Nederlands displegtigheden. Derde deel
(1735)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 211]
| |
Kapittel X.
| |
[pagina 212]
| |
ampten te bekleeden, en daar van ontzet. In Hoogduitsland, dronkaarts uit ampten geweerd, of anders gestraft. Coustumen van Bourgondie, en Vrankryk des aangaande. Van Nederland. Geen dronkaarts in de Wet te dulden. Nog in Ampten. Oude geschreve Keur van 't Land van Voorn des aangaande. Geen Remissie te verleenen wegens doodslaagen, enz. in dronkenschap begaan. Plakaaten des aangaande voor de Nederlanden.]
I. Allerlei wetten genoegzaam, natuurelyke, Goddelyke, ja sommige Burgerwetten verbieden de dronkenschap. Vooreerst stryd de dronkenschap tegen de Wet der natuur; als die wil, dat iemand geen voedsel zal gebruiken, dan tot dat einde, waar toe het is geschaapen; dat is dan tot zyne behoudenis, en ver- | |
[pagina 213]
| |
kwikking; en dat zig elk onthouden zal van 't geene hem nadeelig is naar ziel, en ligchaam; en derzelver bekwaamheden en eigenschappen verderft. Merkwaardig is in dit opzigt de plaats van Montaigne Ga naar voetnoot*: | |
[pagina 214]
| |
grootmoedig hebben, zoo men dus mag spreken. Daar zyn'er, daar zig de kennis, de naarstigheid, de dapperheid, de voorzigtigheid, behendigheid, en loosheid onder mengen: maar deze ondeugd is geheel ligchaamelyk, en aardsch.
| |
[pagina 215]
| |
afkeer van onmaatigheid leerd, konnen byvoegen, 't geen ik elders schreef: | |
[pagina 216]
| |
alleen zoo lang de smaak duurd, maar ook tegen heug, en meug Ga naar voetnoot*, sine voluptate & appetitu, imo invito stomacho, tot meer dan walging, en smoor-dronkenschap toe, spys en drank te zwelgen, en zig in't lyf te persen, en te laten persen? II. En, gelyk de wet der natuur onveranderlyk, en nimmer met de Goddelyke Openbaringe strydig is, zoo stryd de dronkenschap ook met de Goddelyke geopenbaarde wetten, zoo wel van het Oude, als Nieuwe Verbond; 't geen al te klaar is, dan dat het hier wydloopig vertoog zoude vereischen. Zie 't geen des aangaande reeds is te kennen gegeven Kap. VI. § XVII. VII. § III. enz. Uit de beginselen van den Christelyken Godsdienst volgd onwederspreekelyk dat eene ondeugd, de overhand hebbende, en tot eene hebbelykheid geworden, | |
[pagina 217]
| |
een Christen buiten den weg der zaligheid steld; om dat de gehoorzaamheid, die God vorderd, algemeen, en zonder uitzondering, of verdeeling is. Die dit in 't breede wil bewezen hebben, zie de Sermons van den voortreffelyken Bisschop van Bangor, Benjamin Hoadly, in't Engels, of ook de Vertaaling in 't Frans, die, uit de voors. Predikatien op de wyze van een Tractaat veranderd, met goedvinden van den Auteur, is gedrukt onder den titel, Le moyen de plaire à Dieu sous l'Evangile, of, het middel om Gode te behaagen onder 't Euangeli; waardig van elk Christen te worden doorlezen. Part. I. ch. VI. p. 117, &c. III. Dienvolgens vind men de dronkenschap door besluiten van Concilien, Sinoden, en Kerkvergaderingen steeds verboden; als door het besluit der Sinode van Touraine, gehouden uit last van Karel de Groot, in't jaar 813. cap. 48. De Sinode van Maintz, op last, en in't jaar als de vorige gehouden, beveelt, dat de zonde van dronkenschap, waar uit | |
[pagina 218]
| |
