Nederlands displegtigheden. Derde deel
(1735)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Nederlands dis-plegtigheden.
| |
[pagina 2]
| |
ter gelegenheid van gastmaalen uitgevoerd.]
[I. Het gebruik van de Displegtigheden der Gastmaalen, en Drinkgewoontens, en derzelver overeenkomst met die van andere volken en tyden, in het eerste en tweede Deel, vertoond zynde, zal het niet geheel onnut, ten minste niet buiten ons bestek zyn, ook gewag te maken van eenige misbruiken ontrent die Dis- en Drink-gewoontens der Nederlanden, en derzelver verschil of overeenkomst met die van andere volken, en vroeger tyden; en dat wel zoo als die misbruiken zyn aangemerkt by in- en uitlandse Schryveren. Want wy, als volgende in deze de gewoonte van onpartydige Historischryveren, zyn voornemens in veele opzigten, zoo veel doenelyk is, liever het verhaal, de getuigenissen, de eige woorden, en aanmerkingen van anderen, dan onze eige, des aangaande by te brengen. II. Gelyk veele zaaken uit een goeden | |
[pagina 3]
| |
grond, en moet een goed oogmerk opgekomen, en ingesteld, en gebruikt zynde, allenskens tot misbruik zyn vervallen; zoo ging het met het houden van gastmaalen. Want gelyk de zelve strekten tot opwekking en onderhouding van onderlinge vrindschap; zoo wierd die gene daar toe meest genegen gehouden, die daar in uitmuntte, dat hy zyne gasten de meeste teekens van hoogagting, gulhartige genegenheid, en vrindschap betoonde: tot dat men eindelyk tot pragt, overdaad, en dertelheid verviel: en door een bedorven oordeel en verkeerde eerzugt beleefdheid noemde, dat een anderen naam verdiende, en een deel der slaverny werd. Gelyk het Tacitus weleer begreep Ga naar voetnoot1 ten opzigte van de Romeinen: ‘Alzoo strekte de naaryver in eere voor noodzaakelykheid. En allenskens kwamp men wyder tot het streelsel der ondeugden, de galeryen, en badstoven, en kostelykheid der maaltyden. En dat werd by d'onervarenen beleefdheid genoemd, daar't een deel der slavernye was.’ Tot dat | |
[pagina 4]
| |
men dus eindelyk verviel tot kostelyke en lastige maaltyden, op welke men in twyfel stond, wat men te kiezen had. τα πολυτελη δειπνα και φορτικα, ubi tu dubites quid sumas potissimum. Ael. II. 18. Vide Reizii Belg. Graciss. p. 535. in φορτικὸς. III. Hoe zeer het misbruik der gastmaalen was doorgedrongen, zelfs ten tyde der Christenen, kan uit verscheide getuigenissen blyken.] De Oude Kerkeleeraar Ambrosius beschryft zeer natuurelyk, en bestraft de Gastmaalen en Maaltyden zyner tydgenooten, en het misbruik der dertele en wellustige menschen daar omtrent; dog deze misbruiken, vergeleken by de hedensdaagse gewoontens, zullen bevonden worden zoo veel gemeenschap en overeenkomst met die van onze tyden te hebben, dat, alwaare die Oudvader ook onze tydgenoot geweest, deze zyne beschryving ook daar op in verscheide opzigten zou toepasselyk zyn. Dus luiden zyne vertaalde woorden: Men ziet op de Maaltyden van sommige groote Heeren, dat geheele troupen en reyen van glazen beekers, romers, fleui- | |
[pagina 5]
| |
ten, en alderhande drinktuigen in slagorde gesteld worden; zilvere en goude koppen worden voor den dag gehaald, en daar schynt een groote statie, of zeker gevegt voor handen te wezen: Een hoorn, meer 't gereedschap van den Oorlog, dan van een gastmaal, staat in't midden vol wyns geschonken, om de gasten aan te lokken tot het drinkgevegt. Eerst en vooral begint men met een kleine schermutseling; en men drinkt eerst met kleine glaazen: niet om de matigheid, maar om het drinkgebruik te onderhouden; niet om den dorst te lessen, maar om die te ontsteeken; niet om verzadigd te worden, maar om altyd dorstig te blyven, en magtig om te konnen drinken: Daar na drinkt men om stryd met grooter romeren, de lust tot drinken ontsteekt meer en meer: de spys verwekt den dorst; de romers of glazen volgen op glazen, op ydere schootel past een dronk, en somtyds meer: het drinken aldus aangevangen, begint men om stryd te drinken, en ider zoekt in 't stouwen en laden meester te wezen: wil iemand nugteren, en matig zyn, en weigerd hy hun | |
