Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 509]
| |
[Van den Sward in de Gastmaalen, den Zedewaard, Dismeester, Gastmeester, by de Friesen, en anderen. Van den Tafel-. of Gastmaal - Koning, by de Grieken, Romeinen, Nederlanderen, enz.][i. Gelyk de orde nut, en noodig is in de menselyke maatschappy, die zonder de zelve niet lang zou konnen bestaan, zoo ook in de byzondere gezelschappen, te samen-eetingen, en gastmaalen. De Oude volken, in-, en buiten Nederland, hier van overtuigd, hebben zorg gedragen, ten einde d eonorde uit de gezelschappen, en maaltyden zoude geweerd, en de aangenaamheid der zelve door ongeschikt wangedrag niet zoude verstoord, of benomen worden. Ten dien einde wierd by veele volken verkoren zeker Hoofd, onder verscheide | |
[pagina 510]
| |
benaamingen, die door de gasten wierd gemagtigd om bevelen te geven, aangaande de displegtigheden, en gewoontens, en het weren van onorde, wangedrag, en onbetamelykheid; en wien de gasten daar in verpligt waren te gehoorzamen. ii. En ten zelven einde wierden gemaakt verscheide wetten, niet alleen tot het weren van disorde, maar ook ter beteugeling van de pragt, en overdaad in maaltyden, en van het al te groot getal der gasten. Als hier voor op verscheide plaatsen getoond is, en in 't vervolg nog meer zal blyken, in 't byzonder in de twee volgende Hoofddeelen. iii. De Friesen hadden van ouds een gewoonte, van in de Gastmaalen zeker hoofd uit de aanzienelyksten te kiezen, by lotinge, of toestemminge, dien ze den naam gaven van Siward, of Sjuurd, afkomende van het woord Zedeward, als of men zeide, een bewaarder van goede zeden, en gewoontens. iv. En indien zoodanig een verkoren wierd by stemmen, ontstond daar uit niet | |
[pagina 511]
| |
zelden verschil, verwydering, en vyandschap. Zoo verre, dat eenige meenen, dat die langdurige tweespalt van Vetkoopers, en Schieringers, uit een verschil, over het verkiezen van een Schieringer, boven een Vetkooper, tot Siward van den maaltyd, en over de meerder waardigheid van een dier beide Kooplieden, ontstaan zy Gabbama Leeuwaarden, bl. 14, 15. v. En deze voors. gewoonte schynt afkomstig van, of ten minste overeenkomende met de gewoonte der Grieken, en Romeinen, die diesgelyk een hoofd verkoren, by meerderheid van stemmen, of by lotinge. (Zie 't geen ik desaangaande heb aangeteekend op Kap. XII. Aant. 5. bl. 129. enz.) of by het opzetten van een Kroon op het hoofd van den genen, die men als verkoren wilde gehouden hebben. Baccius de conv. ant. lib. 2. c. 6. welken zy de magt gaven om wetten voor te schryven, in het gastmaal, en ontrent de manier van drinken, gebruikelyk. vi. De Grieken noemden zoodanig een Oversten συμποσιαρχὸς, βασιλεὺς, en στρα- | |
[pagina 512]
| |
τηγὸς, eigenlyk Dink-overste, Koning, Hertog, by ons wel eer genaamd Gastmeester, volgens Kiliaan, en onderscheiden van Gasthouder, Gastery-houder, Gastweerd, en Gastweerder, woorden, wel eer meestal gebruikt om den Traktant, of onthaaler der gasten, te beteekenen. Zie hier voor Kap. XII. A. (4). Welk leste voors. Grieks woord στρατηγὸς, Hertog, ook by de Romeinen gebruikt wierd, en by Plautus, in Sticho: Strategum te facio huic convivio. De zelve Plautus, Curculion. schynt zoodanig eenen Basilicus, of Koning, te noemen.
