Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 541]
| |
Kapittel XLIV.[Verscheide Displegtigheden, onder de disgenooten in 't algemeen gebruikelyk.
| |
[pagina 542]
| |
sprongk na te gaan van deze gewoonte. ii. Men vind van de zelve gewoonte meer dan eens omstandig gewag gemaakt by den oudsten Grieksen Digter Homerus. Odyss. 1. die l. 15 verhaald, dat Menelaus, zyne twee gasten, waar van de ene was Telemachus, weder in de Koninklyke Zaal geleid hebbende, hen (na dat de dienaars 't handwater uit een kostelyk handvat gereikt hadden) op kostelyke stoelen aan tafel zettede. en l. 17. verhaald zelve Digter, dat een dienaar aan Telemachus, en de andere gasten, ten Hove uit een gouden handvat (of Lampet) over een zilver bekken het water, en de Hofmeester spys, en drank in overvloed, aanboden. En l. 21. dat de Disdienaars 't vers handwater aanreikten, en den drinkbeker om her droegen. iii. Het wasschen der handen by Grieken, en Romeinen, geschiedde voor, en naa den maaltyd. Het water, 't geen ten dien einde den gasten wierd aangeboden, droeg by hen den naam van ὕδωρ κατά χείρος, dat is, handwater. Athenaeus l. 6. & 9. | |
[pagina 543]
| |
Aristoph. in Vesp. En wierd, ten einde van beter reiniginge, by dit handwater gebruikt, zeep, of bergzout. Jerem. II. Athen. l. 4. c. 1. & l. 9. Enstathius pag. 1857. 1887. Paulinus l. 4. de S. Martino. iv. De Romeinen waren gewoon, eer ze aanlagen, hunne handen, en niet zelden ook hunne voeten te wasschen, om ze van onreinigheden te zuiveren, en te verfrissen; en op dat ze met hunne bestove, of beslykte voeten de spreien der eetbeddekens niet besmetten mogten. Zoo zegt Virgyl in 't gastmaal van Dido: Dant manibus famuli lymphas, &c. Vida plura apud A. Baccium de conviv. ant. l. 1. c. 13. v Het wasschen der voeten van den maaltyd had ook al plaats by de Oosterse Volken, en de Hebreen in 't byzonder. Men heeft van deze gewoonte ook voorbeelden in de H. bladeren, Gen. XVIII: 4. XIX: 2. XLIII: 24. Regt. XIX: 21. 2 Sam. XI: 8 Luk VII: 44. 1 Tim. V: 10. | |
[pagina 544]
| |
Stuck. ant. conv. l. 2. c. 33. p. 400. Kipping. ant. Rom. l. 4. c. 3. Het wasschen der handen was ook by de Joden in gebruik voor hunne offeranden, en den maaltyd. Waar van men blyken vind Matth. XV. Mark VII. En deze gewoonte van handen te wasschen, onderhouden ze nog hedendaags voor, en naa den maaltyd. 't Welk omstandig te zien is by Stuckius. d. tr. l. 2. c. 33. p. 402. vi. Dat dit handen wasschen, of het wasschen in 't algemeen, voor den maaltyd, in gebruik was by de oude Duitsen, getuigd Tacitus uitdrukkelyk, lauti cibum capiunt. En dat dit lang in gebruik was by de Hoogduitsen, en hunne nakomelingen toonden hunne benamingen, handbecke / handwasser-geschirr / &c. handwasbekke, handwater-vat, enz. En hoe het zelve nog heden, en ten dien einde nog, in plaats van bergzout, § iii., zeep in gebruik zy, weet yder Nederlander; en toonen de vaten, Lampetten, handvaten, schenkkannen, en bekkens in de Nederlanden, overvloedige | |
[pagina 545]
| |
blyken van duurzaamheid van dit gebruik in de zelve Landen. | |
Gebed, en dankzegging, voor, en naa den maaltyd.vii. Gelyk de gebeden, en dankzeggingen gebruikelyk waren by de meeste Heidenen, die een voorzienigen God eerden: zoo ook inzonderheid voor, en naa den maaltyd. Blyken van deze gewoonte heeft men onder Grieken, en Romeinen, Plato zeide: ‘Dat de gebeden aan God veel aangenaamer waren, dan de allerheerelykste slagtofferen, en leerde op meer dan een e plaats, dat het begin van alle onze handelingen van God af beginnen moet.’ in Alcibiade sub fin. Tim. & epist. 8. En Eustathius, παρὰ τῷ θείω ἐνεργηςὴς ἡ εὔλογος εὐχὴ. ‘Een redelyk gebed is kragtig by God. Iλ. π.’ viii. De Romeinen, hoewel Heidenen, waren gewoon, na dat ze hunne togae, of Tabbaarden, afgelegd, en hunne Syntheses, of vestes coenatoriae, d.i. maal- | |
[pagina 546]
| |