alle zonden voortkomen, zal geschuwd worden in alle manieren. En zoo iemant zig daar voor niet wagten wil, den zelven willen wy, zegt de Vergadering, dat van de Kerke verbannen zy, ter tyd en wyle behoorelyke beterschap bewezen worde. Canon. 46. Magdeburg. cent. 9. cap. 9. Aanmerkelyk is het besluit van het Sinode, gehouden te Rome, in't jaar 1215 onder Paus Innocentius, in de 15de Canon: Van gulzigheid, en dronkenschap zullen zig alle Geestelyke persoonen vlytig wagten. Derhalven zullen zy den wyn voor zig zelven, in zig zelvs voor den wyn matigen. Niemand zal tot drinken aangeport worden, nadien de dronkenschap het verstand doet dwaalen, en den mensch ontsteekt tot ontugt. Wy willen geheel, en in den grond, vernietigd hebben dat misbruik in sommige Gewesten, waar door de dronkaarts op hunne wyze elkanderen verbinden, om gelyke dronken te doen: en in hunne drinkgelagen meest roemen den genen, die daar de meesten dronken maakt, en de | |
[pagina 219]
| |
grootste glazen uitzuipt. Magdeburg. Cent. 13. cap. 9. IV. In Deenemarken, en Noorwegen, daar het Regtsgebied der Koningen, zelfs over Kerkelyke zaaken, en persoonen, ongeschonden bewaard was, vind men meer wetten, dan elders, regelende het gedrag der Kerkelyken; onder andere een: dat geen Bisschop, nog Geestelyke, zig aan veel drank overgeve, nog lyde, dat hy dronken worde, op straffe van daadelyk van zyn Ampt afgezet te worden. Const. Constit. Eccles. part 3. § 1. & Ordin. Christian. IV. dat. Otthensae 9 sept. 1638 § 1. Veele diergelyke wetten zyn verzaameld, en aangehaald by Bank de tyrannide Papae, cap. VI. pag. 150. V. De verleider Mahomet, die anders het volk door 't genot van wellusten tot aanhang van zyn valschen Godsdienst zogt te lokken, heeft niet alleen de dronkenschap, maar zelfs den wyn verboden. Zyn Alkoran gebied: Wacht u wel voor den wyn: en speelt niet op het bordspel, want dat is verboden, en een vond des Duivels, | |
[pagina 220]
| |
om twist en gekyf te stigten onder menschen, en dezelve af te houden van het goede, en te bewegen tot het kwaade. lib. 2. c. 12. & lib. 1. c. 13. & lib. 2. c. 2. Vide Fricium Modrevium lib. 2. p. legib. cap. 11. & Magdenburgens. cent. 7. cap. 15. Dog, gelyk de Alkoran beide wyn en varkens-vleesch komt te verbieden; zoo zag men, dat de Mahometaanen die wet, ten opzigte van den wyn, zoo ligt door gewoonte, (voornaamentlyk, wanneer ze den zelven op eenes anders kosten mogen gebruiken) overtreeden, als ze dezelve, ten opzigte van die verbode spys, onderhouden; hoewel die van 't beste soort meest Koffy gebruiken. Immers dit word getuigd door verscheide Schryveren, en daar onder den Regtsgeleerden Johannes Baptista Montalbanus, comment. de Turcar. marib. Die ook de manier, op welke zy de Koffy gebruiken, als iet ongemeens in zynen tyd beschryft: Non tam vino, quam suo abstinent, quamvis utrumque lex vetet; suis nimiam, insalubremque cornis humiditatem culpantes; vini vero, | |
[pagina 221]
| |
quoties alieno sumptu bibatur, jucunditarem amantes. Vinum adustum, Tabachique herbae fumum, Indorum Anglorumve more, avide bibunt: abstinent tamen Nobiliores, ac pro hujusmade potionibus, alia instar atramenti nigra, nulliusque saporis, utuntur; quam ex bacchis quibusdam, tis similibus, quas laurus profert, adustis parant: eam Caphé vocant: nec nisi ferventem parvis in scutellis pitissando bibunt, ut calor (quia insipida est potio) linguam perstringat; quod si inter pitissandi spatia refrigescat, igni remittitur: atque hac jucunditate integras aliquando sex horas in tabernis, quae huic tantum officio prostant, vel propriis in domibus, loquendo consumunt. &c. pag. 47. VI. 't Is derhalven niet te verwonderen, dat Burger-wetgevers, ziende de kwaade gevolgen, ten nadeele van 't Gemeene-best, en byzondere huizgezinnen, ryzende uit den overmaatigen dronk, denzelven schandelyk, en schaadelyk gehouden, voorgekomen, en verboden hebben. | |
[pagina 222]
| |
