| |
| |
| |
Kapittel IX. [Of de dronkenschap, naar regten, eenige misdaaden verschoond, en van de straf bevryd, of dezelve verligt.]
[Sommige Regtsgeleerden wilden de misdaaden, door Dronkenschap begaan, zwaarder, of dubbeld; andere verschoond, of ligter gestraft hebben. Hun gevoelen wederlegd. Decisie van den Hove van Vrankryk. Onderscheid by sommige Regtsgeleerden gemaakt, of iemand tegen zyn gewoonte by geval, dan volgens gewoonte, tot dronkenschap, en dat wel tot smoor-dronkenschap, vervallen zy. Of dat onderscheid in Nederland eenige opmerking vind. Zypaeus wederlegd.
| |
| |
Wat hier ontrent in Holland in praktyk zy. Of die praktyk overeenkomt met het regt der natuur.]
[I. Terwyl de wil eigenlyk misdoed, hebben sommige Regtsgeleerden onderzogt, of het Regt, om misdaaden, uit dronkenschap gepleegd, iemand van de schuld en straf dier begaane misdaaden verschoonde.
En sommigen hebben het zelve beweerd; om dat in zulken geen opzet, nog wil om te misdoen, scheen te zyn.
II. Dog sommigen meenden, met Pittacus, een der zeven Griekse Wyzen, dat die dronken zynde misdeed zwaarder moest gestraft worden; om dat het in zyne magt was niet dronken te zyn; ja met een dubbelde straf, te weten ten deele over zyne dronkenschap, en ten deele over zyne misdaad, als Baldus in l. I. C. unde vi Vid. Blanc. in pract. crim in c. ebrius. Menoch. de arbitrar. casu 326. Tiraquell. de poen. temp. caus 6.
| |
| |
En hier van verschilde niet veel het Edict van Keizer Karel V. voor de Nederlanden; 't geen beval, dat men, ten aanzien van dronkaarts, de straf niet zou verminderen; maar dat zy, en om hunne dronkenschap, en om hunne misdaad, zouden gestraft worden. Den 7 Oct. 1531 Art. 32. Zie hier Kap. X. in't einde.
En dit heeft ook plaats gehad in Spanje, volgens verhaal van Jodocus, in pract. crim. cap. 84. n. 20.
Op dezen grond zeide weleer Aristoteles, magn. moral. lib. I. c. IX. Men heeft een dubbelde straf gesteld voor de dronkaarts, (naamelyk, die door den dronk misdaaden bedryven) om dat het beginsel van die daad in hun zelven is; want zy konden voorkomen, en beletten zig dronken te drinken; en 't is de dronkenschap, die de oorzaak is van hunne onkunde. Vid. & Diog. Laërt. in Solone § 57. Pufend. de le droit de la nat. & des gens. I. 5. 10. VIII. 3. 21. III. 6. 5. n. 4.
Waar uit dan vorder een ander vraag ontstond, hoe men de dronkenschap te | |
| |
bewyzen had; waar over te zien is Lucas de Penna, in l. repetita n. 7. lib. 12. En Mascardus, de Probat. concl. 579. Vol. II. pag. m. 148 waar van in't vervolg.
III. Anderen wilden zoodanigen om hunne dronkenschap verschoond; ten minste de straf verminderd hebben, van de ordinaire, of gewoone, in een extraordinaire, of buitengewoone. Vide Gomezii resol. var. tom. III. c. I. p. m. 452.
En zulken zyn meest misleid, door het verkeerd begrip van zekere wet, l. 6. § 7. guisse. D. de re militari.
Welke Wet in't algemeen verstaan is, daar ze maar alleen spreekt van krygsknegten; en wel zulke, die door den dronk zig zelfs quetsten: welke Keizer Hadrianus van de doodstraf wilde bevryd hebben. Welk gevoelen breeder wederlegd word door Groenewegen, de ll. Abrog. ad d. l.
En op de voors. grondslag heeft weleer het Parlement van Bourdeaux een misdaadigen, dien het met de dood zoude gestraft hebben, om zyne dronkenschap, | |
| |
van de dood bevryd, en tot een zwaare geesseling verwezen; volgens Arrest van den 21 January 1524. en volgens verhaal van Paponius; Decis. l. I. tit. 2. Arrest. 3.
