Nederlands displegtigheden. Tweede deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
[Van lyfkoop drinken, en lyfkoopmannen in Nederland.][i. Dat men in Nederland, en in 't byzonder in Holland, de gewoonte had van niet alleen ter gedagtenisse, maar ter bevestiginge, bewys, en bekragtiging van een zaak, of verdrag, of overeenkomst, te drinken, toond ons het gebruik van Lyfkoop te drinken in Holland, waar van ik tot nog toe in gedrukte byna geen, en in eenige handschriften eenig, en hoewel weinig, egter goed bescheid gevonden, en daarom het zelve niet ondienstig geagt heb hier by te brengen. ii. By voorbeeld, die in den Lande van Voorn een verkoop van land, of erve, waar over een Godspenning gegeven, en lyfkoop gedronken was, gedaan had, wierd in geval van naasting de verste van de erven, of erfgenaamen, enz. 't Welk ten bewyze strekt der voors. Gewoonte. | |
[pagina 26]
| |
In het oude, met de hand op Francyn geschreve, boek van de Politike Regering, Regtspleging, en Koustumen van den Lande van Voorn, ter Sekretarye van de Stad Briele berustende (by my met eenige Aanteekeningen opgehelderd, en ingevoegd in onze Beschryving van de Stad Briel, en den Lande van Voorn, en van welk voortreffelyk werk ik meer opening geeft, zoo in myne Aanteekeningen op het begin van dit werk, als in myn Berigt voor het zelve, en waar uit ik de bewyzen hier des te liever zal voortbrengen, om dat eenige in de uitgaaf van die Beschryving zyn uitgelaten) heb ik dit volgende gevonden. Tract. II. Kap. V. MS. fol. 57. ‘Die ontnaasting en mag sulke comanscip niet sceiden, ende nement erve, ende latent ander goed, waar die comanscip is geschiet teffens, ende te samen, by eenrehande lyfcoep-luden, by eenen lyfcope, en Godspenning Ga naar voetnoot1.’ | |
[pagina 27]
| |
Te kennen gevende, dat, huis, en erve, en andere goederen, te samen verkogt zynde, de ontnaasting, of naaster, die koop niet kan scheiden, en naasten het erv, en laten de andere goederen aan den kooper: de reden is, dat het te samen verkogt is, en dat de lyfkoop-luiden dat konnen bevestigen. En in het zelve II. Tractaat, het V. K. vind ik een Vraag, en Antwoord aldus: ‘Die seste vraghe, off een erye vercoft had, die coper vername, dat hem dat erve soude ontnaest Ga naar voetnoot2 worden, off die coper den vercoper des comanscips verdraghen soude moghen, ende die ontnaester soude syn aengheboerte van dat erve ghederven Ga naar voetnoot3? Die antwoirde: So wanneer iemant lant, of erve vercoft heeft, ende een Godspenning dair of ghegeven is, ende lyfcoop ghedronken, so is die vercoper de vortste van die erven.’ | |
[pagina 28]
| |
iii. En schynen die gene, die als getuigen over deze koop geweest, en ter bevestiging van de zelve gedronken hadden, genaamd geweest te zyn lyfskoeps-mannen, en lyfkoepmannen, dat is, lyfkoops-mannen, als mannen, die met eige lyven, dat is, lighaamelyk by de koop zyn tegenwoordig geweest. Als ik heb beslooten uit het voornoemde Oude geschreven Boek van de oude Politike Regering, Regtspleging, en Koustumen van den Lande van Voorn, alwaar gehandeld wordende van het dagvaarden van verscheide soorten van getuigen, en kennessen, dat is, getuigen ook, onder andere, word gewag gemaakt van Lyfskoop-mannen. Welk woord, hedendaags onverstaanbaar zynde, ten opzigt van de gemelde beteekenis, verklaard, en bevestigd word, niet alleen uit het gene we uit dat zelve boek hier even te voren hebben bygebragt, daar genoemd worden lyfcoepluden, maar uit eenige andere plaatsen van het voors. Boek, luidende in dit opzigt aldus: | |
[pagina 29]
| |
Tractaat III. Kap. IV. Ga naar voetnoot4‘Item, wil een Rechter eenen Poirter belasten, ende toespreken mit kennisse, hy is sculdich die kennes (dat is, getuige) openbairlic t'Saterdaeghs ban (dat is Regtdag) te daghen, en die te nomen by hairre Kersten-name, ende in sulker forme, ende raem van kennesse, als hy mede winnen wil, dat 's te zegghen, als Scepen, als Gezworen, als Poirter, &c. Die reden van den eersten Pointe is, want die ghedaecht wort, mach hem dair op bedencken, of iement ghedaeght is kennesse over hem te segghen, dair hy waent of belast worden, die hy mit Recht keeren soude moghen, na inhoud der Hantvesten. Die reden van den anderen Pointe: Want dede een Rechter, of een ander, daghen enen kennesse te seggen, als | |
[pagina 30]
| |
