Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 362]
| |
[Van de teekenen eener daadelyke Verzoeninge, naar Regten; en het kwydschelden van woordelyk, en daadelyk ongelyk. Het drinken uit eenen beker, enz. En of, en hoe ver iemant, aan het H. Avondmaal met zyn party uit eenen beker gedronken hebbende, naar Regten verstaan word het ongelyk, of de hoon, aan den verongelyker, of hoonder geremitteerd, vergeven, en quytgescholden te hebben.]i. Kortelyk gesproken hebbende van het H. Avondmaal, met aanwyzing tot andere Schryvers, die deszelfs plegtigheden met opzet beschreven hebben; als ook van des zelfs beteekenisse, bestaande, onder andere, in een daadelyke betuiging, dat we, alvorens daar te verschynen, afgelegd hebben alle haat, en | |
[pagina 363]
| |
wraak tegen onzen naasten, en elkanderen de misdaaden vergeven, gelyk Kristus ons de onze vergeeft, geen kwaad met kwaad vergelden, nog willen vergelden; maar dat overwinnen door het goede; gelyk breeder by de voors. Schryveren is te zien; en daarom by ons hier is voorbygegaan. En eindelyk hier vooraf in het naastlest voorgaande Kapittel gehandeld hebbende van de Verzoenmaalen, en de teekenen van Verzoening, gelyk het drinken uit eenen beker, enz. ii. Zoo konnen hier twee vraagen vallen, de overweginge der Regtsgeleerden, en Theologanten niet onwaardig. Voor eerst, of allerlei hoon word verstaan geremitteerd, en quytgescholden te zyn door een Jaar stilzwygen? Antw. 1. Dit word wel zoo in 't gemeen verstaan, ten opzigt van de boete, of amende: L. 5. C. de injur. Keuren van Oudewater. Art. 150. 2. Dog de Regtsgeleerden maken onderscheid tussen verbale, en reale injurie, dat is hoon, die met woorden, en die | |
[pagina 364]
| |
met 'er daad, of werken geschied: Stellende, dat de eerste door ontveinzing met een jaar, en de andere, zoo ten opzigt van honorabele, als profitabele amenden, met 30 jaar verjaard. Gelyk zulks by den Hove van Holland, en den Raad van Vriesland, is verstaan. Groenew. de LL. Abrog. in L. 5. C. de injur. Voet ad. P. 47. 10. 17. 3. Alhoewel by den Hove van Uitrecht het tegendeel verstaan is: te weten, dat ook reale injurie, of hoon, door een vuistslag, of andere handdadigheden gedaan, mede door een jaar zwygen verloren word. Radelant Cur. Traject. Decis. 121. n. 1. Sande l. 5. tit. 8. defin. 12. Wordende dit jaar gerekend, sedert de lastering, of hoon tot kennis van den gehoonden is gekomen. Fachinaeus l. 9. c. 8. Gail. l. 2. obs. 105. Christinaeus ad LL. Mechlin. tit. 2. art. 4. n. 4. 4. En alhoewel ook eenige Regtsgeleerden meenen, dat in verbale injurien de Actie tot een profitabele amende door stilzwygen wel met een jaar: maar tot een | |
[pagina 365]
| |
honorabele amende, en ad palinodiam, niet met een jaar vernietigd word; dog alleen door verloop van 30 jaar. De redenen zyn: Dewyl de recantatie niet anders is, dan een herstelling van de eer, door hoon geroofd, of beledigd; adeoque non tam ultionis quandam exactionem habeat, quam potius rei persecutionem. als Carpzovius aanmerkt. Pract. Crim. part. 2. qu. 94. n. 13. & seq. Berlichius. conclus. practic. part. 5. concl. 62. num. pen. en H. de Groot, Inleid. III. B. 35. D. num. 3, 4. volgens de bewering van den Hoogleeraar Voet d.l. iii. De tweede Vraag, die hier vorder vallen kan, is: Indien naamelyk het drinken uit eenen beker, naar regten, genomen word voor een teeken van quytschelding van ongelyk, en verzoening, in diervoegen, dat men daar na des aangaande geen Actie meer kan instituëren: Of men dan het zelfde te stellen hebbe van die genen, die in eene Kerk, aan eene Tafel het H. Avondmaal vieren, en als uit eenen beker drinken. En dienvolgens, | |
[pagina 366]
| |
