Nederlands displegtigheden. Tweede deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 399]
| |
Van de drink-bewaar-vaaten, en de drinkvaaten der oude volken; van de drinkhoornen, by alle de Noordse, en sommige andere Volken gebruikt. [Van de Drink-bekeren, Schaalen, en Kroezen der oude Volken. Drinkhoornen, wel eer in Nederland, in Vriesland, en of ook in Holland, gebruikelyk. Verscheide soorten van drinkhoornen, en van veelerlei stoffe, en met hoedanige vercierselen, onder de Noordse, en Nederlandse Volken gebezigd. Van het gebruik der Bekeren, Kroezen, Ghelten, Buizen, Koupetassen, Bokaalen, enz. in de Nederlanden.]i. Van de drink-bewaar-vaaten Ga naar voetnoot1, en de drink-vaaten der oude vol- | |
[pagina 400]
| |
ken getuigen heilige, en onheilige Schryvers overvloedig; gelyk ook van die der Grieken, en Latynen, hunne Schryvers gewagen. Van die in deze Landen gebruikt zyn, is, by gebrek van genoegzaame be- | |
[pagina 401]
| |
schryving, en afbeelding, weinig bescheids te vinden. ii. Dat ze van ouds onder het Heidendom in deeze Landen, en onder de naast gelege Noortse volken, veelal uit hoornen Ga naar voetnoot2 gedronken hebben, is in sommige Jaarboeken gemeld: welke drinkhoornen Ga naar voetnoot3 tot in later tyden, onder den | |
[pagina 402]
| |
bloei van het Kristendom in gebruik zyn gebleven. | |
[pagina 403]
| |
Het eerste soort van drinkhoornen, onder 't Heidendom in gebruik geweest zynde, was met veele afgodische beelden, en Heidense afbeeldingen, die veelal raadselagtig waaren, opgeschikt; waar van sommige in de kassen van zeldzaamheden by eenige Prinsen, en Duitse, en Noordse Vorsten, nog in groote waarde Ga naar voetnoot4 gehouden, en vertoond worden. | |
[pagina 404]
| |
iii. De lest gemelde soort van Drinkhoornen, na het aannemen van den Kristelyken Godsdienst, onder die zelve volken gebruikt, waaren met afbeeldingen van Heiligen, met Choorwelven, en Kerkcieraaden besneden, en opgepronkt, naar de Rooms-kerkelyke wys; en van allerlei stoffe, en over zulks zyn de zelve niet alle natuurlyke hoornen, maar ook kopere, zilvere, enz. Onder deze, om niet van andere te spreken, munt by uitnemendheid uit de alom vermaarde Oldenburgse hoorn, waar van in 't vervolg in 't byzonder zal gesproken worden. DRINKBEKERS, enz. iv. De oude volken hadden ook zeer veele andere soorten van drink-vaaten, en bekers Ga naar voetnoot5 van velerlei stoffe, en gedaan- | |
[pagina 405]
| |
te, en, om 'er maar een te noemen, sommige drinkbekers, die ze Delphines, of | |
[pagina 406]
| |
Dolfynen noemden, dat zyn drinkvaaten, naar 't fatsoen van een Dolfyn konstig ge- | |
[pagina 407]
| |
wrogt, en daarom Delphines, of Dolfynen geheeten, zoo verhaald Plinius lib. 33. cap. 2. dat C. Gracchus eenige Delphines, of Dolfyntjes gehad heeft; daar van elk pont op vier duizend sestertien kwam te staan. | |
[pagina 408]
| |
De tafels van de Romeinen waren ook veeltyds met gesnede Dolfynen, van 't zelve maaksel als de drinkvaaten, onderschraagd: en hunne zoudvaaten, naar de gedaante van zekere Godheid gemaakt. [DRINKHOORNEN IN NEDERLAND, enz.] v. [Gelyk hier voor reeds getoond is, dat by verscheide volken, in 't byzonder de Grieken, en meest alle de Noordse volken in 't algemeen, zekere drinkhoornen gebruikt zyn: Zoo dunkt my, dat het hier niet ongevoegchelyk zyn zou, indien het doenlyk waar, te toonen, 1. dat diergelyk soort van drinkhoornen ook in gebruik is geweest, in 't byzonder in de Nederlanden, of eenige deelen der zelve. 2. En van wat voor stoffe deeze drinkhoornen by de voors. Noordse volken enz. gemaakt, en met hoedanige vercierselen vercierd zyn. Ik zal dan het eerste dezer twee punten tragten te bewyzen van de Friesen (onder welke wel eer de inwoonders van meer dan eene der Nederlanse Provincien | |
