Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 342]
| |
Het H. Avondmaal. Hoe dikwils, en op wat wyze gebruikt by de oude Kristenen, ten tyde van de Apostelen, enz. [Eindens van deszelfs instelling, onder andere, tot een openbaar Verzoen-, Vereeniging, en Vrede-maal der Kristenen. Misbruik van het zelve ten dezen opzigte, in de Nederlanden, en elders. Op wat wyze het gehouden is in de 11de Eeuw, naa den tyd der Apostelen. Hoe sommigen in de Nederlanden van dit oude gebruik zyn afgeweken.][i. In het voorgaande Kapittel gesproken hebbende van de byzondere gastmaalen, zullen we overgaan tot de openbaare, zoo weereldlyke, als zoo genaamde Geestelyke, en daar onder eerst tot de Kerkelyke, of Geestelyke Maalen, den | |
[pagina 343]
| |
Kristenen, als Kristenen, eigen. Onder de openbaare maaltyden, die by de Nederlanderen, als Kristenen plegtig gevierd zyn, munt voor eerst uit het H. Avondmaal, de Liefdemaalen, en Kermismaalen, waar van we vervolgens zullen spreken (zynde de Doopmaalen byzondere maalen, der Kristenen niet zoo eigen als de Doop zelv) waar van we hier voor, volgens myne schikking, reeds hebben gehandeld, om dat zelve tot de Kraam-, en Kinder-maalen eenige betrekking hadden. WE zullen dan eerst spreken van het H. Avondmaal, en het hier laten volgen op de Verzoen-, en Vrede-maalen, daar het ten opzigt van deszelfs einde eenige overenkomst mede heeft.] ii. Onder de algemeene benaming van Gast-maaltyden Ga naar voetnoot1 worden by ons beteekend de tyden, tot het nuttigen van | |
[pagina 344]
| |
spys, en drank, eeniger ten dien einde te samen gekomene vrinden, of gasten; Door welke gasten van ouds verstaan zyn alle, die van buiten het huisgezin aankwaamen, zonder betrekking op eenige byzondere plaats, tyd, plegtigheid, of andere onderscheiding: maar indien zoodanige gastery, of maaltyd tot eenig byzonder oogwit, of einde verstrekte, of daar toe was ingesteld; of gehouden wierd op zekeren bepaalden tyd, dan wierd zulks uitgedrukt door een bygevoegd woord, 't welk dat oogmerk, en einde, of den tyd te kennen gaf, op welken die maaltyd allereerst was ingesteld: en is dit in het laatste geval somtyds door Avondmaal, of Nagtmaal uitgedrukt, en onderscheiden, als by uitstek blykt in het Heilig Avond-, of Nagtmaal. iii. Dat Avond- of Nagt-maal, dat de Zaligmaker met zyne Leerlingen de laatste reis, in den avond, of in den nagt, en orts voor dat hy verraden, gevangen, en gedood wierd, gehouden heeft, zynde de allerplegtigste onder alle Kristelyke | |
[pagina 345]
| |
plegtige Maaltyden, en daarom by uitstekendheid, zonder eenig ander bygevoegd woord, het H. Avond-, of Nagtmaal, of ook wel des Heeren Avondmaal Ga naar voetnoot2 genaamd; welke Hoogwaarde Maaltyd, niet dan met de hoogste eerbied overdagt, en gemeld, 'k laat staan gevierd behoord te worden, zynde ingesteld tot een der H. Verbondsteekenen, en Plegtigheden van het N. Verbond. [iv. Hoe dit H. Avondmaal van Kristus ingesteld, en van de Apostelen aan de Gemeentens ter onderhoudinge over geleverd zy, blykt overvloedig uit de schriften der Evangelisten, en van den Apostel Paulus, 1 Kor. X: 23. v. Wat den tyd der vieringe belangt: Dit H. Avondmaal wierd wel eer ten tyde der Apostelen] by de Leerlingen, en Zendelingen van den Heiland, of alle da- | |
[pagina 346]
| |
