Nederlands displegtigheden. Tweede deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 187]
| |
[Van den ouden Hollandsen dronk, genaamd St. Geerte Minne, anders de Schaal van Nivelle, onder de Graaven en Edelen van Holland, en andere Princen en Edelen, in Nederland, wel eer gebruikelyk.]Beschryving, deugden, en lof van de Princes Geertruid. De Stad Geertruide-Berg naa haar aldus genaamd: een Kapel aldaar, en de Hoofdkerk, en Abdy van Nivelle, als ook de Orde van 42 Edele Jonkvrouwen, door haar gestigt. Zy na haar dood in het getal der Heiligen geplaatst. Beteekenis van den naam Geertruid, en Minne. Oorsprongk van de benaaming St. Geerte Minne. Bewyzen van het gebruik van die drinkvoorwaarden, onder de | |
[pagina 188]
| |
Graaven van Holland, en den Adel in Nederland. Voorbeeld van Graaf Floris V., en Gysbert van Amstel. Bewys, dat, en reden waarom de bokaal St. Geerte Minne, onder de Princen van Nederland, genaamd zy de Schaal van Nivelle.] [i. Gelyk het een gebruik was onder de Noordse, en Nederlandse volken, te drinken, ter eere, en gedagtenisse van Santen en Santinnen, en zoo genaamde Heiligen, als hier voor getoond is II. D. Kap. V. § viii. enz. Zoo was het ook in de Noordse-, en Neder-landen gebruikelyk zekeren beker, of bokaal in te stellen, ter gedagtenis van deze of van gene Sant, of Santinne, en ter betuiginge, dat men van vast voornemen was, om die naa te volgen, en ten opzigte vooral van den genen, met welken men zoodanigen dronk, op zulke voor- | |
[pagina 189]
| |
waarde, deed, getrouwelyk te oefenen. Ten bewyze konnen ten opzigte der Noordse landen strekken, de drinkvoorwaardens, genaamd, Odinus-Minne, Kanutus-Minne, Eriks-Minne, St. Ulriks-Minne, waar van ik gesproken heb Kap. V. § viii. ix. En ten bewyze ten opzigte der Nederlanden, en byzonder Holland, strekke de zeer oude Hollandse dronk, en drinkvoorwaarde, genaamd Sinte Geerte Minne.] ii. Te weten, op alle vrolyke maaltyden, en plegtige gasteryen was het onder de Princen, Grooten, en voornaamste Edelen dezer Landen, een oud gebruik, en een standvaste gewoonte, om een goeden dronk, [genaamd St. Geerte Minne, anders genaamd de Schaal van Nivelle.] in te stellen, en om te drinken op 't laatste der maaltyd, of ten anderen tyden, ter betuiginge van eene alleropregtste goedhartigheid, trouw, en liefde, en ter eere en gedagtenisse van Sinte Geert, of Geertruid. | |
[pagina 190]
| |
iii. [Van dezen dronk vind men gewag gemaakt in 's Lands Kronyken, in 't byzonder van die van Melis Stoke: en 't zal derhalven niet onaangenaam zyn de beteekenis, en oorsprongk van deze drinkvoorwaarden na te speuren, en van haare beginselen, is 't mogelyk, op te haalen, te meer, om dat daar van, onzes wetens; den Vaderlanderen tot nog toe geen omstandig berigt, nog uitlegging gegeven is.] iv. Deze manier dan van, ter liefde, en ter eere van deze Sinte Geert, een beker van opregte vrindschap uit te drinken, schynt afkomstig van de hooge agting, die van ouds de weereld, en byzonder Nederland gehad heeft, voor de Godvrugtigheid, en Heiligheid van eene Geertruid, zekere Vorstelyke Maagd, welke, in den staat van een Princes gesteld zynde, de Staaten, en Vorstendommen, de weereldsche pragt, grootsheid, en rykdommen versmaadende, zig tot een ingetogen leven, en de bespiegeling van Goddelyke zaken begeven hebbende, ein- | |
