en de rede- | |
[pagina 243]
| |
lykheid dezer wetten en gewoontens.] We zien uit Tacitus, die van de zeeden der Duitschen, en Batavieren geschreven heeft; dat aan dit volk wel veele deugden, en goede hoedanigheden eigen, maar dat zy ook aan dit euvel vast waaren, van tot den drank zeer genegen te zyn; en, by ledigen tyd, geheele nagten agter een met zuipen door te brengen. [I. D. K. XII. 7. enz. en III. D. K. VII. § VI. VIII. | |
[pagina 244]
| |
deftigste ingezetenen, en vooral aan die hunne liefde-giften, tot onderhoud van den armen, mildelyk uitreikten: waarom de geene, die 't regt hadden om Wetten en Keuren te maaken, niet hebben nagelaaten, het geeven en afkondigen van zoodanige beveelen, die aan den behoeftigen het drinken, en speelen in de herbergen, als aan de zoodanigen minst passende, uitdrukkelyk verboden, en, zoo veel in hun was, ingetoomd hebben. | |
[pagina 245]
| |
brood geleid; en nog daarenboven arbitrair gestraft te worden: op de naastlesten December 1598. Bleiswyks Delft, bl. 406. VI. Zoo is ook in Holland gekeurd in't byzonder tegens de dronkenschap der Scheepsgezellen, en het verzuim daar door | |
[pagina 246]
| |
begaan. De Groot spreekt'er dus van: ‘Scheepsgezellen mogen uit het Schip niet gaan, zonder des Schippers believen, en zyn in alle gevallen schuldig, op zyn ontbod, wederom aan boord te komen: agterblyvende, door opzette, wil, ofte dronkenschap, of ander verzuim’, verbeurd de Scheepsgezel aan den Schipper, voor de eerste maal: de helft van zyne huur; voor de tweedemaal de geheele huur: voor de derdemaal het tweevout van dien. Ende alle schade, die daar door is geleden, op wat reize het zy, is hy gehouden tweevout op te regten. H. De Groots Inl. 3. b. 20. d. §. Schipgezellen. Zie ook de aanteekeningen van Groenewegen aldaar.] VII. Aan de Vrouwen was by de Romeinen scherpelyk verboden wyn te drinken, tot zoo verre, dat de overtreedsters dezer verbiedende wet met de dood gestraft wierden. [Zie hier voor Kap. X. § 7. te weten naar de wet van Romulus, te zien in het Regt der Romeinsche Koningen, verzameld door Papirius, genaamt Jus | |
[pagina 247]
| |
Papirianum, naar de oude tafel, door Balduinus, zoo hy zegt, nageschreven het 16de Hoofdstuk. Zie hier Kap. X. bl. 224.] VIII. De reden van deze strenge wet is geweest, om dat de wetgevers vreesden, dat de vrouwen, door het drinken van wyn, niet alleen tot dronkenschap, maar ook tot onkuisheid Ga naar voetnoot* zouden vervallen: Een onderstelling, ook in de Heilige blaaderen, zelfs ten opzigte van de mannen, bevestigd; om niet te spreken van het voorbeeld van Loth, Gen. XIX. die, dronken geworden zynde, tot bloedschande verviel, nog andere. Regt. IX. Ko- | |
[pagina 248]
| |
ning Salomon, in zyne Spreuken, Kap. XXIII: 29, 30, 31, 32, 33. de uitwerkzels van den wyn, en de dronkenschap beschryvende, zegt, onder andere: En ziet den wyn niet aan, als hy zig rood vertoond, als hy in den beker zyn verf geeft, als hy regt op gaat. In zyn einde zal hy als een slang byten, en steeken als een adder. Uwe oogen zullen na vreemde vrouwen zien, en uw hert zal verkeerdheden spreken. enz. Waar uit onder andere blykt, dat de eerbaarheid, en kuisheid bewaard werd in de soberheid, en onthoudinge; en meest gevaar loopt in dronkenschap. God had de kinderen van Israël geboden, dat alle, zoo man, als vrouw, die zig afgescheiden, en door een gelofte verbonden hadden, om zig zelven den Heere af te zonderen, geen den minsten wyn, nog sterken drank, mogten drinken; als te zien is in het vierde Boek van Moses, Kap. VI: 2, 3. De voorn. Salomon, overwegende het kwaad, dat in den wyn steekt, en daar uit voortkomt, zegt: dat hy voorgenoomen had, zyn | |
[pagina 249]
| |
vleesch van den wyn af te trekken, op dat hy zyne ziel tot de wysheid zoude overbrengen, ende de dwaasheid schuwen. Pred. II: 3. Maar, willende den wyn, door zyn goed voornemen, ontvlugten, vervalt hy in het geweld van de vrouwen: van welke beide Sirach getuigd: dat de wyn, en de vrouwen, de verstandigen doen afvallen, Syrach XIX: 2. 't geen ook Salomon door zynen val heeft bevestigd. De Apostel Paulus geeft hier van een klaar berigt, Eph. V: 18. En wilt door den wyn niet dronken worden, in welken de onkuisheid is. Ga naar voetnoot* Waarom de Kerkvader Hieronimus, schryvende aan Eustochius, zegt: Dat de Maagd van Christus den wyn ontvliede, als het fenyn. | |
