Nederlands displegtigheden. Tweede deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. 421]
| |||||||||
de Goude Deense Drink Hoorn.
F: v: Bleyswyck Fecit. | |||||||||
[pagina 421]
| |||||||||
Kapittel XXX.[De Goude Deense Drink-Hoorn.
[i. In het voorgaande Hoofddeel getoond zynde, dat verscheide, inzonderheid de Noorder volken, tot hunne drinkvaaten gebruikt hebben eigenlyke drinkhoornen van dieren, of oneigenlyke drinkhoornen, de gedaante hebbende van een hoorn, maar gemaakt van zilver, goud, of andere stoffen: En dat die hoornen vercierd wierden met verscheide | |||||||||
[pagina 422]
| |||||||||
afbeeldselen, en zinnebeelden, die veeltyds te kennen gaven, van wat Godsdienst de zelve volken waren, den Heidensen, of den Kristelyken: zoo zal ik hier een bewys voortbrengen van eenen oneigenlyken drinkhoorn, by de oude Deenen, lang voor het aannemen van den Kristelyken Godsdienst, gebruikt. ii. Te weten, onder de kostelyke zeldzaamheden van Europa word geteld een groote hoorn, van zuiver, en gelouterd goud, wegende honderd twee, en een half ons; lang 2 voet en 9 duim: houdende twee Sextarien, en een half, wiens afteekening ik hier nevens in prent te voorschyn breng. No. 3. iii. Deze hoorn bestaat uit een dubbelde plaat, waar van de buitenste geheel, en uit een stuk is, maar de binnenste niet uit een stuk als de eerste, maar uit elf breede plaaten, naast elkander gehegt, van verscheide breette en dikte, die door zekere internodii, of knopjes, tussen beide onderscheiden, of verdeeld zyn. | |||||||||
[pagina 423]
| |||||||||
iv. Op de oppervlakte van dezen hoorn ziet men verscheide afbeeldsels van naakte menschen, met uitgestrekte handen en voeten; en dieren van verscheide gedaantens, sommige met mensche-hoofden; een soort van apen, met honds koppen (cynocephali) gieren, vlammende op, en gapende na vissen (vultures piscibus inhientes) hagedissen, slangen, en zeer veel andere zaken, als in de nevens staande plaat, of prent kan gezien worden; aan de eene zyde. Dog aan de andere zyde, hier niet vertoond, vind men, onder anderen, verbeeld sommigen, houdende slagtbylen, en slagtofferen, en offertuig, als ook iemant houdende in beide handen een grooten hoorn, mogelyk zekeren offeraar, of priester beduidende. gelyk ze dus vertoond is in het na te noemen Museum regium. tab. XV. v. Deze gouden hoorn is gevonden door een boere meisje, den 20 Juli 1639, tussen het Dorp Osterby, en Megeltunder, een Stedeke van het Bisdom Rypen, op het Half-eiland Jutland, onder de Rege- | |||||||||
[pagina 424]
| |||||||||
ring van Kristiaan IV. Koning van Denemarken, enz. vi. Dat de zelve hoorn van de Heidenen gemaakt is in zeer vroege tyden, konnen de verscheide Hieroglyphica Ga naar voetnoot*, en zinnebeelden, by de oude Egiptenaaren, en andere Heidenen, in plaats van letteren, wel eer gebruikt, om hunne meening te beteekenen, daar op vertoond, genoeg te kennen geven; waar in de gruwelyke Heidense afgodery, plengingen, wigchelarijen, slagtingen, en schrikkelyke gewoontens, en ondeugden, welke die tyden bezoedelden, overal afgemaald worden. vii. Men houd het derhalven daar voor, dat deze hoorn tot de Heidense Afgodery eertyds gediend hebbe; volgens een gewoonte der Heidense volkeren, in 't byzonder van die van Assyrie, die hunne Feesten vierden met zeker geschal van een soort van trompetten, en vooral hoo- | |||||||||
[pagina 425]
| |||||||||
nen; en die ook tot hunne offerplengingen hoornen gebruikten; als doorgaans de Histori-, en Oudheid-beschryvers verhaalen, en Peucerus getoond heeft, de divinitatione fol. 158. viii. Deze Hoorn heeft ontrent het jaar 1696 berust in het Kabinet van Kristiaan den V, Koning van Denemarken, te Koppenhaage, nevens andere natuurelyke, en konstige zeldzaamheden, waar van de Naamrol beschreven is door Oligerus Jacobaeus. Vide O. Jacobaei, Med. & Phil. Prof. Regii, Museum Regium, sive Catalogum rerum tam naturalium quam artificialium, quae in Basilica Bibliothecae Augustissimi Daniae, Norvegiaeque, Monarchae, Christiani V. Hafniae asservantur; typis expressum Hafniae, 1696. in fol. pag. 59. ix. Deze Jacobaeus, sprekende van de zinnebeelden op dezen Hoorn, besluit daar uit, dat de zelve Drinkhoorn is van den hoogsten ouderdom, en van de kostelykste zeldzaamheden van Europa. Quae pretiosi hujus Cimelii, inter Europaea om- | |||||||||
[pagina 426]
| |||||||||
nia aestimatissimi, antiquitatem summam uberius testantur. d. p. 59. Die begeerig is meer van dezen Drinkhoorn te vernemen, zie Ol. Wormius, Monum. Dan. lib. 5. en Envaldus Nicolai Randulfus, in zyne Tuba Danica, die naa Wormius heeft geschreven, als ook Trogillus Arnkiel, de cornu aureo.] |
|