Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 525]
| |
Ongenoodigd op gastmaalen te komen; als ook Bruiden, en Bruidegoms te schutten, beschenken, enz. in Nederland, en elders verboden. Van de laate gasten, schaduwen, bootjes, enz.i. Opmerkelyk is de les van den Wyzen Sirach in zynen Prediker, Kap. XL: 28, 29, 30, en 31. Myn kind, en leeft geen bedelaars leven, het is beter te sterven dan te bedelen: een man, die naar een vreemde tafel ziet, diens leven en is voor geen leven te rekenen, hy besmet zyne ziele met vreemde spyze, maar een verstandig man, en die het onderwezen is, wagt hem daar van. In den mond des onbeschaamden is de bedelary zoet, maar in zynen buik zal een vier branden. [Te kennen gevende, dat het leven der bedelaaren, en vleyeren, of panlikkeren, om het genot van vreemde tafelen, een schandelyke manier van leven is, die hen veragtelyk maakt. En hoewel den onbe- | |
[pagina 526]
| |
schaamden deze schande zoet mogte smaken: dat zy daar door niet verzaadigd zullen worden, maar arm, en hongerig blyven. Vide Drusium & Grotium in haec loca.] ii. De Batavieren, volgens het getuigenis van Tacitus, waren gewoon, den anderen ongenoodigd Ga naar voetnoot1 by te komen, te vergasten, en, van herten welkom zynde, zoo lang te blyven, tot dat alle voorraad verteerd was, en dan naar een anderen buurman, of huiswaard te gaan, daar ze even welkom waren Ga naar voetnoot2. iii. Dog in later tyden hebben de vroede, voorzigtige, en zuinige voorouders, en egter al van ouds, by hunne Wetten, en Keuren gewild, dat, om verscheide gewigtige redenen eenige heilzame Wetten Ga naar voetnoot3, en instellingen zouden plaats | |
[pagina 527]
| |
grypen ontrent de plegtige gastmaalen, bruiloften, doodmaalen, en diergelyke | |
[pagina 528]
| |
openbaare Maaltyden. [Waar van veele blyken, en Keuren zyn voortgebragt in | |
[pagina 529]
| |
voorige Hoofddeelen, handelende van verscheide gastmaalen in 't byzonder.] | |
[pagina 530]
| |
[iv. Men plagt onder de welwillende vrinden, en magen de gewoonte te hebben van te gaan teren, en maaltyd te houden met den Gyzelaren, hen bestaande: waar tegen ook gekeurd is in de Stad Briel, in der zelver Keuren, met de hand op Francyn geschreven, gepubliceerd in 't jaar 1415, als nog in wezen, by my gebruikt, en waar van ik meer gezegt heb in de Beschr. van de Stad Briel, en het Land van Voorn, bl. 161. Welke Keur, by my nageschreven, in dit opzigt aldus luid: Item, alzoo men groote, lastige onkosten pleegt te doene, elcx mit zyne welwillende vrunden, of magen, als ymende om eeniger zake willte te gyzele gewyst, of geleit wert: ZOO gebied men van myns Heere, en der Stede wegen, dat van nu voortan niemende, wie hy zy, hy zy ryc, | |
[pagina 531]
| |
of arm, tot geenen Giselaer, noch in geen giselhuis zyn spyse, of drank zeinden, of anders bezorgen en zal, omme mit den Giselaer zyn maeltyt te houden; maer de gene, dien 't gelieft mit eenige Giselaer te gaen teren, die mag daer gaen, en verteren zyn maeltyd op der bank, zonder meer. Wie anders dede, dat ware elc persoon, tot elker reise, op een boete van twee pond Hollands, half myn Heere, ende half der Stede. Van dese boete zal betalen, tot elke reise, de gene, die daar of Hooftheffer is, en de spyse ontfanct, en niement anders.] v. Onder veele andere munten ook uit de wetten, verbiedende ongenoodigd, of onverzogt op de gastmaalen te verschynen; zoo om alle wanorde voor te komen, als om de goede ingezetenen niet te overlasten met een al te groot, en lastig getal van tafel-gasten, tegens dank van den onthaaler. De oude Keuren van Texel, bl. 63. gebieden: Item, zoo wie komt in een bruiloft zonder oorlof, en ongebeden, die ver- | |
[pagina 532]
| |
beurt een pont, en dat zal wesen ter Schepen proevinge. De Keuren van Rynland, by den Bailliuw, en Welgebore Mannen, ingesteld den 12 July 1575. Dat van gelyke niemant, jong of oud, hem sal mogen begeven, of laten vinden in eenige Bruiloftsfeesten, Doodmaalen, Kindermaalen, of in eenige andere maaltyden, zonder aldaar van te voren genood te zyn, op een boete van tien pond, ten pryze als vooren. vi. En alzoo ten platten Lande op alle openbaare feesten, bruiloften, en andere maaltyden, de bedelaars, en landloopers gewoon waren zig te vervoegen, om onder deksel van armoede eenige aalmoessen te genieten, of eenig ander deel te hebben aan deze maaltyden, onder voorwenden, dat ze voor de levende zoo wel als dooden zouden bidden; zoo is al in vroeger tyden, en inzonderheid na het aannemen van den Hervormden Godsdienst, zulks wel nadrukkelyk verboden, als te zien is in de Keuren van Bailliuw, en | |
[pagina 533]
| |
Mannen der byzondere Landschappen; gelyk die van Zuidholland Ga naar voetnoot4, Kennemerland, Rynland, en inzonderheid Schieland Ga naar voetnoot5, Art. 41. aldus luidende: Dat | |
[pagina 534]
| |