[pagina 191]
| |
delyk in het Klooster van Niville, in Braband, overleden is, naa dat ze alle haare groote, jaa Princelyke goederen, en inkomsten aan Kerken en Kloosters had te kost gelegd. v. Deze Geertruid vorder, zekere Princes Ga naar voetnoot1, was de dogter van Pipinus van Landen, Hofmeester des Konings van Vrankryk (eersten Hertog van Brabant, zoon van Karolomannus, Hertog der Tongeren, of, zoo Edmundus Dinterus wil, eersten Hertog van Neder-Australie) en van Vrouwe Itta, of Iduberga; en was de zuster van de H. Begga. vi. Wyders word de zelve Princes Geertruid, of by verkorting naderhand Sinte Geert genaamd, zoo omstandig, en | |
[pagina 192]
| |
doorlugtig Ga naar voetnoot2 beschreeven, dat alleen sommige Hoofddelen van haar levens verhaal te noemen zouw konnen genoeg doen aan ons tegenwoordig bestek, en voornemen; welke hoofdzaaken, in de Kronyken breeder te zien, dan kortelyk hier in bestaan: 1. In wat heiligheid van leeven deze Princes Geertruid haare kindsche jaaren heeft versleten en doorgebragt. 2. Hoe zy, alle huwelyken, hoe Vorstelyk, en voordeelig die haar voorkwamen, afslaande, in een zuiveren maagdelyken staat heeft willen leven; en als een Bruid van Kristus haare reinigheid heeft bewaard. 3. Hoe zy van haare moeder, op dat ze van haar godsdienstig opzet niet mogt worden afgetrokken (schoon ze nog Gode niet was toegewyd, of geconsacreert) geschooren is. 4. Hoe zy haare tydelyke groote mid- | |
[pagina 193]
| |
delen tot godvrugtige gebruiken, en onderhoud der armen, heeft gebezigd, en aangelegd. 5. Hoe herbergzaam zy geweest is aan Geestelyken en Priesteren. 6. Hoe zy veel heilige Boeken, en Overblyfselen der Heiligen, in overvloed verkregen; en bezeten heeft. 7. Hoedanig een helder rond, of vurige krans, haar hoofd dikmaals heeft omscheenen. 8. Hoedanig haare afgezanten, op zee in gevaar zynde, en haar aangeroepen hebbende, verlost en gered zyn. 9. Hoe veele, en groote Wonderwerken na haare dood gebeurd, en door haar uitgewerkt zyn, enz. Dit alles is by de Rooms-kerkelyke Schryvers overvloedig genoeg beschreven, ja breeder dan laater tyd-genooten hebben willen, of konnen gelooven. vii. Lud. Guicciardyn Ga naar voetnoot3 getuigd daar en boven, dat haar vader Pipinus | |
[pagina 194]
| |
begraven is in de Abdye van Nivelle (van welken ook anderen Ga naar voetnoot4 getuigen, dat zyn hert daar te zien is in een schoone kasse, die jaarlyks in de Kruisdagen werd omgedragen) en deze Maagd noemd hy een heilige Vrouw, welke, overmits haar heilig leven, verdiend hebbe ingeschreven te worden in 't getal der Heiligen. Voorts getuigd hy, dat zy de Hoofdkerk, welke ook naar haar Naam geheten is Sint Geertruide Kerk, gestigt heeft; dat ze heeft ingesteld een zeer Edele Orde van 42 Kanonikessen, die tot dezen tyd toe in een groote heerlykheid, en goede tugt staande blyft. Dat deze jonkvrouwen [Chanonesses, of Stigt-voogdessen] moeten zyn van een zeer uitnemende hooge geboorte, en van grooten Aadel Ga naar voetnoot5, alle Domvrouwen genaamd werdende: Dat ze | |
[pagina 195]
| |