[pagina 6]
| |
bescheid te doen, dat is schande boven schande; en dit drinken duurt zoo lang, tot dat de tafel opgenomen, en andermaal opgedist is. Maar als nu het banket op, de maaltyd ten einde, en het tyd van opstaan en van gaan geworden is, als dan begint de drinkstryd van nieuws aan, en nog heviger dan te vooren: Schalen, glazen, groote romers en fleuiten komen voor den dag: En om in die onordentelyke onmatigheid quansuis orde en maat te houden, bedingt men, hoe veel men schenken, en op wat voorwaarden men drinken zal. De aanleider tot den stryd is dolligheid, de belooning krankheid, de prys zonde, dewelke strafbaar is. Onzeker, en twyffelagtig staat de overwinning, aangezien de stryd heet, hevig, en dul is: enz. want zoo wel de overwinnaars, als de overwonnen, leggen dronken ter aarde geslagen, en in den wyn en slaap begraven. En wanneer het zoo gaat, dan rekent men eer te hebben van zyne maaltyd. Dan gaat het wel, wanneer alle de gasten gekwetst en gewond uit de Maaltyd komen, als uit een veldslag. | |
[pagina 7]
| |
Kloeke jongelingen werden gedragen uit de maaltyd, en daar na weder aan tafel gebragt. Men laad om te lossen, en men lost om te laden, en zoo iemant, uit schaamte niet en durft opstaan, en den ingenomen wyn niet kan inhouden, hy begint te zwoegen, te zweeten, te steenen, en geeft met eenig teeken te kennen dat hy zig nog schaamt te zeggen. Daar na begint een yder in't byzonder te vertellen, hoe hy zig geweerd hebbe, te roemen over zyn brave feiten, en op te snoeven van zyn overwinning; en, zynde vol wyn, en slaapdronken, zoo weet, nog verstaat hy niet wat te tong klapt. Ieder zuipt, en slaapt, en suizebold; en wil om stryd drinken; en, wanneer de tyd, om te vertrekken gekomen is, konnen deze kelkestryders, drinkebroeders, en wynhelden, niet staan op hunne kooten, maar waggelen en stootvoeten. De knegten helpen hunne meesters, ondersteunenze met de handen, helpenze te paard, of in de koets, en voerenze om ten toon. Kloeke krygshelden, welke des morgens dapper in het geweer kwamen, ziet men des avonds | |
[pagina 8]
| |
vol, en overwonnen van den wyn, ja zelfs van veel jongens en bengels bespot, gekwetst zynde zonder geweer, verslagen zonder stryd, verstrooit zonder vyand, bevende zonder oud te zyn; en uitteerende in't beste van hun leven. Dus verre Ambrosius. Ga naar voetnoot2 Dezelve Vader is elders ook ernstig in het bestraffen van brassers en dronkaarts, welke geenen anderen God schynen te hebben, dan hunnen buik, en hunne wellusten; en in het ten toon stellen van de Dronkenschap, en de uiterste brooddronkenheid, die tot ondergang der huisgezinnen gedydde, en geenszins, als men toen al voorgaf, ter bevestiging van waare vrindschap; betuigende, dat zyn oogmerk was niet te verbieden het houden van vrolyke maaltyden met goede vrinden, maar voornamelyk de uitsporigheden van onmatigheid, gulzigheid, en dronkenschap; anders toelatende zoodanige bruiloften, gasteryen, en maaltyden, op welke de matigheid, zedigheid, liefde, en eene geregelde verheuging, uitblonken: gelyk in de eerste | |