of dan iemant, het H. Avondmaal gehouden, en daar met zynen belediger, als uit eenen beker gedronken hebbende, daar door naar REgten zouw verstaan worden te hebben geremitteerd de injurie, of afstand gedaan van zyne Actie, tot herstelling van de belediging? iv. Antw. 1. Men vond 'er, die voor den Hove van Vriesland, in cas van injurie in Regten aangesproken, zig met zoodanige uitzondering zogten te behelpen: Dat, gelyk de hoon stilzwygende word geremitteert door opgevolgde teekenen van vrindschap, reeds gemeld; zulks vooral moest verstaan worden van het H. Avondmaal, alwaar men, genietende het teeken van onderlinge liefde, verzoening, gemeenschap, en vrede, opentlyk verklaard, dat men zyn gemoed ontledigd van alle kwade genegenheden, van vyandschap, en wraakgierigheid, door welke de Actie van injurie werd aangelegd, en vervolgd. L. Praetor. 7. par. 1. D. de Injur. l. 2. § Emancipatus D. de Collat. v. Dog voornaame Regtsgeleerden mee- | |
[pagina 367]
| |
nen, dat zoodanig een beledigde, niet tegenstaande het houden van het H. Avondmaal, daar zig ook zyn belediger liet vinden, egter in zyn geheel blyft ten opzigt van de Actie van injurie. De redenen zyn: 1. Om de uitzondering, die hier in ook naar regten plaats heeft ten opzigte van vrindschaps teekenen, die zonder opzet, en by geval geschieden; en vooral in gemeene, of openbaare byeenkomsten, en maaltyden, daar by toeval ook de belediger zig laat vinden. Te weten, om deze zaak wat verder na te gaan, 't is buiten verschil, dat injurien konnen geremitteerd, vergeven, en quytgescholden werden alleen met de wil l. sed si 17. § si ante 6. in fin. D. de inj. en dat dit geschieden kan uitdrukkelyk, en stilzwygens, naamelyk door gevolgde teekenen van vrindschap, wederzydse groetenissen, door ommegang in maaltyden, te samen te drinken, met het geven van de hand, en diergelyke teekenen van herstelde gemeenzaamheid, en familiaare verkeering. Prosper Farinaceus prax. crim. | |
[pagina 368]
| |
part. 3. quaest. 105. num. 339. & seqq. Damh. prakt. crim. c. 136. n. 10. Dog andere Regtsgeleerden maken 'er deze uitzondering by, zoo al die teekenen by den gehoonden gegeven worden van zelfs, en uit eige beweging; Maar niet, zoo zulks geschiede zonder opzet, en by geval; Nog ook, wanneer iemant, ter gemeene maaltyd genoodigd, daar verschynt, en nevens zynen belediger, dat daar uit besloten zoude mogen worden, dat hy daar door van zyn regt, en aantaal zoude hebben afstand gedaan. Vinnius in J. d. t. de injur. § 12. n. 4. En de zelve uitzondeirng, die in gemeene, en gevallige byeenkomsten, en maaltyden plaats heeft, meenen ze, dat ook plaats moet hebben in het H. Avondmaal, propter paritatem rationis. 2. Om dat de Actie van injurie niet zoo zeer bestaat in wraakgierigheid, als wel in een verdediging van zyn staat, eer, goeden naam, en onschuld, arg. l. eum qu. 18. D. de injuriis, en dat 'er ten hoogsten aan gelegen is, dat men des aangaan- | |
[pagina 369]
| |
de blyft in zyn geheel. De zeer geleerde Jood Filo zegt: Men moet den goeden naam en faam niet verwareloozen, dewelke het voordeeligste is, om het leven, en de waardigheid van dien te behouden. En Augustinus tot de broeders in de woestyne: Het is my genoeg, dat ik een goed geweten heb, en gy hebt mynen goeden naam van noode. 3. Om dat 'er onderscheid is tussen een byzondere wraak, of een wettelyke, en openbaare, die door de Magistraat geschied, tot behouding van de eer der onderdanen: En dat het kan te samen gaan, afstand doen van wraakgierigheid, en in Regte te vervolgen de behoorlyke satisfactie, en volvoeding over aangedaanen hoon, en ongelyk. En dat dit overeen komt met het Pauselyk Regt. cap. si illis. 25. quaest. 4. cap. ut famae. 10. de sentent. execut. cap. si is, qui. 23. quaest. 14. 4. Dat, gelyk een belediger door zyne belediging een schuldenaar is geworden van den beledigden, om hem weder te geven 't geen hy hem heeft ontnomen, of | |
[pagina 370]
| |
vergoeding van 't gene waar in hy hem heeft benadeeld: En de schuld, en aantaal, ten opzigte van vergoeding, en voldoening over ongelyk, niet minder deugdelyk, en wettig is, dan eenige andere civile, of burgerlyke schulden, en aantaalen zyn; En de schuldenaar, tot voldoening gehouden is, niet minder dan in andere civile schulden: En dikwils des te meer, hoe de voldoening, en herstelling, in cas van injurien, in geval van ongelyk, en voornaamelyk hoon, en lastering, dikwils des te bezwarelyker is dan in andere civile schulden Ga naar voetnoot1; Alzoo een stout verspreide laste- | |
[pagina 371]
| |
