Nederlands displegtigheden. Tweede deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
Oudheid, en wyze van het wyn plengen, en drinken, ter eere van vrinden, en vrindinnen, en beminden, en zoo genaamde Meesteressen, by oude Heidense volken.[i. Gelyk de Heidenen, Grieken, en Romeinen, als in het voorgaande Hoofdstuk gezien is, gewoon waaren wyn te plengen, te storten, en eindelyk te drinken ter eere van hunne Goden, halve Goden, en afgestorve Helden: zoo waren ze ook gewoon te drinken ter eere van hunne Helden, vrinden, en vrindinnen, tegenwoordige, en afwezende. ii. En dit geschiedde, om daar door, als een gevoegelyk teeken, zoo ze oordeelden, te betuigen de hoog-agting, die zy hadden voor de zelve, en de eerbiedigheid, die zy daar mede wilden bewyzen, als ook hunne genegenheid tot de zelve; waarom dit eerteeken doorgaans | |
[pagina 56]
| |
verzeld, ging van het toewenschen van hun heil, welstand, en gezondheid, voor, of onder het drinken. iii. Ten dien einde wierden zelfs gebruikt zekere maat, grootte, en getal van bokaalen; even eens of de eerbiedigheid, en genegenheid daar uit moest beslooten, en daar naar afgemeten worden, als in het vervolg zal getoond worden. iv. Deze gewoonte van dus ter eere, en tot heil, en op het welvaren, en de gezondheden van Helden, en vrinden te drinken, is te bewyzen uit de schriften der Heidenen, en in 't byzonder uit een plaats van den oudsten der Griekse Herderszangdigteren, Theokritus, welke plaats het een en het ander, ten opzigt van de Grieken, teffens bewyst: Idyll. 11 vs. 151. Hy dronk, of schonk altyd den liefde-wyn: ‘dat is’ (teekend zyn uitlegger daar op aan)‘de wyn, die iemant drinkt ter gedagtenisse zyner vrindinne, of zynes vrinds.’ Scholiast. Theocr. en Idyll. XV. vs. 18, 19. ‘Als men verheugd wierd in het gastmaal, behaagde het, dat de | |
[pagina 57]
| |
zuivere, en ongemengde wyn zou ingeschonken worden, ter eere van zoodanig een, als yder wilde, en men had ten dien einde alleen maar iemant te noemen.’ Zie meer bewyzen Kap. VII, VIII. en IX. v. De Romeinen hadden ook de gewoonte, dat zy, op iemants gezondheid drinkende, den zelven met naame noemden, en zy gebruikten voorts deze woorden, als Sagarinus, by Plautus, tegen Stichus zynen medevryer zegt: Bene vos, bene vos, bene te, bene me, bene nostram etiam Stephanium, bibe si bibis. Plaut. in Sticho Act. 11. p. m. 829. Zoo sprekende by verkorting voor, bene vos vivere precor, bene valerie. Dat is dan: ‘U lieder gezondheid, onze gezondheid, uwe gezondheid, myne gezondheid, en ook de gezondheid van onze Meestres Stephanium. Drink, zoo je wilt.’ En meenen sommigen met Lambinus, dat Stichus, by den zelven Plautus in 't vervolg wil te kennen geven, dat hy tien bekers wilde drinken, naar het getal van | |
[pagina 58]
| |
de letteren van den naam van zyne Meestres, Stephanium. vi. Erantque illa pocula honoraria, & bibere Salutaria vocat Apuleus l. 2. Milesiarum p. 128. Vide Kipping. ant. Rom. lib. iv. c. iii. p. 514. Zie hier bl. 48. A. (25.) En zoodaanige eer-, en Gezondheids-dronken geschiedden aan de tweede tafel; want de Romeinen hadden een tafel der dischgeregten, en een der drinkschaalen; gelyk breeder verklaard is door Franciscus Luisinus l. 1. parergor. cap. 7. Van alle welke voors. gewoontens van drinken ik vorder de bewyzen met opzet bygebragt heb in het VII. en IX. Kapittel, en daarom kortheids halven den Lezer derwaarts wyze. vii. En zullen derhalven in dit Deel, uit de overgebleve schriften der Heidenen, voornaamelyk bewyzen voortgebragt worden, om te toonen de gewoonte van Grieken, en Romeinen, van ter eere van hunne vrindinnen, en in 't byzonder hunne beminde, en zoo genaamde meesteres- | |
[pagina 59]
| |
sen te drinken op eene byzondere wyze. Waar uit men met eene zal konnen besluiten, waar van onze gewoontens, in diergelyke opzigten ten deele oorspronkelyk, en verschillende, en waar mede, en hoe verre overeenkomende zyn.] viii. In het voorgaande dan gezien hebbende het bygeloof, en de gewoonte der volken van verscheiden Landaart, en Afgodendienst, van ter gedagtenisse, en ter eere van Goden, en ook van Helden, Koningen, en vrinden; zoo tegenwoordige, als afwezende, te drinken; zoo is het ligtelyk te begrypen, dat zoodaanige volken ook deze gewoonte hebben overgebragt, tot het voor-, of onderwerp van hunne brandende genegendheid, en liefde; en een dronk van eer, en van heil-, gezondheid-, en welstand-wensch hebben konnen instellen, en de zelve hunne meestressen willen toedrinken, zoo in haare tegenwoordigheid, als in haar afweezen. ix. Dat deze gewoonte niet nieuw is, nog voor weinige eeuwen opgekomen, | |