[pagina 9]
| |
Kristen-Kerken, en zekere Kristelyke maaltyden. Zie vorder Kap. II. §. IV. [IV. Galenus, de gewoonte der Romeinen beschryvende, voerd een taal, ligt toe te passen op onze hedendaagse gewoontens: 's Avonds zynze weder allen ter gasteryen en samen-drinkingen vergaderd; (εἰς τὰ συμπόσια) alwaar, na dat ze zig wynvol gemaakt hebben, niet alleen geen lier, nog cither, nog ander Musyktuig word omgebragt, ('t welk gelyk het eertyds in zoodanige byeenkomst eerlyk was te gebruiken, zoo niet te gebruiken schandelyk) maar zelfs geen reden gevoerd nog gewisseld; 't welk de Ouden in hunne maaltyden gewoon waren, die dat het voornaamste eerlyk vermaak hielden. Zy brengen elkanderen, en stryden om de grootste bokalen; als onder welken voor den besten gehouden word, niet die de meeste Musykinstrumenten kunstigst weet te behandelen, of als een Filosoof, of liefhebber van wysheid te redeneren; maar die veele, en dat de grootste bekers kan uitdrinken. ἀλλ' ὁ παμπόλλας καὶ μεγίστας ἐκπιῶν κύλικας. Lib. de meth. Therapeut.] | |
[pagina 10]
| |
V. Dog om van zoo vroege tot onze tyden, en zeden, en buurvolken, wat nader te komen, men beschouwe eens zekere feesten der nabuurige Duitsen, zwemende naar de aloude berugte Bacchusfeesten; deze, heeft een ooggetuige, de zeer geleerde Heer August. de Thou, Ga naar voetnoot3 in zyn verhaal van Duitsland beschreven aldus: ‘Men vind, even voor de Stad Mulhausen, een groot plein, alwaar, in de Kermis dagen, een ongeloofelyke meenigte volks van allerlei soorten, zoo oude, als jonge, mannen, en vrouwen, te samen komen. Hier onderschraagen de vrouwen haare mannen; de dogters haare vaders, die vast heen en weer waggelende, sommige te paard, andere op hunne ezelen, langzaam voort treden. Dit geeft ons een schilderagtige vertooning der aloude Bacchusfeesten. De herbergen zyn allerwegen gepropt van dronkebroêrs: de jonge meisjes, die hun dienen, schen- | |
[pagina 11]
| |
ken den wyn in lange fleuiten van een gantsche boutelje, zonder een droppel te storten, over, dat het schuimd; en maanen de gasten geduurig met de aardigste boerteryen tot lustig drinken aan; drinken zelfs onvermoeid mede; en komen telkens weder, na somtyds haare magen een weinig ontlast te hebben, aan den bak.’ [De vernuftige Engelse Spektator, ontveinst niet de misbruiken van de maaltyden der Engelsen, zyne tyd- en Land-genooten, nog in't byzonder die der Land-edelen. Na dat deze Schryver een zoo genaamd man van verstand, die op zyn plazier leefd, of veel van't vermaak houd, van naby beschoud, en, tegen het verkeerde denkbeeld, de elende van zyn staat vertoond had, verklaard hy, dat zoodanig een zig van het voornaamste, dat hy gesproken, of bedreven heeft, niet meer dan een reeks van misdaaden kan te binnen brengen. Waar na hy, eenige der zelve vertoond hebbende, aldus besluit: In een woord, na dat hy alle zyne le- | |
[pagina 12]
| |
vensgevallen, en vermakelykheden, zal over en over gedagt hebben, zal hy'er niet een vinden, waar van de geheugenis het allerminst genoegen aan zyn gemoed zou konnen geven. Die gene zelfs, die zig allerbest gesteld bevinden, om die te smaken, zullen er nooit eenige andere vrugt van rapen. Maar hoe zullen die varen, die zig zonder verstand, en zonder onderscheiding, maar zoo blindelings daar in wentelen? De vertooning, die deze laatste maken, is van de alleruiterste belagchelykheid, en het lykt als dan, als of een, die in zyne hersenen geraakt is, op het toneel trad, om voor gek te spelen. Zulk soort van vermakelykheden vind men in de sporelooze maaltyden, en aangeregte vrolykheden van het gros van onze Land-edelluiden, dewelke zig verlustigen, om dat vonkje van rede, dat zy nog overig hebben, als zy nugteren zyn, met'er haast uit te blussen. Deze vrolyke en aangenaame Drinkebroers doen hun best, om hunne vyf zinnen uit te dooven; zy drinken, tot dat zy de smaak van den wyn geheel kwyt zyn, zy rooken, tot | |