alle, en elk hebben een byzondere woning omtrent de Hoofdkerk: Dat ze des morgens gekleed zyn als geestelyke maagden, in witte kleederen, met hermynen gevoerd, en des naamiddags als weereldlyke jonkvrouwen, met zyde laakenen, en andere pragtige kleedingen: Dat ze op maaltyden en banketten, genoodigd zynde, mogen verschynen: Dat ze vryheid hebben, om te mogen trouwen; of anders haar levenstyd door te brengen onder dit Aadelyk, en Hoffelyk gezelschap: Dat ze een genoegzaam onderhoud van deze Orde ontfangen: Dat ze tot haar Opperhoofd en Voogdes hebben een zeer aanzienelyke Vrouw, als Abdisse, die van den Prins des Lands, en van de gezamentlyke jonkvrouwen word gekoozen, en van den Roomsen Stoel bevestigd, hebbende niet alleen het gezag over dit maagdelyk Gezelschap, maar ook het geestelyk en weereldlyk gebied over de geheele Stad, en het omleggende Landschap, daar aan behoorende. viii. Voorts word verhaald, dat deze | |
[pagina 196]
| |
Maagd, dus heiliglyk geleefd hebbende, zaliglyk ontslaapen is in 't jaar 664, naar het eenparig getuigenis der Schryveren Ga naar voetnoot6: | |
[pagina 197]
| |
en, dat zy na haar dood gesteld is onder het getal der Heiligen, als te zien is by | |
[pagina 198]
| |
den Rooms-kerkelyken Schryver Dion. Mutzaard. bl. 543. ix. Gelyk nu van de Hoofdkerk, en Abdye van Nivelle, zoo word ook met | |
[pagina 199]
| |
eenparige overeenstemming getuigd, dat de Hoofdkerk van Sint Geertruidenberg van deze Maagd Geertruid gestigt, en naa haar genaamd zy. x. 't Is zeker, dat zy een groot deel haar 's levens heeft overgebragt in deze Landstreek, en dat ze aldaar veel goeds bezat, als onder andere blykt uit den ouden brief van Hilsewyde, Gravinne van Stryen, van den jaare 899, welke bewaard word in de Abdye van Toorn, by Waard, in Kempenland; in welken gezegd word, dat ze weg schenkt haar erfgoed, in den Lande van Stryen, daar de H. Geertruid lighamelyk verkeerd heeft, en een Godshuis stigtte, door den Bisschop Amandus geheiligd; en in een brief van Keizer Otto de IIde word ze genaamd de uitverkoore Maagd, wordende aldaar mede gesproken van haar erfgoed in den Lande van Stryen, en van den Berg, en de Visseryen in de Maas. xi. Het zal eenige vreemd moeten voorkomen, dat sommigen, niet onverstandig, maar wel ervare in 's Lands Oud- | |
[pagina 200]
| |
heden, overwogen hebbende de oorzaak, waarom de voors. dronk aan de H. Maagd Geertruid zoude wezen opgedraagen, en t'haarer eere, en gedagtenis ingesteld, (daar nogtans geene andere zaaken, hoe heilig Geertruid ook geagt wierd, t'haarer eere zyn ingevoerd, nog zy tot een bescherm-heilige zy uitgekozen) hunne gedagten hebben laten gaan op de beteekenis des woords Geertruid, en de kragt van dien, naamelyk een volslagen opregtheid, en een ongeveynsde vrindschap beduidende; en, gevonden hebbende, dat het oude duitsche woord Gaartruw, geheel getrouw Ga naar voetnoot7 beteekende, hebben beginnen te twyfelen, of de oude Duitschers, uit hunnen aart tot den drank, niet min dan tot een opregte trouw genegen, den dronk, waar mede zy zulks wilden betuigen, niet zouden genoemd hebben Gaartruw: | |
[pagina 201]
| |
en, of niet anderhand het bygeloof der eenvoudige voorouderen, het vermeenigvuldigen der bescherm-heiligen, en de hoogberoemde deugden van de Princesse Geertruid, wier naam [of liever eige naam, en gedrag] met dit woord geheel overeenkomstig wierden gehouden, de oorzaaken geweest zyn, waar door, en waarom men haar eigen naamwoord zoude genomen, en gebruikt hebben, in de plaats van het oude woord Gaartruw. xii. In der daad, wanneer men aanmerkt, dat ontrent deze, en laater tyden, van een Veraiçon, een Heilige Veronika, en van eene Verlosseres van zorg, en kommer, een H. Ontkommera Ga naar voetnoot8, en veele anderen van dezen aart zyn gesmeed en aangenomen, zoo kan deze bedenkelykheid nog al zoo vreemd niet schynen, nog zoo geheel verwerpelyk. Dog nadien, by gebrek van bewys, zaaken, die duister, twyfelagtig, en niet onmogelyk | |
