| |
| |
| |
Byvoegsels.
I. Deel.
Berigt. [Verscheide merkwaardige zaaken, meest ter bevestiging van het verhandelde, naa het afdrukken dezer blaaden, my toevallig voorgekomen zynde, heb ik, nevens de verbetering eeniger Drukfeilen, hier naar orde der bladzyden te samen gevoegd.]
[BLadz. 1. reg. 13. voeg by: Volgens Cicero Orat. de lege Agrar. Non ingenerantur hominibus mores tam a stirpe generis ac seminis, quam ex iis rebus, quae ab ipsa natura loci, & a vitae consuetudine suppeditantur, quibus alimur & vivimus, &c.
Bl. 4. A. leste reg. voeg by: Hippokrates, of de Auteur van het boek de Morbis, zegt, dat het woord butyrum een Skythisch woord is, waar van ons boter uit de Latynse taal ontleend | |
| |
is, welk ten tyde, van Kero, Monnik van St. Gal, die voor ontrent duizend jaaren in 't Alemannisch geschreven heeft over den Regel van St. Benedictus, den Alemannen nog onbekend schynt geweest te zyn, terwyl hy het woord butyram in 't Alemannisch overzet door Ancka. vide praefat. ad Schilteri Glossarium Alamannicum. pag. 5. & Keronis interpretationem Regulae S. Benedicti, in Schilteri Thezauro Antiq. Teutonic. tom. 1 part. 2.
Bl. 5. A. (5.) r. 7. Vorstius, leez, Vossius.
Bl. 5. A. (5). leste reg. voeg by: Zoo wil de de Bisschop Nemesius, die onder de Keizeren Gratianus, en Theodosius, gebloeid heeft, dat het vlees eten begonnen hebbe naa den val der eerste mensen; en dat hen te voren belast was alleen te eten, 't geen uit de aarde uitsproot. Ταῦτα γὰρ ἤν εν τω παραδείσω, Want dez dingen, zegt hy, waren in het Paradys, περί φύσεως ἀνθρώπον, mihi ex ed. Plant. pag. 16. alwaar hy over deze stoffe als een Filosoof van dien tyd, gelyk hy 'er ook een was, in 't breede redeneerd.
Dit schynt ook, naar het gevoelen van haaren tyd, ondersteld te zyn door de Romeinse Digteres Sulpitia:
Dic mihi Calliope quidnam pater ille deorum
Cogitat? an terras & patria saecula matat?
| |
| |
Quasque dedit quondam, morientibus eripit artes?
Nosque jubet tacitos, & jam rationis egenos
Non aliter primo quam quum surreximus aevo
Glandibus, & purae rursus procumbere lymphae?
Dat is:
Zeg my, Kalliope, wat denkt der Goden vader?
Brengt hy ons Land en eeuw als aan den Baayerd nader,
En eerste ruwheid? neemt hy 't stervend mensdom af
De kunsten, en 't gemak, die hy het eertyds gaf?
En wil hy dat we als stomme en redelooze leven.
Tot zuiver water ons, en eikels weer begeven,
P. V. D. S.
En van Boëthius cons. Philos. l. ii.
Somnos dabat herba salubres,
Potum quoque lubricus amnis,
Umbras altissima primus.
Dat is:
Het ledekant was gras, een pynboom het gordyn, Een stroom verschafte drank. P. V. D. S.
Hoewel sommigen meenen, dat de menschen in 't gemeen voor den Zondvloed vlees gegeten, en wyn gedronken hebben. De redenen van hun gevoelen zyn:
| |
| |
1. Dat het eerste mensdom niet minder geest, en verstand, dan het volgende had, nog minder schranderheid, om alles, wat tot nut, en vermaak scheen te strekken, uit te vinden.
2. Dat het dienvolgens niet te denken is, dat het 15 of 16 honderd jaaren zig vergenoegd zouw hebben met kruiden te eten, en water te drinken: maar dat ze, zoo ze al geen vlees gebruikt hebben, eenig voedzaamer, en geuriger voedsel zullen bezorgd hebben.