[pagina 409]
| |
zyn begrepen) alleen met het getuigenis van Thaborita, een goed Schryver, wiens Kronyk tot nog toe niet gedrukt, en ongemeen schaars is, welk omstandig getuigenis Ga naar voetnoot6, door my uit het Latyn vertaald, en een voor alle konnende verstrekken, aldus luid: | |
[pagina 410]
| |
En hoewel de Friesen wreed, en streng geloofd worden te zyn tegens hunne vyanden, nogtans wil ik niet dat dit zonder eenige onderscheiding opgenomen worde, daar ze anders boven anderen van een zonderlinge mildadigheid, beleefdheid, en herbergzaamheid zyn: want ze ontfangen niet alleen beleefdelyk de vreemdelingen, onbekenden, en armen, die by geval tot hen komen, en hen dat verzoeken, maar ze noodigen van zelfs, en trekken de zelve tot zig, en geven ze zelfs voor niet overvloedig de kost; ten zy 'er openbaare herbergen mogten zyn, daar ze voor geld de zelve gewoon zyn te bezorgen. Waarom ze ook zeer veele, en dagelykse gastmaalen houden, in welke zy in 't drinken, en dronkenschappen, volgens de manier der Duitsen, zig al te veel toegeven. Want ze hebben groote hoornen van beesten, zoo wilde als tamme, die veel drank houden, met goude, en zilvere platen boven, in 't midden, en onder aan beslagen, welke zy, in plaats van glazen, in hunne maaltyden gebruiken. Van welke hoornen ik meen dat | |
[pagina 411]
| |
Caesar gewag gemaakt heeft in 't vi. boek van den Gallisen oorlog, zeggende, enz. Deze plaats van Caesar, heb ik, zoo als de zelve gemeenelyk gelezen word, bygebragt, en vertaald § x. van dit Kapittel. Hoewel deze plaats, zoo als de zelve by Thaborita is aangehaald, zeer veel van de gemeene lezing verschilt. vi. Dat de oude Friesen uit hoornen gedronken hebben blykt, niet alleen uit de voors. plaats van Thaborita, maar dat zelve schynt ook het oude spreekwoord van den Friesen hoorn, waar van we hier voor iets aangeteekend hebben. I. Deel, Kap. XII. § iii. te konnen bevestigen. Waar ontrent sommigen meenen, dat deze Drinkhoorn in Friesland ingevoerd, en ingesteld zouw zyn door Adel. Dog anderen de Historie van Adel, als een verzinsel, verwerpende, meenen, dat het veiliger is te gelooven, dat de plegtigheid van uit een hoorn te drinken, in Vriesland, ontleend zy van de Deenen, en Noormannen, die een lange reeks van jaaren, op deszelfs kusten geschuimd, en huis gehouden heb- | |
[pagina 412]
| |
ben, ten tyde dat de Friese dapperheid niet bestendig was, om hun ruiten, en rooven te konnen wederstaan. vii. Jaa zelfs vind ik Holland niet geheel ontbloot van overblyfselen, die schynen te kennen te geven, dat men in oude tyden van dit gebruik aldaar niet vreemd was. Een voorbeeld hier van schynt ons te konnen strekken de oude Alkmaarse Drinkhoorn, hier in prent te zien No. 5. waar van in 't vervolg nader beschryving gedaan zal worden. viii. Vorder, gelyk men van deze manier van hoornen tot drinkvaaten te gebruiken, zoo vind men zelfs van de stoffe, en vercierselen dezer drinkhoornen overvloedig gewag in de schriften der Deenen, en Noordse volken: van welk gebruik reeds bewyzen bygebragt hebbende, hier voor in myn aanteekeningen A. (3). zal ik hier alleen eenig bescheid byvoegen wegens de stoffe, en vercierselen van de drinkhoornen der oude volken. Het eerste soort van Drinkhoornen, dat gebruikt is, waren gemeene Stierhoornen. | |