gen of alle weken, of na andere gelegenheden der tyden, en plaatsen, gehouden; Dog by de later Kristenen, vooral onder de Gereformeerden, of Protestanten, met goede inzigten tot een, twee, of drie maandelyke tussenpoozen, verzet, op dat niet de hooge agting, en eerbied voor de Godsdienstige plegtigheid, door een al te gemeenzaam gebruik verminderd wierd. vi. Van dit H. Avondmaal hebben zoo veele gewyde, en ongewyde Schryvers Ga naar voetnoot3 gehandeld, en [het] is den Kristenen zoo wel bekend, dat wy, zoo uit inzigt van dien, als uit eerbied, hier de pen ter neder leggen, [onderstellende, dat het niet noodig is hier wydloopiger beschryving van het zelve te doen, en den Lezer overwyzende tot de schriften der genen die daar over met opzet handelen, die, zoo niet in al te groote, ten minste in zeer groote meenigte, en ontelbaar voor handen zyn.] | |
[pagina 347]
| |
[vii. Alleen agt ik hier niet ondienstig, de eindens waar toe dit H. Avondmaal is ingesteld, kortelyk aan te toonen. En ten tweede, de manier, op welke het zelve by de oude Kristenen in de eerste tyden, naa die der Apostelen, is gehouden: Om daar uit te doen afnemen, en besluiten, welke, en hoedanige Kristenen in de Nederlanden van de eerste instelling, en gebruiken van deze Plegtigheid meest zyn afgeweken, en minst voldoen aan der zelver eindens, en oogmerken.] [viii. Het einde van de instelling, en het vieren van het H. Avondmaal, kan driederlei aangemerkt worden, en is 1. de gedagtenis, en verkondiging van den geweldigen, pynelyken, en schandelyken dood van Jesus, den Joden wel een ergernis, den Grieken een dwaasheid, maar den genen die geroepen zyn beide de kragt Gods, en de wysheid Gods. Welke geweldige dood ons best voorbeeld, en kragtigst erinnerd word door het breken van het brood, en het uitgieten van den wyn, Joan. II: 19. dewyl 'er niet zoo zeer ge- | |
[pagina 348]
| |
zien word op het brood, en den wyn, als op het geen daar aan gedaan word, te weten het breken, en vergieten. En gaat deze gedagtenis, en verkondiging verzeld van dankzegginge aan God, voor zyne uitnemende liefde, waar door hy zynen Eeniggeboren Zoon heeft overgegeven tot den dood des kruices, op dat een ygelyk, die in hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwig leven hebbe. En aan Jesus, onzen Middelaar, voor zyne weêrgalooze liefde, waar door hy zoo bloedigen, en schandelyken dood heeft ondergaan, om ons met God te verzoenen. 2. Ten tweede, een betuiging, dat we door geloof, en betragting, gemeenschap hebben met Jesus, levendige leden zyn van dat lighaam, waar van hy het hoofd is, in zynen dood roemen, en naar zyne wetten pogen te wandelen. 3. En eindelyk is het einde van de instelling van het H. Avondmaal een betuiging, dat we gemeenschap hebben met, en liefde tot onze naasten, als leden van | |
[pagina 349]
| |
een geestelyk lighaam. 1 Kor. X. 17. En moet derhalven deze liefde, en betuiging zig uitstrekken tot allen, die volgens Gods Woord voor waare leden van Jesus te houden zyn. Hoedanige zyn alle, die op den klaaren grondslag van den Kristelyken Godsdienst bouwende, hun begrip, geloof, en leven opregtelyk, en naar hun beste geweten, schikken naar den rigtsnoer van Kristus wetten. Alwaar het, dat ze onverhoeds in eenig misverstand, of doling vielen in zulke leerstukken, die de gronden van den Godsdienst niet om ver stooten. Waar by men dienvolgens betuigd; Dat men ten zelven einde aflegge haat, wraak, elkander gaarn vergevende, gelyk Kristus ons vergeven heeft, geen kwaad met kwaad vergeldende, maar overwinnende met goed. En met opzigt op dit einde kan het H. Avondmaal aangemerkt worden als een Openbaar, Kerkelyk, of Kristelyk Verzoen- of Vrede-maal, betrekkelyk tot de Verzoening, en vrede met God, en onzen Naasten. | |