3. Dat de Heiland Jesus te kennen geeft, dat in de dagen van Noach, voor den Zondvloed, de mensen waren etende, en drinkende, trouwende, en ten huwelyk uitgevende. Waar uit ze besluiten, dat 'er in, en voor dien tyd plegtige maaltyden zyn gehouden; dat men daar in de maat te buiten ging, waarschynelyk zoo wel in dronkenschap, als brasserye; ten minsten, dat het niet te vermoeden is, dat men op de plegtige feesten, en maaltyden zig alleen met aard-, en boom-gewassen, en enkel water behielp.
4. Dat Noach geen vinder van 't gebruik des wynstoks geweest zy, maar dat hy de eerste, naa den Zondvloed de wynstokken verzameld, en tot een wyngaard geplant hebbe. Van dit gevoele zyn de Jesuit Frassen disquis Biblic. Journ. des Savans. Jo. Chr. Becman Annal. Hist. &c.
| |
| |
Bl. 5. A. (7) voeg by: Het zelve word getuigd van de oude Britten, volgens den Ridder Temple: Zy leefden meest by melk, of vlees, op de jagt gevangen; weinig van koorn, 't welk by hen niet veel geagt, nog overvloedig was. Inleid. tot de Hist. van Engel. bladz. 12.
Bl 7. reg. 12. voeg by: en Ovidius, Hersch, 1. b. beschryvende de goude eeuw, door van den Vondel dus overgebragt. bladz 6.
Het lant lagh ongeploeght,
En onge-eght, alleen met zyn gewas vernoeght,
Brogt nootdruft voort van zelf; geen bouwers zich vermoeiden,
Verzaat met vruchten die van zelf in 't wilde groeiden,
Zy plukten ooft, en brem op bergen zonder last,
De moerbei, en kornoelje op haegen, daer ze wast,
En eekels van den eik, Jupyn gewyt, hun allen
Miltdaedigh voorgeschud, en in den schoot gevallen; enz.
Bl. 46. leste regel: agter, in agt, voeg tussen: dat vinolentos, en temulentos woorden zyn van eene, en dezelfde beteekenis, en dat vinum, en temetum beide wyn te kennen geven, waarom ook abstemius genoemd word iemant die geen wyn drinkt. En vorder
bl. 47. r. 4. agter, &c. voeg by: dat is.
| |
| |
Bl. 49. reg. 11. voeg by: En hier van zal komen, dat Zythopoeus, 't geen eigenlyk een bereider, of maker, van Zythus, zouw beteekenen, zonder genoegzaame onderscheidinge voor een bierbrouwer is genomen; gelyk ook Zythopepta, welk woord eigenlyk een kooker van Zythus zoude te kennen geven.
Bl. 50. r. 9. voeg by: En mogelyk, dat men dit woord Zythus wel zoude vertaalen door gersten-wyn, of gersten-drank, in navolging van Scapula, vinum hordeaceum, seu potus ex hordeo, waar van ik gewag maak § xiv.
bl. 53. r. 6. voeg by: En mogelyk, dat tot den appeldrank eenige betrekking hebbe een zeker soort van wrangen, of zuuren wyn, geperst uit de vrugten, of appelen van de sorbe, dat is een wilde boom, ook genaamd sorb-appelboom, sorb-beziënboom, en spreeboom, en des zelfs vrugt, sorb-appelen, en sorb-beziën, en spree-beziën, in veele landen ten ongeagten drank voor behoeftigen gestrekt hebbende. Men wil, dat de boom zelf zweeme naar de baveresche, of lysterboom. Zie Kiliaan, en P. Vlaming, in zyn Aanteekening op de x. Herdersz. in de Arcadia van Sannazarius. bl. 138. A. 22.
Virgilius maakt van deze vrugt al gewag, die noemende acida sorba, d. i. zuure sorb-appelen.
| |
| |
En de vermaarde Latynse Digter, die aan Virgilius naast schynt, in zyn gemelden Herderszang, en Arkadia, door den Heere Vlaming in zuiver, en cierlyk Duits, en Rym, en Onrym, overgebragt:
Het Godendom maakt ons de vryheid quyt;
Zoo dat zy, die 't gewest bewoonen van den Schyt,
Zy die Boötes, en de Helice zien blinken,
En straelen op hun hooft, schoon dat ze elendig drinken
Den wrangen sorbenwyn, en zich met ruwe spys
Verzaên, gelukkiger zyn in hun levenswys.
