Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 304]
| |
Doodmaalen. En Wetten, en Keuren wegens de zelve.i. De Dood-maalen by de Romeinen, en andere volken, wel eer in gebruik, wierden genaamd Parentalia, id est, convivia Paganorum ad tumulos mortuorum, sic dicta, quod ea a filiis in parentum honorem fierent. Hieron. in Jerem. dat is: ‘Maaltyden der Heidenen by de graven der dooden; zoo genaamd, om dat de zelve door d ekinderen, ter eere van hunne ouderen, bereid wierden.’ ii. Welke maaltyden te houden, als een Heidens gebruik, by de oude Kristenen was verboden. Zie hier van Gaudentius, Episc. Brixens, tr. 4. die daar van in 't breede spreekt, en deze reden geeft: Nam gulae suae causâ primum ceperunt homines prandia mortuis praeparare, quae ipsi | |
[pagina 305]
| |
comederent, &c. Ga naar voetnoot1 d.i. ‘Want d emensen begonnen eerst uit brasseryzugt spyzen, en maalen voor de dooden te bereiden, die zy zelfs eten, en houden zouden.’ Als ook Tertullianus Ga naar voetnoot2 Vocas porro securos, si quando extra portam cum obsoniis & mattaeis tibi potius parentans ad busta recedis, ant a bustis dilutior redis; [& in convivio illorum quasi praesentibus & circumcumbentibus sortem suam exprobare non possis, debes adulari propter quod laetius vivis.] Deze, en diergelyke gewoontens worden ook verboden in de Wetten van Karel de Groot: in Capit. Carol. Magni. Lib. 6. c. 194. Admoneantur fideles, ut ad suos mortuos non agant ea quae de paganorum ritu remanserunt, &c. & super eorum tumulos naec man- | |
[pagina 306]
| |
ducare, nec bibere praesumant, d.i. ‘Dat de geloovigen vermaand worden, dat ze by, en ontrent hunne dooden niets doen, 't welk overgebleven is van de gebruiken der Heidenen, enz. En dat ze zig niet vermeten over hunne graven te eten, nog te drinken.’ iii. Van de Doodmaalen onder de Heidenen, en Kristenen, en der zelver oorsprongk onder de Kristenen, de overdaad in de zelve gepleegd, door de Wetten ingetoomd, en van de giften aan den armen, en gebeden voor de zielen der afgestorvenen, is reeds in 't breede gesproken in 't eerste deel van 't Ceremonieel, waar in we gehandeld hebben van de Begrafenissen, in 't XIV. Hoofddeel, tot het welke wy ons gedragen; zullende ter dezer plaatse, en gelegenheid nog eenige zaken, omstandigheden, en gewoontens van andere Volken, kortelyk bygevoegd worden, zoo verre die tot ons tegenwoordig oogmerk eenigzins konnen dienen; om daar uit te zien, waar in, en hoe verre de zelve met onze gewoontens verschil, of gemeen- | |
[pagina 307]
| |
schap, of eenen oorsprongkk hebben. iv. De Cassubiërs in Pegu verslyten geheele 40 dagen met lustig op het graf, in een hutte, daar toe opgeregt, te brassen, op dat quansuis de dooden den reuk van de spys, zoo gekookt als gebraden, genieten zouden. Le Blanc fol. 221. G. C. v. By de Littauwers houden ze maaltyden op den 3. 6. 9. en 40sten dag, na de dood, waar op de ziel van den gestorven, door eenig gebed, of geroep buiten de deur mede genoodigd word. Zy zitten stil, en zonder spreken, gebruiken geen messen, en worden van twee vrouwen mede zonder messen bediend. Van elk geregt werpt yder wat onder de tafel, en gieten ook bier daar by, geloovende, dat de zielen der afgestorvenen daar door gespysd, en gelaafd worden Ga naar voetnoot3; Valt 'er | |
[pagina 308]
| |
by geval iets van de tafel, dat nemen zy niet weder op, maar laten het voor de arme, verlatene, en omzwermende zielen, die geen vrinden hebben, welke haar eenige maaltyden verschaffen kunnen: Naa den maaltyd veegd de Priester met een | |
[pagina 309]
| |
besem 't huis uit, en met een de zielen van daar, zeggende: Gy hebt nu genoeg gegeten en gedronken, gy zielen, gaat henen: daar op beginnen de gasten de monden te openen, en met volle glazen toe te drinken; de vrouwen drinken dne mannen voor, en maken zig onder malkanderen vrolyk. Alles naar 't getuigenis van J. L. Polonus fol. 277. vi. De Schryver van de Weereld-spiegel, bl. 470. verhalende de manier van begraaveninge der oude Skyten, getuigd dat de gemeene luiden de gewoonte hadden, hunne dooden te leggen op een karre, en die om te voeren voor hunne vrinden, en magen, van welke een yder een banket binnen zyne woninge aanregtte voor alle des overledens vrinden, en het andere gezelschap: en dat zy aldus omwandelden den tyd van veertig dagen. vii. Ook word van de zelve, en vooral van de Tartaren getuigd, aangaande hun gebruik, en zeden, ontrent de uitvaart: Wanneer iemant ziek legt, planten ze | |