IV. Dog het is wel anders verstaan by andere Hoven van Justitie in Vrankryk, te weten, dat de dronkenschap de straf van de misdaad, in den dronk begaan, niet behoord te verminderen. Want als zekere Steven Rochetrius, gebynaamd Jarnosse, door overtuiginge beleden had, dat hy zeker beeld aan 't Kruis in stukken geslagen, en de armen van de beelden van twee of drie Heiligen, in de Kerk van St. Juliaan van Pommiers, (in fura Segugiensi) op de Markt van Susa, afgebroken had, is hy door het Parlement van Parys verwezen, om gehangen, en zyn lyk voor de voors. Kerk tot as verbrand te worden: zonder agt te slaan op zyne dronkenschap, waar door hy niet zoude geweten hebben, wat hy gedaan had. En dat alleen propter atrocitatem facinoris. Quod ad exemplum pertinere visum est. l. si quis aliquid § qui abortio-
| |
| |
nis. D. de poen. Paponius, die, uit hoofde van zyn Ampt, in den Kerker kennis genomen had van deze misdaad, dorst'er geen oordeel over vellen, wegens de voors. dronkenschap, en uitzinnigheid, en had den misdadigen naar het Hof gezonden. Dog het Hof zond den misdaadigen tot Paponius met het voors. Arrest, of Sententie van den 22 Decemb. 1548. en beval hem de executie, en uitvoering van dezelve: gelyk hy zelf te kennen geeft in zyne verzamelde Sententien van de hoogste Geregts-hoven van Vrankryk. Decision. l. I. tit. II. Arrest IV.
V. Dog sommigen hebben hier onderscheid gemaakt tusschen zulken, die, gewoon zynde zig in den drank te verloopen, door groote dronkenschap, waar uit de misdaad ontstond, waren bevangen:
En tusschen anderen, die, daar nooit gewoonte van gemaakt hebbende, by geval tot zoodanige dronkenschap waren vervallen, dat zy niet wisten wat zy deeden, of misdaan hadden.
| |
| |
De eerste aan de gewoonte straf schuldig verklarende.
Dog de laatste daar van verschoonende: niet te min dezelve egter schuldig verklaarende aan een extraordinaire straf.
Van zoodanigen gevoelen zyn, Gail, Farinacius, Jul. Clarus, Menochius, Carpzovius, Damhouder, A. Matthaeus, vide Groenewegen de ll. Abrogat. ad D. 49. 16. § 7.
Anderen maakten hier ontrent nog ander onderscheid. Vide R. Bachovi not. ad disput. Treutleri vol. I. d. Ath. 56. de discrimine inter ebrietatem, & ebriositatem. vide Gail obs. Pract. l. 11. obs. 110. n. 29. Carpzov. crim part. III. q. 146. n. 58, 59. Bugnion. de ll. abr. I. 86. Struvii Syntagm. XLVIII. 10. (3) & 114. (5). nec non Stuck. Antiq. conv. l. III. c. 8. p. m. 499.
VI. En dit voorbeschreve onderscheid meend Zypaeus dat in Nederland zoude onderhouden worden, notit. jur. Belg. t. de abolit. vers. & quamvis. Vide & Cens. forens. V. 2. 23.
| |
| |
VII. Dog het tegendeel, en dat by Ons daar op geen agt genomen, maar thans het spreekwoord plaats gegeven word, dat men dronken doet, moet men nugteren boeten, toond Gudelinus, de jure novissimo l. V. c. 17. vers. cumebrietas. 't Zelfde blykt uit het bovengemelde Plakaat van Keizer Karel, en, ten opzigt van de Krygsknegten, de Artikel-brief, of Krygsordening, van den 13den August. 1592. art. 6, 7.
Want, gelyk door de dronkenschap de misdaad by Ons niet zwaarder word gehouden, zoo word ze ook daarom niet verschoond van de ordinaire straf.
VIII. Gelyk het verstaan is by den Geregte van Delft, na alvorens ingenome advis van den Hove en Hoogen Raade in Holland, ten opzigt van Zybert van der Hove, welke, in overtollige dronkenschap, een dootslag begaan hebbende, en in flagranti delicto gevangen zynde, naa het verwerpen van de Advisen der vermaardste Regtsgeleerden, strekkende tot verzagting van de ordinare straf, en zonder dat de voorspraak van vrienden en Advocaten | |
| |
eenige remissie, of verzagting by de H. H. Staaten, of by den Geregte, konden te weeg brengen, den 13den Mei onthoofd is. Groenewegen de ll. abrog. ad D. 49. t. 16. § 7. S. van Leeuwen Cens. for. V. 2. 24.
Niet tegenstaande gezegt word, dat de Hoven van Justitie aan den Souverain, in faveur van den delinquant geadviseerd hadden, op presuppoost nogtans van eenige omstandigheden in het factum, of feit, welke in het gemelde Advis van Groenewegen wederlegd worden; en op den grond van dit gevoelen, dat iemand, immodice, of smoor-dronken zynde, en dus een manslag begaande, van de ordinaire straf vry te spreken zoude zyn, volgens de stelling eeniger Regtsgeleerde D. D. Gail obs. lib. 2. obs. 110. n. 24. Carpzov. cr. m. quaest. 146. enz. als hier breeder § V.
