Nederlands displegtigheden. Tweede deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 168]
| |
Manieren van voor-, en toe-drinken, met vriendelyke woorden, plegtige spreekwyzen, en Formulieren; By de oude Friesen, en Nedersaxen, enz. Van borg te blyven, en den voordrinker gewapenderhand tegen verraad, enz. te beschermen onder het drinken, by de oude Britten. Oorsprongk van het Formulier van antwoord, op het instellen der gezondheidsdronk, nog heden in gebruik by de Engelsen aldus: I will pledge you. Oorsprongk van de drinkvoorwaarden der oude Francen, genaamd, boire a tire lerigot. Andere manieren van voordrinken, by de Friesen, en voors. volken, met het geven van de regterhand, met een kus, of leggende op de knie, of staande, en met toegedekte bokaalen, enz. | |
[pagina 169]
| |
i. Alhoewel ons de tyd-boeken, en geschiedenissen der oudste voor-ouderen, ook naar het getuigenis van H. de Groot, die daar over te vergeefs geklaagd heeft, grootelyks ontbreken, en vooral een verhaal, of beschryving van de zeeden, en gewoonten der voor-ouderen, nog minder dan andere zaaken wel eer beschreeven; egter ontbreken ons niet eenige getuigenissen, welke te kennen geven de wyze, en manieren, in het drinken gebruikelyk, en de hertelyke betuiging van ongeveinsde vrindschap, die ze hier mede met veel nadrukkelykheid hebben willen beteekenen. ii. De zelve bestonden, onder het toebrengen, en overgeven van den beker Ga naar voetnoot1, | |
[pagina 170]
| |
voornaamelyk in deze drie uiterlyke zaaken: 1. In woorden, de genegenheid, en vrindschap, of hoogagting te kennen gevende, met het toewenschen van heil en zegen, enz. 2. In het geven van de regterhand. 3. Of van een kus. iii. Wat het eerste belangd, de aller oudste teekenen, en voetstappen dezer gebruiken, die wy vinden onder de voorouderen van deze, en de naast gelege landen, geven te kennen, dat die manieren hier in bestaan hebben: De waard, of die aan een ander een dronk wilde toebrengen, en een drinkbeeker aanbieden, was gewoon hem aan te spreken met deze woorden: Wagt heil Ga naar voetnoot2: als willende met de- | |
[pagina 171]
| |
ze korte woorden te kennen geven: Verwagt van my, 't geen ik met dezen dronk betuigen wil, mynen hertelyken wensch, en myne zugt tot uwe welstand, en gezondheid. Waar op de ander ten antwoord gaf: Drink heil; te kennen willende gevende, dat hem deze dronk, zoo als hy hem ins- | |
[pagina 172]
| |
gelyks toewenste, te strekken had tot zyn eige heil, welstand, en gezondheid. Dit getuigen ons verscheide oude Schryvers, die in de Latynse taal geschreven hebben, en uit de zelve, by vertaling, de Groote Hollandse Kronyk, welke, verhaalende het drinken der gezondheden, by de oude Friesen en Saxen gebruikelyk, meld: dat in het jaar 385, wanneer de Friesen en Nedersaxen Ga naar voetnoot3, het Koning- | |
[pagina 173]
| |
ryk van Engeland, onder den Koning Vortigerus bemagtigden, de Veldheer En- | |
[pagina 174]
| |
gistus, den Koning te gast genood hebbende, zyne zeer schoone dogter Ro- | |
[pagina 175]
| |
nixe, met een gouden kop vol wyns voor den Koning liet verschynen; en dat deze jonge maagd, den Koning te voet vallende, hem aansprak met deze woorden: Heer Koning, wagt Heil: en dat de Koning, haare taal, en deze manier van doen niet verstaande, door zyn Kamerling onderregt wierd, dat zy den Koning vrindelyk groette, en begeerde, dat hy van haare hand drinken wilde; en voorts, dat hy tegen haar zeggen zoude: Drink heil: dat zy, daar op voordrinkende, den Koning kuste: en dat hier van ook in Engeland de manier zou zyn gekomen, dat de gene, die in een gezelschap, of gastmaal zynde, iemant wilde toedrinken, | |
[pagina 176]
| |
gewoon was te zeggen: Wagt heil, en dat een ander antwoordende zeide: Drink heil. Welke voors. geschiedenis Ga naar voetnoot4 met veel meer omstandigheden de Friese Histori-schryver Winzemius, in het tweede van zyne Friesse Jaarboeken, nog breeder, en wydloopiger beschryft; tot welken wy den Lezer overwyzen. iv. Wat het tweede, en derde, naamelyk het geven van de regterhand, en | |
[pagina 177]
| |