[pagina 350]
| |
ix. En om deze reden is dit Avondmaal wel eer van de Ouden genaamd Pax, d.i. vrede. En was het gebruikelyk in de eerste Kerke, dat, als eenig Kerkvoogd te Rome kwam, de Bisschop hem terstond de zoogenaamde teekens der Eucharistie zond; welke zy ten teeken van vrede, en van eenigheid des geloofs aannamen, en nuttigden, volgens Eusebius. lib. 5. c. 24. Eccles. Hist. En dat eertyds de Vredeverbonden der Vorsten, door het gebruiken van de plegtigheid van dit Verzoen-, en Vrede-maal, plagten bevestigd te worden. Vide Stuck. ant. conv. l. 1. c. 3. p. 11. x. Hoe smertelyk moet het dan zyn voor opregt vredelievende Kristenen, dat dit H. Avondmaal, dat tot betuiging van liefde, verzoening, en vrede zoo eenvoudig is ingesteld, een kweekschool is geworden van zoo veele spitsvindigheden, twisten, en de bitterste vyandschappen, riidente Turcâ, nec dolente Judaeo, en dat niet alleen in zulke Gewesten, daar men beweerd, dat de Godsdienst niet vry moet | |
[pagina 351]
| |
zyn van Heerschappy, maar in tegendeel onderworpen aan een waarlyk helse Inquisitie, of ten minste aan gewetensdwang, en tiranny; maar zelfs in de Vereenigde Nederlanden, en in Holland, daar men naast God alleen de Bescheidenheid der Hooge Overheden heeft dank te weten, dat dwang, en vervolging, om verschillen van den Godsdienst, beteugeld, en gemuilband worden. En dat aldaar de Regtsgeleerdheid op Hollands Hooge School openlyk, en ten aanhooren van de volken, beweerd, en staande houd: De Godsdienst vry van Heerschappy, naar 't recht der volken. En eindelyk, hoe moet het een opregt oneenzydig Kristen deren, dat het zelve Avondmaal in de Kristenheid, en de Nederlanden in 't byzonder, misbruikt word tot een teeken, en vendel van zoogenaamde Orthodoxie, en Regtzinnigheid, en by gevolg van verdeeldheid, en kerkscheuringe, zelfs ontrent sommige disputabele, betwistelyke, en duistere leerpunten, door Sinodaale besluiten, en menselyk | |
[pagina 352]
| |
gezag, en autoriteit, quansuis gedecideerd, en bepaald. Volgens welke bepalingen, en besluiten, het zy dan onder de Pausgezinden, of Protestanten, ligtelyk, jaa somtyds ligtveerdiglyk veele Kristenen verketterd, veroordeeld, buiten de broederlyke gemeenschap gesloten, en vervolgd worden; en dat zulke, die, en om dat zy, eenige leerstukken, door mensen, die alle de drift der hertstogten, en dolingen onderworpen zyn, quansuis bepaald, niet konnen aannemen als overeenstemmende met Gods Woord: En hoewel zoodanige Kristenen, voor het overige van een vromen, en Kristelyken wandel, en dikwils beter, en deugdzaamer, ja mogelyk inderdaad regtzinniger zyn, dan die hen verketteren, veroordeelen, en vervolgen; en die derhalven in Gods Woord door Jesus zelfs van het H. Avondmaal, en de betuiging van de voors. onderlinge liefde, verzoening, en vrede, nergens buiten gesloten zyn. Dog deze zaaken zouden breeder uitweiding vereisen, dan ons tegenwoordig | |
[pagina 353]
| |