[pagina 250]
| |
IX. Het waare mogelyk te wenschen, dat, gelyk by de Romeinen, ook by ons gevonden wierden Burgerlyke wetten, verbiedende op zekere straffen, zoo niet het gebruik, ten minsten het misbruik van wyn, en sterken drank aan de Vrouwen; alzoo de dagelyksche ervarendheid leerde de uitterste noodzaakelykheid van dezelve; want, gelyk de maatigheid, soberheid, ingetogenheid, zedigheid, kuisheid, en diergelyke deugden, de Vrouwen inzonderheid passende, weleer plaats gehad hebbende in de Hollandsche Vrouwen, zoodanige verbiedende wetten niet van nooden hadden; zoo is dit ook de reden, dat in onze oude Keuren geene, of zeer weinige gevonden werden, het wyndrinken; maar slegts zeker misbruik, de vrouwen, zoo wel als den mannen, verbiedende. In tegendeel moet het nu ten schande van veele dezer Kunne, zoo wel in Nederland, als elders, zyn, dat zy zig niet alleen in wyn, maar sterken drank, verloopende, de mannen in dronkenschap na- of somtyds voorby-streeven, haar huis- | |
[pagina 251]
| |
gezinnen, en eige kinderen verwaareloozen; en dus by haare landsgenooten, en de bescheidene weereld, in 't algemeen (als aan haar geslagt, en vooral aan haar eige naam, in't byzonder, een wyn-, brandewyns, of sterken dranks-vlek aanwryvende ten haaren onuitwisbaaren blaame) voor schandvlekken ten smaad, en schimp, en spot, en tot verdriet en smerte van haare nabestaanden verstrekken. [X. Want geen mode, nog groot getal van misdaadigen, kan de schande van een zonde, of zondige gewoonte, verminderen; ten minste niet by zulken, die vaststellen, dat het gemeen worden van een zondige gewoonte, of van schandelyke misbruiken, daarom de schande, nog zonde, niet verminderd: en dat'er, hoe de menschen in hunne oordeelen verschillen, en veranderen, ten opzigte van het zedelyke, een onveranderlyk onderscheid is, en blyft, tusschen goed en kwaad, en eerlyk en oneerlyk: en dat een eerelyke of goede naam beter is, dan goud, als mogelyk in 't vervolg breeder.] | |
[pagina 252]
| |
[XI. Vorder had men ook verscheide Burgerwetten in Nederland, en byzonder in Holland, tegen zekere drinkgelagen, drinkgeld, Vierschaar spannen in herbergen, enz. Dus mogt men, by voorbeeld, geen drinkgelaagen op Zondagen maaken, nog laaten maaken. Zoo luid de Ordonnantie van de Politie dezer Landen, van den 17den Octob. 1531. in dit opzigt aldus: Dat voortaan niemant, van wat staate, of conditie hy zy, hem en vervordere, of presumere luiden in taverne te zetten op de Zondagen, ende Heilige dagen, by der Heilige Kerke geboden; nog ook aldaar te gaan drinken in tyde van der Hooger Misse, of van Vesperen; op de verbeurte van sestig grooten Vlaams, by den geenen, ende elken van hen, die contrarie doen souden. Zie een uittreksel van deze Ordonnantie in't Gr. Plak. II. D. 2971. en voorts verscheide Stads Keuren. XII. En mogten de Klerken van den Griffier geen drinkgeld eischen, dan alleen van Sententien boven vyftig kroonen, Interinementen, Commissien van Officien, of over- | |
[pagina 253]
| |
leveringen van zaaken, of munimenten, na ouder gewoonte. Instr. van 't Hof. Art. 171. XIII. En mogten de Procureurs, of andere suppoosten, geen gelagen drinken, op taxatie, of kosten van Processen, op commissien, of practyke, in wat maniere het waar. Art. 81. XIV. Ook was, om de gedugte gevolgen der dronkenschap, het spannen van Vierschaaren in een herberg verboden. XV. Streng waaren ook de wetten tegens yder, die een ander met wyn, of bier begoot, of met een pot sloeg, waarschynelyk om drinkdwang, en dronkenschap te beletten. Art. 9. des Land-Chartres van Hertog Jan van't jaar 1312. Zie ook Kap. III. en IV. en byzonder § VII. XVI. En voorts bleek de strengheid der Nederlandsche wetten tegen de dronkenschap ook daar uit, dat de dronkenschap alleen geenzins tot verschooning der misdaaden, in dronkenschap begaan, strekken mogte. En dat van doodslaagen, in dronkenschap begaan, niet ligtelyk mogt geac- | |
[pagina 254]
| |