[pagina 413]
| |
Zie Gabbema, Leeuwaarden, bladz. 13. Daar naa begon men in te voeren Urorum cornua, de hoornen van Ur-ossen, als Plinius getuigd lib.xi. cap. 37. p. m. 202. Urorum cornibus Barberi septentrionales potant, urnasque binas capitis unius cornua implent. ix. Somtyds wierden deze eigenlyke Drinkhoornen nagebootst van goud, zilver, en andere stoffen. Bewyzen hier van strekken de goude Deense drinkhoorn, waar van ik in het volgende Kapittel zal spreken, en de zilvere drinkhoorns van die van Athene. § 11. A. (2). enz. x. In laater tyden vercierde men de voorgemelde hoornen met loof-, en beeldwerk, en goud, en zilver. Het een, en het ander bevestigd J. Caesar. l. 6. de bell. Gall. p. 233. van de Duitsers, Amplitudo cornuum, & figura & species multum a nostrorum boum cornibus differt. Haec studiose conquisita ab labris argento circumcludunt: (sc. Germani) atque in amplissimis epulis pro poculis utuntur. dat is: ‘De grootte, gedaante, en soorten (naame- | |
[pagina 414]
| |
lyk van de hoornen der Ur-ossen) verschilt zeer veel van de hoornen van onze ossen. Zy (de Duitsers) zoeken deze naauwkeurig, en beslaan de randen met zilver, en bezigen ze voor bekers in groote bras-maalen.’ Het zelve word getuigd van de Friesen, by Petrus Kempius de orig., situ, qualitate, & quantitate Frisiae, c. 20. Camerarius getuigd ook verscheide diergelyke hoornen, zeer konstig met Gottise rympjes voorzien, en met goud, en zilver beslagen, uit de meest afgelegene Noordse gewesten overgevoerd, gezien te hebben; en toond uit Olaüs Magnus, en anderen, dat ze in zyn tyd nog in gebruik waren by sommige der zelve Noordse volken, zeggende: Sane ejusmodi cornua magnae capacitatis, & singulari arte cum Gothicis rythmis caelata, auroque & argento elaborata, ad nos quoque e remotioribus septentrionalibus locis allata sunt, quae apud moreatorem quendam nostratem, qui in illis regionibus negociabatur, magna cum voluptate, propter novitatem rei, vidi. | |
[pagina 415]
| |
Is affirmabat in hodiernum diem illos homines septentrionales prae caeteris poculis talibus cornibus delectari, & suavissime ex eis, saepiusque ad insaniam usque, potare solere. Hoc quoque confirmat Olaüs Magnus. Oper. hor. subcisiv. cent. 1. c. 93. p. m. 437. xi. Insgelyks zyn de hoornen van andere dieren ook wel tot het zelve gebruik gehouden Ga naar voetnoot7, in 't byzonder die van een Renocheros. Zoo is een drinkschaaltje, uit een Renocheros-hoorn gesneden, langen tyd te zien geweest, in het vermaarde Kabinet van wylen den Burgemeester Nikolaas Witzen, te Amsterdam. | |
[pagina 416]
| |
[BEKERS, KROEZEN, KELKEN, GHELTEN, BUIZEN, KOUPETASSEN, BOKAALEN, enz. IN NEDERLAND.] xii. Dus aangetoond hebbende, dat 'er ook in Nederland wel eer Drinkhoornen in gebruik geweest zyn: zal het genoeg zyn kortelyk aan te roeren, dat aldaar ook Kroezen, Bekers, en Kelken, hoedanige getoond zyn dat onder andere volken plaats hadden, alom zyn in gebruik geweest; en nog zyn ten platten Lande. Terwyl dit te bewyzen vergeefse moeite schynt. xiii. Jaa sommigen willen, dat wy ons woord kroes, met dat der Grieken Κρωσσος, urceus Ga naar voetnoot8, en het woord Kid, zeker wynvat, met het Griekse word Κα- | |
