Nederlands displegtigheden. Derde deel
(1735)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 32]
| |
Kapittel II.
| |
[pagina 33]
| |
daar over uitgevoerd. [Misbruik, om uit het waarnemen van die Drinkbetuigingen van iemands opregte genegenheid voor den welstand van Land, en Kerk, of byzondere Persoonen; en uit het nalaaten het tegendeel te besluiten. Gewoonte in Engeland, van op de Gezondheid der Kerk te drinken. Misbruik dezer gewoonte.]
I. Geen zaak is'er in de wereld, hoe noodig, hoe heilzaam, nut, en dienstig voor het menschelyk geslagt, naar de ziel, en 't lighaam, of zy heeft, of kan hebben haar misbruik, en daar uit voortkomend onheil en verderf. De spys en drank, ja de geneesmiddelen konnen door haare onmaatigheid, ontydigheid, of misbruiken, verstrekken tot schade, en ondergang van dat geene, dat ze door haar goed gebruik bekwaan waaren te onderhouden, en te genezen. | |
[pagina 34]
| |
[II. Het overvloedig opzetten en aanbieden van spys en drank, word genomen voor een teeken van milddadigheid, gulhartigheid, en vrindhoudendheid; en voornamelyk het aanzetten tot het inslaan van veel dranks. 't Was by sommige oude volken de gewoonte van aanzienelyke mannen altoos een volgeschonke Bokaal toe te reiken, en anderen wat minder naar proportie, en evengelykmatigheid, te schenken, volgens Athenaeus lib. 5. als Bulengerus ook uit Suidas tragt te bewyzen de Conviv. l. 3. c. 18. En mogelyk dat daar van oorspronkelyk, of in de Nederlanden nog overgebleven zy, de gewoonte van een glas of bokaal boorde vol te schenken; wanneer de gezondheid van iemand word ingesteld, dien men by uitstekendheid eeren wil, of zyne genegenheid betuigen; of een drink-voorwaarde, die men wil toonen dat ons ter herte gaat. III. Het menschelyk geslagt, geschikt tot gezelligheid, en onderlinge genegenheid, en weldaadigheid, maakte het drin- | |
[pagina 35]
| |
ken tot een gelegenheid, om de genegenheid en heilwensen elkanderen te betuigen. Waar uit dan de instellingen van zoo veel Gezondheden, en andere Drinkbetuigingen, ontstonden. Tot dat met den vaardigen tot drinken te pryzen, den traagen te bestraffen, de nayver en eerzugt voor noodzaakelykheid strekte: Gelyk het wel meer ging in andere gevallen: Laudando promtos & castigando segnes honoris aemulatio pro necessitate erat. volgens Tacitus in vit. Agric. c. 21. En dit by onkundigen werd genaamd beleefheid, daar het een deel der slavernye was. Paulatimque discessum ad delinimenta vitiorum, porticus, & balnea, & conviviorum elegantiam. Iaque apud imperitos humanitas vocabatur, cum pars servitutis esset. Als uit dezen zelven Schryver reeds by my is aangemerkt. K. I. §. 2.] IV. Hoe groot het misbruik al van oude geweest zy, en hoedanig het drinken der gezondheden, en andere drinkbetuigingen al in zwang gegaan hebben, in de tyden der oude Kerkvaderen; Ambrosius en Au- | |
[pagina 36]
| |
gustinus, is af te nemen uit de ernstige bestraffinge, en klagten, die dezelve deswegen gedaan hebben; Ambrosius zegt: Cap. 17. de Elia & Jenunio. Quid memorem Sacramenta, quae violare nefas arbitrantur? Bibamus, inquiunt, pro Salute Imperatorum, & qui non bibit sit reus indevotionis: Videtur enim non amare Imperatorem, qui pro ejus salute non biberit. O Piae devotionis obsequium! Bibamus pro Salute exercituum, pro Comitum virtute, pro filiorum sanitate. Et haec vota ad Deum pervenire judicant, sicut illi, qui calces ad sepulcra martyrum deferunt, atque illic in Vesperam bibunt, & aliter se exaudiri non credunt. O Stultitiam hominum, qui ebrietatem Sacrificium putant, quia estimant illos ebrietate placari, qui jenunio passiones sustinere dedicerunt. Dat is: ‘Wat zal ik gewagen van zekere verbintenissen, die ze meenen, als Verbonds-eeden, niet te mogen schenden. Laat ons drinken, zeggen ze, op de gezondheid der Keizeren: en die dit niet drinkt zy schuldig aan oneerbie- | |
[pagina 37]
| |
digheid. Want hy schynt den keizer niet lief te hebben, die op zyn gezondheid niet drinkt. O gedienstige opvolging van een godvrugtige verloovinge! Laat ons drinken op het welvaaren van de heirlegeren, de dapperheid der Graaven, de gezondheid hunner zoonen. En deze wensen, meenen ze, dat tot God komen; gelyk zy die bekers brengen by de graven der Martelaaren, en aldaar tot den Avond drinken, en waanen, dat zy anders niet zullen verhoord worden. O dwaasheid der mensen, die waanen, dat de dronkenschap een offer zy; die agten, dat zy door dronkenschap zullen verzoend worden welke door vasten geleerd hebben hun lyden uit te harden.’ Augustinus Serm. 232. Ga naar voetnoot4 is niet min- | |
[pagina 38]
| |
der ernstig in het bestraffen dezer misbruiken en overdaadigheid, en besluit met deze woorden: Etiamsi ad hoc veniretur, ut tibi diceretur, Aut bibas, aut morieris: | |
[pagina 39]
| |
Melius erat ut caro tua sobria occideretur, quam per ebrietatem anima moreretur. Dat is: ‘In dwang waar 't beter, dat het vlees om matigheid, dan de ziel door dronkenschap stierve.’ | |
[pagina 40]
| |
hunne wetten, die heilig en ongeschonden hier moeten waargenomen worden, onderregten. Men mag nooit drinken, ten zy op de gezondheid van iemand uit het gezelschap; en, na gedronken te hebben, moet men terstond het glas, aan dien men 't gebragt heeft, overgeven. Nooit mag men't aangebode glas weigeren, maar noodzakelyk, tot den laatsten druppel toe, het zelve uitdrinken. Nu bid ik u, dat gy deze gewoontens eens overweegd; gy zult bevinden, dat het onmogelyk is ooit eens een einde van al dat drinken te zien. Zulks duurd ook byna eeuwig, en 't is als een geduurige ommekring. Op zyn Duits te drinken is dat onophoudelyk te doen.