Bl. 55. v. 15. in de Aant. voor waarom, te stellen: waar van de reden te zien is by Plutarchus, Quaest. natural. x. Of ten derden, om den wyn te klaaren, schoon, of helder te maken: nademaal de zwaarder zout-deelen, met andere grove, en aardagtige ligter deeltjes vermengd, de zelve met zig doen zinken; welke reden van deze gewoonte gegeven word by den gemelden Plutarchus. d. l.
Bl. 55. leste reg. voeg by: Plutarch. Quaest. natural. x. Moral. part. 3.
Bl. 58. in de Aant. reg. 11. van ondere, ad, leez, id.
- - leste reg. cynthum, leez, cyathum.
| |
| |
Bl. 60. . lest r. voeg by: Men vind ook gewag gemaakt van vinum picatum, by Martialis, l. 13. epigr. 107. dat is, zekeren gepikten wyn, te Roome door konst toegemaakt, op dat hy zwemen zouw naar den natuurlyken vinum picatum, van 't oude Vienne, in 't Daufiné, waar van de druif, een niet onaangenaamen piksmaak gegeven hebbende, beschreven is door Plin. l. 14. c. 1. En dat deze niet t'eenemaal onbekend zy geweest in de Nederlanden, dunkt my, dat ik moet besluiten uit het woord, terre-wyn, als of men zeide, geteerde wyn, welk woord Kiliaan verklaard door het voors. vinum picatum. Ten zy men door vinum picatum, of pek-, of teer-wyn, verstaan wilde zoodanigen wyn, welke in vaten, met pek, of teer digt gemaakt zynde, goed gehouden, en bewaard wierd; en dien volgens goeden wyn, die waerdig is lang, en zorgvuldig bewaard te worden; of liever, ouden wyn, die op de voors. wyze lang, en zorgvuldïg bewaard is. Voyez Bouchet, Sieur de Brocourt, dans 1. livr. des Serées. 1. Ser. f. 38.
Bl. 70. reg. 5. voeg by: 't Is waarschynelyk, dat by de oude Duitsen het zout gebruikt is, voor een teeken, en ter bevestiging van verbonden, en goede trouw.
En dat die gene, die een verbond troffen, | |
| |
elkanderen over en weder zout gaven, en volgens sommigen, aten, ter bevestiginge van hun verbond, en goede trouw.
Jaa dat een eed, bekragtigd door het nuttigen van zout, voor den allerkragtigsten werd gehouden. Quod sale comesto fides confirmaretur; optimo juramenti Symbolo: qui enim sale comesto jurat idem dicere videtur ac si dixisset: sic ego onserver, atque hoc quod promitto sum servaturus. Gorop. Becan. d. i. ‘Want die met zout te eten zweerd, schynt daar mede zoo veel te zeggen als: Zoo moet ik behouden worden, als ik, dat ik beloof, onderhouden zal.’
En het Duitse woord soud, zold, bezolding, soudenaar, en soudener, als ook soudaat, dat is, soldaat, soldenaar, die bezolding geniet, schynt de voors. gewoonte te onderstellen, en te bevestigen. Men meend naamelyk, dat wel eer de krygsknegten, door het ontfangen, of eten van zout, als met een Krygseed aan hunne Veldoversten verpligt wierden tot een onverbrekelyke trouw: Quasi salis foedere devoti, I. G. Becan & Kilian. in Soud.
Bl 70. r. 14. agter, omwierp, voeg by: schending van trouw, en vrindschap, en
bl. 78. A. r. 6. eerste, leez, eerst.
bl. 84. A. r. 19. voeg by: Van die van Japan | |
| |
word getuigd, dat ze nog stoelen, tafels, banken, nog bedden in gebruik hebben; zig bedienen van spreyen, of matten, op den grond nederzittende hun maal doen, en, op den zelven nederleggende, slaapen. Zie de Beschryving van Japan, door E. Kaempfer, onlangs in onze Taal overgezet.