Onder eenige Heidenen was het geen eer genoeg voor een slaav, in een kroeg, of drink-herberg gegeten, of gedronken te hebben. De Areopagiten, of de Hoofden, en Regters van den Areopagus, den tempel van Mars binnen Athenen, hebben den ingang van dien tempel ontzeid aan zoodanigen, die in een kroeg het middagmaal gehouden hadden; volgens Athenaeus. Hier op ziet ook de wet van Minos, die zegt: ‘Gy en zult niet te saamen drinken tot dronkenschap.’ Van deze wet van Minos, in Creta, zie Plato, in zyne samenspraak tusschen Socrates en Minos. & lib. 3. de Republ. Plato belast ook, en wil, dat de kinderen tot hun 18 jaar toe geen wyn gebruiken: en na de 18 jaar den wyn zeer maatig gebruiken zullen. Dialog. 2. de legibus. Ook verzwaard hy de dronkenschap van een wagter, die een wagter van noode heeft, die hem gade slaa. Van de wet van Solon spreekt Dioge- | |
[pagina 223]
| |
nes Laërtius, in Solone. volgens welke die van Athene een Prins, dronken zynde, met de dood wilden gestraft hebben. Van die van Lycurgus gewaagd Xenophon in republ. Laced. in init. Hoewel nu de Grieken meestal overgegeven waren tot dronkenschap, gelyk ze daar van by Cicero beschuldigd, en met het Latynsche spreekwoord pergraecari beschimpt staan; zoo waren die van Lacedemon zoo afkeerig van dronkenschap, dat ze een wet hadden, Nisi sitis causa, nihil bibatur; niemand drinke zonder dorst. Volgens Xenophon de rep. Laced. Plato getuigd, dat te Sparta een wet was, waar by de dronkenschap, en deszelfs gevolgen, dertelheid, en weelderigheid, verbannen, en de samenzuipingen verboden waren. lib. I. de legib. Vide & Cragium de Rep. Lacedaemon. lib. III. instit. VII. p. m. 247. VII. Dus vond men zelfs wetten, die uit vrees voor misbruik't gebruik van den wyn, ja het invoeren van den zelven verboden. By de Romeinen verbood de wet aan de | |
[pagina 224]
| |
vrouwen den wyn, op straf des doods. ex jure Papiriano c. 16. si vinum biberit, domi ut adulteram puniunto. Vid. Dionys. Halic. Agell. l. 10. c. 23. Rosin. ant. Rom. l. 8. c. 5. Lactanus uit Sext. Clod. verhaald, dat de Vrouw van Faunus, haar pligt te buiten gegaan hebbende, met in't heimelyk een potje met wyn uitgedronken te hebben, en daar door dronken geworden zynde, met takken van Myrteboomen van haar man dood gegeesseld is. Maar dezelve voegt'er by, dat Faunus berouw kreeg, en haar een Goddelyke eer na haar dood aandeed. En dat daarom op haar heiligen dag een bedekte of omwonde wynkruik gesteld wierd. Id circo in Sacris ejus obvolutam vini amphoram poni. de false relig. l. 1. c. 22. p. m. 75. Egnatius Mecennius Ga naar voetnoot*, (anders Metellus genaamd) had zyn huisvrouw met een stok dood geslagen, om dat ze wyn voor 't vat gedronken hadde, waar over | |
[pagina 225]
| |
in regten geroepen, en van doodslag beschuldigd zynde, is hy van Romulus vrygesproken, naar het getuigenis van Valerius Maximus. l. 6. cap. 3. § 9] Fabius Pictor, in annal. verhaald, dat een huismoeder, de sleutelen van de wynkelder verborgen hebbende, van de hunnen gedwongen is van honger te sterven. [forte de aur. saec. ex figmento Annis Vit.] En Cato heeft ingesteld het gebruik, dat de naaste vrinden de Vrouw van den huize te kussen hadden, op dat ze aan haren adem gewaar zouden worden, ofze ook naar sterken drank was riekende. [Meer andere voorbeelden van Romeinsche vrouwen, die, om dat ze wyn gedronken hadden, om't leven gebragt zyn, heeft Alexander ab Alexandro verzameld. Gen. Dier. l. III. c. XI. Cneus Domitius heeft een vrouw, om dat ze scheen meer wyn, dan gezondheids halve betaamde, gedronken te hebben, met verlies van haar bruidschat gestraft. Ibid. Zoodanige wet en straf vind men in 't wetboek van Keizer Theodosius. scil. mu- | |
[pagina 226]
| |