[pagina 13]
| |
hunne oogen aan stukken bersten, en zy schreeuwen; tot dat zy elkander niet langer verstaan konnen. I. D. 43 Vertoog, bl. 312; 313.] [VI. Caelius Rhodiginus verhaald, volgens Griekse Schryvers, dat Mithridates, Koning in Pontus, onder andere Schouwspelen, ook ingesteld had zekere vreet- en zuip-stryden, en zekere stryd-pryzen voor den genen, die het meeste zou gevreten of gezopen hebben. Dat de Koning, die dien fraayen lof had, dat hem niemand in't zuipen gelyk was, dat is, dat hy de grootste en onmatigste van alle zuiperen was, in deze stryden zelfs den prys behaalde. lib. 26. cap. 17. & Plutarchus lib. I. qu. 6. quaest. convival. Dog hoe velen maken nog hedendaags, en hoe verre buiten Pontus, en Mulhausen, van gunne gastmaalen, Schouwspelen van Mithridates, dat is, vreet- of wel inzonderheid zuip-stryden!] [VII. Wat wierd by vele volken in 't byzonder de maat te buiten gegaan in uitgezogte, en zeldzaame lekkernyen. Over- | |
[pagina 14]
| |
vloedig genot maakt walging: die enkel vermaak schept in het voldoen zyner lust, tragt dezelve niet alleen te voldoen, maar op te wekken; en, den walg stekende van gemeene, door ongemeene, en zeldzaame lekkernyen. De inwoonders van Sicilie waren eertyds zoo lekker in hunne maaltyden, dat ze ten spreekwoord zyn geworden: Σικελικὴ τράπεζα. Sicula mensa. Zoo dat een Sicilische Tafel te kennen gaf, een tafel vol uitgezogte lekkernyen. Vide Proverb. Diogeniani, Cent. VIII. pag. mihi 249. ex edit. A. Schotti. Zulk soort van lekkertanden was al ten tyde van Juvenaal in een ander Gewest bekend, en beschreven: Sat. XI. l. IV. Gustus elementa per omnia quaerunt: &c. Dat poogt in alles aan de tonge te behaagen, Gelyk ook ten tyde van den Ridder Steele in Groot Brittanje: Welke de schadelyke gevolgen, en zeer onredelyke ongeregeldheid van zulke levenswyze leven- | |
[pagina 15]
| |
dig voor oogen steld, in den Snapper II. D. LIX. Vert.] [VIII. Zoo wierd de maat ook verre te buiten gegaan in de kosten, niet alleen der raarste spyzen, maar van anderen toestel der maaltyden. We zullen hier geen voorbeelden bybrengen van Keizeren, en anderen, dien geen spys behaagde, dan de verst gezogte, en kostelykste: en die, verre van de zee zynde, zee-vis; en, aan de zee zynde, ver gezogte land-dieren, gevogelte, of planten, wilden opgedischt hebben. En dat wel voornaamelyk, op dat de maaltyd door de kosten zou uitmunten. Plutarchus verhaald van den Roomsen Raadsheer Lukullus, dat hy zekere eetzaal had, genaamd Apollo, en zoo meenigmaal als hy daar een maal aanregtte, gewoon was 50000 Roomse denariën daar aan te kost te leggen, dat is ontrent 1600 pond. sterl. of 17600 gl. Dog zoo men de Muriaden, die Plutarchus noemd, niet van denariën, maar van sestertien, verstaat, zou de som op drie | |
[pagina 16]
| |