Die van Lapland schynen in zekere opzigten aan de gewoonte der oude Duitsers nog tegenwoordig naast te komen, waarom we, 't geen Scheffer in zyn Historie van Lapland, 2. b. 67. bl. daar van verhaald, hier zullen vertoonen:
‘Zy eten niet meer dan tweemaal daags. Des ogtens hebben zy zeer weinig kost, bestaande uit kaas, en gedroogde vis, of een klein stukje vlees, hier mede dan bedwingen zy den honger: maar het avondmaal is wat rykelyker opgeschaft, en bekwaam om een hongerigen buik te verzaaden, want dan eten zy vlees, en allerlei andere soort van spys. 's Winters is hun eetplaats binnen de tent, enz. Maar 's zomers daar buiten op eenige groene zoden: zy zitten rondom de ketel, en haardstede, die in 't midden van haar tente is.
Als zy rondom den dis zullen zitten, hebben zy nog stoelen, nog banken, maar zit- | |
| |
ten op den grond neder, of leggen een huid onder hun lyf, zittende met de beenen kruiswys, gelyk de snyders by ons doen, makende met elkanderen een ronden kring uit, enz. Zy zetten de spys niet op een tafel, maar op een bord, 't welk by hen voor een tafel verstrekt. Sommigen onder hen gebruiken bord, nog tafel, maar leggen de spys op de huid, op welke zy zitten.
Zy scheppen de spys uit de ketel op in een stuk grove stof, of linne, enz. Zy hebben nooit kasjes, schotels, tafelborden, lepels, nog diergelyk keukegereedschap, enz. Tot melk, of vogtige spys gebruiken ze een vat, gemaakt uit een tronk van een berkeboom, in 't lang uitgehoold, bynaa als een schop, daar ze het koorn mede verschieten, enz.’
Twee zaaken, of plegtigheden, na dat avondmaal, zyn onder hen aanmerkelyk.
1. Dat zy God danken op een plegtige wyze, als den Schepper der spyze, volgens formulieren, te zien in de voors. Historie. bl. 68.
2. Dat ze daar na elkanderen de regterhand geven, en elkander aanporren om de vrindschap, en getrouwheid, die ze met elkanderen hebben, te onderhouden. Zoo dat ze door deze plegtigheid de onderlinge liefde, en eendragt po- | |
| |
gen te verwekken, en versterken, en elkanderen te erinneren, dat, gelyk ze eenen dis, ook alzoo als een hert, en ziel behooren te hebben, en in eendragt, en trouwe vrindschap met elkanderen te leven. ibid. bl. 69.
Bl. 87. r. 8. by, leez, in Posidonius.
Bl. 95. r. 6. voeg by: En het geld, dat ze daar voor betaalden, wierd naar de byzondere Dialecten der Duitsen genaamd, Mahlgelt, Molzer, mulzer, molta, multura, waar van Schilterus zegt: Pensitatio, domino Molae debita de frumento. Gloss. Teuton. in d. voc. & Gloss. du Fresn. v. molta.
bl. 96. r. 2. van ondere, tydbeurd, leez, tydbeurt.
bl. 97. r. 26. voeg by: En de plaats van zoodaanige openbaare byeenkomst draagt in 't Hoogduits den naam van Malstad, dat is, maalstede. Vide Joannis Schilteri thez. antiquit. Teutonic. tom. 3. sive Glossar. Teutonic. in dictione Mal, p. 561.
bl. 106. A. leste reg. voeg by: En volgens Plantyn is naderheid alleen Prochaineté, proximitias. Thes. Teuton. linguae, of schat der Nederduitscher Spraken, enz.
bl. 110. r. 1. bekwamen, leez, bekwaame.
________19. Goddelyke natuur, leez, Goddelyke Wet der Natuure.
| |
| |
Bl. 134. A. r. 16. voeg by: Spencer de LL. Hebraeorum. l. 3. c. 8, 9. diss. 1.
bl. 140. A. (25) reg. 1. 71, leez, 7.