lier si vinum bibisset dote mulctabatur. Cod. Theod. tom. I. p. 301. col. 2. Egter vind men daar ook een wet, verbiedende om dronkenschap zyne vrouw te verlaaten. Quod ebrietas causam repudio non det. Vide d. C. t. I. p. 311. col. 2. de ebrietate & temulentia, t. 3. pag. 48. VIII. By de oude Rugiaanen, die zig in Pomeren, tusschen de Oder en Weixel, reeds voor de tyden van Ptolomeus hadden gevestigd, welker Land niet zeer geploegd wierd, maar zeer vee- en vis-ryk was, was het inbrengen van wyn, op levensstraf, verboden. Zie Valentini ab Eickstet epitome annalium Pomeraniae, uitgegeven door Jac. Henr. Balthazar. 1728. VIII. Koningen van Vrankryk, Karel IX. en Henrik III. hebben by Plakaat aan alle herbergiers verboden, iemant der burgeren, of ingezetenen, van wat staat dezelve ook mogten zyn, te zetten om te drinken; ten waare hy kwaame met een vreemdeling, of een zoodanigen, welke | |
[pagina 227]
| |
daar ter plaatse nog woonstede, nog huisvesting hadde, op pene van, anders doende, arbitrair gestraft te worden. Chokier in thesaur. Politicor. Aphorism. lib. 5. cap. 19. Ja, Karel de Groot had de dronkenschap verboden aan zyne Krygsoversten, en het leger; dat niemant in het leger, of geduurende de veldtogt, een anderen tot drinken porren, uitdaagen, of dwingen mogte. En die daar tegens doende dronken bevonden wierd in't leger, wierd gedwongen na dien tyd niet dan water te drinken. Avent. lib. 4. Annal. Bojorum. IX. Jakob, Koning van Engeland, Schotland en Yrland, heeft door een openbaar besluit van de Ryksstanden de dronkaarts getoomd, en ingebonden; volgens Johnston in zyne Historien op 't jaar 1607. X. Zelfs verklaarden de burgerwetten zig zo verre tegens dronkaarts, dat sommige de dronkenschap in Vorsten en Overheden gestraft, andere dronkaarts tot de regering in- | |
[pagina 228]
| |
habil, en onbekwaam verklaard, of daarom uit hunne ampten te zetten bevolen hebben. Nog strenger was de wet van Solon, te vinden by Diogenes Laërtius, lib. I. behelzende: dat een Vorst, in dronkenschap betrapt, met de dood moest gestraft worden. Zie hier § VI. bl. 223. XI. Dus wierden dan, naar de Koustumen van Bourgondie, en gansch Vrankryk, dronkaarts van verscheide Ampten geweerd, volgens Chassenaeus consuetud. Burgund. & fere tot. Gall. de justit. § VI. n. 57, 58. ubi plura pag. m. 301. En hy geeft'er deze reden van: Om dat zoodanigen dwaas en uitzinnig zyn; gelyk Seneca te kennen geeft, ad Lucil. quod voluntaria insania est ebrietas, dat de dronkenschap een vrywillige uitzinnigheid is: Quis autem jure dixerit, insanientem, aut furiosum, sive dementem, etiam cui fortuna malum dederit, officiorum capacem esse? ‘Nu, wie zal met regt zeggen, dat een dwaas, dulle, of uitzinnige, zelfs die buiten zyn schuld, en | |
[pagina 229]
| |
by toeval tot dat ongeluk gekomen is, in staat zy van Ampten te bekleeden?’ XII. Diergelyke wetten vond men by de Hoog- en Nederduitschen: want, gelyk men by andere volken, zoo heeft men by de Hoogduitschen verscheide strenge wetten tegen de dronkenschap van grooten en kleinen, den Adel, beampten, burgers, en het gemeene volk. Te weten, men vind een strenge wet van Keizer Maximiliaan I. waar by de onmaatige heil- of gezondheid-drinkers van hunne bedieningen ten straf ontzet worden; waar van de eige Hoogduitsche woorden te zien zyn in Recessib. Imper. Coloniens. de Anno 1512. en by Carpzovius ver. criminal part. III. q. 146. n. 22. door my vertaald als volgd: ‘Insgelyks, hoewel het toedrinken in de voor deez gehoude Ryksdagen meer dan eens ten hoogste verboden is; zoo is het egter tot nog toe weinig gehouden, voltrokken, of gehandhaafd geworden. Hierom, en in 't byzonder dewyl uit het toedrinken dronkenschap, | |
[pagina 230]
| |