tyds kleederen aangedaan, en hunne calcei, schoenen, uit, en solae, of pantoffels aangetrokken, en zig ter rustbedden aan tafel begeven hadden, te samen hunne gebeden te doen, en aan Gods zorg, en bescherming de tafels aan te bevelen. Zoo zegt Quintiliabus, declamat. 301. Adisti mensam, ad quam cum venire coepimus, Deos invocamus. ‘Gy zyt aan tafel gegaan, tot welke, zoo ras wy gekomen zy, wy gewoon zyn de Goden aan te roepen.’ En op de tafels wierden gesteld de beelden der Goden. Arnobius l. 11. p. 91. Sacras facitis mensas salinorum appositu, & simulacris Deorum, dat is: ‘Gy heiligd uwe taafels met daar zoutvaten op te zetten, en door de beelden der Goden.’ ix. De Joden waren ook al in vroeger tyden gewoon met gebeden, en dankzeggingen hunne maaltyden te beginnen, en te eindigen. Deze gebeden, en dankzeggingen wierden doorgaans gedaan, of van een Priester, of van den vader, of het hoofd des huisgezins, of iemant van de aanzienelykste | |
[pagina 547]
| |
der gasten, als afgenomen word uit 1 Sam. IX: 13. De Formulieren, ten dien einde gebruikelyk, zyn te zien in sommige boeken hunner Rabbynen, als ook by Stuckius ant. conv. l. 2. c. 36. Buxtorf. Syn. Jud. &c. Dus hield men, dat de dis, en spys en drank geheiligd, en gezegend wierden. x. Deze gewoonte is van de Jooden overgekomen tot de Kristenen. De Heiland volgde deze gewoonte, Matth. XIV. Mark. VIII. En leerde ze genoegzaam volgen in het voorschrift des gebeds, het Onze Vader. xi. De schriften der oude Kerkeleraaren bevestigen deze, als een standvastige gewoonte onder de Kristenen. Tertulianus, sprekende van de Liefdemaalen, zegt: ‘Het gebed begint, en eindigd het maal. Apol. 3. c. 9. En Hieronymus; zoo moet ge eten, dat het bidden, en lezen op het maal volgd. ad Eustochium tom. 1. de consecratione mensae.’ xii. Ook vind men zeker Formulier van de gebeden, en dankzeggingen der | |
[pagina 548]
| |
oude Kristenen, by den Digter Prudentius, en anderen. De spyze op tafel gezet zynde, bad men plegtig om Gods zegen. Clem. Alex. Strom. l. 7. d. 728. Tertull. Apol. c. 39. en dat met de oogen ten hemel geheven zynde, volgens Origenes, die getuigd, dat dit Formulier in gebruik was voor den eten: Gy, die allen vleesche zyn voedsel geeft, vergun ons dat wy deze spys met uwen zegen mogen ontfangen. Gy, Heere, hebt gezegt, dat, indien wy iet doodelyks zouden drinken, zulks ons niet schaden zoude, indien wy uwen naam daar over aanroepen; En daarom, gy, die een Heer van alle magt, en Heerelykheid zyt, wend van ons voedsel af alle kwade, en schadelyke hoedanigheden, en alle kwade werking die het op ons zoude konnen hebben. lib. 2. in Job. pag. 36. col. 2. tom. 2. De Formulieren van de Griekse, en Latynse Kerk, en hunne gewoontes desaangaande, zyn te zien by Stuckius ant. conv. lib. 11. c. 36. pag. 429. | |
[pagina 549]
| |
xiii. Waarom men in het eerste deel van de Dekreten van het Pauselyke Regt dezen Regel vind: Quando autem convenerint Presbyteri ad aliquod convivium, aliquis prior euroum versum ante mensam incipiat, & cibum benedicat; & tunc secundum ordinem sedeant, alter alteri honorem praebentes; & per vices cibum & potum benedicant, & aliquis de illorum Clericis aliquid de Sacra Scriptura legat, d.i. ‘Wanneer 'er Priesters tot een gastmaal zullen by een gekomen zyn, zoo zal een der eerste van hen een vers beginnen voor den eten; dan zullen zy volgens hunnen rang gaan zitten, de een den ander eer gevende; en by beurten de spys en drank zegenen; en dan iemant van hunne Klerken, of Geestelyken, iet uit de H. Schriftuur lezen. Dist. 44. C. Nullus.’ xiv. Dat zelfs de Turken gewoon zyn een gebed te doen voor den eten, getuigd Batholomeus Georgevix. xv. En 't is derhalven geen wonder, dat deze oude, en genoegzaam algemeene gewoonte der volken, van gebeden, | |
[pagina 550]
| |