___________ reg. 2. 4, leez, 2.
bl. 141. in de A. (28), in 't eind, voeg by: Hier van komt het, dat die genen, welke met eenigen in een verbond staan, gezegt worden hun brood te eten. Dit vind men by Profeet Obadia vs. 7. Uwe vredegenooten hebben u bedrogen, zy hebben u overmogt, [die uw] brood [eten] zullen een gezwel onder u zetten. Die uw brood eten, dat is, uwe bondgenooten, te weten, volgens sommigen, de Romeinen, met welke de Joden ten tyde van Judas Makkabeus een verbond aangongen, en vrindschap zogten, waar van het verdrag te zien is by Josefus, en G. Outhof, over dezen Profeet. Hoewel anderen de voors. woorden dus overzetten; de mannen uwes broods, en door deze verstaan de Assyriers, met H. Grotius, in h. l. Anderen de Ammoniten, en Moabiten, 2 Kron. XX. Vide Poli Syn. in d. l.
bl. 144. r. 27. Spreken, leez, sprekende.
bl. 161. r. 3. voeg by: Anders genaamd Minde, als ter minne en gedagtenisse van Maria gedronken werdende.
bl. 177. A. (1) leste regel voeg by: Als ook Ceremonies nuptiales de toutes les nations, par le Sr. De Gaya.
| |
| |
Bl. 219. r. 5. voeg by: De Costumen van de Stede, en den Lande van Dendermonde, by zyne Majesteit gedecreteerd den 5 April 1629, luiden aldus: ‘Man, en wyf, voor verband van Huwelyk, mogen tracteren, ende maken huwelykse Contracten, sulke als hem lieden belieft; die tusschen henlieden, ende heurlieder Hoirs effect sorteren sullen, welverstaende, indien daer by tot profyte van den lancxlevende gedisponeert, of gegeven wort douaire conventioneel, dat hy ten scheede van den Huwelyke dar of sal mogen renunchieren, ende hem houden aen 't coustumier, t'sijnder keure, ende optie, te verclaren binnen ses weken naer 't overlyden, ten waere dat men by den voorseyden Contracte van Huwelyke sulcke optie speciaelyk waere afgegaen.’ Rubrica xii. van de regten van gehuwde lieden, en heurlieder gemeensaamheid. Art. 9. bl. 38. En Rubrica ix. van giften. Art. 3. bl. 31.
‘Huwelyke Gifte erst, ipso facto, den begiften, 't sy dat die Judicielyk gedaen es ofte niet, sonder daer toe van noode te syne ander Acte van erfenisse, ofte traditie te doen, uitgesteken van Leenen, daar in gevolcht sal worden de Costume van den Hove, daer af de selve gehouden zyn.’
bl. 224. r. 10. en bewys, leez, en ten bewys.
| |
| |
Bl. 240. reg. 8. doen geven, voeg agter: dan twe silvere penningen, en ook en zal niemand an den kraam de kinde meer geven, of doen geven.
Bl. 264. r. 3. voeg by: Dog diergelyke inwyding-maalen hadden in Italie, en elders, plaats, wanneer iemant tot Lid van zekere Akademie, of Kunstgenootschap wierd aangenomen: In de Napolitaanse Akademie (die genoegzaam op dezelve wyze, als die van Roome bestond) ten tyde als Joannes Jovianus Pontanus daar het hoofd, en dezelve met het plonderen van Roome door de Keizersen, onder het bevel van Bourbon, nog niet verstrooid, en vernietigd was) werden de Leden op deze wyze aangenomen: Elk had zyn stem, om hem, die men voordroeg, als een medelid af, of toe te stemmen. ‘Na de inlyving verwisselde men zyn naam in eenen anderen, of verboog dien van zyn geslagt, of voegde daar eenen by. . . . .’ Vervolgens werd het aangenomen Medelid met laurier gekroond, en zyn naam in 't register der Akademie geschreven, deze plegtigheid met een maaltyd besloten, en de nieuw aangenomen verders gehouden, om altoos in de Akademische oefeningen de lauwerkroon te dragen. En was de voors. naamwisseling, die al plaats had ten tyde van Keizer Karel den Grooten, oorzaak in 't byzonder, dat | |
| |
de vermaarde Digter Sannazarius, door den voorn. Pontanus, als een Lid van de Akademie van Napels ingelyfd, by zynen Stamnaam aangenomen heeft den naam van Actius Sincerus, ‘om zyn opregt hart, en de liefde, die hy voor het strand droeg, te toonen, zyne Visserszangen in het oog hebbende.’