[pagina 310]
| |
voor de deur een spies, met een zwarte vlagge daar op, op dat niemant naar binnen trede. Na dat hy overleden is vergaderd zig het geheele huisgezin, en brengt het lykt ter plaatse, te voren door hun beschikt, daar maken ze een groote diepe kuil, zetten daar een kleine tente, in welke een tafel word gesteld. Aangeregt met allerhande spyze, enz. [Weereld Spiegel bladz. 172. Van deze zyn ook te zien Nieuwhofs Gezantschap aan den Grooten Tartarisen Cham, en de Chinesen Atlas van Blaauw. Iet diergelyks verhaald Herodotus van de Skyten, of Geten. l. 4. conf. Mela de situ orb. c. 1.] [viii. De inwoonders van Guiana, by de rivier Wiapoco, zyn gewoon, wanneer 'er een Casique, dat is Overste, of eenige hunner vrinden sterven, drie dagen lang gasteryen, en drinkmaalen te houden, en den tyd in dronkenschap, en met zang, en dansserven door te brengen, terwyl ondertussen eenige vrouwen, van de naastbestaanden, den overledenen beweenen. Atlas van Jansonius.] | |
[pagina 311]
| |
ix. Opmerkelyk, en vreemd is het dood-, of afscheid-maal van sommige Oost-Indianen, waar van ons verscheide gebruiken, naar de verscheidenheid van elke Land-aart beschreven worden, inzonderheid van den Heer Caron, welke, aangaande die van Japan in 't byzonder, dit verhaal doet: ‘Als een groot Heer in Japan sterft, zyn 'er gemeenelyk 10, 20 of 30 dienaren, naar dat de Heeren groot, en hun onderdanen veel zyn, die zig de buik opsnyden, en alzoo met hun Heer sterven, jaa veele verbinden zig daar toe; want als zy zien dat de Heer hun lief heeft, zeggen ze na gedane dankzegging:’ Gebiedende Heer, uwe onderdanen zyn veele, ende wat heb ik dog boven andere verdiend deze eer te genieten: dit lighaam dat dog myns Heeren is, schenk ik weder, en belove, dat het niet langer zal leeven als het uwe. ‘Tot welker bevestiging zy dan een schaaltje wyn drinken, want geen verbintenissen, daar een schaaltje wyn op gedronken is, mogen verbroken wor- | |
[pagina 312]
| |
den: Dan roepen ze hun bloedverwanten by een, gaan t'samen in de kerk, daar ze op matten, en kleedjes, op de grond gespreid, met malkanderen het scheid-maal houden, etende, drinkende, en vrolyk zynde, waar op zy zig zelven den buik opsnyden.’ [x. De inwoonders van Lapland zyn gewoon in 't rond te drinken, ter gedagtenis van den Overledenen, en dat wel brandewyn, zoo ze te bekomen is, welken zy noemen Saligavyn, d.i. zalige, of gelukkige wyn, als zynde den wyn, dien men drinkt, om te denken aan de dood van die gelukkig is geworden, en verlost van de elende dezer weereld. Ook zyn ze gewoon het eind des vingers in den brandewyn te steken, het aangezicht daar mede te vryven, en te reinigen. En, zoo ras zy dronken zyn, halen zy den lof, en loffelyke eigenschappen van den Overleden op. Indien de Overleden zeer ryk is, houden de magen jaarelyks een maaltyd, offerende twee jaaren agter een eenige Rheen t'zyner ge- | |
[pagina 313]
| |
dagtenisse. Vorder is hun beklag, en rouwbedryf langduurig, voornaamelyk over vrouw, en kinderen; egter zonder uiterlyke teekenen van rouwgewaad. Scheffers. Hist. van Lapl. II. b. 144. bl.] xi. Sommige willen, dat de voors. Doodmaalen zyn uitgevonden, en in gebruik gekomen, om daar door de droefheid over hunnen afgestorven bloetverwant te verzetten. Neque enim funerales epulae alia de causâ inventae, quam ut per vini cibique recreationem defuncti desiderium, ex eaque moestitia comprimatur Jak. Spiegelii Scholia in Barthol. Austriados Lib. 3. in Princ. d.i. ‘Want de Doodmaalen zyn om geen andere reden uitgevonden, dan om dat door de verkwikking van wyn, en spyze, de begeerte tot den overledenen, en de droefheid over deszelfs verlies, zouw beteugeld, en gestremd worden.’ [Dit bevestigd Johannes Nicolaï. Moris autem fuit lugentibus ferre cibos, & praeparare convivium, quod Graeci περιδειπνον vocant, & a nostris vulgo appellan- | |