Talos arripio, invoco almam meam nutricem Herculem,
Jacto Basilicum: propino magnum poclum, ille ebibit;
En Macrobius op zyn Grieks, Rex mensae, sive conviviorum, d.i. Tafel-, of Gastmaal-Koning. 1 Saturnal. c. 1. en elders, Rex conventus d. l. 1. c. 5. d.i. Koning der byeenkomste. En Sidonius, Rex convivii lib. 9. Epist. Welk voors. Dis- of | |
[pagina 513]
| |
Drink-Hertog ook by de zelve Romeinen genaamd wierd Magister, meester, by Varro, modimperator, ook by Nonius Marcellus, de proprietate sermonum c. 2. n. 565, en by Plinius l. 14. cap. 22. by Horatius arbiter, by Plautus Dictator. En deze magisteria, of meesterschappen wierden by Horatius genaamd, regna vini, het wynryk, wyngebied, of drink-heerschappy: Nee regna vini sortiere talis. dat is: ‘Gy zult niet meer loten om 't wynkoninkryk, of de drinkheerschappy.’ Waar over breeder te zien is Salmasius, observation. ad jus Atticum & Roman. p. 74. Lipsius antiq. Lection. l. 3. c. 1. Andreas Baccius de conviviis antiquor. l. 2. c. 6. Kipping ant. Rom. l. 4. cap. 3. vii. Dezen gemelden Hertog, of Tafel-, of Gastmaal-Koning was ook aanbevolen, niet alleen gastmaal-, en drink-wetten te geven, maar ook maat te houden in 't wyn schenken, naar dat de gasten meerder, of minder begeerden; en zorg | |
[pagina 514]
| |
te dragen, dat niemant boven zyn vermogen tot drinken gedwongen wierde, volgens Aulus Gellius lib. 15. c. 2. Waar op Cicero ziet, de Senectute: Me vero & magisteria delectant a majoribus instituta, & is sermo, qui more marjorum a summo adhiberetur Magistro in poculo. Zie 't geen ik van deze gewoontens der Grieken, en Romeinen reeds heb aangeteekend op K. XII. Aant. (5). bl. 129. enz. viii. Janus Gruterus heeft gewilt, dat ook deze gewoonte zouw plaats gehad hebben by de Joden. En besloot dit uit Syrach XXXII: 1. Hebben ze u tot een Oversten gesteld, en verheft u niet, naar de gemeene Overzetting, dat is, naar zyne meening: hebben de gasten u tot een Oversten aangesteld in hunnen maaltyd. Hier in heeft hy gevolgd Taubmannus, comment. in h. l. p. 1001. Ursinus in analectis l. 6 q. 40. en hen Bulengerus de conviviis p. 104. In 't oorspronkelyke staat, ἡγούμενον σε κατέστοισαν, 't welk andere beter overzetten: Magistratum constituerunt te, d.i. ‘Hebben ze u tot Magistraat, of een | |
[pagina 515]
| |
der Overheden aangesteld.’ Hebben zy, naamelyk uwe burgers in de Republyk, of Stad, dit gedaan. Waar op de vermaning, verheft u niet, veel beter past, dan op een Gastmaal-Koning, tegen zyne gasten. Vide Kippingii ant. Rom. lib. 4. c. 3. p. 514. Behalven, dat 'er in het volgende 3. vers gesproken word van een Kroon, te ontfangen voor dien Oversten, na zyne verdiensten en lof, te weten, volgens de gewoonte by de Grieken, ontrent die gene, die wel van de Republyk verdiend hadden, gebruikelyk; gelyk Kasaubon tegen Maldonaat beweerd, exercit. 13. n. 29. ix. Het zy hier mede hoe het zy, men verzekerd, dat deze gewoonte nog plaats heeft in de Oosterse Landen, voornaamelyk in Vorstelyke plegtige maaltyden, in welke zelfs verscheide der voornaamste Amptlieden van het Ryk, tot Dismeesters verkoren wierden. Op diesgelyken Koninglyken maaltyd, zegt Della Valle te Sultanie, in Persie, tegenwoordig geweest, en van zoodanige Dismeesteren | |
[pagina 516]
| |
ooggetuigen te zyn, in zyne Reizen III. D. 82. bl. x. En schynt van deze oude voors. gewoonte, by de gemelde Volken gebruikelyk, onder de Kristenen in 't algemeen, en onder sommige der zelve in de Nederlanden nog overgebleven te zyn, voornaamelyk by luiden van de Roomse Kerk, op het Feest van 3 Koningen, tot yderen plegtigen maaltyd, op het zelve Feest gehouden wordende, by het lot, onder andere personen, eenen te verkiezen, met magt om wetten voor te schryven in dien maaltyd, aan welken nog heden de naam van Koning word gegeven; en welke loting genaamd word, den Koning te trekken. Gelyk Plautus diergelyke gewoonte by de Romeinen noemde, Basilicum jactare, dat is, den Koning werpen, te weten met den teerling, en Horatius van diergelyke spreekwyze zig bediende, als breeder getoond is bl. 513. § vi.] |
|