[pagina 417]
| |
δος Ga naar voetnoot9, ('t geen anderen, volgens Scapula, wederom van het Hebreeuwse כר כרר, Ga naar voetnoot10, kad, cadus, Hydria, afleiden) gemeen hebben. En misschien dat men het zelve kan zeggen van onze kelk, en kelken, en de κύλιξ, κύλικες, by de Grieken, en calix, calices, by de Romeinen. Hoedanige kelken, van zilver, en andere stoffen, insgelyks in Nederland hun gebruik hebben. Hoewel men in de Nederlanden deze van bekers schynt te onderscheiden, te weten daar in, dat de kelken zekere zoogenaamde voeten hebben, en de bekers smalle onderranden; en dat de kelken van den voet af naar boven scheuins op wyder worden, of aan den voet veel enger zyn dan gemeenelyk het onderste der bekeren is. Het zy hoe het zy, men wil dat dus deze volken dit gebruik, en deze woorden met elkanderen gemeen zouden hebben; zonder dat de een van den an- | |
[pagina 418]
| |
deren, te weten de Duitsen, en Grieken, deze woorden van elkanderen ontleend zouden hebben. Zoodaanigen naamelyk, die van dit gevoelen zyn, onderstellen, dat de Griekse, en Duitse Taal zusters zyn, gesprooten van eene moeder, de Getise, Gottise, of oude Skytise taal. 't Welke zoo zynde, zoo zouden deze woorden der Grieken, en Duitsen, niet alleen aantoonen de oudheid van het gebruik der kroezen, kitten, kelken, enz. by die twee volken, maar ook by de Gotthen, en andere Noordse volken; van welke zy Beide deeze woorden, nevens het gebruik der zaaken, die ze beteekenen, zouden konnen ontleend hebben. xiv. Onder de grooter drink-vaaten, of glaazen (om van geen kruiken, schenk-potten, kannen, tuitkannen, en zulk soort te spreken, waar van by Kiliaan eenig bescheid te vinden is) waaren in Nederland wel eer in gebruik de Gelthen, en Buizen, woorden nu genoegzaam onbekend. Een Gelthe word by Kiliaan ver- | |
[pagina 419]
| |
klaard door poculum majus, cantharus, zoo veel beteekenende als een grooter drinkkop, of drinkglas, by de Grieken ontrent een stoop, of ook wel een kan hebbende konnen bevatten. De Buizen waaren zekere drinkglazen, die aan beide zyden een handvatsel hadden, en die men om der zelver grootte met beide de handen had op te ligten, en neder te zetten. Kil. Erasmus meend, dat ze het zelve waaren als Amphitheton by de Grieken, waar van Hesychius de zelve uitlegging geeft, als hier van buizen is gedaan: en de zelve Rotterdammer getuigd, dat de Hollandse bootsgezellen dit in zynen tyd buizen noemden. Id Hollandi nautae vocant busam. in Adag. Ex Amphitheto bibisti. p. 465. xv. En schynt dit gemelde gebruik van kroezen; bekeren, enz. in de Nederlanden in 't algemeen plaats gehad te hebben, tot dat; na de drinkhoornen; berkemeijers, nappen, bekers, en kroezen, | |
[pagina 420]
| |
en kelken, en koppen, aldaar ook de drinkglaazen zyn ingevoerd: En daar onder, ten tyde van Keizer Karel de V. zekere overdekte glaze kelken, toen genaamd Koupetassen; naderhand, en hedendaags genaamd Pocalen, en by verzagting Bocalen, of Bokaalen; een woord, zoo men wil, ontleend van het Latynse Poculum, een drinkkop, of drinkglas. Ten waare men, met sommigen, wilde beweeren, dat de Romeinen diergelyke woorden, die zy met de Duitsen gemeen hebben, als tabula, tafel, penna, pen, pluma, pluim, enz. van de Germanen, of oude Duitsen zouden ontleend gehad hebben. 't Welk we hier niet nader onderzoeken.] |
|