[pagina 202]
| |
zyn, nog klaar bewezen, nog tegengesproken konnen worden, zoo willen de wetten van de reden, en billikheid, dat dien aangaande een yders gevoelen vry, en onbepaald blyve: en kan, dien 't lust, zig vermaaken in een zinspeling, die niet t'eenemaal onwaarschynelyk, onaardig, nog onmogelyk kan geoordeeld worden. [xiii. Ondertussen, is dit zeker, zoo de oude Duitsen een beker, en dronk mogten gehad hebben, in 't algemeen genaamd Gaartruw, of Geertrui, om de betuiging van opregte, en trouwe vrindschap te beteekenen, dat 'er egter des niet tegenstaande by de nakomelingen in deze Landen een byzondere beker en dronk is ingesteld van de opregtste trouw, waar van St. Geertruid tot een voorbeeld gehouden wierd, en dat deze Beker en dronk t'harer eere genaamd is. St. Geertruide-Minne, en by verkorting St. Geerde-Minne: als de benaaming zelfs, en de bygevoegde oude eernaam Sint uitdrukkelyk bewyst. xiv. Dus beschreven, en uitgelegd zynde, hoe de drinkvoorwaarde St. Geerte | |
[pagina 203]
| |
Minne, na de voors. Geertrui genaamd is: zal het niet ondienstig zyn eenige beduidinge te doen van het woord Minne.] [Wat dan vorder de beteekenis van het woord Minne belangd; gelyk het woord Minni, 1. min, en liefde, en wel een lofzang, ter liefde tot, en ter eere van overledene Heiligen beteekend, als we reeds hebben aangeteekend. Kap. V. §x. (9). Zoo is het zeker, dat onder de oude Heidense volken van het Noorden, Minni, en Mindi, of Mindae, beteekenden zekere hoornen, kroezen, of bokaalen, die zy ter liefde, minne, en gedagtenisse van hunne overlede vrinden, en beminden, gewoon waren te drinken: waar van we een voorbeeld hebben in Heldegunnis, dogter van Koning Granmarus, hier voor reeds bygebragt, in de aanteekeningen II. D. Kap. V. § x. A. (10). 3. En eindelyk zoodanige, die zy uitdronken ter eere van hunne Goden, als de geleerde Bartholyn bewyst, in zyn Deense Oudheden. lib. 1. c. 8. Zie Kap. XIV. En kan hier dit woord in de eerste, en | |
[pagina 204]
| |
tweede beteekenis teffens genomen, en 'er door verstaan worden zekere beker, of bokaal, die gedronken wierd, om daar door jegens anderen te betuigen een min, liefde, en genegenheid, en vrindschap, en dat wel zoo ongeveinst, opregt, getrouw, deugdzaam, en standvastig, als die van de vermaarde Heilige Geertrui.] xv. Wanneer, en op wat tyd nu dit gebruik, van ter eere van St. Geertruid te drinken, opkwame, is noodeloos, en te vergeefs nagespoord, nadien van deze, en diergelyke zaaken in zoo vroege tyden geen de minste aanteekeningen gehouden zyn, ter oorzake van de zeldzame schryf-oefening; en nog was 't van klein belang, indien men in die tyden geen gewigtiger zaken hadde nagelaten te boek te stellen, waar over zig de nakomelingen nu te laat, en vergeefs beklaagen. [xvi. Dog al ontbreken ons bewyzen van het eerste begin van dat gebruik, van te drinken St. Geerte Minne, daar ontbreken ons geen bewyzen van dat gebruik, zelfs, onder den Adel in Nederland.] | |
