Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 403]
| |
Liefdemaalen onder afwezende Kristenen, en andere gastmaalen, en dis-, en drink-plegtigheden, onder niet tegenwoordige vrinden wel eer gehouden, en van den oorsprongk der zoogenaamde Kerskoeken, Paasbrooden, en Feestbrieven, in de Nederlanden, en elders gebruikelyk.i. Gelyk in de voorgaande Hoofddeelen van de Maaltyden gehandeld is, voor zoo veel de gasten tegenwoordig, en de genoodigden by een vergaderd waren, zoo staat ons ook aan te teekenen, en op te merken, dat de eerste Kristenen, dien dit geluk, ter oorzaake van de heete vervolgingen, van de wyd afgelegenheid van hunne woonsteden, van hunne verborgene verblyfplaatsen, van hunne geduurige omwandelingen, en de reistogten der Leeraaren, veeltyds niet mogt gebeu- | |
[pagina 404]
| |
ren, onder malkanderen een gebruik hebben ingevoerd, om, in plaats van onderlinge liefdemaaltyden te houden onder de tegenwoordigen, ook onder den afwezenden hunne gemeenschap te betuigen, met elkanderen eenig brood, wyn, speceryen, en diergelyken nooddruft toe te zenden; om daar mede als een zeker soort van Liefde-maalen te houden onder de afwezenden, en den eenen aan den anderen uit Kristelyke liefde te doen gedenken, en alle heil te wensen. ii. Onder de middelen, om deze Liefdemaalen onder afwezenden te houden, mutten wel eer voornaamelyk uit de zoo genaamde Kerskoeken, en Paasbrooden. iii. Te weten, de ouder Kristenen waren gewoon alle middelen aan te wenden, tot onderhoud van vrindschap onder malkanderen, om door den band van peis de eenigheid des geestes onder malkanderen te onderhouden, en niet alleen te voldoen aan de Kristelyke pligten van Liefde, maar ook om dit te doen dienen tot een middel van vertroosting, en verzagting in hun- | |
[pagina 405]
| |
ne droefheid, rampen, en vervolgingen, die ze door de boosheid der ongeloovigen van alle kanten onderhevig waren. iv. De Patriarchen, en Bischoppen hadden de gewoonte, tot een teeken, en blyk van dien, malkanders naamen, onder het zoogenaamde offeren, met luider stemme op te lezen. v. Ook zonden ze elkanderen zekere brieven, Literae Festales, of Feestbrieven genaamd, waar in ze malkanderen, na het houden, of vieren van de hooge Feestadgen van Kersmis, Paassen Ga naar voetnoot1, | |
[pagina 406]
| |
en Pinxtere kwamen te begroten, en te verwittigen, hoe dat het met het vieren van | |
[pagina 407]
| |
de zelve was afgeloopen, als te zien is in de oude brieven van Theodoretus. | |
[pagina 408]
| |
vi. En met dat zelve inzigt hebben ze malkanderen tegen die aanstaande Hoogtyden, en byzondere Feestdagen uitgenoodigd, om de zelve te komen bywoonen; Dit ziet men in den vermaarden Basilius, die niet alleen de nabuurige, maar ook alle de Bisschoppen van Pontus dus genoodigd heeft. vii. Ook was het de manier, tot een teeken van eendragt, liefde, en broederlyke gemeenschap, elkanderen, by zekere gelegenheden, eenig brood te zenden, niet eenig gewyd, maar gemeen, of daagelyks brood. viii. Het is dan zeer waarschynelyk, dat, gelyk de Kristenen, tegenwoordig, en by den anderen zynde, van ouds, volgens het uitdrukkelyk gebod van den Heiland, hunnen Meester, en volgens zyn voorbeeld, met den anderen brood braken, en het H. Avondmaal hielden, om alzoo hunne gemeenschap te betuigen met Kristus, en hunne onderlinge gemeenschap, en liefde, met, tot elkanderen; dat ook alzoo de afwezige Kristenen, door | |
[pagina 409]
| |
het onderling toezenden van brood aan elkanderen, ook een diergelyke gemeenschap hebben willen betuigen, en, hoewel afwezig zynde, egter Liefdemaaltyd houden. Zoo schryft Paulinus Epist. 45. ad Alypium. ‘Wy hebben aan uwe Heiligheid, tot onderhoud van eenigheid, een brood toegezonden.’ Desgelyk heeft hy ook gedaan, en gezonden aan Severus, Romanianus, en anderen. Zoodanig een brood heeft ook Augustinus gezonden aan Paulinus, met een brief, die aldus luid. Epist. 34. ‘Het brood, 't welk wy gezonden hebben, zal een overvloediger zegen worden, indien uwe goedertierenheid het zelve met liefde aanneemt.’ [ix. Ja het schynt my, dat ze dit gedaan hebben, om, gelyk in het H. Avondmaal, niet alleen hunne gemeenschap met andere tegenwoordige geloovigen te betuigen: maar wel voornaamelyk om hunne gemeenschap te betuigen zelfs met de afwezende geloovigen, en dat zoo wel in hunne Liefdemaalen, als in het H. Avond- | |