uit dronkenschap veel Godslastering, doodslaagen, en voorts veele misdaaden ontstaan; zoo dat zig de toedrinkers in gevaar van hun eer. reden, ziel, ligchaam, en goed begeven: zoo zal in alle Landen een ygelyke Overheid, hooge en laage, Geestelyke en weereldlyke, by zig zelve, en haare onderdaanen, zulks afschaffen, en het, op zeer hooge straffen, verbieden; en zoo die vanden Adel dit niet wilden vermyden, nog laaten; dat als dan Wy, ook de Keurvorsten, Vorsten, Geestelyken, en Weereldlyken, en alle andere Overheid, dezelve zullen schuwen, en nog aan hunne Hoven, nog in Diensten houden: en zoo iemant dieshalven geoorloofd wierd, zoo zal hem geen ander Vorst nog Overheid in zynen dienst aannemen, of houden; maar die van geringen staat mogten zyn, zullen zy aan hun ligchaam zwaar daar over straffen; en zoo eenige Overheid in't handhaven en voltrekken dezes Gebods tegen hunne onderdanen nalatig en verzuim- | |
[pagina 231]
| |
agtig mogte zyn, zoo zal onze Keizerlyke Fiskaal zulke onderdaanen, die misdaan mogten hebben, voor ons Keizerlyk Kamergeregt, ter behoorelyker straffe, betrekken.’ Waar mede overeen stemd het Plakaat van Karel V. Reformat. Polit. Ao. 1530. in recess. Aug. & de anno 1548. in Recess. Imp. Van Zutrincken. Als ook van Maximiliaan II. Ann. 1570. art. 48. &c. en van Rudolf II. ord. Polit. de Ao. 1577. tit. 8. in fin. Vide Carpz. d. l. In het derde deel van de Kerkelyke Historien van Kasp. Hedion, onder ons, met de hand geschreven, berustende, het 12 Boek, Kap. III. op 't jaar 1511. staat: Vermits ook uit dronkenschap Godslasteringen, doodslaagen, en ontelbaare boosheden ontstonden, is ernstelyk door Keizer Maximiliaan verboden, dat de Keur- en andere Vorsten, zoodanige luiden geenzins aan hun Hof dulden zouden; en dat wie ook van't gemeene volk hier aan schuldig bevonden wierde aan't lyf zoude gestraft worden. | |
[pagina 232]
| |
XIII. Ontrent het midden van den jare 1733 is nog te Stokholm eene Ordonnantie tegens de dronkenschap enz. van alle de Predikstoelen afgekondigd.] XIV. Wat de Nederlanden aangaat: Daar zyn tegen de overdaad, en dronkenschap van tyd tot tyd wel eenige Wetten en Inzettingen gemaakt, welke, met zekere boete en straffe verzeld, dezelve meer en meer ingetoomd, en beteugeld hebben; dog egter niet met zoo volkome gestrengheid, of de Wetgevende Oppermagt heeft in het geven dezer Wetten in agt genomen de aaloude gebruiken en gewoontens der Voorouderen, die uit den aart, en als door de geboorte, of zeeker erfgebrek, tot het drinken van een Duitschen dronk geneegen; Ga naar voetnoot* en dienvolgende niet dan met zekere toegevendheid te regelen, nog door verbiedende wetten te bedwingen waren; en, onder andere, toegelaaten, dat het zelfs den genen, die | |
[pagina 233]
| |
van de openbare arm-gelden, en liefde-giften onderhouden wierden, zomtyds geoorlooft zyn zoude, een vrolyken dronk te doen; Ga naar voetnoot* als te zien is in het Plakaat van de Politie van Keizer Karel V. van den jaare 1531. Dog evenwel tegen die gene; die een gewoonte maakten van dronken drinken, hebben de wetten zoodanige goede voorziening gedaan, dat allen, die zig met eenige schaamte aangedaan, en, nog eenige agting voor een goeden naam hebbende, zig door de prikkels van eer genoopt vonden, zig daar van wagten moesten: want, behalven de openbaare spot en schande, die de dronkaarts in't oog, en in 't gezelschap van regt edelmoedige menschen ondergaan, zoo wierdenze ook gesteld buiten | |
[pagina 234]
| |
