Nederlands displegtigheden. Tweede deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 128]
| |
[Onderzoek naar den eersten oorsprongk van het drinken der Gezondheden, onder de Heidense-, en Kristen-volken.][i. De gewoonte van, by het drinken, of voordrinken, in het gezelschap van anderen zekere plegtige betuiging te doen, het zy van eerbiedigheid, of genegenheid voor, of tot eenige Goden, of menschen; en deze eerbied, en liefde te laten hooren in zekeren wens van hun heil, gezondheid, of welvaren, reeds vertoond, is van zoo hoog een ouderdom, dat de beginsels van de zelve, t'eenemaal onnaspeurelyk schynen geworden te zyn. ii. Ontrent 1000 jaaren voor de geboorte van den Heiland was dit al een oude gewoonte onder de Trojaanen, en Grieken; en de Griekse Digter Homerus, die ontrent dien tyd heeft geschreven, geeft dit uitdrukkelyk te kennen in verscheide | |
[pagina 129]
| |
voorbeelden, waar van we 'er hier § v. en elders twee, van Ulisses, en Telemachus hebben bygebragt. Kap. XVIII. § ii. Ouder schriften, waar uit desaangaande eenig bescheid zoude te haalen wezen, zyn 'er, behalven de Bybelse, niet te vinden. En mag ik derhalven met Ovidius wel zeggen: Trist. 2. Unde nisi indicio magni sciremus Homeri? iv. Gelyk de groetenis van ouds een teeken was van goedwilligheid, en genegenheid, of eerbied, en van heilwensching; Zoo scheen dit gemelde drinken van ouds als een soort, of teeken van begroetinge, hoedaanige verscheide in gebruik waren, aangemerkt te zyn. Waarom de oude Romeinen niet alleen zeiden, alicui salutem dicere, iemant heil, of gezondheid zeggen, of wensen, dat is groeten, maar ook alicui salutem propinare, d. i. iemant heil, of gezondheid voor-, of toe-drinken, dat is, gelyk de Fransen zeggen, saluer aucun, iemant saluëren, | |
[pagina 130]
| |
of groeten, en byzonder met een dronk, of voordrinking, ten teeken van genegenheid, eerbiedigheid, en heil-wens. Zoo voerd Plautus, die ontrent 200 jaar voor de komst van Kristus heeft geschreven, den panlikker Gelasimus in, aldus sprekende tot den jongeling Epignomus: Bene atque amice dicis. di dent quae velis. Dat is: ‘Je spreekt wel, en vrindelyk. de Goden geven u al wat je wenst. Ik breng je eens, en drink je gezondheid voor, met vollen mond, en beker. Je zult t'avond by my eten, enz.’ Of, gelyk het ook zou konnen vertaald worden: ‘Ik drink u de groetenis voor. of: Ik groet u met een dronk volmondig.’ En deze dronk, wil hy zeggen, strekt een teeken, dat ik u, groetende, heil en gezondheid wens. v. 't Was naamelyk een oude gewoonte by de Grieken, als zy den wyn uit schaa- | |
[pagina 131]
| |
len dronken, eerst de Goden, en Koningen, daar na hunne vrinden, en die hen lief en waard waren, te groeten by yderen dronk, yder in 't byzonder by zynen eigen naam. En zoo dikwils, als ze zoodanigen God, Koning, of vrind noemden, dronken ze. En bragten op die voorwaarde de schaal aan anderen; Of dronken die voorwaarde, yder uit zyne byzondere schaal, te gelyk. Van welke lest gemelde manier Homerus gewag maakt, als hy zegt, dat, op het afscheid van Ulisses, Koning Alcinous beval elk een byzonderen beker vol wyns te geven, ter eere van Jupiter, en op de gelukkige reis van Ulisses. En van de eerst gemelde manier, van den beker een ander toe te brengen, geeft hy een blyk, wanneer hy verhaald, dat de zelve Ulisses een gulden beker vol schuimenden wyn bragt aan de Koninginne Arete, met deze woorden: God zegene, en beware U, ô Arete, tot in uw ouderdom, en aan de ure des doods, enz. Odyss. l. 13. | |
[pagina 132]
| |
Cicero spreekt in een pleit, of pleidoi tegens Verres, van een noodiging, om op de Griekse manier te drinken. Fit invitatio, ut Graeco more biberetur. in Verr. de Praetur. urb. En Asconius Pedianus, deze plaats van Cicero verklaarende, wederlegd zekere verkeerde uitleggingen, en bevestigd de voorgemelde gewoonte met deze woorden: ‘Sommigen verstaan, door op de Griekse manier te drinken, met groote bokaalen, en die vol ongemengden wyn, te drinken; dog deze verstaan Cicero niet.’ Op welke vertaalde woorden hy deze laat volgen: Est autem Graecus mos (ut Graeci dicunt) συμπιεῖν κυαθιζομένους, cum merum cyathis libant, salutantes primo deos, deinde amicos suos nominatim. nam toties merum bibunt, quoties & deos, & caros suos nominatim vocant. Dat is: ‘Op de Griekse manier te drinken beteekend de gewoonte der Grieken te volgen, die den wyn uit schaalen lepperen, en storten, groetende eerst de go- | |