bestek, waar toe we genoeg agten de eindens van het H. Avondmaal in 't algemeen, en in 't byzonder als van een openbaar, Verzoen, en Vrede-maal der Kristenen, te hebben aangewezen, toelaat. xi. Wat de oude manier aangaat hoe de Kristenen het H. Avondmaal kort na de tyden der Apostelen gevierd hebben; deze beschryft zeer omstandig Justyn de Martelaar, die in de tweede Eeuw naa Kristus geboorte geleefd, en, onder andere, twee verantwoordingen voor de Kristenen geschreven heeft, in zyne Verantwoording, gemeenelyk zyne tweede verantwoording genaamd, Pro Christianis Apolog. II. pag. mihi 97. alwaar hy tot Keizer Antonius Pius, enz. den Raad, en 't Roomse volk, aan wien hy die tweede Verantwoording heeft opgedragen, zoodanig spreekt, dat ik waardig geagt heb zyn verhaal uit het Grieks te vertalen, en hier te laten volgen: Na gedaane gebeden, zegt hy, groeten wy malkanderen met onderlinge kussen: daar na word aan den genen, welke over de Broederen gesteld | |
[pagina 354]
| |
is, brood gebragt, en een beker waters, en wyns; welken van hem aangenomen zynde, zoo offerd hy Lof, en Prys aan den Vader van alles, in den naame des Zoons, en des H. Geestes, en vervolgd in 't breede de Eucharistie Ga naar voetnoot4, of dankzegging | |
[pagina 355]
| |
daar voor, dat hy ons deze zyne gaven verwaardigd heeft: en wanneer hy de gebeden, en de Eucharistie, of dankzegging voleindigd heeft, zoo is 't, dat het volk, het welk daar tegenwoordig is, met een toejuichende stemme roept, Amen. Amen nu in de Hebreeuwse taal beteekend, het geschiede Ga naar voetnoot5. Als nu dan de Overste de dankzegging heeft gedaan, en het gantse volk met een blyde toejuichende stemme die heeft toegestemd, deilen die gene, die by ons Diakonen genaamd worden, aan een ygelyk, die tegenwoordig is, op dat zy deelagtig zyn aan dat brood, en dien wyn, over welke de dankzegging geschied is, de zelve om, en brengen die mede aan de afwezende, enz. | |
[pagina 356]
| |
En dit voedsel word by ons genaamd Eucharistia, om dat het niemant geoorlofd is daar aan deel te hebben, dan die geloofd, dat onze leer de waarheid zy, en die, als door een bad, om de vergiffenis der zonden, en de wedergeboorte, afgewasschen zynde, zoo leefd, als Kristus heeft geleerd. Vorder, verhaald hebbende, dat zy dit brood, en dien wyn niet als gemeen, maar ongemeen aanmerkten, gaat hy aldus voort: Daar naa brengen wy malkanderen deze dingen in gedagten. En die het vermogen hebben staan al de nooddruftigen, en behoeftigen by: en dus zyn we geduurig met elkanderen. En in alles, wat we offeren, pryzen, en danken wy den Schepper van alles door zynen Zoon Jesus Kristus, en den H. Geest. Eindelyk geeft hy te kennen, dat dit H. Avondmaal bediend wierd alle Zonnedagen: Op den dag, genaamd Zonnedag, word 'er een vergadering, en byeenkomst gehouden van alle die in de steden, of op het land woonen, en de Gedenkschriften der | |
[pagina 357]
| |
Apostelen, of de Schriften der Profeten worden, zoo veel de tyd toelaat, gelezen. Daar na, als de lezer ophoud, zoo voerd de Overste, of het Hoofd van de Vergadering Ga naar voetnoot6 een rede, waar mede hy het volk onderwyst, tot navolging van zulke schoone zaaken. Dan staan wy allen gezaamelyk op, en storten gebeden, en, gelyk we verhaald hebben, na dat de gebeden gedaan zyn, word 'er brood, en wyn, en water aangebragt Ga naar voetnoot7. En de Overste doet de gebeden, en dankzeggingen naar zyn uiterste vermogen, en ht volk juicht toe, zeggende Amen. En daar na geschied een omen mede-deeling van die zaken, waar over de dankzegging uitgesproken is, aan een yge- | |
[pagina 358]
| |