[pagina 410]
| |
maal. Want het blykt, dat in het H. Avondmaal, by de eerste Kristenen, inzonderheid van de tweede eeuw, gebruikelyk was, aan die genen, die afwezend waren van de zelve Geloofsgenooten, brood, en wyn te zenden, ter betuiginge van hunne gemeenschap. Justinus de Martelaar verhaald, hoe het H. Avondmaal alle Zonnedagen bediend wierd aan de tegenwoordige geloovigen, en hoe aan de afwezenden brood, en wyn gezonden wierd. Apolog. 2. Zie de plaats zelf, door my uit het Grieks vertaald, en reeds bygebragt Kap. XXVI. § xi. bladz. 357. enz. Gelyk ze nu gewoon waren aan den afwezenden hun deel te zenden van het H. Avondmaal: zoo schynen ze ook dit zelve gebruik zoo wel in de Liefdemaalen, als in het Heilig Avondmaal, gevolgd, en dienvolgens den afwezenden hun deel van de liefdemaalen toegezonden te hebben. x. En men denke niet, dat dit alleen plaats had in de openbaare plegtige maalen der Kristenen. | |
[pagina 411]
| |
Zelfs by de Heidenen was in gebruik, dat ontrent groote, en plegtige maaltyden aan de afwezende vrinden hun deel wierd t'huis gezonden, als te zien is by Suetonius in Caligula, Spartianus in Carakalla, Cicero, Capitolinus in Pertinax, enz. Dat ook de Kristenen op hunne Feesten, en heilige dagen rykelyker, en meer geregten hebben opgedist, is overvloedig genoeg bekend uit de oude Kerkelyke Schryveren.] xi. En dus zullen in de Kerkelyke Historien zoodaanige, en andere meenigvuldige blyken gevonden worden, die de zorgvuldigheid der Oude Kristenen, om de eenigheid, en onderlinge gemeenschap, en vrindschap te onderhouden, doen uitblinken. Hier van is ook in laater tyden opgekomen, dat de Kloosters, zoo mannelyke, als vrouwelyke, inzonderheid, die van de zelve Orde waren, als ook de Kanoniken, hebben verzogt, en begeerd te doen bidden voor malkanders overlede Kloosterlingen, | |
[pagina 412]
| |
en der zelver jaar-, en maand-getyden te houden. Van deze manier, en standvaste gewoonte onder de Monniken, Nonnen, Kanoniken, enz. handelen onze Aanteekeningen op de beschryvinge van de Abdye van Rynsburg, nog ongedrukt, alwaar veele zeer opmerkelyke brieven, daar over aan die Abdye geschreven, worden voortgebragt. xii. Ook is hier uit overgebleven een gebruik, dat de Kerskoeken, en Paasbrooden, op die Hoogtyden der Kristenen, onder den anderen werden toegezonden, dat tot nu toe by sommigen stand houd: en nog plaats in de Nederlanden, inzonderheid in sommige Peters en Meters, die de gemelde koeken, en brooden, geduurende de minderjaarigheid der kinderen, over welker Doop zy gestaan hebben, aan de zelve toeschikken, zenden, en schenken. xiii. Daar en boven is uit het oud gebruik der voorgemelde Literae Festales, of Feestbrieven, overgebleven het schryven van brieven op de Feestdagen, Nieuwejaaren, Kersmissen, enz. 't welk nog | |
[pagina 413]
| |
by de jonkheid, ten opzigte van de ouderen, voogden, en vrinden, in de Schoolen onderhouden word. xiv. Van ouds is 't mede gebruikelyk geweest, geschenken te doen Ga naar voetnoot3 van pe- | |
[pagina 414]
| |
per, kaneel, wierook, enz. als onder anderen te zien is in het leven van den H. Bonifacius, fol. 228. daar verhaald werd, dat zekere Godsdienstige mannen geschreven hebben aan de Abdisse Kenebuda, dat ze haar in hunne gemeenschap wilden aannemen, en dat ze haar eenige kleine vereeringen, van wierook, en speceryen zonden, en verder zegt de Schryver: Zoo als de grootste, en aanzienelykste luiden op dien tyd gewoon waaren elkanderen over en weder te zenden. Ph. De Comines, een vermaard, en deftig Schryver, die het Hof van vrankryk, en van Bourgondie | |
[pagina 415]
| |
van zynen tyd beschreef, getuigd, dat aan het Hof van Hertog Filips van Bourgondie de gewoonte was, de Ambassadeurs van eenige Vorsten, aan dat Hof komende, met speceryen, en wyn te onthalen, naa dat de zelve by den Vorst ter gehoor waren opgeleid, en hunne aanspraak gedaan hadden; en dat deze Afgezanten uit den naam van de Princen, hunne Meesteren, deze geschenken nuttigden, en den wyn op hunne gezondheid dronken. [Les Memoires de Messire Philippe de Commines.] |
|