staat, om eenige aanzienelyke bedieningen te bekleeden. Want dus wierd by voorbeeld in de Nederlanden den dronkaarts verboden in de wet te zyn; of daar in gesteld zynde, en in deze gewoonte volhardende, daar in te mogen blyven; als willende dezelve Wetten, dat zoodanigen zouden worden afgezet. Zie de Ga naar voetnoot* Plakaaten van den 15 Novem. 1531. art. 33. en van den 4den Octob. 1540. [XV. In't byzonder vond men diergelyke Wetten in verscheidene deelen van Nederduitsland: en, om niet al te langwylig te zyn in het bybrengen van verscheide bewyzen, met naame in den Lande van Voorne. Want de overblyfsels van iet diergelyks zyn te zien in de oude geschreeve Keuren van den Lande van Voorn. | |
[pagina 235]
| |
In een oud boek met de hand geschreven, ter Secretarye der Stad Brielle berustende, by my een wyl tyds gebruiks; en, zoo my toescheen uit merkelyke blyken, ten tyde van Graaf Jan, en mogelyk al van Aalbert van Beyeren, waarschynelyk door den eersten Klerk, gelyk men in dien tyd sprak, of Secretaris, geschreeven (welk boek, behelzende de oude Politike Regering van den Lande van Voorn, enz. ik, nevens myne aanteekeningen daar over, geplaatst heb in de Beschryving van de Stad Brielle, en den Lande van Voorn; en waar van ik breeder gesproken heb in myne Voorreden voor, en myne aanteekeningen onder dezelve gesteld) in dit Boek, zeg ik, heb ik gevonden, dat in den Lande van Voorn weleer tot de pligt van een Stede-Messagier, of Stads reizende bode, wel uitdrukkelyk vereist wierd: Dat hy zig in geen dronkenschap zoude verloopen: met deze woorden, die ik uit het voors. boek letterlyk heb nageschreven, en hier volkomen zal plaatsen, daar ik dezelve in de beschryving van den | |
[pagina 236]
| |
Briel verkort; en de leste, hier volgende en met haakskens onderscheiden, kortheidshalven, als anderzints om andere redenen, aldaar uitgelaaten hebbe, dus luidende, het ivde Capittel des anderen tractaats, enz. Ga naar voetnoot* Den (voors. Messagier of) ghezworen Bode hoirt toe, dat hy sal wesen zedich van ghelate, ende manieren, sober van eten, en drinken: En de nymer sal hem dair in ontgaan; want dronkescap verderft alle wysheit, ende en heeft geen heimelicheden. Daer om so hadden [Nota bene] die Grieken een manier in den oirloghe voir Rome; so wat boden uit Rome aen hem ghesent worden, deden si vol drincken, ende, als si vol waren, deden si met hem spreken ende verstonden, ende vernamen van hem al die heimelicheden die sy wisten ende haire vyanden ghestandt. * [Want dair staet ghescreven aldus: Ebrius, insipiens, [&] pueri | |
[pagina 237]
| |
dicunt …. verum. Dronke luden, dwaze, ende kinderen pleghen gaen wair te segghen. Want sy syn onbehoet, ende derven bescheidenheit.] Enz. XV. Zoo was in sommige Landschappen den Geestelyken, op verlies van hun Ampt, de dronkenschap verboden. En dat zelfs door Burgerlyke wetten, als reeds hier getoond is, ten opzigte van Denemarken en Noorwege § III. XVI. Voorts, die in hunne dronkenschap, in Nederland, eenige misslaagen begingen, mogten zig, met dezelve aan te toonen, niet verontschuldigen, nog diende dit eenigzins tot hunne verschooning, als te zien is in de Plakaten van den 1sten July 1616. Art. 11. en den 10den July 1628. Art. 15. Van de doodslaagen, in dronkenschap begaan, mag geen Remissie, dat is quytschelding worden toegestaan, maar in tegendeel moeten dezelve worden gestraft, uit hoofde van twee begaane misdaaden, te weten, om zulke dronkenschap, en om het feit of delict, daar in of door bedreven; | |
[pagina 238]
| |
Ga naar voetnoot*, volgens de Plakaaten van den 7den Octob. 1531. § Ende niet. en van den 30sten January 1545. § In den eersten. als we te kennen geven Kap. IX. § 2. scil. ex duplici capite. Zie de Plakaatboeken van Brabant en Vlaanderen, en Anselmo cod. Belg. bl. 85. 't Gr. Plakaatb. I. 383. en vergelyk daar mede het geen ik gezegd heb, Kap. IX. § II. V. VI. VII. | |
[pagina 239]
| |
|
|