En in 't algemeen, dat men de Geslagtnaam van sommige geleerden tegenwoordig niet weet te ontdekken. Waarom deze gewoonte van Paus Paulus II, en veele geleerden te keer gegaan is.
‘En waren de oefeningen van de Leden dezer Akademie, of Kunstgenooten het doen van redenvoeringen, het digten van Verzen, daar over raad te plegen, en te oordeelen, wyders alles toe te brengen tot het opbouwen der geleerdheid, en Latynse Taale.’ Zie het leven van Sannazarius, onlangs uitgegeven door den Heere P. Vlaming. bl. 255. en 256.
Bl. 271. leste reg. zyn, leez, zyn.]
Bl. 290. reg. 7. agter, bespeurd, voeg by: by de Hebreen, als reeds is te kennen gegeven Kap. xii. § iv. bl. 141. en 29. en
Bl. 303. leste reg. voeg by: Men vind in 't Testament van Wouter van Zuilen, Kanonik te Uitregt, van den jaare ciɔ cccxxviii, gewag gemaakt van een Broederschap der Kalenderbroederen:
| |
| |
Item, Fraternitati fratrum Kalendarii [scilicet lego] 5 libras, ejusdem monetae, ad reditus annuos comparandos.
Item lego cuilibet sororum mearum tam religiosis quam aliis unum sciphum argenteum cum baso [basin, fulcrum intelligit, juxta Matthaeum. p. 536.] hoc salvo quod optimus Scyphorum cum suis pertinentiis apud dilectum meum Patrem remaneat, &c. p. 533. Op welke woorden de Professor Matthaeus heeft aangeteekend:
Fraternitati fratrum Kalendarii. Kalendaria, collegia ad pias causas erecta, quod initio cujusque mensis conventus fratrum, sic dicta. Duo ejusmodi Ultrajecti. Statuta habeo alterius manuscripta, & prolixiora, quam ut inseri hic possint.
Vide vetera aliquot Testamenta, p. 533. & Syllogen epistolarum in ejusd. Analectis.
Vide & Keysleri antiq. Celtiq. pag. 359. &c. Ubi agit de celebri quondam societate in terris Brunsvicensibus quae singulis Calendis conveniebat, missas celebrabat, Sanctorumque memoriasco lebat, dicta Caland-Gilde a Calendis.
Bl 307. reg. 7. voeg by: Dat andere inwoonders, en Wilden van Amerika hunne doodmaalen houden, en op wat wyze, is te zien by La Fiteau, zeden der Wilden van Amerika, II. Deel vii. boek, iv. hoofdst. bl. 500. enz. als ook van | |
| |
hun algemeen feest der dooden, genaamd het Zielenfeest, bl. 522.
Bl. 315. r. 12 voeg by: Dat de doodmaalen ook in Nederland zyn gehouden, blykt niet alleen uit het voors. getuigenis van Guicciardyn; maar dat dezelve al vroeg gehouden zyn, geeft het oud Nederduits woord Lykfeest, wel eer in gemeen gebruik, te kennen, by Kiliaan vertaald door epulum funebre, dat is lyk-, of dood-maal.
Bl. 340. r. 5. voeg by: II Deel. I. Kap. § v.
Bl. 343. r. 11. dat zelve, leez, dat dezelve
Bl. 346. r. 8. de, leez, die
Bl. 388. r. 1. maaltyden de offeranden der Heidenen, leez, maaltyden der Heidenen.
Bl. 392. r. 19. renigen, leez, reinigen
Bl. 472. reg. 18. De Ridderen, leez, den Ridder
Bl. 476. leste reg. voeg by: §. v. Van de jaarlykse maaltyden van de Zwaane-broederschap, en die der Lieve Vrouwe, in 's Hertogen Bos, word elders in dit Werkje gesproken.
Bl. 495 reg. 7. De Heeren en van Boetselaer, Tailleser, leez: De Heeren, van Boetselaer, en Tailleser.
Bl. 524. leste reg. leez, misbruiken.]
Bl. 525. r. 4. leez [van de
________ 5. voeg by: Gyzelmaalen.]
| |
| |
Bl. 551. reg. 2. en naa, leez. en in.
Bl. 552. reg. 21. by de Prinsen, leez, by Prinsen
|
|