het kussen, by het drinken van heil, of de gezondheid belangt, het zelve word door den gemelden Winzemius, ter voorgenoemder plaatse, uit oude Schryveren duidelyk getoond; en het is de hoog geleerde Erasmus van Rotterdam, die, wegens deze manier van kusjes te geven, geheel Brittannie, hoewel in prose, poëtischer wyze, en by uitnemendheid verheffende, de zelve ondersteld heeft. Deze zaak word nog nader bevestigd door den geleerden Ubbo Emmius Ga naar voetnoot5, als hy van de zeeden, en manieren der Friesen, zyne landsluiden, handelde, duidelyk zegt: In moribus vero hoc singulare etiamnum habent, ut in conviviis, quoties aliis de more praebibunt, poculumque tradunt, dextras jungant, & feminis quoque aut puellis, cum amplexu, oscula addant: atque haec cuiquam negare, qui modo boni nominis est, isolens ac superbum arbitrantur. Dat is: ‘In hunne maaltyden hebben zy dit nog byzonder, dat ze in gaste- | |
[pagina 178]
| |
ryen, zoo dikwils als ze anderen voordrinken, en den beker overbrengen, elkanderen de regter hand, en daar en boven aan vrouwen, en jonge dogteren, met eene omhelzing zoenen Ga naar voetnoot6 geven; | |
[pagina 179]
| |
en deze te weigeren aan iemant, die maar ter goeder naam staat, dat agten zy verwaand, en trots te zyn.’ v. Welke manier van doen in de oudste Friesche tyd-boeken word verhaald te zyn voortgekomen, niet zoo zeer van een aangenome, en ingevoerde gewoonte, of by geval, als wel van een duidelyke instelling van hunne eerste Princen: Pierius Winzemius, de voorgemelde Friese Historischryver, en anderen, hier in volgende Occo Scarlensis, en Vlieterp, verhaalen, dat ze geloofden, dat deze manier herkwam van Adel, den zoon van Friso, dien zy toeschryven geweest te zyn den insteller van de burgerlyke zeden, en wellevendheid, [onder de Friesen; als in het I. Deel Kap. XII. reeds breeder gemeld is.] vi. [Het zy hoe het zy, deze voors. gewoonte der Friesen schynt eenigszins overeen te stemmen met de manier der oude Noordse volken. Ten blyk hier van, en ter nader bevestiging, en verklaaring van de voorgemelde plegtigheden, kan strekken het verhaal van Markus Valserus: d. | |
[pagina 180]
| |
Libro Ao. 592. ter gelegenheid van het huwelyk van de Koninginne Theodelinda, met [Agilulfus] den Hertog van Piemond: Vocato craterem vini modice libatum propinavit; quem ille accipiens, cum, honore Laetus, se ad dextrae osculum venerabundus demitteret, Regina verecunde subridens, Tu vero ori, non manui, osculum admove, Agiluphe, inquit, & levatum complexa osculataque, consilium de regno,& nuptiis aperuit, &c.[l. 3. rer. Bojar.] [Dat is: ‘Theodelinde bragt den Hertog, met daar iets uit te proeven, een beker wyns, en als Hy, den zelven aannemende, zig boog, om, door die eer verblyd, eerbiediglyk haar regter hand te kussen, zei de Koningin, op een eerbaare wyze grimlagchende; Hertog Agilulfus, kus myn aanzigt, of mond, niet myne hand; en, hem opgeregt, omhelst, en gekust hebbende, heeft ze hem haar voornemen en toeleg ontdekt, van Hem deel te willen geven aan het Ryksgebied, en Hem te zullen trouwen.]’ vii. By de drie voorverhaalde gebrui- | |
[pagina 181]
| |
ken konnen nog eenige andere gevoegd worden; als 1. het neder knielen: het welk van ouds voor de Koningen, en Vorsten in gebruik was; afkomstig van de Oosterse volken, die hun Opperhoofden gewoon waren met slaafsche nederbuigingen aan te spreken, en te naderen, als uit oude en jonge Schryveren dier landen kennelyk is; en waar van ook een voorbeeld in de elders gemelde geschiedenis van de dogter van Engistus gezien word. viii. Ook kan hier bygevoegd worden de manier van staande te drinken de plegtige gezondheden. Ga naar voetnoot7 Olaüs Magnus, Aardsbisschop van Upsale, en Overste der Gotthen en Zweeden, verhaald in zyne beschryving der Noordsche Landen, dat van ouds by dien Landaart de gewoonte is geweest, welke ze nog [in zeker opzigt] naauwkeurig onderhouden, dat ze, uit eerbiedigheid tot de Goden, en Vorsten, al staande dronken; en dat ze grooten arbeid en moeite doen, om te too- | |
[pagina 182]
| |