[pagina 314]
| |
tur Parentalia ‘'t Was de gewoonte den treurenden spys te brengen, en een Doodmaal te bereidden, enz.’ de Graec. luct. c. 20. En dit getuigd zeer omstandig Lud. Guicciardyn in zyne Nederlanden bl. 87. van der zelver Kristen-inwoonderen, in deze woorden: ‘De Uitvaarten worden ook kostelyk gehouden, en met veele aalmoesen; en na dat de doode begraven is, en de dienst voldaan, zoo word, om zwarigheid te verdryven, een hoffelyke, en kostelyke maaltyd gehouden, voor de naaste, en liefste vrinden, die met den lyke te begraven zyn geweest; aan den anderen word een pot wyns, met een schotel wel gekookte rys gezonden.’ Welke gewoonte daar nog duurd, breeder beschreven in 't Ceremonieel der Begraafenissen bl. 181. [Waarom de Digter Paulinus de uitsporigheid der Kristenen van zynen tyd ontrent het nemen van spys, en te veel drank op hunne Doodmaalen, by de graven, ook tragt te verschoonen, als of ze | |
[pagina 315]
| |
zulks niet met een kwaad opzet, maar goed oogmerk deden, om hunne droefheid door dit middel eenigzins te verdryven, hoewel vervoerd door ligtgeloovigheid, en zekere waan, als of de heiligen nog gediend waren met den wyn, die op de graven gestord wierd: ... Ignoscenda tamen puto talia parvis
Gaudia, quae ducunt epulis, quia mentibus error
Irrepit rudibus, nec tantae conscia culpae
Simplicitas pietate cadit, male credula Sanctos
Perfusis balante mero gaudere sepulcris.]
xii. Gelyk ontrent de voorbeschreve andere Maaltyden, zoo hebben ook de Voorouders naarstig geweest in 't behartigen van de zuinigheid, en 't weren der overdaad van deze Doodmaalen, waar van wy te voren in een ander Werkje Ga naar voetnoot4 | |
[pagina 316]
| |
gesproken, en zulks aldaar uit de Oude geschreve Keuren van Haarlem, Hoorn, Leiden, enz. aangewezen hebben Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 320]
| |
xiii. Eindelyk zyn de Doodmaalen onder de Huisluiden, onder welke de Oudste gewoontens als onafscheidelyk waren, en die in dezen wel de meeste overdaad, of onordentelykheid pleegden door de Heeren Staten van Holland, en West-Vriesland uitdrukkelyk verboden by Ga naar voetnoot6 Plakaat van den 15 Augustus 1671; als by 't welke allen Huisluiden, en opgezetenen ten platten Lande werd verboden eenige publike Doodmaalen aan te stellen, of doen aanstellen, en vervolgens iemant, ten aanzien van de begraafenissen, buiten de Erfgenamen van den overleden, te trakteren, of doen trakteren, op zekere zwaare boet. En by Ga naar voetnoot7 Resolutie van den 25 Juny | |
[pagina 321]
| |
1689; dat des daags, na de begraafenis, geen buuren, of anderen zullen mogen worden getracteert, nog alzoo het voorige Plakaat illusoir gemaakt; maar dat het zelve Plakaat, tegen de Doodmaalen gearresteerd, zal worden onderhouden. [xiv. Ondertussen konnen we hier, ter gelegenheid van de oude Keuren, die ik op dit Kap. bybragt A. (5). bl. 316, enz. nog twee zaken aanmerken. 1. Dat in sommige plaatsen der Nederlanden eenig bier plagt geschonken te werden ter, of naa de begraafenissen, genaamd troostelbier. Zoo vinden we dit woord (om geen andere blyken by te brengen) tweemaal in een artikel van de oude Keuren van Groningen, met de hand geschreven. XXI. art. IX. boek. 't geen ik reeds heb voortgebragt in de Aant. op dit Kap. XXIII. § XII. A. 5. b. 317. 2. En dat, dewyl dit Troostelbier meestal van een gastmaal verzeld, of gevolgd wierd: dat, zeg ik, het gast- of dood-maal zelf daar door verstaan wierd. Immers Kiliaan neemt het in dien zin, zeggende: Troostelbier, convivium funebre. dat is, Doodmaal. xv. Vorder, dat in Overysel plaats haddne de plegtigheden, die men noemde, den dooden te aarden, en te bestaan, als blyken kan uit de MS. Keuren, die ik in de Aanteekeningen op §xii. A. 5. bl. 318. en 319. heb aangetogen. En dat, waar die plegtigheden plaats hadden, men zeide aldaar een doode, of bestantenis te zyn in den huize. Zie Art. 28. bl. 319.] |
|