vierde minder, of een vierde van de voorschreve som, of 4400 gl. uitkomen: egter kostelyk en overdadig genoeg om twee Roomse Raadsheeren (want meer gasten schynen'er niet tegenwoordig geweest te zyn in die maaltyd, daar Plutarchus in 't byzonder van spreekt) te onthaalen. Zie over de voors. verscheide rekenwyze de Aant. van Prideaux, volgens de uitgift van den Heere Drieberge, in Fol. bl. 370. Van zoodanige maaltyden verklaarde Cicero zig een vyand in zyn' Brief aan Papirius Paetus. Gehoord hebbende dat deze zyn vrind aan 't voeteuvel te bedde lag, was hy daar mede bewogen, om hem te zien, te bezoeken; en by hem het avondmaal te houden; om dat hy niet geloofde, dat zyn kok ook jigtig was. Dit schreef hy zynen vrind; en besluit zyn briefje met deze woorden: Expecta igitur hospitem, cum minime edacem, tum inimicum coenis sumptuosis. ‘Verwagt dan een gast, die, daar hy niet minder dan een groot eter is, een vyand is | |
[pagina 17]
| |
van kostelyke maaltyden.’ Epist. l. IX. ep. 24. pag. m. 715. Van zulk soort zegt Juvenaal: Nunquam animo pretiis obstantibus, interius si Dat is: Geen hooge prys weerhoud hun' lust: IX. Onder de misbruiken van de gastmaalen der Oude Volken, vind men ook geteld, en by veele volken bestraft, de gewoonte van die aan te regten, niet zoo zeer tot verwekking, onderhouding; en versterking van vrindschap, nog om hunne vrinden gulhartig te vermaaken; als wel voornamelyk uit ydele eer- en glori-zugt, om een schyn te geven, en lof te verkrygen van liberaliteit, en mildadigheid; en dikwils des te meer, 't geen te verwonderen is, hoe hunne gierigheid en kaarigheid, of ten minsten hunne πλεονεξία, hunne onmatige en onverzadelyke begeerte na nog meerder overvloed, in andere gevallen te klaarder doorsteekt. Of ook | |
[pagina 18]
| |
wel uit een praalzugt, en enkel om gelegenheid te hebben van hunne schatten te vertoonen, met hunne goude en zilvere vaaten; terwyl ze zweemen naar Varus, waar mede Martialis weleer spotte in het IV. boek zyner byschriften, waar van het 78ste dus luid:
IN VARUM
Ad coenam nuper Varus me forte vocavit,
Ornatus, dives; parvula coena fuit.
Auro, non dapibus oneratur mensa: ministr?
Apponunt oculis plurima, pauca gulae.
Tunc ego non oculos, sed ventrem pascere veni.
Quare appone dapes, Vare, vel aufer opes.
OP VARUS: 'k Was onlangs by geval tot Varus uitgenood,
Den ryken Varus; maar zyn gastmaal was niet groot.
De Tafel werd belaên met goud, geen lekkernyen.
Zyn dienaars dissen wel voor 't oog, niet voor de smaak.
Ik kwam niet om myn oog, maar buik wat te verblyen.
Weg Varus met uw goud, of geev ook spysvermaak.
| |
[pagina 19]
| |
Tot diergelyk soort zou men onder de Nederlandse Vorsten Filips den I. van Bourgondie konnen brengen; van wiens praalzugt inzonderheid in gastmaalen en kleederen, onze Nederlandse Geschiedenissen by uitstek gewagen.] [X. M. Nicole, of de Schryver van de Proeven der Zedekunst, getoond hebbende, ten bewys van 's menschen zwakheid, de noodzaakelykheid van voedsel, bestraft de menschen, welker ongeregeldheid zoo groot is, dat ze, 't geen hen meest behoorde te vernederen, meest in een onderwerp van hunne ydelheid komen te veranderen; en laat'er dit op volgen: ‘Niets is'er; waar in ze, als ze maar konnen, hunne hovaardy en grootsheid meer doen uitmunten, als even in hunne maaltyden. 't Is als of men zig zelfs met deze schandelyke noodzakelykheid wilde verçieren; en in plaats dat men daar door zoude vernederd worden, zoo diend men zig daar van veel liever, alleen om van anderen te worden onderscheiden, zoo men maar gelegenheid | |
[pagina 20]
| |