en dankzeggingen te doen voor, en naa het maal, dus van de Joden tot de Kristenen overgebragt, ook onder alle de Kristenen, en byzonder die van Nederland, overal tot nog toe stand gehouden hebbe. En vind men dit zelve ten opzigte van sommige Schoolen, en Godshuizen wel uitdrukkelyk bevolen. Zie, onder andere, het reglement van het oude Vrouwen-, en Kinder-huis van de Nederduitse Gereformeerde Kerke in 's Gravenhage, van den 2 Dec. 1725. in 't vervolg §xvii. aangetogen, luidende het zelve in het Xde Art. aldus: | |
Art. X.Ende sullen de selve (Binnenvaders, en Binnemoeders) de maaltyden doen beginnen, ende eindigen met den gebede, volgens de Formulieren daar van synde. Zie de Beschr. van den Haag, door den Heer de Riemer, I. D. bl. 875.] | |
[pagina 551]
| |
Het lezen der H. Schriften, voor, en naa den maaltyd.[xvi. De oude Kristenen hadden de gewoonte van een gedeelte der H. Schriftuur te doen lezen voor, en ook somtyds onder het maal, volgens Clemens Alexandrinus Strom lib. 7. p. 728. en Tertullianus Apol. c. 39. p. 32.] En deze godvrugtige gewoonte onder de Kristenen, van, in byzondere, en voornaame maaltyden, de H. Schriftuur overluid te doen lezen, was ingevoerd tot stigtinge der gasten, en om alle ydele vertellingen, en gesnap voor te komen Ga naar voetnoot* Zoo weerd in 't jaar 586, in het Concilie van Toledo, onder den Koning van Spanje Recharedo, zulks bevolen, [voornaame- | |
[pagina 552]
| |
lyk ten opzigt van de gastmaalen der Priesteren, luidende de VIIde Regel, in die Kerkvergadering vast gesteld, aldus: Pro reverentia Dei & Sacerdotum, id universa constituit Synodus, ut, quia solent crebro mensis otiosae fabulae interponi, in omni sacerdotali convivio, lectio divinarum scripturarum misceatur, per hoc enim animae aedificantur ad bonum, & fabulae non necessariae prohibentur. Dat is: ‘Ter eere van God, en de Priesterschap, heeft de gantse Kerkvergadering besloten, om dat men gewoon is ydele fabelen over tafel voor te stellen, dat in alle Priesterlyke maaltyden tussen beide uit de Goddelyke Schriften zal gelezen worden; want daar door worden de zielen ten goede gestigt, en de noodelooze fabelen, en praatjes geweerd.’ xvii. Dit wierd ook alzoo onderhouden by de Prinsen, die niet waren van den Kristelyken Godsdienst; want Lipsius l. 1. monit. & exemp. polit. C. 2. mon. 4. n. 4. getuigd, dat men leeft in de Jaarboeken der Turken, dat de eerste Turkse | |
[pagina 553]
| |
Keizers, gasten genoodigd hebbende, de Talismannen, dat is, de Priesters, den Alkoran over tafel lazen: Quoties convivas vocabant, vescebantur adhibitis Talismanis, quorum praeceptis & admonitionibus inter convivandum aures praebebant, & Alcoranum legi jubebant. Dat is: ‘Zoo dikwils als zy gasten noodigden, aaten zy met eenige Talismannen daar by gevoegd zynde, naa welker lessen, en vermaningen zy onder den maaltyd luisterden, en welken zy bevoolen den Alkoran te lezen.’ xviii. Hoewel het lezen der H. Schriften, geduurende de maaltyden der huisgezinnen, en byzondere gastmaalen, in de Nederlanden niet veel, of ten minsten in geen gemeen gebruik schynt geweest te zyn, nog te zyn, egter bespeurd men aldaar deze gewoontens nog in verscheide Schoolen, Wees-, en Gods-huizen. De voorbeelden zyn daar van overvloedig, we zullen 'er maar een bybrengen van een Godshuis in Holland. Het Reglment van het oude Vrouwen-, en Kin- | |
[pagina 554]
| |
der-huis van de Nederduitse Gereformeerde Kerke in 's Gravenhage, den 2 Dec. 1725 door den Grooten Kerkenraad gearresteerd, Kap. VI. aangaande den Binnen-vader, en Binnen-moeder, en der zelver pligt, luid in dit opzigt aldus: | |
Art. XI.Zullen (de Binnenvader, en Binnemoeder) ook bezorgen, dat onder de maaltyd, zoo voor de oude vrouwen, als jongens en meisjes door eenige bekwame scholieren, de Heilige Schrift werde gelezen, en dat daar en boven alle avonden, na den eten, een gedeelte van een Psalm werde gezongen. Zie de Beschr. van den Haag, door den Heere Mr. J. de Riemer, I. D. bl. 875.] |
|