[pagina 60]
| |
maar dat de zelve al heeft plaats gehad onder de oude Romeinen, is kennelyk uit hunne schriften: want nademaal de minnaars, by alle voorvallen, de gelegenheid wel wisten waar te nemen, om die toe te passen ter eere van hunne Meestressen; zoo plengden zy ook den zoogenaamden zuiveren liefde-wyn: dat op deze wyze toe ging: Wanneer zy verheugd begonnen te werden, deed men een beeker zuiveren wyn zonder water schenken, dien elk zoodanig een naam gaf, als hy begeerde; uit deze plengden zy een gedeelte ter aarde, onder 't noemen van den naam der Beminde, en dronken het overige uit; 't geen herhaald wierd zoo meenigmaal als men 't goed vond, en dikwils meer maalen, dan de zinnen konden veelen. Dus kwam het drinken op den welstand der beminden in vollen trein; en wierd onder de Romeinen zoo gemeen, dat des niemant onkundig is. x. Zynde alleen aan te merken, dat zy tot zatheid toe den wyn inzwelgden, en de glazen, of bekers niet alleen telden by 't | |
[pagina 61]
| |
getal der vyf vingeren, of der aanwezende gasten, beginnende van de meest ge-eerde, tot de laast aanleggende toe; maar dat ze ook de afwezende, en daar onder hunne Bemnden, op diergelyke wyze gedagtig wilden zyn. xi. In het byzonder hadden ze ook de gewoonte, om ter eere van hunne beminden, en onder 't wenschen van der zelver heil, en voorspoed, zoo veele bekers uit te veegen, als 'er letters in den Naam van hunne Meestressen gevonden wierden Ga naar voetnoot1; dit is duidelyk te zien by Arias, en Delrio Ga naar voetnoot2, welke duidelyk aanwyzen, dat ze, ter eere van hunne Goden niet alleen, maar ook van hunne Meestressen, of beminden, zoo veele bekers uitdronken, als 'er letters in haare naamen geteld wierden, volgens 't Gedigt van Martialis:
Naevia sex cyathis, septem Justina bibatur,
| |
[pagina 62]
| |
Quinque Lycas, Lyde quattuor, Ida Tribus.
Omnis ab infuso numeretur amica Falerno Ga naar voetnoot3.
[d. i. Stort zeven bekers voor Justina, vier voor Lyde,
Voor Lykas vyf, en drie voor Ide,
En zes voor Naevia. Spel uit dat Tal elks naam.]
| |
[pagina 63]
| |
En nog by den zelven op een andere plaats Ga naar voetnoot4: ten blyk, dat men op die zelve wyze de gezondheid van den Keizer dronk:
Nunc mihi dic quis erit, tui te, Calocisse, Deorum,
Sex Jubeo cyathos fundere? Caesar erit Ga naar voetnoot5.
[d. i. Zeg, Calocisse, my; voor wien van al de Goden,
Ik heb zes koppen uit te drinken u bevolen?
Het zal de Keizer zyn, zes letters heeft zyn naam.]
| |
[pagina 64]
| |
xii. De zelve Romeinen hadden ook in hunne godsdienstigheden, en voornaamelyk op de Feestdagen van de Godinne Anna Perenna, die over de jaaren en tyden gesteld te zyn geloofd wierd, de gewoonte van op zekere getallen te drinken, agtende, dat tot hunnen leeftyd zoo veele jaaren toe gedaan zouden worden, als zy bekers in die plegtigheid dronken Ga naar voetnoot6, | |
[pagina 65]
| |
hier van is te zien Ovidius l. 3. fastor. vs. 262. &c.
Sole tamen vinoque calent, annosque precantur,
Quod sumunt, cyathos, ad numerumque bibunt.
Invenies illlic, qui Nestoris ebibat annos,
Qui sit per calices facta Sibylla suos.
[Dat is: ‘Nogtans verhit hen zon, en wyn, en ze bidden om zoo veele jaaren levens, als ze glazen drinken, en ze zwelgen op den tel; Men vind daar mannen, die Nestors jaaren uitdrinken, en 3 eeuwen aan glazen op den kerfstok tellen; en wyven, die zoo veel bekers drinken, als Sibillaas jaren.’ Vide & Sil. Ital. Bell. Pun. 8. 85. & Macrob. Sat. 1. 12. nec non uberius de hac re Augustinum Wigmans. Brabant. Marian. lib. 1. c. 12. p. 177. &c. En wierd dit Feest van Anna Perenna op den xv Maart gevierd, volgens Ovidius. fast. III. Idibus est Annae festum geniale Perenne, &c.] | |
[pagina 66]
| |
[xiii. Hoe in Nederland de gewoonte is overgebleven van met byzondere teekens van eer, en genegenheid, of ten minsten die daar voor gehouden werden, de Gezondheid der Meesteressen, of Beminden te drinken (al was het met het omkeeren van het glas op den nagel, om te toonen, dat het zoo schoon uitgedronken is, dat 'er geen drop overig is, of, gelyk men zegt, More Palatino, ne gutta supersit, een manier, al by de Ouden Ga naar voetnoot7 bekend, volgens Stuckius d. l. p. 558. en anderszins) kan naauwelyks onbekend zyn, inzonderheid aan die het gezelschap van jonge luiden bygewoond hebben.] |
|