heeft, om meerder toestel en pragt, dan zy, daar in te konnen gebruiken en vertoonen.’ I. D. Verhandeling van 's menschen zwakheid. § 27. XI. Om nu niet te toonen, wat een tyd'er verspild word in maaltyden, en byeenkomsten; en hoe vrugteloos en onnut dezelve meest al daar word doorgebragt, (om van geen zonden nog gruwelen te reppen) met beuzelingen, zelfs onder verstandige lieden, en zomtyds, met zodanige dat ze zig zouden moeten schamen, als ze die alle zig teffens erinneren, en herdenken moesten. Hier van zal ik een voorbeeld en aardig geval van den schranderen Heer Locke bybrengen, zoo beroemd door zyne bondige en verhevene gedagten. Deze Heer Locke verzogt zynde, om met de Lords Hallifax, Anglesei, en Shaftsbury, het middagmaal te houden, kwamen na het zelve terstond de kaarten voor den dag; in plaats dat die Heeren elkanderen met redenen, zulke mannen waardig, zouden onderhouden. Onder het | |
[pagina 21]
| |
spelen gaf elk zig over aan verscheide driften, die de goede en kwade uitslag van het spel gemeenelyk voortbrengen. De Heer Locke was ondertussen na een venster geweken, waar hy iet schreef. Mylord Anglesei vroeg hem wat hy aanteekende: Mylords, antwoorde de Heer Locke, Ik heb den gantschen nagt niet konnen slaapen door de groote verwagting, die ik had van het vermaak en voordeel, 't welk ik zoude genieten in het gezelschap van de grootste Mannen van onze Eeuw; en ik ben nu bezig alles op te schryven, wat'er binnen een uur of twee gezegt is. Zy, door deze boert gevoelig geraakt, wilden zig gaarne met hem verdraagen, en de kaarten in het vuur werpen, mits dat zyn geschrift den zelven gang ginge. Dit verhaal, gedaan zynde door een Heer, die een der voornaamste Officieren verzogt had, welke Officier nog twee Kapiteins van zyn Regiment mede gebragt had, die, zoo dra men aan tafel gezeten was, het gezelschap begosten te vervelen door het instellen van schandelyke | |
[pagina 22]
| |
gezondheden, en het voeren van taal die met dezelve overeen kwam; dit verhaal, zeg ik, gedaan zynde door den voorschr. Heer gastwaard, ter gelegenheid van dit wangedrag, en na dat dezelve huiswaard, bemerkende, dat eenige zyner gasten daar over zeer t'onvrede waren, verlof gevraagd had om een zeker geval te mogen verhaalen, dat zulk een indruk op deze jonge Hoplieden, dat zy uit schaamte 't gezelschap verlieten. Zie den verrezen Socrates, of Engelsen Spectator V. D. 68 vert. 508, 509, enz. XII. Om hier niet te spreken van zoo veele gruwelen, op, of ter gelegenheid van aangeregte maaltyden, ja onder voorwendsel en schyn van vrintschap, gepleegd, en onder het misbruik der maaltyden gesteld by de volken. Heilige en wereldse geschiedenissen vloeijen over van voorbeelden, onnoodig hier op te haalen. Leest men die met deze opmerking, men zal bevinden, dat de geveinstheid de wraak, en moordlust, de schrikkelykste rollen meest al op maaltyden gespeeld hebben. | |
[pagina 23]
| |
Die egter nog begerig zyn mogt, om eenige voorbeelden voor oogen gesteld te zien, erinnere zig dat van een Paryse Bruiloft, als ook het verraad van Ptolomeus Keraunus op zyne Bruiloft, Justin. lib. XXIV. cap. 2, 3. Memnon apud Photium, cap. 15. en die der Nederduitse tale alleen kundig is, zie ook Prideaux geschiedenis, bl. 735. De gemelde Prideaux vertoond, volgens Herodotus l. I. c. 106. dat de Meders de Skythen overwonnen onder een maaltyd door verraad. Eerst hadden zy met opzet vrede gemaakt met de Skythen, ter gelegenheid van die vrede hen op een maaltyd byeen gekregen, dronken gemaakt, en toen vermoord. In fol. bl. 70. Zie diesgelyken voorbeeld bl. 87. en zeer veele andere voorbeelden in Gotfrieds Kronyk, III. D. bl. 1418, 1432 en IV. bl. 3, en 46. Waar by men voegen kan het voorbeeld, 't geen my althans te binnen komt van het verraad van Theodorus de Berna, Koning der Gotthen in Italie, welke Odoacer en zynen zoon op een gastmaal deed vermoorden. Odoacer | |
[pagina 24]
| |