niemant, wie hy zy, binnen den lande van Schieland, daar eenige Feesten, kindermaaltyden, uitvaarten, of doodmaalen, na dezen zullen werden gehouden, voortaan hen vervorderen zullen, de zelve vagebonden, landloopers, of bedelaars in 't minste iet te geven, schenken, of de zelve by, of ontrent haar wooningen, of werven te laten komen, op een boete van 50 ponden. VERBOD VAN HET SCHUTTEN DER BRUIDEN, EN BRUIDEGOMS, enz. vii. Onder dit Hoofddeel zouw ook eenigzins konnen betrokken worden het | |
[pagina 535]
| |
verbod van de kwade, hoewel oude ingewortelde gewoonte van 't Schutten der Bruidegoms, en Bruiden. viii. [Dog alvorens zal het niet ondienstig zyn kortelyk te beschryven waar in dit Schutten bestond, en de oorsprong dezer gewoonte.] Want, gelyk, volgens de Roomse Wetten, tot het wezen van een huwelyk vereist wierd, dat de Bruid door den Bruidegom openlyk ten zynen huize geleid, en ingehaald wierd: Zoo is dit, volgens de aaloude gebruiken der Friesen (onder welke benaaming wel eer ook Holland, en het grootste deel der Vereenigde Nederlanden begrepen wierd) mede gebruikelyk geweest, als verhaald werd by den geleerden, onvermoeiden. en gelukkigen oudheids naaspoorder Z. Siccama in Nott. ad LL. Fris. t. 9. de farlegan. pag. 99. getuigende, dat aan de bruid, ten huize des bruidegoms geleid werdende, door iemant van de naste bloedverwanten van den bruidegom, de ingang betwist wierd door het dwersboomen van de deur, en het toewerpen van | |
[pagina 536]
| |
een beezem; en dat de Bruid, over de zelve heen gestapt zynde, nog daar en boven wierd verhinderd in te gaan door iemant der gebuuren, of 's bruidegoms vrinden, met het voorhouden van, en bedreigen met een blood zwaard, tot dat zy den zelven met een kleine vereering had te vreden gesteld: waar uit ongetwyfeld is voortgekomen het schutten der Bruiden. Van welke gewoonte, en gebruik S. van Leeuwen in zyne Aanteekeningen op de Costuimen van Rynland, aldus getuigd: ‘Zoo is ook by ons de maniere, dat de bruidegoms, en bruids tussen twee van haare naaste magen, die men Speelnoots noemt, uit hare huizen geleid wierden naar de plaats, daar de trouw werd voltrokken, en van daar wederom naar het huis daar de bruid van den bruidegom werd ingehaald; en, gelyk als by de Romeinen, met het inhaalen van de bruid, nooten onder de kinderen te grabbel gesmeten wierden, zoo werd ook by ons veeltyds, met het inhaalen van de bruid, suiker ten vensteren uit- | |
[pagina 537]
| |
geworpen:het welk alles met een byzondere statigheid toegaat; en, op dat daar in geen belet, of hinder en geschiede, zyn de Schouten-dienaars 't zelve gewoon by te woonen, en op te passen: Het welke ten platten lande, daar dikmaals de bruid in een ander Dorp woond, veeltyds met de wagen, of schuit geschied, dewelke meer als gemeen met groente word opgesierd, en de bruid daar mede by den bruidegom, gelyk als triumphantelyk werd t'huis gehaald; dewelke dan somtyds onderwegen by ymant van zyne, of hare goede vrinden wierden beschonken, en tot dien einde de weg, daar zy door passeren moesten, met een toegemaakte, en opgesierde lyn wierd afgeschut: Welke schutters dan daar voor ergens mede wierden vereerd, of andersints mede ter feest genoodigdt, naar gelegenheid. Het welk alzoo met 'er tyd tot al te groote kosten liep, en door het byloopende graauw, en geboefte tot onge- | |
[pagina 538]
| |
mak, en ongeneugte gedyde, zoo dat uit dikwils vegteling, en kwetse ontstond, is het zelve eindelyk geheel verboden.’ ix. [Hier uit kan dus dan blyken, 1. de oude gewoonte van de bruiden, en bruidegoms te schutten, dat is, in haren weg op-, en tegen te houden, met het spannen van een lyn, enz. den zelven te beschenken, by den drank te doen toeven, enz. 2. Dat deze gewoonte waarschynelyk afkomstig is van de oude gewoonte der Friesen, die de Bruid verhinderden in te gaan in het huis des Bruidegoms, met een dwarsboom voor de deur, het toewerpen van een bezem, het bedreigen met een zwaard, enz. 3. En eindelyk de redenen waarom het schutten der bruidegoms, enz. verboden is. x. Het verbod zelfs kan blyken uit de Keuren van de Landschappen zelfs,] gelyk zulks te zien is in de beschryvinge van Zuidholland, bl. 558. alwaar aangehaald | |
[pagina 539]
| |
werd de verbiedende Wet van Bailliuw, en Mannen van dien Lande, van den 16 Juny 1604 Ga naar voetnoot6 [Zie ook de Keuren van Rynland, op 't schutten der bruidegoms, en bruiden, Art. 121. en de Keuren van Schieland, Art. 38. aldus luidende: Dat niemant, wie hy zy, jong of oud, hem vervordere eenige Bruidegoms of Bruiden, mitsgaders ouderen, vrienden, of magen, de selve adsisterende, gaande, varende, of rydende naar de Kerk toe, om aldaar met den anderen getrouwd te werden, of van daar komende, hoe het zelve zouden mogen wezen, te schutten, aan te houden, of eenigsints dezelve persoonen met bier, of wyn te beschenken, moeijelyk te wezen: maar die vry, en ongemoeid te laten passe- | |
[pagina 540]
| |
ren en repasseren; op een boete yder te verbeuren van zes ponden, enz. Ga naar voetnoot7.] |
|