lyk die tegenwoordig is; en aan die niet tegenwoordig zyn, worden de zelve gezonden. Vorder, die overvloed hebben, en willen, geven, elk naar zyn welbehagen, 't geen hen goed dunkt: en, 't geen verzameld word; word by den Oversten in bewaring gesteld, en deze komt daar mede weezen, en weduwen, en die wegens ziekte, of eenige andere oorzaak gebrek hebben, en die in de badne, en boeyen zyn, en aankomende vreemdelingen, te hulpe. En, met een woord, hy is de verzorgerGa naar voetnoot8 van alle de behoeftigen, enz. xii. En dus blykt hier uit, zoo wel als uit andere gewyde, en ongewyde Schryvers, dat, ontrent honderd, en meer jaaren na de geboorte des Heilands, het H. Avondmaal wierd bediend, en uitgedeeld dikwils, en alle Zonnedagen, eenvoudiglyk, en onder beide de gedaantens van brood, en wyn, zonder dat 'er in de mededeeling van brood, en wyn onderscheid gemaakt wierd tussen de Dienaaren, en de | |
[pagina 359]
| |
Gemeente, of Geestelyken, en Leeken. Zie Mornaeus de S. Eucharistia. c. 1. en zonder dat men wist, of hoorde van transsubstantiatie, en overzelfstandiging; of in-, onder-, en mede-zelfstand ging. Zie den Kardinaal, Bellarminus. disp. de controvers. Christ. fid. tom. 3. de Sacr. Eucharistia, sex libris explicat. xiv. Dog de tyd van die voors. uitdeelinge schynt eerst, vooral in de tyden der vervolging, meestal geweest te zyn in den avond; Dog, alzoo sommigen van de gemeente te Korinthen daar toe kwamen op den dag, meer, dan de matigheid toeliet, gedronken hebbende; zoo is allengskens goedgevonden, daar toe te nemen den morgenstond. Waar van men zelfs al ten tyde der Vervolginge eenige blyken schynt te vinden by Plinius Secundus, in den brief aan Keizer Trajanus. l. 10. Epist. 97. Quod essent soliti stato die ante lucem convenire, carmenque Christo quasi Deo dicere secum invicem, seque Sacramento non in scelus aliquod obstringere, sed ne furta, ne latrocinia, ne adul- | |
[pagina 360]
| |
teria committerent, ne fidem fallerent, ne depositum appellati abnegarent. quibus peractis morem sibi discedendi suisse, rursusque coëundi ad capiendum cibum, promiscuum tamen, & innoxium. pag. m. 896. 898. dat is: ‘Dat de Kristenen gewoon waren op een vastgestelden dag, voor het aanbreken van den dag, te vergaderen, en met elkanderen een Lofzang ter eere van Kristus op te zingen, en zig onder de dierbaarste verbintenissen te verpligten, niet tot eenige schelmstukken; maar om geen diefstal, struikroovery, nog overspel te plegen, haar trouw niet te breken, en het geen hen in bewaaring gegeven was, daar over aangesproken zynde, niet te loochenen. Vorder, dat ze, dit verrigt zynde, gewoon waren van elkanderen te scheiden, en weder by een te komen om spys te nemen met elkanderen, nogtans niet anders dan gemeene spys, en zonder zig daar door schuldig te maken aan eenige misdaaden.’ | |
[pagina 361]
| |
xiv. Dus kortelyk gezien hebbende, op wat wyze het H. Avondmaal zy ingesteld, en overgeleverd, en tot wat eindens, en hoe, en op wat tyden het zelve in, en kort na de tyden der Apostelen van de Kristenen zy gevierd; zal daar uit voor een onpartydigen ligtelyk af te nemen zyn; welke Kristenen in de Nederlanden onder de Pausgezinden, en Protestanten, het zelve best gevierd hebben, en vieren, volgens de eerste eenvoudige instelling, en gewoonte der oudste Kristenen; en meest overeenkomende met, en voldoende aan die eindens, waar toe deze H. Plegtigheid, en dit publyk, en openbaar Dank-, Verzoen-, en Vredemaal is ingesteld: En welke der zelve Kristenen, en hoe verre sommigen van de wyze, en eindens der eerste instellinge afdwaalen: en zelfs terwyl ze anderen om hunne dwalingen veroordeelen.] |
|