was een strydbaar en regtvaardig held, die in het einde van de vyfde eeuw, na de geboorte van Kristus, geleefd, het oude Gallië beoorlogd, Italië veroverd, en op het Kapitool te Rome den Koninklyken tytel aangenomen; de vervalle gebouwen van Rome weder te herstellen, en de Stad naar zynen naam Odoacria te noemen, gepoogd, en daar door een opstand onder de burgers verwekt had; welke burgers Zeno, Keizer van Konstantinopele, om hulp, en den voornoemden Theodorik de Berna in Italië genoodigd hadden. De gemelde Diderik de Berna tegen dezen Odoacer slag geleverd hebbende, en dat verscheide maalen met twyffelagtigen uitslag; zoo wierd de zaak door den Bisschop van Ravenna aldus bemiddeld, dat zy beide in gemeenschap over Italië zouden heerschen. Niet lang duurde deze tweedragt der Regeringe eendragtig. Want Theodorik, merkende, dat hy Odoacer niet kon overwinnen door de wapenen, noodigde hem en zynen zoon, onder schyn van vrindschap | |
[pagina 25]
| |
op een gastmaal, en liet hen aldaar dooden. Hy regeerde na dit feit alleenig 32 jaaren: maar die anderen onder de maaltyd hun leven benomen had, gaf plotselyk onder een maaltyd den geest. Ziet dit geval omstandig beschreven door Valentyn van Eikstet, in zyn kort begrip der Pomersche Jaarboeken, in 't jaar 1728 door Jac. Henric. Balthazar uitgegeven onder deze Titel, Valentini ab Eickstet epitome Annalium Pomeraniae &c. XIII. Wil men voorbeelden voorbeelden van gestrengheid, of wreedheid, geoefend op maaltyden, ze zyn overvloedig in de Historien; een, dat my te binnen komt, kan voor allen strekken. Iwan Basilowitz, Czaar van Muskovie, of Groot-Rusland, zoon van Basilius Iwanouwitz (welken Iwans regeertyd langdurig en aanmerkelyk is geweest, als geduurd hebbende van het jaar 1533 tot het jaar 1584) na dat de Chanse Tartaren, door zynen Vader te ondergebragt, van hem waren afgevallen, en hy daar door bewogen tegen hen op | |
[pagina 26]
| |
te trekken, om hen niet alleen tot hunnen pligt te doen wederkeeren, maar om hun gantse Koningryk te vermeesteren; en, na dat deze togt was vrugteloos afgeloopen, om dat de Russen, tegens hunnen Grootvorst opgestaan, hem dwongen weder naar huis te trekken, ontveinsde daar over zyn misnoegen, tot dat hy met zyn leger binnen Muskou weder te rug gekomen was; wanneer hy, volgens de gewoonte van dien tyd, de Bevelhebbers, welke dien togt met hem gedaan hadden, op een groot gastmaal noodigde: En, een lyst gehouden hebbende van die gene, die meest oproerig geweest, en hem genoodzaakt hadden, het beleg van Kazan, door hem ondernomen, op te breken; deed hy, gedurende de maaltyd, aan yder der gasten een zyde kleed uitdeelen, rood aan den onschuldigen, zwart aan den schuldigen, en, pryzende de getrouwheid van de eene, en lakende de lafheid en ontrouw van de anderen, verklaarde hy, dat hy een voorbeeld wilde stellen, wat in't vervolg die genen te wagten hadden, die | |
[pagina 27]
| |
hunnen pligt mogten vergeten. Zoo ras hy ophield met spreken, traden de uitvoerders zyner bevelen in, sleepten de schuldigen naar buiten, alwaar sommigen gehangen, anderen aan stukken gehakt, of in het water versmoord wierden. Van de gemeene Soldaaten wierd om den tienden een ter dood gebragt. En gelyk dit aangemerkt is, als een teeken van zyne ontveinzing en wreedheid; zoo ook als een middel, om het Krygsvolk te brengen tot hunnen pligt. Terwyl hy voor de tweedemaal, met een groot leger, naar Kazan getrokken, niet alleen dat gansche Koninkryk veroverde, maar ook Astrakan in-, en daar op den titel van Keizer der Tartaren aan-nam. Zie Algemeene Geschiedenissen, door G. Suikers, en J. Verburg, in de Muskovise Gsch. het VII. Tydbestek, IX. Stuk. XIV. En wil men eens zien, tot welke afschuwelykheid, en byna ongeloofelyke uiterstens; de wreedheid, en bloeddorst, in het nemen van spys en drank by sommige volken stygen kon; men hoo- | |