ring in diervoegen iemants goeden naam kwetst, dat ze, hoe door den belediger geheeld, doorgaans eenige lidteeken overlaat, volgens het oude zeggen: Calumniare audacter; semper aliquid haeret. Dat derhalven, uit het houden van het H. Avondmaal, daar zig by toeval de belediger, en beledigde laten vinden, te willen besluiten, dat daar door de beledigde de schuld, die de belediger, zelfs volgens Goddelyke, naturelyke, en de burgerlyke Wetten, ge- | |
[pagina 372]
| |
houden is te voldoen, hem zou hebben kwyt gescholden, het zelve zouden zyn als of men uit het houden van het Heilig Avondmaal met eenige zyner debiteuren, en schuldenaaren, die hem een somme gelds schuldig waren, zou willen besluiten, dat men daar door van zyn regt afstand gedaan, en die schulden kwyt gescholden had. 5. Dat de Regtsgeleerden, en daar onder Farinacius, Schneidwinus, Berlichius, en anderen, het zelve gesteld hebben ten opzigte van eenigen, die in doodsnood hunne schuldenaren verklaard hadden hunne schulden, en 't geen ze tegen hen misdaan hadden, te vergeven: en dat dit niet belette, dat zoodanigen, hersteld zynde, de zelve schuldenaars, in cas van injurie mogten aanspreken om reparatie, en voldoening. 6. Dat een Faber, Farinacius, Mornacius, en anderen het zelve gesteld hebben ten opzigt van een vrede - kus, die, volgens de gewoonte sommiger Kerken, voor de Gemeente wierd gegeven. Mits | |
[pagina 373]
| |
de zelve eerbaarheids, en welgevoechelykheids halven, in zoodanige gevallen niet wel zouw konnen nagelaten worden. 7. En in alle gevallen, dat niet alleen de Regtsgeleerden, maar ook de Godgeleerden stellen: Dat een yder mag, en kan eisen, en wettiglyk invorderen 't geen hem toekomt: en herstelling mag eisen van 't geen waar in hy is beledigd. Zonder zig daarom schuldig te maken aan liefdeloosheid, of wraakzugt, by de Kristelyke wetten verboden. Perkinsius de casib. conscient. lib. 3. cap. 3. cas. 1. Amesius de conscient. cap. 3. num. 4. 8. En dat men daar uit niet anders kan besluiten, als dat de beledigde afgelegd heeft alle byzondere haat, en wraak, om hem tot vergelding, in persoon, diergelyk een ongelyk aan te doen, dewyl het Kristelyk is dus verre het ongelyk te vergeven Ga naar voetnoot2; | |
[pagina 374]
| |
9. Maar dat het niet te min een Godvrugtig werk blyft, niet agteloos te zyn | |
[pagina 375]
| |
over de herstelling van zynen geschonden, of geroofden goeden naam, op dat men anders niet, by verwareloozing, en verlies van de zelve, en van die goede meening, en agting, die eerelyke, en defrige lieden voor ons hadden, door een schadelyke laf hartigheid zig zelve den Staat, de Kerk, en onze Medeburgeren moetwillig onnut maakte, en de beledigers meenigvuldiger, hardnekkiger, en stouter. | |
[pagina 376]
| |
Tholosan. Syntagm. Jur. Civ. l. 38. cap. 7. n. 6. Matthaeus de Crim. l. 47. t. 4. c. 1. n. 15. Groenewegen LL. Abr. J. de Injur. § ult. Vannus ad eund. t. Voet ad P. 47. 10. 23. 10. Waar by men ook nog zou konnen voegen, dat het vergeven van de misdaden van onze vyanden, zoo lang ze zoodanige blyven, 1. Somtyds genomen word in de H. bladeren voor een onthouding van particuliere wraak, en vergelding, terwyl we ondertussen wensen, en bidden, dat ze hunne misdaden mogen erkennen, en zig bekeeren. Matth. VI: 14. en 15. 2. En somtyds voor volkome verzoening, indien zy, tot erkentenis, en voldoening gekomen zynde, in vrindschap worden aangenomen, Luk. XVII: 3, 4. En dat met deze onderscheiding de schynstrydigheid, die 'er in de bygebragte plaatsen uit Matthaeus en Lukas gevonden is, word weggenomen. Men zie hier van, onder anderen, den vermaarden Aardsbisschop van Kantel- | |
[pagina 377]
| |
berg, dien voortreffelyken Godsgeleerden, in zyn Uitgeleze Mengelstoffen, of XV. Uitgel. Pred. bl. 383. vi. Waarom ook het Hof van Vriesland (voorby gaande de voorgemelde exceptie des beledigden, van het H. Avondmaal met zynen belediger te hebben gehouden) den 20 December 1632. verstaan heeft; dat iemant, het H. Avondmaal houdende met zynen belediger, nopens zyne Actie van injurie, en zyn regt om voldoening te eisen ter zaake van de belediging, in zyn geheel blyft. Vide a Sande decision. Frisic. l. 5, tit. 8. decis. 13.] |
|