Scepen, als Lyfscoepsman, als samewerker van huwelike, ende die ghedaeghde dat bewysen mocht mitten Clerc, die tugher en soude syn kennesse niet hoogher draghen, dan een slecht ander Poirter.’ Enz. En wat verder Tract. III. Kap. IV. Ga naar voetnoot5 ‘Dat een Poirter den anderen niet hoogher bedraghen en mach van sculde, dan tot xx ß Hollants toe, ten sy 't Scependom, en de Lyfcoopsman, een zamenwerker van huweliker voirwairden, off een veinoot van goeden, die wter zee comen, mach kennen gelyc een Scepen, na inhout der Hantvesten.’Enz. iv. En zoo was het dan gebruikelyk, dat men in zekere gevallen getuigen verzogt om kennis te dragen, en getuigenis te geven, als Schepen-kennis, en lyfkoopluiden-kennis, die geloof, en kragt schynen gehad te hebben boven andere gemee- | |
[pagina 31]
| |
ne kennissen, dat is, getuigen, of getuigenissen. v. En, die hier getuigenis der lyfkoopmannen verzogt, liet hen een kan wyns halen, om te drinken ter gedagtenis, en bevestiging van deze zaak: 't welk genaamd wierd een kan wyn te lyftogt geven, en wyn, of bier te kennisse geven. Ten bewyze van het een en het ander, strekt het volgende Uittreksel uit het voors. Boek | |
III. Tract. IV. Kap. Ga naar voetnoot6‘Een mogte vragen aldus: Het gheviele, dat een den anderen sculdig wair van comanscepe, of anders; die sculden. en vermocht niet te betalen, off het wair een loesman, die dan anderen | |
[pagina 32]
| |
mit boeveryen 't syn ontsiertsen, en versaken wilde: Die men sculdig is comen by 2 off 3 Scepenen, off by 2 off 3 goede mannen, die gheen Scepenen en syn, en hairre gheen en heeft van dese scult gheweten. Die men sculdig is, seit tot dese luden aldus: Mi is een man sculdig, die my myn scult versaken wil, ende (ic) bid u, wilt voir dat huis gaen staen, ic en sal niet verde van u mit hem gaen staen, ende spreken dair of toe, ende wilt verstaen wes hy dair seit, op dat ghy dat horen moecht, en dat kennen als Scepen, of als lyf-coepluden. Ic sal ons een kanne wyns doen halen, dat ghi drincken moecht, die wil ic gheven te lyftocht, off die dat Scepen, of Lyfcoopluden-kennesse wesen zal. Is 't, dat sy van buten toehoeren, dat die sculdenaer seit tot den ghenen, die hy is sculdig, ende niet totten anderen, het 's wair, dat ic u dit gelt sculdig bin, ende dat u dage ghele- | |
[pagina 33]
| |
den Ga naar voetnoot7 syn, mar ic en heb 's niet te betalen. Dairom last i nu. Ic moet doen dat ic node sal doen. Die andere, die dair ghebeden zyn, hooren dese woirden; ende die hem sculdig is gheert an hem, dat sy dit kennen willen, als Schepenen, of Lyfcoopluden, ende geeft dair wyn, of bier te kennisse. Die antwoirde is: Niemant en sal kennen als Scepen, al wair hy Scepen, noch als samewerker, &c. off als Lyfcoopman, van eenig voirwairden, hy en sy aldair ter kennesse van beide partyen, in dier naem van kennesse, gheropen, ende begheert worden. Dairom so houden Scepen-brieven aldus: A. ende B. Scepen ten Brielle, kennen, ende oirkonden, &c. Wair die brieven niet also en hilden, het en wair geen Scepen-kennes Ga naar voetnoot8. Desgelycx, en want | |
[pagina 34]
| |
gheen zamenwerkers, noch Lyfcoopluden, kennen, als sy op haren eed niet | |
[pagina 35]
| |
en kenden, als die voirwairden eerst ghemaect worden, dat sy dair by waren, ende dat beide partyen doe an hem begheerden, dat sy die voirwairden kennen wilden, als samewerkers, of Lyfcoopluden, &c. Want list, en arch syn wt Recht ghekeert. Op dat dorde Point. enz. gelyk volgt in de Beschryving van den Brief, bl. 288. reg. 17. En wat verder in de voors. Politike Regering, enz. Ten wair van sculde, dair Scepen-brieven, Scepen-kennes, Lyfcoopluden of waren, &c. die moet men met | |
[pagina 36]
| |
Scepen-kennes dooden, en dat mag die beklaagde doen, heeft hy die. enz.’ vi. Ik heb hier van zoo veele Uittreksels by een gesteld, 1. om dat van deze plegtigheid, onzes wetens, nergens in gedrukte schriften gewag gemaakt is, dan in de Politike Regeering, en Koustumen van Voorn, in de Beschryving van den Briel, door my met Aanteekeningen uitgegeven, als gezegd is. 2. En wel te meer, om dat het voornaamste Uittreksel, hier het leste op een naa, aldaar met opzet is uitgelaaten, dewyl dat het zelve reeds hier geplaatst; en de uitgaaf van dit Werkje voor dat ander van de gemelde Beschryving voorgenomen was, hoewel by de uitkomst het tegendeel geschied is.] |
|