drinktuigen, en met die beteekenis tot onzen tyd overgebleven.
[iv. En mogelyk dat onze drinkvaten, genaamd kopjes, of koppen, van dit gebruik, of de gedaante der koppen, of hoofden, of hoofdpannen, hoofdschedelen, of schaalen, hunnen eersten oorsprong getrokken hebben.
v. Dit is zeker, dat men zelfs in deeze Nederlanden niet zonder voorbeeld is van zoodanigen oorspronkelyken gebruik.
Ten bewys strekt de schaal, die in 't jaar 1300 gemaakt is van 't bekkeneel van St. Odolf, ten dien einde opgegraaven, na dat hy ontrent 500 jaar was begraven geweest in St. Viktors Kapel te Uitrecht, van welken men dit bescheid heeft:
‘In 't jaar ons Heeren MCCC heeft de Deken, en het Kapittel van Sint Salvator te Uitrecht, my uit de Kapel doen haalen, en opmaaken.’ Van 't welke breeder gesproken word K. XXXIX.]
|
-
voetnoot1
- Zoo waren de Skythen gewoon te drinken uit de bekkeneelschaalen der verslagene Romeinen; ter gedagtenisse van hunne overwinning. En dit steld Graaf Emmanuel Thesaurus in Symbolis argutis ex adjunctis circumstantiis, hoewel hy die gewoonte noemd: Barbarum illum morem. Idea argut. & ingenios. dictionis cap. 1. p. 13.
Deze barbaarse gewoonte der Skyten beschryft Herodotus zeer omstandig. Een Schyt, zegt hy, drinkt het bloed des genen, dien hy eerst gevangen neemt. Hy brengt de hoofden van allen, die hy in den slag dood, aan den Koning, want als hy een hoofd brengt, krygt hy deel aan den behaalden beuit, en anders niet. Hy bouwt het hoofd by de ooren in de rondte af, vat het by den kruin, stroopt het af, en vild het; en als hy de huid, gelyk een ossenhuid, met de hand getouwd heeft, gebruikt hy ze als een servet, en hangt ze tot zyn roem aan het gebit, of toom van zyn paard, en, naar der zelver servetten getal, word iemant uitmuntend geagt, enz. Deze dingen zyn by hen in gebruik. Dog dit volgende doen ze niet aan de hoofden en bekkeneelen van een ygelyk, maar alleen van hunne doodvyanden; te weten, yder zaagt het bekkeneel tot aan de wynbraauwen af, zuiverd het, overtrekt het alleen met een raauwen ossenhuid, indien hy arm is, maar zoo ryk, overtrekt hy 't niet alleen met een ossenhuid, maar verguld het ook binnen; en zy gebruiken het dus beide voor een drinkbeker; 't zelve doen ze ook aan hunne gemeenzaamste vrinden, zoo 'er tussen hen tweedragt ontstaan is, en zy de overwinning by den Koning verkregen hebben. Zy vertoonen deze hoofden aan hunne gasten, die tot hen komen, en van agtinge zyn, en verhalen hoe deze, daar ze hunne huisgenooten waren, en hen ten stryde uitgedaagd hadden, van hen overwonnen zyn, dit als een dapper heldenstuk roemende. Dog eens 's jaars neemd yder overste van de Provincien een kop met wyn, waar uit alle Skyten, die een der vyanden verslagen hebben, drinken. Maar die dit niet, of niets voortreffelyk gedaan hebben, proeven daar van niets, zitten afgezonderd, en eereloos: 't welk by hen de grootste schande is. En die meer als eenen vyand verslagen hebben, drinken uit twee bekeren, die zy ten dien einde gebruiken. Herod. Melpom. lib. iv. c. 107. Strabo verhaald, dat de Skyten gewoon waren de vreemdelingen op te offeren, en hun vlees te eten, en hunne bekkeneelen voor drinkschaalen te gebruiken. En dat dit eene reden is waarom de Euxynse zee eertyds genaamd is Axenus, dat is ongastvry, of onherbergzaam, om de wreekheid, en ongenaakbaarheid der Skyten, haar oude omwooneren: maar na dat de Iöniers steden aan 't strand gebouwd, die wreedheid doen ophouden, en de gastvryheid ingevoerd hadden, dat de gemelde zee toen genaamd is Euxinus, dat is, goed voor vreemdelingen, of gastvry. Strabo Geograph. lib. 7.
Ook blykt uit Arnobius, dat men aan Dis, of Pluto, en aan Saturnus eertyds menschen hoofden offerde: en dat de Bojen, en Kelten het bekkeneel van een vyand met goud inleidden, en het godsdienstig hielden, in eo poculo selennibus libare, dat is, ‘in die drinkschaal plegtiglyk te offeren.’ Vide Stukkii sacr. sacrificiorumque descript. 63. Liv d. l
Dat niet alleen de Skythen drinkbekers maakten van de bekkeneelen hunner vyanden, die zy in een twee gevegt, of anders verslagen hadden, als we uit Herodotus getoond hebben, Herod lib. 4. Maar dat die gewoonte ook plaats had by de Gaulen, blykt uit Diodorus Siculus. lib. 3. p. 212. Gelyk ook by de oude Duitsen, als die van de Skythen voortgekomen zyn, volgens Elias Skeed. De zelve Schryver beweerd ook, dat diergelyke wreedheid by na by alle Oosterse volken in zwang ging. Zie La Fiteau, van de zeden der wilden van Amerika. II. Deel.
-
voetnoot2
- De woorden van Paulus Diaconus luiden aldus: Longobardi victures effecti sunt, tanta in Gepidos ira saevientes, ut eos ad internecionem usque delerent, atque ex copiosa multitudine vix nuncius superesset. In eo proelio Alboin Cunimundum occidit caputque illius sublatum, ad bibendum ex eo poculum fecit, quod genus poculi apud eos Scala dictus, lingua vero Latina Patera vocitatur. Dat is: ‘De Langbarders zyn overwinnaars geworden, met zulk een toorn tegen de Gepiden woedende, dat ze de zelve in een algemeene slagting uitroeiden, en uit een talryke meenigte naauwlyks een tyding-brenger over bleef. In een slag heeft Alboin [Koning der Gedipen.] gedood, en van zyn hoofd, ten dien einde weggenomen, een drinkvat gemaakt; welk soort een schaal genaamd word, en in 't Latyn patera.’
|