Nederlands displegtigheden. Tweede deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 527]
| |
[Byzondere Glazen, gebruikt door vermaarde Mannen, en in byzondere omstandigheden, in Nederland. Het Glas van Viglius van Zuichem, waar by hy Keizer Karel V onthaald heeft te Uitrecht. Het Glas Loevestein, of Huig de Groot.][i. Na dat ik dus heb vertoond eenige drinkvaatjes, en glaazen, vermaard in de Nederlanden, door de berugte drinkbetuigingen die daar mede gedaan zyn: zoo zal ik hier eenige diergelyke glaazen melden, vermaard in Nederland, door de vermaarde persoonen, die de zelve gebruikt hebben, en in byzondere gelegenheid.] ii. Onder de glaazen, of drinkbekers der Voorouderen van eenige opmerkelykheid, mag mede geteld worden de glaaze kroes, of beker van den berugten, en ge- | |
[pagina 528]
| |
leerden Viglius Ga naar voetnoot1, voorzitter in den geheimen Raad der Nederlanden, met het welke hy den grooten Keizer Karel den V heeft onthaald, binnen Uitrecht, daar de zelve als nog te zien is. iii. Op welken, zynde van een dik bruin glas, met zeer aardige trekken, door de vermaarde Jufvr. Schuurman, met het punt van een diamant, de volgende woorden geschreven zyn: VIGLIUS ZUICHEMIUS. | |
[pagina 529]
| |
iv. Welk glas sedert dikwils gebruikt werd by die genen, die vermaak scheppen in den roem, en eer, dat ze met Keizer Karel uit het zelvde glas gedronken hebben; en, om hier ontrent nog meer verzekerd te zyn, dat hunne lippen dezelve plaats getroffen mogen hebben, als die van den Keizer, zoo zyn ze gewoon het glas al drinkende rondom te draajen. v. Dat dit soort van donkerbruin glas by Viglius, en anderen, in die, en vroeger tyden in gebruik was, in plaats van heldere doorschynende romers, of glazen, die sedert in gebruik zyn gekomen, kan mogelyk tot een oorzaak hebben of het gebrek der kunst in die tyden, of op dat de vysheid, en zinlykheid, die in oude tyden zoo veel plaats niet had, en welke de lange baarden der bejaarde mannen, in | |
[pagina 530]
| |
het drinken uit eenen beker, zoo wel niet begunstigden, in haare oplettendheid wat minder aanstoot mogte lyden, en minder gewaar worden, indien de drank eenigzins troebel zyn mogte; voornaamelyk, zoo 'er veelen, naar de oude Wet, uit eenen roemer dronken, of daar in eenige langbaarden, en knevels zwabberden. vi. En diergelyke middelen vind men al in 't werk gesteld in vroeger tyden. De beker Cothon is by de Lakoniers beroemd geweest, byzonder by 't Krygsvolk, om dat dezelve alzoo gemaakt was, dat men door de verwe het water niet konde kennen, dat, somtyds troebel zynde, in de legers geschonken wierd; en byaldien somtyds eenig slyk op den grond was, het zelve bleef in den buik van 't glas zitten, en door den mond des genen die dronk ging niets dan het zuiverste. HET GLAS LOEVESTEIN, of HUIG DE GROOT. vii. Opmerkelyk, en ter goeder gedagtenis van den grooten, en van den | |
[pagina t.o. 530]
| |
Loevestein of Huig de Groot.
F: v: Bleyswyck Fecit. | |
[pagina 531]
| |
Lande zoo hoog, en wel verdiend hebbende, dog zoo kwalyk beloonden Heere Ga naar voetnoot2, Hugo de Groot, is ook te melden het glaasje, by dien Heer in zyne gevangenis op Loevestein gebruikt, inhoudende ontrent het vierde deel van een pint wyns; het welke na zyne gelukkige ontsnapping uit dien kerker by zyne Huisvrouwe, Vrouwe Maria van Reigersber- | |
[pagina 532]
| |
gen, is mede genomen, en in haar huisgezin overgebragt en bewaard. viii. Welk glas haar broeder de Hr. van Reigersbergen, weleer Raad in den Hoogen Raade van Holland, Zeeland, en Westvriesland, aan zyn tafel ten eeten hebbende den Hr. Justus Rykwaard, hervoort bragt, en ter gedagtenis des waardigen, en grooten Mans voordronk, en hem vervolgens aanbood: waer op de zelve Rykwaard aanstonds, en zonder zig | |
[pagina 533]
| |
op dit onverwagt voorval lang te bedenken, dit Latyns vers digtte, en uitsprak, ['t welk men op het glaasje gesneden ziet:]
Haec vini mensura fuit, qua Grotius olim
Captivus curas leniit, atque sitim.
Dat is: Dit Glas heeft Huig de Groot, gevangen en benard
Op Loevestein, zyn dorst gelest, en zyne smart.
Anders. Dit's 't Glas, waar uit de Groot, op Loevestein benard,
Gelescht heeft zynen dorst, gelenigd zyne smart.
Anders. Dit's 't Glas, waar uit de Groot, op Loevestein zyn hart
Gelaafd heeft, en verzagt zyn zorgen, en zyn smart.
Anders. Dit is de maat des wyns, waar meê
De Groot, die onregtvaardig leê
Om 't Vaderland, op Loevestein,
(Eer zyne Vrouw den norssen Kastelein,
't Geweld, en wagt by wagt, verraste met een boekekist;
O Trouw, door ramp, nog haat, not tyden uitgewischt!)
Toen Hy van druk byna versmagtte,
Zyn dorst, en leet, en zorg verzagtte.
P. V. D. S. | |
[pagina 534]
| |
Welke vlugheid van geest den Heere van Reigersbergen zoodaanig wel geviel, dat hy 't zelve glas, anders den huisgezinne zoo veel waardig, en eigen, dien Digter vereerde, en weg schonk. ix. Wiens nazaat 't zelve naderhand wederom by zeker toeval uit een enkele edelmoedigheid vereerd heeft aan den Hr. Johan de Groot, broeders zoon van den Hr. Huig de Groot. x. [Het zelve glas was in 't jaar 1727 nog in bewaaring van een der nazaaten van den Grooten Hugo, den Heere Drost van Bergen op Zoom; en is my de schets, en teekening daar van beschikt door den Wel Ed. Gestr. Heere Mr. Adriaan Prins, Bewindhebber. der Geoktrojeerde Oostindische Maatschappye deezer Landen, ter Kamere van Rotterdam, wiens Vrouw Moeder de eer had van een kinds kind te zyn van den welgemelden Hugo de Groot. Na de voors. schets, of teekening heb ik deze hier nevens geplaatste afbeelding doen maken, gemerkt No. 13.] EINDE VAN HET TWEEDE DEEL. |
|