[pagina 205]
| |
Want dat 'er al in vroege tyden, zelfs onder onze Graaven, uit het oude, en eerste Huis van Holland, een zoodaanige dronk plaats gehad hebbe, is onwederspreekelyk uit het getuigenis van den genoegzaam oudsten onzer tot nog toe bekende, en gemeen gemaakte Jaarboek-schryveren, Melis Stoke, die, in zyne Rym-kronyk, in 't leven van Graaf Floris de Vde, de saamenzweering der Hollandsche Edelen tegen dezen Graaf, en des zelfs opgevolgde moord, in den jaare 1296 begaan, beschryvende, getuigd van ettelyke zeer opmerkelyke omstandigheden, die deze moord zyn voorgegaan; en in het byzonder, hoe de Graaf, voor het uitryden uit de Stad Uitrecht naar het veld toe, om te gaan jaagen, (alwaar hem toen de lagen gelegd waren) met Heer Gysbregt van Amstel nog eens drinken wilde een hartelyken, en vrindelyken dronk, genaamd Sint Geerten Minne; aldus:
Gaat t'uwen Heere, en zegt hem, dat,
Ik ride voren wt 'er Stat,
Laat hem comen als hy wille,
| |
[pagina 206]
| |
Die Graef en sweech niet stille.
Hi seide: Heer Gysbrecht, hier inne
Zel ic u Sinte Geerden Minne
Geven, eer wi hene riden,
Men brochte den wyn ten selven tiden.
Die Grave liet schenken den wyn,
En seide, drinc van der hant myn
Ga naar voetnoot9Sinte Geerden Minne, en vaer wel;
Doe nam die Verrader fel Ga naar voetnoot10,
Den wyn van 's Graven hant,
En seide: blyf gezond, ic ga varen; enz.
| |
[pagina 207]
| |
xvii. Dat deze dronk ter gedagtenis van Sint Geertruid zy geweest een aller teederste uitdruksel van Liefde, en hertelyke vrindschap, en van goede trouw, betuigd de geleerde Vossius, in zyn Jaarboeken, op het jaar 1296, alwaar hy de zelve geschiedenis terstond uit Melis Stoke bygebragt, mede verhaald, invoerende Graaf Floris van Vyfden, sprekende tegen Hr. Gysbregt van Amstel, ten tyde als hy verraden werd, op deze wyze: Van Amstel, dus spreekt Vossius, word op 't bevel van Graaf Floris weerom geroepen: de Graaf, om misschien zyn inborst eens te doortasten: Gysbert, zegt hy, ik heb myn brandende liefde, welke ik u altyd heb toegedraagen, zoo in myn hart niet konnen verbergen, of ik heb ze u door een klaar teeken moeten doen blyken: en, met eenen een glas schoon uitgedronken hebbende, heeft hy hem daar na het zelve met eigene handen overgeleverd, zeggende: Drinkt hier nu Floris hert uit, dat gy dog t'eenemaal bezit. xviii. Vorder word deze manier, van | |
[pagina 208]
| |
te drinken ter liefde van deze H. Geertruid, zeer geestig beschreven door den Hooggeleerden, en Edelen Janus Dousa, Heere van Noortwyk, onder den naam van Memoriae S. Gertrudis propinandi formula, aldus: Ecce scyphum hunc, comtemque scyphi, Gertrudis Amorem De Heer Petrus Scriverius getuigd, dat deze wys van doen, en deze oude herkomst van hand tot hand hem is toegekomen, en overgeleverd, dat het onder de Princen, en den Aadel in gebruik was, deze Sinte Geertruid met een glas te gedenken, en dat de drinkbeeker van Niville Ga naar voetnoot11 (Patera Nivigellensis geheeten) | |
[pagina 209]
| |
ten zynen tyde nog een spreekwoor onder de Princen van Nederland was, en | |
[pagina 210]
| |
dat om der gezondheids wille, en goede uitkomst. Dog deze manier van St. Geerte Minne te drinken, schynt sedert de verandering in den Godsdienst, en Reformatie merkelyk afgenomen, ja geheel in 't vergeetboek geraakt te zyn. |
|