Zie het Advis van den Secretaris Groenewegen, zoo als het den 12den Mei 1651. in het volle Collezie van Schepenen der Stad Delft mondeling is voortgebragt, op de resumptie van derzelver albereids ge- | |
| |
velde vonnisse des doods, in het Cod. Bat. bl. 879. Wanneer by welgemelde H. H. Schepenen ter intentie van Haar Ed. Gr. Mog., en in conformite van derzelver Resolutie, in dato den 6den Mei 1651. genomen op de Supplicatie van de vrinden en bloedverwanten van den voornoemden Z. V. D. H. om Remissie van den doodslag, hun voors. Vonnis met alle de informatien, en den gevolge, en aankleve van dien; beneffens de twee advisen, en de redenen by beide de gemelde Hoven van Justitie in Holland op het voors. subject uitgebragt, op nieuws in alle derzelver omstandigheden zyn overzien, en overwogen.
Zie ook deze twee Advisen; nevens eenige Attestatien, aangaande het voors. geval, mitsgaders de Advisen van zeven Hollandsche Advocaten, ten voordeele van den voors. Beschuldigden in de Hollandsche Cons. en Adv. Cons. 292. bl. 526, enz. en Feltman ad Art. Milit. 67. En eindelyk de Memorie, ofte Instructie van Regten, op de vrage: Of een manslag, | |
| |
in smoor-dronkenschap begaan, met de ordinaris straffe des doods moet worden gestraft, of met een minder extraordinaire straffe kan volstaan, in de nieuwe druk van het Codex Batavus van Van Zurk bl. 888. enz.
En op dien grond schynt geveld te zyn de voors. Sententie van het Parlement van Parys, in de zaak van Steven Rochetre, den 22sten December 1548. hier voor gemeld. § IV.
IX. En dit schynt overeen te komen met het regt van de natuur.
Want, hoewel een dronken mensch naar een dullen zweemd, zoo verdienen zyne misdaaden egter de verschooning niet van die des dullen.
Om dat de dulligheid van een dronkaart een gewillige dulligheid is, waar toe hy zig moetwillig heeft overgegeven; en waar voor hy zig kon, en moest gewagt hebben. Waarom Isidorus Pelusiota de dronkenschap noemd een vrywillige dolligheid, en razerny. lib. I. epist. 203. Men kan 'er by voegen, dat uit eene vrywilli- | |
| |
ge dolligheid, indien men ze te lang laat duuren, of zig daar aan te veel gewend, niet zelden een onvermydelyke razerny, en onzinnigheid verwekt word, die veeltyds met het leven, of in een wetenloosheid endigd.
Waarom ook Aristoteles zegt; in politicis: Unicum delictum ebrii, nempe temulentia. De eenigste misdaad van een dronkaard is zyn dronkenschap.
Pufendorf, gesproken hebbende van de daaden der menschen, die zy, uit zig zelven, met volkome vryheid verrigten; en van het onderscheid der zelve, en het geen hun daar toe beweegd, laat'er, naar myne vertaaling, dit op volgen:
Eindelyk, gelyk'er zekere ziektens zyn, die het gebruik der rede voor altoos, of voor een tyd geheel wegnemen; zoo is het by veele Naatsien gemeen, dat de menschen zig zelven moetwillig zeker zoort van ziekte, 't gebruik der rede geweldig verhinderende, hoewel in't korte overgaande, op den hals haalen. Waar door we verstaan de Dronkenschap, uit zekere soort van
| |
| |
dranken, en zekere dampen ontstaande, die door eene geweldige beweging het bloed, en de geesten aanzet, en beroerd, en de menschen tot onkuisheid voornamelyk, en toorn, ligtvaardigheid, en buitenspoorige blydschap neigen doet; zoo dat veelen door de dronkenschap als buiten zig zelven vervoerd schynen; en een heel anderen aart te hebben aangenomen, dan die zy nugteren zynde toonden. Deze dronkenschap, gelyk ze niet altyd in't geheel het gebruik der rede beneemd, zoo kan ze, voor zoo veel ze uit eige beweging moetwillig verwekt is, eer haat, dan gunst verwekken voor die daaden, die door haar bedreven worden. ‘Ebrietas uti non semper omnem usum rationis sequestrat; ita quatenus ultro arcessita est, odium potius quam favorem actionibus, per eandem conceptis, conciliare apta est. De officio hom. & c. v. l. I. c. 1. § 15.
X. Pausanias lib. 6. verhaald, dat, wanneer een der medgezellen van Ulisses, dronken zynde, geschonden had eene Maagd van Temesse, de inwoon- | |
| |
ders der Stad, om 't ongelyk te wreken, den dronken maageschender met steenen dood geworpen hebben.
En dat zekere jongelingen, om dat ze, hoewel beschonken zynde, zekere misdaad tragtten te begaan, met de dood gestraft zyn.
Baronius op 't jaar 533. getuigd uit Procopius dat Belizarius aan een paal heeft doen rygen twee soldaaten, zynde Massageeten, om dat zy doorstoken hadden een van hunne makkeren, welke hen, te weten deze twee gemelde dronke krygsknegten, uitgelagchen, en bespot hadden.
Ten bewyze, dat Heidenen zelfs ook, 't geen in dronkenschap misdreven was, gestraft hebben.]
|
|