| |
[pagina 41]
| |
en die groote zyn als de glaaze klokken, daar men de Meloenen mede dekt; diemen, als't de gezondheid van eenig aanzienelyk persoon is, in eenen-teug moet uitdrinken.
| |
[pagina 42]
| |
volge, dat'er tot betuiginge van doodelyken haat, wraak, en andere schadelyke driften, kon gedronken worden; en dus op den ondergang, en het verderf van de geene, die zy drinkers haaten, of die hunne booze lusten tegen staan, ja zelfs van het Vaderland, of des zelfs Regering. dus zag men het Land, en den Prins des Lands, somtyds door kwaadwillige onderdaanen, in sommige Landen, vloeken met den zelven beker, welke op het welvaaren des Vaderlands, en toe heil en ter eere van den Vorst, of der hooge Regeringe, en tot zegenwensen, gewoon was gebruikt te werken. | |
[pagina 43]
| |
dog geenzints dat schrikkelyk misdryf geheel weggenomen. | |
[pagina 44]
| |
bruik hier ontrent zoude hebben doorgedrongen. Joh. Pincetius l. 2. verhaalt, dat in Bohemen vyf lag-genoten, onder den dronk, zoo verre zyn gekomen, dat ze, door langduurig omdrinken dronken geworden, de glazen hebben toegedronken, en gebragt aan den Duivel, welke aan de muur van de kamer geschilderd stond: en dat hunne baldaadigheid op een schrikkelyke wyze aan allen vergolden zou zyn, zoo dat ze alle vyf des morgens zouden zyn dood gevonden, de nek gebroken, en alle de leden als gerabraakt. ['t Is raar, zoo't waar is.] Paus Johannes de XII. wierd in het Concilie, gehouden binnen Rome, alwaar tegenwoordig was Keizer Ottho, door Geestelyken en Weereldlyken beschuldigd, dat hy op de goede gunst of liefde van den Duivel een glas wyn gedronken, en in het teerling-spel aan Jupiter, Venus, en alle de Duivelen, om hulp had geroepen. Baronius op 't jaar 963. No. 17. | |
[pagina 45]
| |
straf, die de misbruikers wonderbaarlyk trof; zie Del Rio disq. Magic. tom. 3. Thom. Contaprat. l. 3. c. 56. apud Drexel. Matenes de rit. bib. c. 8. Interim sit fides penes Auctores.] | |
[pagina 46]
| |
dering, nog bevoordeeling konnen toebrengen aan die genen, voor wienze deze voorgegeve verpligtingen betuigen. Een der Roomsche Keizeren heeft een diergelyke vermetelheid, en laffe vleyery duur genoeg, zoo niet al te veel, betaald gezet; en deze ligtvaardigheid, zelfs met de dood, gestraft; waar van de geschiedenis aldus nagelaten is: Keizer Kaligula, ziek te bed leggende; wierd bezogt van twee dusdanige losse en onbezonne pluimstrykeren: de eene wenschte te sterven, de andere den hals afgesneden te werden, om te bekomen de gezondheid des Keizers: Kaligula, daarna de herstelling van gezondheid verkregen hebbende, en kennende den aart der vleyerye; en dat zy niet minder in den zin gehad hadden, dan 't geenze hadden gewenst, doet hen by hem komen, en, hun hebbende bedankt voor de betuiging van genegenheid, en de gedaane aanbieding, geeft last dezelve | |
[pagina 47]
| |
aanstonds te dooden. Dion. lib. 59. Hist. Roman. in Cal.
| |
[pagina 48]
| |
| |
[pagina 49]
| |
reizigers verstaan heb, onder Ulieden niets hebt, dat daar na gelykt; en dat is, dat wy in alle onze drinkgelagen nooit missen om de Kerk indagtig te wezen, op haar gezondheid te drinken, en haar Welstand te maaken tot een wezendlyk gedeelte van onze vrolykheden. Op die wyze werd onze Wyn geheiligd, door onzen yver voor de Kerk; en de Wyn heeft daar en tegen de beleefdheid van onzen yver in't leven te houden, en deszelfs hitte te doen toenemen.
| |
[pagina 50]
| |
heeft. Want indien het woord Kerk alleen zulke wonderen kan doen; wat konnen wy dan niet verwagten, als men'er een smaak van maakt, en'er de kracht en hitte van een uitmuntenden Wyn byvoegd? enz.] |
|