[pagina 28]
| |
re het verhaal, 't geen Jo. Jovianus Pontanus, door de pen van den Heere P. Vlaming, den Nederlanderen doet, in de Arkadia van Sannazaar, bl. 270 en 271. ‘Ik was een jongeling, (zegt hy,) ja nog byna een kind, wanneer ik myn Vaderland verliet, om Burgertwisten, daar myn vader in bleef; een groot gedeelte myner have verloren hebbende door de magt der wederpartye, en erfwrok, die zoo veel jaaren duurde, en buitensporig in woede was. Want, myn hairen ryzen te berge op't verhaal, ik zelf heb Leonarda, myn Grootmoeder, een vrouw van zeldzaam voorbeeld, hooren vertellen, dat in die bedroefde tweespalten de eene party, als zy eenen der anderen gevangen kreeg, den zelven strax in kleine stukken hieuw, zyn lever nam, wien de voornaamste hoofden op gloejende koolen brieden, en tot kleene sneedjes gedeelt, de verdere bloedverwanten daar uitdrukkelyk op genoodigt, tot een ontbyt aanrichten. Wat wolven zyn zoo verwoed? | |
[pagina 29]
| |
Of, wat dulheid eener tygerinne, die men haar jongen ontnomen heeft, gaat zoo verre? Op deze vervloekte spys volgde een drank, niet minder ysselyk, wyn te weten met bloed van den vermoorden gemengt; hier by quamen gelukwenschingen over en weder, lach en boertery, met vloeken en bitteren schers, op zulken maaltyd passende, ja dankzeggingen aan God, en zyne Heiligen, begunstigers dezer wraeke. Wat gruwel, zou men zeggen, overtreft dezen?’ XV. Die zulke en diergelyke gruwelyke voorbeelden van andere Volken beschouwd, en met de gewoontens der Nederlanden vergelykt, zal dezelve daar van genoegzaam moeten vryspreken. Maar, gelyk vele gewoontens en misbruiken van andere volken, inzonderheid van Europa, tot in de Nederlanden doordrongen, zoo zal men dezelve van alle misbruiken der gastmaalen, inzonderheid van uitgezogte kiesheid van lekkernyen, kostelykheid, pragt, en overdaad, zoo al | |
[pagina 30]
| |
in vroeger, zeker in later tyden geenszins, of niet geheel konnen vry keuren. En waar toe dit met voorbeelden bevestigd? De aanmerkingen van den Staatkundigen Markgraaf Virgilius Malvezzus; in zynen Prins, zullen ons hier van konnen verschoonen. Pauci ea libenter audiunt quae egerunt, quia egerunt mala; hinc vel adulandum est, vel tacendum. Scribere autem de rebus gestis eorum nihil aliud est quam eos magis proprio, quam alieno exemplo velle docere &c. Respraesentes vix bona fide narrantur, nec absque summo periculo audiuntur. Audiri quidem semper possunt, sed non potest semper de iis judicium proferri, p. 1, 2. Dat is: ‘Weinigen willen gaarne hooren wat ze gedaan hebben, om dat ze kwaad gedaan hebben. Daarom moet men vleijen; of zwygen. Te schryven wat ze bedreven hebben, is hen eer met hun eigen, dan een anders vreemd voorbeeld te willen leeren. enz. De zaken van den tegenwoordigen tyd worden naauwelyks ter goeder trouwe verhaald, en niet zonder het uiterste gevaar gehoord. | |
[pagina 31]
| |
Ze konnen wel altyd gehoord, maar daar over kan niet altyd een oordeel geuit worden.’ Deze aanmerkingen zullen in het vervolg meermaalen toepasselyk zyn. Elk Nederlander zal, uit vergelyking van de misbruiken van andere volken, die van zyn eigen Land ligt konnen besluiten; en wy willen ook liever met vreemde, dan hunne eige voorbeelden, de afschuwelykheid dier misbruiken, ter verbeteringe, waare het mogelyk, ten toon stellen.] |