[pagina 133]
| |
den, en daar naa hunne vrinden, elk by zynen naam; want zoo dikwils als zy de Goden, en die hen lief en waard zyn, yder by hunnen naam noemen, zoo dikwils drinken zy den wyn. Ascon. Comment. in Cic. d. orat. in Verr. p. m. 89.’ Lucianus bevestigd dit, met het voorbeeld van Alcidanius Cynicus, die aan zyne bruid een beker toebragt, met den naam van Herkules, in Lapithis. Zie 't geen ik heb aangeteekend van het drinken ter eere van Apollo, en Minerva, K. III. § vi. xii. A. (25). bl. 49. en Kap. V. § iii. A. (1.) van de Zanggodinnen, en Merkuur. Kap. X. § vi. De caeteris denique diis deabusque videndus Stuckius ant. conv. l. 2. c. 37. de libationibus, &c. 't Zelve blykt uit Athenaeus: Breng den derden beker van de lieve Venus: χαίρετε ἄνδρες συμπόται, zyt gegroet, of heil, mannen gasten. En Theokritus Idyll. 6. καὶ πίομαι μαλακῶς˙ μεμνημένος Ἀγιάνακτος: ‘Ik drink zagt, ter gedagtenisse van Agianax’, en Idyll. 14. Vide & Anthol. lib. 7. | |
[pagina 134]
| |
Diesgelyk een voorbeeld geeft ons Virgilius in Dido, die, Eneas, en zyne togt-genoten ter disch onthalende, en Jupiter gebeden hebbende, vorder dus vertoond word, in zynen Eneas, I. b. door Van den Vondel aldus vertaald:
Zoo spreekt ze, en plengt, en stort wat wyns uit op den disch,
Als een drankofferande, en proeft die met de lippen,
En roert den wynkelk pas, en effen aan de tippen,
Toen gaf zy 't Bitias, die zet het aan den mond,
En nypt den wynkelk uit tot onder op den grond.
De grooten volgen hem, enz. bl. 162.
Andere bewyzen vind men daar van by Horatius. Od. 19. lib. 3. en Tibullus, eleg. 1. lib. 2. vi. En dus dronken de Grieken, niet alleen ter eere van Goden, Koningen, en vrinden; maar wensten elkanderen heil met een dronk in 't algemeen; of in 't byzonder, over deze, of gene zaak. Zoo verhaald Athenaeus van diergelyk een drinkvoorwaarde: Αντίγονου του Βασιλεέως νίκης καλῶς, ter zake van de overwinning van Koning Antigonus, ga het u wel, of: | |
[pagina 135]
| |
Geluk, of heil met de overwinning van Antigonus. Zie vorder Stuckius antiq. conviv. l. 3. cap. 10. en Buling. de conviv. l. 3. c. 19. p. 275. 't Zelve bevestigd Asconius Pedianus ad Verrem 3. d. l. Plutarchus noemd dit Κρατῆρα φιλοτήσιον, waar van ik hier in 't breede gesproken heb K. VIII. Van den beker van Jupiter Olympius spreken, Pindarus, Olymp. en Athenaeus l. 2. dipnosoph. Van een liefdedronk, Theokritus: ἔρωτος ἀκρατῳ ἐπιχειτο, &c. Kap. IV. § iv. vii. En is deze gewoonte ook overgegaan tot de Romeinen: En niet alleen ten opzigte van hunne Goden, maar hunne Keizeren, en andere persoonen. Jaa Dion Cassius verhaald, dat onder de meenigte van eerbewyzingen, die men aan Augustus te doen had, ook deze besloten, of by besluit vast gesteld was; dat ze by zynen Genius zouden zweren, en in alle gastmalen, pro salute ejus libarent, d. i. voor, of op zyne gezondheid zouden wyn plengen, of storten. Lips. ant. lect. l. 3. c. 1. Daar en boven waren de Romeinen ge- | |
[pagina 136]
| |
woon onder het drinken zekeren wens te doen. Dit getuigd de Abbreviator van Dion, of die het Uittreksel van Dion gemaakt heeft (Xiphilinus) in 't leven van Kommodus; dat de Keizer, de wilde dieren in 't Schouwburg afgemaakt hebbende, uit de hand van een zeer schoone vrouw, een bokaal met wyn ontfing, en dat het volk, terwyl hy dronk, nevens den Raad hem toeriepen: τὸ ἐν τοῖς συμποσίοις εἰωθὸς λέγεσθαι, Ζήσειας, dat is, bene vivias, aut v. vas: ‘Leef, of leef gelukkig.’ Van zoodanig een beteekenis is die aanteekening van Suïdas, Ζήσειας ἐν τω ἀμυστὶ. Vivas. cum sc. aliquis uno spiritu poculum educit. Vide plura apud Lips. antiq. lect. l. 3. c. 1. Buleng. de conv. 3. c. 20. p. 276. En van deze manier der Grieken, en Romeinen van die genen, die ze eerden, en beminden, zoo wel in hun afwezen, als tegenwoordigheid, met een dronk by hunne naamen te saluëren, te groeten, en | |