nen, wie met de minste teugen het grootste drinkvat kan ledigen. [Zie K. VII. A. (11). ix. Deze gewoonte van staande, of ook, by sommigen, op de eene knie nedergeboogen, op de gezondheid van gekroonde hoofden te drinken, is tot op onze tyden, by meest alle de geschiktste volken in gebruik gebleven. [Kap. XII. § xi.] x. Onder de plegtigheden van laater tyden mag ook deze geteld worden, dat men op plegtige maaltyden, de voornaamste gezondheden, of heilwenschen, gewoon is te drinken, niet alleen uit een byzonderen, en opzigtiger drinkbeker, maar ook voornaamelyk uit zeker daar toe geschikt glas, of bokaal, welke in het aanbieden, en toebrengen, met een deksel worden toegedekt: zulks, dat die gene, aan wien de dronk word toegebragt, en aangeboden, verpligt is het deksel af te ligten, en na dat deze kop, of bokaal door den voordrinker is uitgedronken, en weder ingeschonken, alzoo toegedekt aan den genen, wien ze gebragt, of toegedronken is, aan te bieden; die de zelve vervolgens | |
[pagina 183]
| |
alzoo weder een' derden aanbied, uitdrinkt, en toegedekt overgeeft, [tot dat die gene, die meest relatie tot, of belang heeft in de ingestelde drinkvoorwaarden, in dit geval de leste drinkende, daar voor, of voor de betuiging van dien heilwens bedankt.] xi. Onder de manieren van toedrinken zouden hier ook gemeld konnen worden de konstenaryen der hedendaagse jongelingschap, die ze gebruiken, en onderhouden in hunne drink-gezelschappen, en die ze drink-wetten noemen, en als zoodanige onderhouden, welke zeker Kerkelyk Schryver opteld, en verhaald, wiens eigen woorden deze zyn: ‘Ten huidigen dage hebben de jonge luiden ontelbaare kunsjes en grillen verdigt, ook drink-wetten gesmeed, om met genoegen, en drinke-broers-orde malkanderen het lyf vol te jagen. Sommigen spelen met kaarten, schyven, en teerlingen, en die verliest moet drinken. Een ander keert een romer het onderste boven op een tafelbord, en | |
[pagina 184]
| |
slorpt den wyn van onder. Men vlegt handen en armen door malkander, en weet de een den ander te drinken te geven met de hand, en, houdende den romer tussen de lippen, den wyn te gieten in des anders mond, en, na zulks gedaane, over te leveren tussen de lippen van zyn drinkgenoot. Sommige steken een houtje aan, gevende het zelve in 't ronde over, yder zeggende: Luitje, Luitje leeft nog, en die, in welkers handen Luitje uitgaat, moet een glas in 't lyf zetten op Luitjes uitvaart. Men heeft koppen en kroezen met een teerling daar in, en die gedronken, en een ander het gebragt heeft, hutzelt den teerling om, en is, die de kroes ontfangt, verbonden zoo veele glazen te drinken, als 'er oogen zyn geworpen. Men drinkt den Abd met zyne Monniken, dat is, den grooten romer, met eenige kleine daar by.’ xii. [Diergelyke ontelbaare kunsjes zouden 'er zyn by te brengen; dog, beter oordeelende dit niet verder in 't by- | |
[pagina 185]
| |
zonder te doen, gaan we de zelve met opzet voorby; om niet te volgen het spoor van sommige Yveraaren, welke, kwansuis geslage vyanden van allerlei dolingen, en zoogenaamde ketteryen, en niet genoeg agtende de waarheid, Index sui & erroris, die zig zelve, en tevens de dooling kan ontdekken, eenvouwdig te leeren, en door overtuigende redenen te bevestigen, maar willende ook allerlei doolingen, die naar hunne gedagten met de waarheid stryden, met geweld, was 't mogelyk, uit de weereld helpen, gewoon zyn ten einde adems toe zig af te slooven in het beschryven, niet alleen van tegenwoordige, die meest in zwang gaan, en toekomende, die ze vreezen dat ontstaan mogten, maar ook van voorlede doolingen, en ketteryen van de voorgaande eeuwen, die lang waren vergeten, en vergeten zouden blyven, zoo 'er nooit van gerept, en de zelve nooit opgehaald, nog openbaar wederlegd wierden; en welker ontydige wederlegging, en bestraffing het middel | |
[pagina 186]
| |
was om die zelve sommigen op nieuw, of nog erger in 't hoofd te brengen; en hoedanige yveraars eindelyk, eenige gebreken willende bestraffen, in het optellen, en het beschryven van de veelerlei manieren, op welke dat de zelve gepleegd worden, een schyn geven van de zelve eerder te leeren, als ontleeren, eerder in, dan buiten gedagten te brengen; 't welk van ouds ook in Historyschryveren, en Filosofen, als onder anderen in Suetonius, en zelfs in Seneca, misprezen is.] |
|