cordeerd worden eenig remis: maar dat dezelve ex duplici capite, uit tweederlei hoofde, en van de dronkenschap, en van het delict moesten gestraft worden. Kap. X. § XVI. XVII. En, men denke niet, dat die wetten de dronkenschap der onderdanen, en leeken, en niet der Overheden, en Geestelyken, poogden te verhoeden. Men vond ook strenge wetten, en straffen tegen de dronkenschap der Overheden, en Geestelyken. Want de strengheid der Nederlandsche wetten, tegen dronkaarts en dronkenschap, blykt ook daar uit, dat dronkaarts aldaar niet mogten in de wet komen; en, daar in zynde, moesten afgezet worden, als uit het Edict van den 15den Novemb. en den 7den Octob. 1531. Art. 33. en den 4den Octob. 1540. vers. en ten einde enz. getoond is. Kap. X. 14, 15. XVIII. Zwaare straffen waren hier en daar ook gesteld tegen Priesters, en Geestelyken, zig in dronkenschap verloopende. Vid. cap. 8. tit. 3. & cas. 9. tit. 16. Synod. Cameras. & dist. 35. c. Episc. c. Vinol. c. Ante. dist. 44. c. Cleric. &c. | |
[pagina 255]
| |
XIX. Nog strenger waren de wetten van sommige Heidenen tegen de dronkenschap der Vorsten, en Overheden. Volgens de wet van Solon, is getoond, dat een dronken Prins met de dood moest gestraft worden. Kap. X. § VI. bl. 223. Ktesias getuigd, dat het een Koning by de Indiaanen niet geoorloft was zig dronken te drinken; en, by de Persiaanen, zegt Athenaeus, volgens Duris, een oud Historischryver, was dit den Koning insgelyks niet geoorlofd, dan alleen op het Feest, dat de Persiaanen vieren ter eere van de Zonne. Athen. dipnos. l. X. c. II. XX. Sommige Volken, en Wetten hebben zelfs zoo verre gegaan, dat zy, uit vreeze voor de gevolgen van dronkenschap, en uit haat tegen dezelve, het invoeren van den wyn verboden; of zig geheel voor het gebruik van wyn, alleen uit vreeze voor 't misbruik, gewagt, en daar van zig geheel-onthouden hebben. De Persiaanen dronken, ten tyde van Krezus, niet dan water. Herodotus l. I. n. 71. | |
[pagina 256]
| |
Men kan het zelfde zeggen van de Volken van Pontus, Kappadocië, en Skythië; want schoon zy, by oude Schryveren, als groote dronkaarts te boek staan, hadden ze egter geen wynstok, als uit de woorden van Anacharsis tegens zynen Koning, en anderszins, kan besloten worden. In de Stad Heliopolis dorsten de Egiptische Priesters geen wyn in den Tempel brengen. De andere Egiptische Priesters dronken dien maar zeer weinig, en onthielden 'er zig t'eenemaal van in den tyd van hunne reiniginge. De Koningen zelfs dronken 'er maar een zekere maat van, door de boeken van hunnen Godsdienst hun voorgeschreeven. Ten tyde van Psammiticus begonnen zy eerst wyn te drinken. Voorheen dronken zy dien in't geheel niet, en boden denzelve aan de Goden niet aan. Vide Plutarchum de Iside & Osiride. Zie ook de Zeden der Wilden van Amerika, door La Fiteau 1. D. XI. Hoofdst. bl. 97. | |
[pagina 257]
| |
In Griekenland, en Italie, was de wyn oudtyds vervloekt. En, hoewel het gebruik allengskens insloop, bediende men zig daar van niet, dan in de offerande; en wierd dezelve de vrouwen t'eenemaal, en den jongelingen tot hun dertig jaaren toe, verboden. En, die dezelve mogten gebruiken, mengden dien, ten minste met drie deelen waters, volgens Athenaeus, lib. 10. La Fiteau d. l. Waar by men vroege het voorbeeld der Rugiaanen, den invoer van wyn op levensstraf verboden hebbende, als ik reeds getoond heb Kap. X. § VIII. a. XXI. De vernuftige Salignac, willende door eenen Adoam aan Telemachus doen afschilderen een volk, in het oude Betica, dat, opvolgende de orde, wet, en regten loop der natuur, te gelyk wys, en gelukkig was, (om te toonen, dat we door de gewoonte, en anderszins, zoodanig zyn bedorven, dat wy naauwelyks konnen gelooven, dat de naturelyke eenvoudigheid de waare is) doet Telemachus onder andere deze vraag doen, of deze | |
[pagina 258]
| |
volken wel wyn dronken? en Adoam daar op dus antwoorden: ‘Zy houden daar wel wagt voor: nooit hebben zy dat willen doen: niet dat hun druiven ontbreken; geen land brengt die heerlyker voort: maar zy vergenoegen zig de druiven, als andere vrugten, te eeten, en zy vreezen den wyn, als den verderver der menschen. 't Is een soort van vergif, zeggen zy, dat aan 't woeden helpt: zy doet den mensch niet sterven, maar maakt hem een beest gelyk: de menschen konnen hunne gezondheid bewaaren zonder den wyn, welker uitwerking is de goede zeden te bederven.’ De gevallen van Telemachus I. D. bl. 171.] |
|