[pagina 137]
| |
gezondheid, en heil toe te wenschen, en hen ter eere, en op de gezondheid van de zelve, aan anderen bokaalen te brengen, en voor te drinken, getuigd de Oude Kerkeleeraar Ambrosius, die in de IVde eeuw, na Kristus, geleefd heeft, en bestraft het misbruik, dat daar van onder de Kristenen gemaakt wierd, met deze woorden: Quid autem obtestationes potantium loquar? Quid memorem sacramenta, quae violare nefas arbitrantur? Bibamus, inquitant, pro salute Imperatorum: & qui non biberit, sit reus in devotione. Videtur enim non amare Imperatorem, qui pro ejus salute non biberit, (piae devotionis obsequium!). Bibamus pro salute exercituum, pro Comitum virtute, pro filiorum sanitate. Et haec vota ad Deum pervenire judicant, sicut illi qui calices ad sepulcra martyrum deferunt, atque illic ad vesperam bibunt: & aliter se exaudiri non posse credunt. O stultitia hominum, qui ebrietatem sacrificium putant! Dat is: ‘En wat zal ik zeggen van de betuigingen der drinkende? Wat van hunne verbintenissen, | |
[pagina 138]
| |
welke te verbreken zy een schennis, en euveldaad zouden agten. Laat ons drinken, zeggen ze, op de gezondheid der Keizeren, en die niet zal gedronken hebben, zy onder den vloek, de verwating, en den ban. Want hy schynt geen liefde te hebben tot den Keizer, die op zyn gezondheid niet drinkt. Dat 's eerst een opvolging van een vroome devotie, en toewijing van zig zelven! Laat ons drinken op de gezondheid, en voor het heil der heirlegeren, voor de dapperheid der Graavem. of Vorstelyke Gezellen, voor de gezondheid onzer zoonen. En ze meenen, dat deze wenschen, en beden tot God komen, en ingang vinden: gelyk zy, die de bekers by de graaven der Martelaaren brengende aldaar tot den avond toe drinken; en gelooven, dat ze anders niet konnen verhoord worden. O dwaasheid der menschen, die waanen, dat de dronkenschap een offer zy!’ En sommigen twyfelen, of de beker, dien Josef aan zyne broederen toebragt, | |
[pagina 139]
| |
niet ingesteld zy ter eere van zynen Koning. Gen. XLIV. Zie Joh. Gerhardus. Comment. ad b. l. p. 759. Kipping antiq. Rom. l. 4. c. 3. p. 515. viii.En zoodanige gewoontens der Grieken en Romeinen, hadden ook plaats by de Deenen, en Noorder volken, als blykt uit hunne Goden- en Helden-kroezen, en Memori-bokaalen, waar van we iet aangeteekend hebben, II. D. K. V. A. (15). bl. 82. ix.En van deze oude gewoonte, en het plengen, en drinken, eerst ter eere van Goden, en naderhand ten teeken van eerbiedige, en minzaame groetenisse, en wens van heil, en gezondheid, aan Keizeren, Vorsten, vrinden, enz. meen ik, onder verbetering, dat de hedendaagse manier van gezondheden te drinken, en het instellen, en voordrinken, en toebrengen van bokaalen, ter eere, en ter liefde van dezen of genen, en op eenige andere drinkvoorwaarden zynen allereersten oorsprongk getrokken hebbe. x. Te meer, om dat men eertyds in de Nederlanden niet gewoon was de spreek- | |
[pagina 140]
| |
wys te gebruiken van iemants gezondheid, of op iemants gezondheid, te drinken: maar alleen die van Heil te drinken, als blyken kan uit het alleroudste Formulier in deze begroetinge met een dronk, in deze Landen, eertyds gebruikelyk, volgens welk Formulier de insteller van de drinkvoorwaarden zeide tegen den genen, wien hy voor dronk, of den dronk toebragt: Wagt heil. waar op de ander antwoordde: 'Drink heil. gelyk in 't vervolg breeder zal getoond worden. Welk woord heil in deze Landen van de zelve potestas, en kragt was, als het werkwoord ὑγιαίνειν, of Ζήσειας, by de Grieken, en het naamwoord salus by de Romeinen, en salut by de Fransen. En welk woord salut nog heden, in plaats van het woord Heil, in gebruik blyft, in het begin van de Nederlandse, en de Generaliteits, en Hollands Plakaaten. En onze oude spreekwys, Heil drinken, beteekend dus het zelve als de voorgemelde spreekwys van de oude Romeinen, propinare salutem; en bygevolg het zelve als hedendaags, Gezondheden, of iemants gezondheid te drinken.] |
|